ECLI:NL:RBLIM:2025:5457

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11080898 EL 24-8
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.J.M.F. Piëtte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurkoop en effectenlease-overeenkomsten tussen Dexia Nederland B.V. en gedaagde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 4 juni 2025 een vonnis gewezen in een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde partij, die als erfgename van wijlen de heer [erflater] optreedt. Dexia vorderde een verklaring voor recht dat zij aan haar verbintenissen heeft voldaan met betrekking tot leaseovereenkomsten die met de erflater zijn gesloten. De gedaagde partij voerde verweer en stelde een tegenvordering in, waarin zij stelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat er sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat er sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last conform het Hofmodel. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de gedaagde partij, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft Dexia in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11080898 EL 24-8
vonnis van de kantonrechter van 4 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces).
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 april 2024;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, tevens houdende akte wijziging eis;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen (de rechtsvoorganger van) Dexia en wijlen de heer [erflater] (verder: [erflater] ) zijn de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) gesloten:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
51006494
08-05-1998
Triple Effect
36 mnd
fl 50.512,56
I.a
51006494
08-05-2001
Triple Effect
(verlenging)
36 mnd
€ 25.301,01
II.
51100435
18-11-1998
Triple Effect
36 mnd
fl 22.541,65
II.a
51100435
23-11-2001
Triple Effect
(verlenging)
36 mnd
€ 10.307,07
2.2.
[erflater] is op [overlijdensdatum] 2001 overleden.
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.a
08-05-2002
- € 1.967,92
Nvt
II.a
17-11-2004
- € 2.416,50
Nvt
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft is op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 9.929,21 aan maandtermijnen Dexia betaald. Volgens die opgave is een bedrag van € 45,54 aan diverse dividendopbrengsten verrekend met de restschuld en is de restschuld voor het restant kwijtgescholden in verband met het overlijden van [erflater] . Verder is een bedrag van € 1.293,10 aan dividenden uitgekeerd en is € 2.667,28 aan fiscaal voordeel genoten.
2.5.
Bij brief van 1 februari 2024 heeft Dexia [erflater] een laatste kans geboden voor een buitengerechtelijke afwikkeling van het openstaande effectenleasedossier. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Dexia vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [erflater] gesloten overeenkomsten na betaling van een bedrag van € 2.321,61, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, aan al haar verbintenissen heeft voldaan, daaronder begrepen schadevergoedingsverbintenissen, en derhalve niets meer aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verschuldigd is, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten;
  • voor recht zal verklaren dat er ten aanzien van de overeenkomsten sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last conform het zogenaamde Hofmodel;
  • Dexia zal veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van deze overeenkomsten is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum, tot aan de dag van algehele terugbetaling;
  • Dexia zal veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

Algemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenlease-overeenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een optoutverklaring ingediend, onder wie [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
afnemer heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
4.4.
Hierna zal achtereenvolgend worden ingegaan op:
  • de vaststelling van de schade wegens termijnen en de schade wegens restschuld;
  • het op de schade in mindering brengen van het genoten voordeel;
  • de eigen schuld (art. 6:101 BW);
  • een wel of niet onaanvaardbaar zware financiële last;
  • de consequenties van het voorgaande voor de verdeling van de (resterende) schade;
  • wat elke partij gelet op het voorgaande nog aan de andere partij verschuldigd is;
  • wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.5.
Waar hierna sprake is van ‘leasetermijnen’ ‘restschuld’, ‘dividenden en claims’, ‘waarde effecten’, ‘restant hoofdsom beëindiging’, ‘uitkering’ en ‘fiscaal voordeel’ wordt gedoeld op de bedragen die bij de (betreffende) overeenkomst worden vermeld op het (meest recent) door Dexia overgelegde financiële overzicht (de laatste twee genoemde onder het kopje ‘Overige voordelen’). Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de juistheid van de daarop vermelde gegevens, behoudens het daarin berekende fiscale voordeel niet (voldoende gemotiveerd) heeft betwist wordt daarvan uitgegaan.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft bij conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie biljetten van proces overgelegd waaruit volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] volgt dat Dexia het verkeerde belastingtarief (50%) heeft gebruikt. Het hof ’s-Hertogenbosch heeft in het arrest van 16 april 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:1327) uitgelegd hoe de berekening gemaakt moet worden om het fiscaal voordeel te begroten in de gevallen waar de Wet IB 1964 van toepassing is. Daaruit volgt dat in deze zaak bij de berekening van het fiscaal voordeel moet worden uitgegaan van het lagere, door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemde tarief.
