ECLI:NL:RBLIM:2025:3926

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROE 25/692
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 24 april 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die een woning huurt in Venray, is het niet eens met een besluit van de burgemeester om zijn woning te sluiten voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft deze maatregel opgelegd na meldingen van drugshandel vanuit de woning en het aantreffen van harddrugs en andere drugsgerelateerde attributen tijdens politieonderzoek. Verzoeker verzoekt om een voorlopige voorziening zodat hij in zijn woning kan blijven wonen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting van de woning niet evenwichtig is, gezien de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, waaronder zijn kwetsbare gezondheid en het gebrek aan alternatieve woonruimte. De voorzieningenrechter schorst het besluit van de burgemeester tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, waardoor verzoeker voorlopig in zijn woning kan blijven wonen. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/692

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 april 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.A.L.C. van Putten),
en

de Burgemeester van de gemeente Venray, de burgmeester

(gemachtigden: mr. S. Romijn en L.P.W. Baltussen-Zanders).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang, waarin de burgemeester heeft besloten de woning van verzoeker met ingang van 24 maart 2025 te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening te treffen zodat hij in zijn woning kan blijven wonen tot zes weken na de verzending van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 13 maart 2025 is geschorst tot twee weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Verzoeker huurt een woning in Venray (hierna: de woning) van Wonen Limburg.
2.1.
Op 24 november 2024 heeft de politie een MMA [1] -melding ontvangen, waarin onder meer stond dat er vanuit de woning drugs zou worden verkocht door [naam 2] en dat het een komen en gaan is van mensen bij de woning. Daarnaast zijn in het politiesysteem twee meldingen opgenomen (van 3 mei 2022 en 16 april 2024) dat verzoeker handelt in verdovende middelen. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde MMA-melding heeft er op 5 december 2024 een postactie plaatsgevonden bij de woning door de politie. Tijdens deze actie heeft de politie een kort bezoek aan de woning waargenomen. Daarnaast heeft de politie in de politiesystemen onderzoek gedaan naar [naam 2] . Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat [naam 2] zeven antecedenten heeft met betrekking tot de Opiumwet, waaronder het bezit, het verhandelen en het vervaardigen van softdrugs. Ook is uit een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen van april 2024 gebleken dat [naam 2] uit Venray handelt in soft- en harddrugs en dat deze informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Hierop heeft de politie op 22 januari 2025 onder leiding van de rechter-commissaris een onderzoek verricht in de woning. In de woning zijn verzoeker en [naam 2] aangetroffen. Deze laatste verklaarde ten overstaan van de politie dat hij al enkele maanden verbleef in de woning. Op de slaapkamer van [naam 2] werd het volgende gevonden: 12,2 gram (bruto) cocaïne, twee Nokia telefoons, een bedrag van € 10.441,62 aan contant geld, (ongebruikte) ponypacks (verpakkingsmateriaal) en een digitale weegschaal. Op de slaapkamer van verzoeker trof de politie lege gebruikte ponypacks aan. De waarnemingen en conclusies die tijdens het politieonderzoek zijn gedaan, zijn opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2025.
2.2.
Naar aanleiding van dit proces-verbaal heeft de burgemeester op 17 februari 2025 aan verzoeker het voornemen meegedeeld om tot sluiting van de woning over te gaan. Verzoeker heeft op 20 februari 2025 een schriftelijke zienswijze ingediend en op 24 februari 2025 zijn zienswijze mondeling toegelicht. Ook hebben twee begeleiders van verzoeker van het Vincent van Gogh (een specialistische ggz instelling) op 10 maart 2025 mondeling een (aanvullende) zienswijze ingediend.
2.3.
In het besluit van 13 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat de woning wordt gesloten met ingang van 24 maart 2025 om 10:00 uur voor de duur van zes maanden.
2.4.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.5.
De burgemeester heeft de rechtbank laten weten dat hij wacht met sluiten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.6.
De burgmeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.7.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgmeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval voldoende spoedeisend, omdat hij niet in zijn woning kan wonen als die wordt gesloten.
Het toetsingskader
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
4.1.
