ECLI:NL:RBLIM:2025:41
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Minister van Financiën om private schulden over te nemen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 7 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Minister van Financiën om zijn private schulden over te nemen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) beoordeeld. Eiser, die is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire, had in eerdere besluiten van de Sociale Banken Nederland (SBN) en de minister te horen gekregen dat zijn schulden niet voor overname in aanmerking kwamen. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de toetsing van zijn schulden onzorgvuldig was en dat de hardheidsclausule van toepassing zou moeten zijn.
De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat de schulden van eiser niet voldeden aan de voorwaarden van de Wht. De rechtbank stelt vast dat de schulden niet voor 1 juni 2021 opeisbaar waren en dat de eisen voor overname niet zijn nageleefd. Eiser had schulden bij ING Bank NV Lenen en Tinka BV, maar deze voldeden niet aan de criteria voor overname. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de schulden niet voor vergoeding in aanmerking komen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
De rechtbank erkent de moeilijke situatie van eiser, maar benadrukt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor strikte voorwaarden voor de overname van schulden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en zijn schulden niet door de minister worden overgenomen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.