Het totaal aan genoten fiscaal voordeel wordt vastgesteld op € 2.313,93.
De vaststelling van de schade wegens termijnen en de schade wegens restschuld
4.6.
De schade die als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia is ontstaan bestaat uit de schade wegens de verschuldigde termijnen, dat wil zeggen zowel de betaalde termijnen als de bij de eindafrekening nog achterstallige termijnen, en uit een (eventuele) restschuld.
Het op de schade in mindering brengen van het genoten voordeel
4.7.
Op de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geleden schade dient eerst in mindering te worden gebracht het voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW. Dit bestaat uit de in verband met de betreffende overeenkomst ontvangen inkomsten uit ‘Dividenden en claims’ en het genoten fiscaal voordeel.
Een eventueel reeds door Dexia betaalde (gedeeltelijke) schadevergoeding behoort niet tot de hier bedoelde voordelen.
4.8.
Indien daarvan sprake is behoort tot het op de schade in mindering te brengen voordeel eveneens het batig saldo uit andere effectenleaseovereenkomsten tenzij deze meer dan een jaar vóór het aangaan van de overeenkomst waarbij de schade zich voordoet zijn beëindigd. Onder batig saldo wordt verstaan hetgeen aan opbrengst resteert nadat alle betalingen door de afnemer in mindering zijn gebracht.
4.9.
Voor zover sprake is van voordeel als hiervoor bedoeld dient dit eerst in mindering te worden gebracht op de schade die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft geleden wegens verschuldigde termijnen. Resteert dan nog een niet verrekend deel van het voordeel en is er sprake van meerdere verlieslatende overeenkomsten, dan dient vervolgens verrekening plaats te vinden met de schade wegens termijnen uit de volgende verlieslatende overeenkomsten, en daarna met de restschuld, tot alle voordeel is verrekend.
De eigen schuld (art. 6:101 BW), wel of niet een onaanvaardbare financiële last
4.10.
Op grond van artikel 6:101 BW dient [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een deel van de na verrekening van eventuele voordelen als hiervoor bedoeld resterende schade, (hierna: de resterende schade) wegens eigen schuld zelf te dragen. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de resterende schade bestaande uit de verschuldigde termijnen en de resterende schade bestaande uit een (eventuele) restschuld.
4.11.
Onderzocht moet worden of nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van deze overeenkomsten had behoren te ontraden, omdat daardoor naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last op contractant werd gelegd. Indien het aangaan van de overeenkomsten voor contractant een onaanvaardbaar zware financiële last met zich bracht dient [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een derde deel van de resterende schade uit zowel verschuldigde termijnen (de inleg) als de restschuld zelf te dragen. Indien geen sprake was van een dergelijke last dient de afnemer de resterende schade wegens verschuldigde termijnen geheel zelf te dragen en van de schade wegens restschuld een derde deel. Of sprake is van een zodanig onaanvaardbaar zware financiële last wordt beoordeeld door toepassing van de zogenoemde Hof-formule als weergegeven in het arrest van hof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient de gegevens die nodig zijn voor deze beoordeling te verstrekken en met stukken te onderbouwen.
4.12.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last moeten alle bekende omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de financiële ruimte van een belegger in aanmerking worden genomen. De hiervoor gehanteerde vuistregel, de Hof-formule luidt: X - W - A- B- C < Y + 0,1 xY + 0,15 x (X-Y).
De factor X staat voor het besteedbare netto-maandinkomen van afnemer. De factor Y betreft de NIBUD-basisnorm voor het betrokken type huishouden. De factor W staat voor de maandelijkse huur-of hypotheeklasten voor de eigen dan wel gehuurde woning voor zover deze het daarvoor door het NIBUD gehanteerde basisbedrag overtreffen. De factor A staat voor de verplichtingen die voortvloeien uit de leaseovereenkomst, factor B staat voor eventuele financiële verplichtingen uit andere, eerder aangegane leaseovereenkomsten. De factor C staat voor eventuele (daadwerkelijk bestaande) rente- en aflossingsverplichtingen uit andersoortige eerdere kredietovereenkomsten.