De burgemeester heeft op 27 oktober 2023 de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (Damocles) van de burgemeesters van Mook en Middelaar, Gennep, Bergen en Venray (hierna: het beleid) vastgesteld. Op grond van dit beleid is er sprake van een overtreding als er sprake is van het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen. Om te beoordelen of de hoeveelheid erop wijst dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, kan in redelijkheid worden aangesloten bij de door het Openbaar Ministerie toegepaste criteria in de ‘Aanwijzing Opiumwet’, waarbij (voor zover hier van belang) een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangemerkt. [2] Verder is in het beleid te lezen dat bij drugshandel in woningen en/of daarbij behorende erven bij een eerste overtreding wordt volstaan met een waarschuwing of een last onder dwangsom. Indien er echter sprake is van een ernstig geval wordt de woning gesloten voor een periode van zes maanden. [3] Volgens het beleid is sprake van een ernstig geval als één of meer indicatoren, zoals die genoemd zijn in het beleid, van toepassing zijn. [4] Daarbij zijn onder meer de volgende situaties als indicator voor ernstig geval aangegeven, die in het geval van verzoeker van toepassing zijn:
- de hoeveelheid aangetroffen harddrugs is meer dan 5 gram;
- het aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals verpakkingsmaterialen, een weegschaal, wapens en/of versnijdingsmiddelen, grote sommen contant geld;
- de mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Dit kan onder andere blijken uit politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen van omwonenden of betrokkenen, (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht;
- er is sprake van recidive: er zijn sterke aanwijzingen dat de betrokkene eerder betrokkenheid heeft gehad bij drugshandel;
- er is sprake van verwijtbaar gedrag van de betrokkene. Dit geldt als aannemelijk is dat de betrokkene zelf betrokken is bij de aangetroffen drugs of dat hij op de hoogte is dan wel redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in de woning. Hierbij kan meewegen of sprake is van antecedenten, betrokkene relaties heeft met personen die bij de politie bekend staan als drugsdelinquenten of als de betrokkene zelf als zodanig bij de politie bekend staat;
- de mate van gevaarzetting of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk).
De bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de woning over te gaan
5. Verzoeker heeft niet betwist dat de burgemeester – gelet op de in de woning aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen – in beginsel bevoegd is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten.
De noodzaak om de woning te sluiten
6. Als de burgmeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [5] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [6] Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen. De burgemeester heeft terecht gesteld dat in het geval van verzoeker sprake is van een ernstig geval in de zin van het beleid. Verzoeker heeft dit niet betwist. Vast staat dat in de woning een ruim overschrijding van de ondergrens van 0,5 gram harddrugs voor eigen gebruik is aangetroffen. Bij een aangetroffen handelshoeveelheid drugs mag de burgmeester aannemen dat de woning van verzoeker een schakel vormt in de keten van drugshandel. Door de sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en de ‘loop’ naar de woning eruit gehaald en onttrokken aan het drugscircuit. Dat er ‘loop’ was naar de woning blijkt uit de MMA-melding en observatie van de politie op 5 december 2024. Naast de handelshoeveelheid harddrugs zijn in de woning een groot aantal drugsgerelateerde attributen aangetroffen, zoals een weegschaal, verpakkingsmateriaal en een groot som aan contant geld. De burgemeester heeft verder betekenis mogen toekennen aan het feit dat de woning zich bevindt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
6.2.
De voorzieningenrechter is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat de burgemeester de sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk heeft mogen achten.
De evenwichtigheid van de sluiting
7. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid van (de duur van) de sluiting zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [7]
7.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten onrechte door de politie is aangemerkt als verdachte. Verzoeker ontkent dat hij in drugs heeft gehandeld en dat hij drugs voor handel voorhanden heeft gehad. De in de woning aangetroffen drugs was van zijn kennis, die op het moment van de inval in de woning aanwezig was. De woningsluiting is volgens verzoeker niet proportioneel, omdat de drugs niet aan hem mogen worden toegerekend. Verzoeker meent dat de burgemeester had kunnen volstaan met het opleggen van een minder vergaande maatregel, zoals een waarschuwing. Verzoeker heeft ook gewezen op zijn broze fysieke gezondheid (hartritmestoornis en rugklachten). Verzoeker geeft aan dat hij ook een schizoaffectieve stoornis heeft. Verder heeft verzoeker aangevoerd dat hij vanuit zijn woning zijn medicatie in depot bij de apotheek ophaalt en dat zijn begeleiders van Vincent Van Gogh vrezen voor zijn maatschappelijke teloorgang als hij geen woning meer heeft. Tot slot heeft verzoeker gesteld dat hij geen vervangende woonruimte kan vinden, omdat hij – gelet op zijn uitkering – is aangewezen op sociale woningbouw. Daarnaast heeft de verhuurder laten weten dat zijn huurovereenkomst zal worden ontbonden. De gevolgen van het sluiten van de woning strekken daarom volgens verzoeker verder dan de sluiting van zes maanden.
