ECLI:NL:RBDHA:2024:19357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om overneming van private geldschulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om overneming van drie private geldschulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De aanvraag van eiseres werd door de minister van Financiën afgewezen, omdat de schulden niet waren vastgelegd in een notariële akte. Eiseres, die als gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire wordt aangemerkt, heeft persoonlijke leningen aangegaan bij drie natuurlijke personen om haar financiële problemen het hoofd te bieden. De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiseres stelt dat de hardheidsclausule van de Wht van toepassing had moeten zijn, omdat de eis van een notariële akte in haar geval leidt tot een onbillijke uitkomst. De rechtbank oordeelt dat de motivering van verweerder tekortschiet, aangezien eiseres in een schrijnende situatie verkeert door de gevolgen van de kinderopvangtoeslagenaffaire. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij de omstandigheden van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens moet verweerder het griffierecht en een proceskostenvergoeding aan eiseres betalen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de afwijzing van het verzoek om overneming van de private schulden niet voldoende gemotiveerd is. De uitspraak benadrukt het belang van de hardheidsclausule in situaties waarin de toepassing van de wet leidt tot onbillijke gevolgen voor de betrokkenen.