Wel of geen onaanvaardbaar zware financiële last in dit geval
4.13.
Beide partijen zijn het er over eens dat, bij toepassing van de criteria van de Hof-formule, er ten aanzien van de oorspronkelijke overeenkomsten sprake is van een ‘onaanvaardbaar zware last’.
4.14.
Tussen partijen is in geschil of het aangaan van de verlengingsovereenkomsten al dan niet een onaanvaardbaar zware financiële met zich bracht.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015 (ECLI:NL:HR:2015:41) volgt dat de oorspronkelijke overeenkomst en de verlenging daarvan aan te merken zijn als zelfstandige overeenkomsten. Dat betekent dat de beoordeling of het aangaan van de verlengingsovereenkomst voor contractant een onaanvaardbaar zware financiële met zich bracht, zowel bij het aangaan van de oorspronkelijke als bij het aangaan van de verlengingsovereenkomsten dient plaats te vinden.
4.15.
Geconstateerd wordt dat uit de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betreffende de op 8 mei 2001 verlengde overeenkomst met nummer 51006494 overgelegde noodzakelijke (schriftelijke onderbouwing van de) financiële gegevens en andere persoonlijke gegevens, volgt dat het aangaan van die verlengingsovereenkomst voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een onaanvaardbaar zware financiële last met zich bracht.
4.16.
Ten aanzien van de verlengingsovereenkomst met nummer 51100435 is dat anders. Deze overeenkomst is aangegaan op 23 november 2001. Op dat moment was [erflater] reeds overleden. Zijn naam staat wel als lessee boven de verlengingsovereenkomst, maar hij kan zelf geen partij zijn. De vraag is dan wie dat wel is geweest, alleen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] of ook (mogelijke) andere erfgenamen.
Volgens Dexia (nr. 1 bij dagvaarding) heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] na het overlijden van de man alle overeenkomsten overgenomen via contractsovername. Dat zou betekenen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als partij moet worden aangemerkt. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is zij als erfgename in de plaats van de man getreden. Nu geen van partijen aanvoert dat er voor het vaststellen van het al dan niet aanwezig zijn van een onaanvaardbaar zware financiële last andere personen relevant zijn, wordt aan een mogelijk verschil tussen de hoedanigheid van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als partij danwel erfgename voorbij gegaan. Dit betekent dat voor de beoordeling of sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last, enkel de financiële gegevens van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] relevant zijn. Deze zijn, in min of meerdere mate, overgelegd.
4.17.
Overwogen wordt dat het gaat om de financiële omstandigheden bij het sluiten van de verlengingsovereenkomst. Nu [erflater] is overleden en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niets heeft gesteld over een ander lid van de huishouding, moet ervan worden uitgegaan dat er toen sprake was van een éénpersoonshuishouding (alleen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ). Hierbij hoort een veel lagere Nibud-norm, met als gevolg een bestedingsnorm die lager is dan het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] opgegeven besteedbaar inkomen van mevrouw van € 1.030,40, met als gevolg dat bij het aangaan van de verlengingsovereenkomst geen sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last. De schade van de verlengingsovereenkomst met nummer 51100435 wegens termijnen blijft dan ook geheel voor rekening [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
De consequenties voor de verdeling van de (resterende) schade.
4.18.
Uit het voorgaande volgt dat met betrekking tot de oorspronkelijke overeenkomsten en de verlengingsovereenkomst met nummer 51006494 zowel de resterende schade wegens verschuldigde termijnen als de resterende schade wegens restschuld voor 1/3 deel voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] blijft. Nu de restschuld is kwijtgescholden, dient deze buiten beschouwing te blijven.
4.19.
Verder volgt uit het voorgaande dat de resterende schade wegens verschuldigde termijnen met betrekking tot de verlengingsovereenkomst met nummer 51100435 geheel voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] blijft, evenals 1/3 deel van de resterende schade wegens restschuld. Nu de restschuld is kwijtgescholden en alle verschuldigde termijnen zijn betaald, hebben partijen over en weer ten aanzien van deze verlengingsovereenkomst niet meer te vorderen.