7.2.
De stelling van verzoeker dat de aangetroffen harddrugs niet van hem was, maakt de sluitingsmaatregel niet onevenwichtig. De verdovende middelen zijn namelijk aangetroffen in verzoekers woning. De woning waar hij als huurder verantwoordelijk voor is. Er zijn geen omstandigheden die erop wijzen dat verzoeker niet op de hoogte was van de aanwezigheid van deze drugs. Gelet op de MMA-melding en de observatie van de politie over de drugshandel vanuit zijn woning en de verklaring van verzoeker dat hij wist dat zijn kennis drugs gebruikte, had verzoeker hier weet van moeten hebben. Van een huurder van een woning mag namelijk worden verwacht dat hij toezicht houdt van wat er in de woning gebeurt. Er is dus geen sprake van afwezigheid van verwijtbaarheid.
7.3.
Voor wat betreft de periode van woningsluiting geldt als uitgangspunt dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte.
7.4.
De burgmeester heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat verzoeker nog niet heeft aangetoond dat hij geen vervangende woonruimte kan vinden en dat hij – gelet op zijn financiën – daartoe niet in staat is. In het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoeker gewezen op de Afdeling Schakelplein, waar hij zich kan melden voor maatschappelijke opvang, het daklozenspreekuur of andere hulpvragen. Uit het verweerschrift blijkt dat verzoeker op 19 maart 2025 op het daklozenspreekuur is geweest. Medewerkers van de gemeente Venray zijn daar tot de conclusie gekomen dat verzoeker in aanmerking zou kunnen komen voor maatschappelijke opvang, waarbij een voorkeur uitgaat naar een trajectwoning in Venray. De burgmeester heeft inmiddels begrepen dat dit proces in gang is gezet, maar dat er vanwege een wachtlijst het onduidelijk is wanneer zo’n woning voor verzoeker vrijkomt. De burgemeester gaat er vanuit dat verzoeker tot die tijd zelf vervangende huisvesting kan regelen. De burgemeester komt tot deze conclusie, omdat verzoeker tijdens het zienswijzegesprek van 24 februari 2025 heeft gezegd dat ‘zes maanden sluiting nog te overbruggen zijn, maar als hij definitief uit zijn woning moet is het een ander verhaal’. De burgemeester heeft verder toegelicht in het verweerschrift dat hij bereid is de sluiting van de woning uit te stellen totdat verzoeker zelf vervangende huisvesting heeft gevonden (bij familie, vrienden of andere vervangende woonruimte) of totdat een trajectwoning voor verzoeker is gevonden op een andere locatie dan Venray (omdat de wachtlijsten daar korter zijn). Ter zitting heeft de burgemeester echter genuanceerd dat verzoeker dan wel eerst moet aantonen dat hij geen ander verblijf kan vinden. De burgemeester heeft in dit verband nog opgemerkt dat hij het feit dat verzoeker een andere locatie (zoals Venlo) niet ziet zitten, minder belangrijk vindt dan het risico dat verzoeker op straat belandt. De burgemeester heeft zich verder nog op het standpunt gesteld dat verzoeker niet heeft onderbouwd waarom zijn fysieke en psychische gesteldheid ertoe zou leiden dat verblijf elders niet mogelijk is en voor hem onevenredige gevolgen heeft.
7.5.
De voorzieningenrechter begrijpt – gelet op de ernst van de aangetroffen situatie, het verwijtbaar handelen van verzoeker en de noodzaak om de woning te sluiten – dat de burgemeester wil overgaan tot het sluiten van de woning. Echter, de voorzieningenrechter ziet ook dat de gevolgen van de sluiting voor verzoeker, die een kwetsbaar persoon is, groot zijn. De voorzieningenrechter plaatst daarom grote vraagtekens bij de sluiting van de woning.
7.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemachtigde van verzoeker op de zitting voldoende heeft toegelicht dat er voor verzoeker geen passende vervangende woonruimte beschikbaar is, nu hij niet terecht kan bij zijn familie (niemand is bereid hem op te vangen) en zijn financiële middelen beperkt zijn (aldus zijn bewindvoerder). De gemachtigde van verzoeker heeft zelf meerdere keren gebeld met onder meer familie om te kijken of zij vervangende woonruimte voor hem konden vinden. Op zitting heeft de gemachtigde van verzoeker toegelicht dat een door de burgemeester voorgestelde trajectwoning (in Venlo) geen geschikt alternatief is voor verzoeker, omdat in dit soort woonvormen mensen worden opgevangen, die verslaafd zijn en/of een criminele achtergrond hebben. Verweerder heeft bij gebrek aan wetenschap niet betwist dat dat zo is. Verzoeker is gelet op zijn psychische aandoening erg kwetsbaar hiervoor. De voorzieningenrechter kan verzoeker hierin volgen. Verzoeker zelf heeft geen justitiële antecedenten. Verder blijkt uit de voorhanden zijnde informatie van verzoekers hulpverleners dat hij beïnvloedbaar is en zich makkelijk laat misbruiken door andere mensen. De voorzieningenrechter is dan ook met verzoekers gemachtigde van oordeel dat het niet wenselijk is dat verzoeker terecht komt op een woonplek, zoals een trajectwoning, als hij daar blootstaat aan criminele invloeden.
7.7.
De voorzieningenrechter concludeert – gelet op het voorgaande – dan ook dat niet gebleken is dat verzoeker over andere woonruimte beschikt, die passend is en hem de benodigde stabiliteit biedt wanneer hij zijn woning in verband met de opgelegde maatregel (tijdelijk) moet verlaten.
7.8.
Uit de stukken blijkt dat verzoeker al 25 jaar in de woning woont. Verzoeker krijgt hier begeleiding vanuit Vincent van Gogh vanwege zijn schizoaffectieve stoornis; dit is een combinatie van schizofrenie met een stemmingsstoornis. Deze begeleiding werkt goed voor verzoeker. Uit de stukken blijkt ook dat zijn hulpverleners zich op standpunt stellen dat het heel belangrijk is dat zij vat op verzoekers blijven houden en dat deze hulpverleners bang zijn dat zij dat kwijtraken als verzoeker zijn woning verliest en ergens anders heen gaat. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester daar bewijs van wil zien. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat zulk bewijs er niet is, omdat je van een psychotisch bipolair persoon, zoals verzoeker, niet weet wat er precies in de toekomst gaat gebeuren; dit is niet te voorspellen. Er zijn wel indicaties dat het mis kan gaan met verzoeker. Allereerst de verklaringen van verzoekers hulpverleners. Zij maken op basis van hun expertise een onderbouwde inschatting van de risico’s voor de toekomst. Bovendien is verzoeker in het verleden suïcidaal geweest en is al een keer in een psychose van een flatgebouw afgesprongen. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus onvoldoende rekening gehouden met de mogelijke grote gevolgen voor verzoeker bij sluiting van de woning en heeft daar te weinig consequenties aan verbonden.
7.9.
Daarnaast heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd waarom in het geval van verzoeker niet met het opleggen van een minder vergaande maatregel kon worden volstaan. Daarbij kan gedacht worden aan een voorwaardelijke woningsluiting, eventueel met een controlevoorwaarde waarbij gedurende een bepaalde tijd (bijvoorbeeld één of twee jaar lang) iedere maand in de woning onaangekondigd wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van verdovende middelen door ambtenaren van handhaving. Als verzoeker op deze wijze in de gaten wordt gehouden, weerhoudt dat andere mensen ervan verzoeker te misbruiken. [8]
7.10.
De voorzieningenrechter is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat het bestreden besluit op het punt van de evenwichtigheid onzorgvuldig en onvoldoende is gemotiveerd, zodat het bezwaar van verzoeker kans van slagen heeft.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Dat betekent dat verzoeker voorlopig in zijn woning kan blijven wonen.
8.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8.2.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester verder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar van verzoeker;
- draagt de burgemeester op het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 april 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Meld Misdaad Anoniem.
2.Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.1. van het beleid.
3.Zie hoofdstuk 7, artikel 2, eerste lid, van het beleid.
4.Zie hoofdstuk 7, artikel 3, eerste lid, van het beleid.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910 en ECLI:NL:RVS:2022:1916.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472 en de uitspraak van de Afdeling onder noot 6.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant van 22 april 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2094.