ECLI:NL:RBDHA:2024:19357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
23/6150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om overneming van private geldschulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om overneming van drie private geldschulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De aanvraag van eiseres werd door de minister van Financiën afgewezen, omdat de schulden niet waren vastgelegd in een notariële akte. Eiseres, die als gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire wordt aangemerkt, heeft persoonlijke leningen aangegaan bij drie natuurlijke personen om haar financiële problemen het hoofd te bieden. De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiseres stelt dat de hardheidsclausule van de Wht van toepassing had moeten zijn, omdat de eis van een notariële akte in haar geval leidt tot een onbillijke uitkomst. De rechtbank oordeelt dat de motivering van verweerder tekortschiet, aangezien eiseres in een schrijnende situatie verkeert door de gevolgen van de kinderopvangtoeslagenaffaire. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij de omstandigheden van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens moet verweerder het griffierecht en een proceskostenvergoeding aan eiseres betalen.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de afwijzing van het verzoek om overneming van de private schulden niet voldoende gemotiveerd is. De uitspraak benadrukt het belang van de hardheidsclausule in situaties waarin de toepassing van de wet leidt tot onbillijke gevolgen voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.N. Huizenga),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Polat).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om overneming van drie private geldschulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 26 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde ouder ten gevolge van de toeslagenaffaire. Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) komen gedupeerden in aanmerking voor betaling van hun private schulden en compensatie van de afgeloste private schulden als die voldoen aan de vereisten van de Wht. Om financiële problemen het hoofd te bieden is eiseres persoonlijke leningen aangegaan bij drie natuurlijke personen uit haar omgeving. Eiseres heeft verzocht om deze schulden te laten overnemen en afbetalen door Sociale Banken Nederland (SBN). Dit verzoek is afgewezen, omdat de schulden niet zijn vastgelegd in een notariële akte en verweerder ziet geen aanleiding om de hardheidsclausule uit de Wht toe te passen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het beroep van eiseres concentreert zich volledig op de hardheidsclausule. Volgens eiseres had verweerder met toepassing van deze clausule moeten afwijken van de eis dat de schuld uit een notariële akte moet blijken. Het vasthouden aan deze eis is onevenredig. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire het gezin van eiseres hevig is getroffen. Verzoeken om betalingsregelingen zijn genegeerd en het gezin van eiseres is geconfronteerd met dwanginvorderingen. Eiseres is daardoor in een problematische situatie terechtgekomen, waarbij schulden zich hebben opeengestapeld en haar gezin werd afgesloten van water, gas en elektriciteit. Zij verloor haar baan en het gezin werd afhankelijk van de voedselbank. Als gevolg van een verzwakte gesteldheid is de dochter van eiseres op 14-jarige leeftijd overleden aan een dubbele longontsteking. Eiseres heeft in deze situatie veel geld moeten lenen om in de kosten van het bestaan te voorzien. Zij kon geen banklening afsluiten en was aangewezen op privé-leningen. Doordat eiseres blijft vastzitten aan deze schulden wordt zij emotioneel zwaar belast en belemmerd in het maken van een nieuwe start. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland [1] en stelt zich op het standpunt dat verweerder de relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling van de hardheidsclausule niet volledig heeft betrokken en gewogen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Private schulden van gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagaffaire kunnen worden overgenomen als is voldaan aan de voorwaarden in hoofdstuk 4 van de Wht. Voor informele schulden, zoals in deze zaak aan de orde, is vereist dat de rechtshandeling is vastgelegd in een notariële akte. [2] Niet in geschil is dat daaraan niet is voldaan. In deze zaak staat alleen ter discussie of verweerder van deze voorwaarde had moeten afwijken op grond van de hardheidsclausule.
5. Verweerder is op grond van de hardheidsclausule bevoegd om af te wijken van de eis dat de informele schuld in een notariële akte is vastgelegd, als toepassing daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. [3] De hardheidsclausule is bedoeld voor bijzondere situaties die niet zijn voorzien en waarin toepassing van de wettelijke bepaling zou leiden tot een zeer onbillijke uitkomst. [4]
6. Verweerder heeft geen reden gezien tot toepassing van de hardheidsclausule. Daartoe is in het bestreden besluit overwogen dat niet is gebleken dat de privéschulden ‘dusdanig drukken’ op de financiële positie van eiseres. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat het overlijden van de dochter van eiseres weliswaar uitzonderlijk treurig is, maar dat dit niet te maken heeft met een onevenredige uitwerking van het besluit.
7. De rechtbank is van oordeel dat deze motivering van verweerder tekortschiet.
Eiseres heeft in bezwaar tijdens de hoorzitting aangegeven dat de terugvorderingen ten aanzien van de kinderopvangtoeslag hebben geleid tot geldproblemen, waardoor er weinig tot geen geld was voor de huur, het water, gas en voedsel. De twee dochters van eiseres zijn hierdoor in grote armoede opgegroeid. Op 15 november 2014 is dochter Emma overleden aan een dubbele longontsteking door een lage weerstand, ondervoeding en kou. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij geen banklening kon afsluiten en dat zij daarom wel schulden moest maken bij personen uit haar naaste omgeving. Dit was volgens eiseres een dringende noodzaak, tegen de achtergrond van een uitzonderlijk schrijnende gezinssituatie, waarin zij niet zelfstandig in de meest elementaire basisbehoeften van haar gezin kon voorzien. Ook nu nog heeft eiseres te maken met schulden, omdat zij oude schulden probeert af te lossen. In het licht van deze aangevoerde omstandigheden, had nader moeten worden gemotiveerd waarom wordt vastgehouden aan de eis van een notariële akte .
8. Het bestreden besluit is dan ook ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Verweerder moet daarnaast het griffierecht aan eiseres vergoeden. Ook moet verweerder een vergoeding voor de proceskosten van eiseres betalen ter hoogte van
€ 1.750,-. [5]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht van € 184,- vergoedt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een proceskostenvergoeding betaalt van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 20 augustus 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:3247.
2.Wht, artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b.
3.Op grond van de Wht, artikel 9.1, tweede lid, aanhef en onder a.
4.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 162.
5.In beroep heeft de gemachtigde een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen, waarvoor twee punten zijn toegekend met wegingsfactor 1 en een waarde van € 875,- per punt.