Wat elke partij nog aan de andere partij verschuldigd is
4.20.
Nu de overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn vernietigd of ontbonden zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan de daaruit voortkomende betalingsverplichtingen dienen te voldoen. Anderzijds zal Dexia de resterende schade dienen te vergoeden die volgens het bovenstaande voor haar rekening komt.
4.21.
Op grond van het voorgaande en de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomsten zullen partijen in staat zijn te berekenen:
a. wat de schade is aan verschuldigde termijnen;
b. wat de in mindering te brengen voordelen zijn (inclusief eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten) en wat na aftrek daarvan aan schade resteert;
c. of en zo ja tot welk bedrag [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een resterende schade wegens termijnen dient te dragen;
d. wat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van nakoming van betalingsverplichtingen uit de overeenkomsten in totaal (nog) aan Dexia verschuldigd is.
4.22.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft in verband met de onderhavige overeenkomsten jegens Dexia aanspraak op schadevergoeding indien en voor zover ter zake van een bepaalde overeenkomst méér aan Dexia is betaald dan het onder d. bedoelde bedrag verminderd met het totaal van de onder c. bedoelde bedragen (waarbij de kwijtgescholden bedragen, kwijtgescholden blijven) en verminderd met een (eventueel) reeds door Dexia betaalde schadevergoeding (exclusief wettelijke rente).
4.23.
Dexia heeft in verband met de overeenkomsten jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aanspraak op nakoming van betalingsverplichtingen indien en voor zover er ter zake van een bepaalde overeenkomst minder aan Dexia is betaald dan het onder d. bedoelde bedrag verminderd met het totaal van de onder c. bedoelde bedragen, de restschuld buiten beschouwing latend (want kwijtgescholden).
De wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.24.
Een aanspraak op wettelijke rente over nadeel, dat bij de voordeelstoerekening wordt verrekend met de voordelen, moet worden geacht niet te zijn ontstaan, aangezien die de schadeberekening te zeer zou compliceren. Slechts over het nadeel dat na voordeelstoerekening resteert, kan overeenkomstig de uitspraak van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198) wettelijke rente worden toegewezen (Hoge Raad 3 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:7910).
4.25.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten vormen de stellingen geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 dat partijen bekend is. Dit brengt mee, dat de vordering van Dexia toegewezen kan worden, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de proceskosten.
Conclusie
4.26.
Nu uit het voorgaande volgt dat Dexia nog een bedrag aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verschuldigd is, kan de door haar gevorderde verklaring voor recht niet worden toegewezen.
4.27.
De vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zullen worden toegewezen zoals hierna te melden.
Proceskosten
4.28.
Dexia is als de in overwegende mate als de in het ongelijk te stellen partij aan te merken. Dexia zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). Omdat het partijdebat in conventie is samengevallen met het debat in reconventie worden de kosten in conventie tot op heden begroot op nihil.
De proceskosten van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 677,00.

5.De beslissing

ten aanzien van de vorderingen van Dexia:
5.1.
wijst de vorderingen af,
ten aanzien van de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] :
5.2.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de oorspronkelijke overeenkomsten met nummers 51006494 en 51100435 en de verlengde overeenkomst met nummer 51006494 onrechtmatig heeft gehandeld,
5.3.
verklaart voor recht dat er ten aanzien van de oorspronkelijke overeenkomsten met nummers 51006494 en 51100435 en de verlengde overeenkomst met nummer 51006494 sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last conform het zogenaamde Hofmodel,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen ter zake de oorspronkelijke overeenkomsten met nummers 51006494 en 51100435 en de verlengde overeenkomst met nummer 51006494 het bedrag dat Dexia volgens r.o. 4.22. nog verschuldigd is aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te berekenen vanaf het moment dat alle voordeel is verrekend en met toepassing van de uitgangspunten als geformuleerd in r.o. 4.24. tot de dag van algehele voldoening,
ten aanzien van beide vorderingen
5.5.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J.M.F. Piëtte, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf