Overwegingen
1. Eisers huren een woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). Eisers hebben twee kinderen, [naam] en [naam] . Zij zijn respectievelijk acht en twee jaar oud.
2. Op 20 januari 2021 heeft de politie, na een anonieme melding, op de zolderverdieping van de woning van eisers een in werking zijnde hennepkwekerij met 301 grote hennepplanten aangetroffen. In de daarover door de politie opgemaakte bestuurlijke rapportage van 25 januari 2021 is het volgende opgenomen:
“De genoemde hennepkwekerij was gesitueerd op de zolder van de woning. De kwekerij werd van elektriciteit voorzien door een illegaal aangelegde stroomvoorziening afkomstig uit de meterkast op de begane grond. Deze illegale stroomvoorziening (kabel) liep door de kinderkamer (onder/naast het kinderbed) die gewoon in gebruik was bij een kind van het gezin. Omdat deze kabel illegaal was aangelegd, de stroom werd afgetapt buiten de meter om en er dus stroom gestolen werd is deze uiteindelijk door het energiebedrijf afgesloten. De desbetreffende fraude monteur betitelde de aanleg en wijze van illegaal stroom afnemen als bijzonder gevaarlijk en zeer gevaarlijk aangelegd. De complete aanleg van deze kwekerij, in een woning met 2 kleine kinderen, was bijzonder gevaarlijk. Vooral de grootte van de kwekerij in de zeer kleine woning waarbij vluchtgangen beperkt werden was ronduit levensgevaarlijk.”
3. De burgemeester heeft met een brief van 4 februari 2021 aan eisers laten weten dat hij het voornemen heeft de woning voor een periode van drie maanden te sluiten. Eisers hebben hierop hun zienswijze gegeven. Met het primaire besluit heeft de burgemeester besloten niet van zijn voornemen af te wijken en over te gaan tot sluiting van de woning met het bijbehorende perceel aan de [adres] in [woonplaats] .
4. Voor de verdere procedure verwijst de rechtbank naar het hiervoor vermelde procesverloop.
De beoordeling van het beroep aan de hand van de beroepsgronden
5. De burgemeester is van mening dat hij op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020 (het Handhavingsbeleid) bevoegd is om de woning te sluiten. Hij vindt dat een sluiting van drie maanden noodzakelijk en proportioneel, dus redelijk, is, gelet op wat de politie in de woning heeft aangetroffen. Ook vindt de burgemeester dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat hij op grond van artikel 4:84 van de Awb van zijn beleid moet afwijken.
6. Eisers zijn het daarmee om diverse redenen niet eens.
7. De rechtbank beoordeelt deze zaak volgens het beoordelingskader dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uiteen heeft gezet in haar uitspraken van respectievelijk 29 mei 2019, als het gaat om de bevoegdheid om de woning te sluiten, en 28 augustus 2019, als het gaat om de gebruikmaking van die bevoegdheid. Ook neemt zij hierbij de conclusie van staatsraden-advocaten generaal Wattel en Widdershoven van 7 juli 2021voorzover overgenomen in de daaropvolgende uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022over de evenredigheidstoets in acht.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester, gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten, bevoegd is om een last onder bestuursdwang, in dit geval het sluiten van de woning, op te leggen en dat een sluiting van drie maanden in overeenstemming is met het Handhavingsbeleid. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
9. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan.
De noodzaak van de sluiting
10. Eisers bestrijden niet dat zij een in werking zijnde hennepkwekerij op de zolder van hun woning aanwezig hadden. Zij bestrijden ook niet dat de henneptoppen voor verkoop bestemd waren. Zij stellen echter dat er geen noodzaak is voor de sluiting van de woning, omdat er geen sprake is geweest van ‘loop’ van en naar de woning, noch dat overige bewijsmiddelen de conclusie rechtvaardigen dat sprake is geweest van handel vanuit de woning. Eisers stellen dat er geen oogsten hebben plaatsgevonden en dat er geen overlastmeldingen zijn geweest.
11. Bij de beoordeling of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de sluiting niet noodzakelijk is, is in de eerste plaats van belang in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is voor bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is overwogen, is het uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, mag worden aangenomen dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens.
12. Het staat vast dat in de woning een in werking zijnde hennepkwekerij en 301 grote hennepplanten zijn aangetroffen. Gelet op de verklaringen daarover van eisers staat vast dat de woning met de hennepkwekerij een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Verder heeft de burgemeester het op grond van de anonieme melding aannemelijk kunnen vinden dat sprake is van overlast en ook om die reden het nodig kunnen vinden om de ‘loop’ naar de woning weg te nemen. Hieraan doet niet af dat, naar eisers stellen, er nog geen oogst is geweest en dat de burgemeester verder geen signalen van ‘loop’ van en naar de woning heeft ontvangen.
13. Gelet op het voorgaande is er in beginsel sprake van een noodzaak tot sluiting van de woning. De burgemeester mocht zich daarom op het standpunt stellen dat het noodzakelijk is de woning te sluiten.
14. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op een woning moet een zwaar gewicht worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van de in die bepaling neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. Bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting moeten daarom onder meer de verwijtbaarheid, de gevolgen van de sluiting en de aanwezigheid van minderjarige kinderen in aanmerking worden genomen.
15. Eisers stellen dat sluiting van de woning niet evenredig is. In dat kader heeft de burgemeester volgens eisers de overwegingen in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 mei 2021 niet in het bestreden besluit meegenomen. De hennepkwekerij is onder dreiging en dwang geplaatst. De burgemeester heeft dat volgens eisers tijdens de zitting van de voorzieningenrechter van 22 april 2021 niet betwist. Tijdens die zitting heeft de burgemeester aangevuld dat het door eisers geschetste verhaal een bekend probleem is binnen de gemeente Cranendonck. Daarnaast zijn in de woning 2 jonge kinderen aanwezig die slechts tijdelijk kunnen worden opgevangen bij familie en daarvoor bovendien uit hun sociale- en schoolklimaat moeten worden gehaald. Volgens eisers heeft de burgemeester geen rekening gehouden met de medische toestand van eiseres (multiple sclerose). Tenslotte zullen eisers van elkaar gescheiden worden, omdat de tijdelijke woonoplossing bij de ouders van eiseres niet geschikt is voor het gehele gezin. Ook dit is nadelig voor de kinderen. Dit alles maakt volgens eisers, in het licht van het advies van de staatsraden Wattel en Widdershoven en de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, dat sluiting van de woning onevenredig is.
16. Zoals ook de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 19 oktober 2021 heeft overwogen is niet in geding dat eisers onder bewind staan vanwege verkwisting of problematische schulden. Door de burgemeester is erkend dat het in zijn gemeente een bekend probleem is dat drugscriminelen zwakkere personen proberen te bewegen een hennepkwekerij in de woning te (laten) installeren. Door de burgemeester is echter ook gesteld dat eisers op hun vorige woonadres in Heeze meerdere hennepplanten op hun balkon hadden staan. Zij zijn hierop aangesproken door derde-partij en zijn gewezen op de consequenties als opnieuw hennepplanten zouden worden aangetroffen.
17. De rechtbank ziet in het dossier geen enkele concrete aanwijzing voor het onder druk zetten van eisers om een wietplantage in hun woning op te (laten) zetten. De mate van professionaliteit van de kwekerij (en de daarmee samenhangende aanname dat derden de kwekerij hebben aangelegd) zegt niets over de wil van eisers om de kwekerij in hun woning toe te laten. Eisers hebben herhaalde malen (ook op zitting) aangegeven dat zij een grote fout hebben gemaakt. Die stellingname valt moeilijk te rijmen met de gestelde druk en daarmee geïmpliceerde onschuld. Dat de burgemeester de stelling van eisers tijdens de vorige procedure niet heeft weersproken en zelfs heeft erkend dat druk vanuit de hoek van schuldeisers een bekend fenomeen is, betekent niet dat de rechtbank hier meer gewicht aan moet hechten dan de burgemeester heeft gedaan. De burgemeester heeft aan de gestelde druk van buitenaf terecht weinig tot geen concreet belang gehecht.
18. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als een of meer betrokkene neen bijzondere binding hebben met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting moet de burgemeester informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
19. De rechtbank stelt voorop dat de medische situatie van eiseres, hoezeer deze ook ingrijpt in haar leven, niet maakt dat zij gebonden is aan de woning. Er is niet gebleken van aanpassingen aan de woning en ook anderszins blijkt geen binding met de woning uit medisch oogpunt. De stelling van eisers dat een al dan niet tijdelijke verhuizing stress met zich meebrengt en dat dit de klachten van eiseres zal verergeren, is begrijpelijk maar maakt niet dat er een zodanige binding is met de woning die de sluiting onevenredig maakt.
20. Ten aanzien van de kinderen overweegt de rechtbank als volgt. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 september 2021 spreekt duidelijke zorg ten aanzien van het wankele evenwicht binnen het gezin:
(…) De vicieuze cirkel van de aanwezige stressfactoren dient doorbroken te worden. De RvdK snapt dat de dreigende huissluiting voor veel stress zorgt en dat dit veel onzekerheid met zich meebrengt. De RvdK ziet ook dat ouders op dit moment spijt hebben van hun daden (de wietplantage op zolder), maar vraagt zich af of de ouders voldoende doordrongen zijn van het gegeven dat zij hierin zelf verkeerde keuzes hebben gemaakt. Dit gezegd hebbende, zou het voor [naam] en [naam] het beste zijn als zij verder kunnen met het leven dat zij opgebouwd hebben in [woonplaats] / [woonplaats] , onder de voorwaarden dat hun basale zorg en veiligheid gewaarborgd is. De tijdelijke oplossing bij opa en oma in Rotterdam blijkt geen optie meer te zijn (anders dan voor maximaal drie nachten). Het is van belang dat een toekomstplan gemaakt wordt, indien de woning gesloten wordt. Als ouders hiervoor niet open staan en zij geen onderdak kunnen bieden aan de kinderen, zal met gezag opgetreden moeten worden om de kinderen alsnog onder te brengen op een veilige (tijdelijke) plaats. De RvdK is van mening dat het in het belang van de kinderen is als zij samen met de ouders ergens kunnen verblijven. Is deze optie er niet, dan zullen de kinderen in veiligheid gebracht moeten worden en apart van ouders geplaatst moeten worden. (…)”
21. De Raad vervolgt door op pagina 21 van het rapport het volgende te zeggen over de situatie van de kinderen:
“(…) De RvdK heeft ernstig overwogen om een machtiging uithuisplaatsing te verzoeken ten aanzien van [naam] en [naam] . Echter, de RvdK vindt dit op dit moment te vroeg, daar er eerst ingezet moet worden op versterking van de opvoedingsvaardigheden van de ouders en het vergroten van hun reflecterend vermogen. Bovendien ziet de RvdK ook dat er sprake is van een affectieve band tussen de ouders en gaan er ook veel dingen wel goed, zoals de schoolgang en vrijetijdsbesteding van [naam] en het gegeven dat [naam] naar het kinderdagverblijf gaat. Daarbij ziet de RvdK dat vader zijn best doet om zijn problemen aan te pakken door zijn contacten met de praktijkondersteuner van de huisarts. (…)”
22. Uit het rapport van de Raad blijkt ook dat de woonoplossing bij de ouders van eiseres in Rotterdam geen reële oplossing is. Er blijkt ook uit dat de Raad heeft overwogen om de kinderen uit huis te plaatsen, maar dat het ten tijde van het rapport goed gaat en dat het in het belang van de kinderen is om samen met verzoekers ergens te verblijven. In deze situatie is allerlei hulpverlening betrokken en heeft de Raad uitspraken gedaan over het belang van het verblijf van de kinderen bij de ouders. De rechtbank volgt de overwegingen van de voorzieningenrechter in de uitspraak van 19 oktober 2021: gelet op de omstandigheid dat het aannemelijk is dat verzoekers geen adequate vervangende woonruimte kunnen vinden voor de periode dat de woning is gesloten, zou dat dan ook betekenen dat de kinderen, in ieder geval voor de duur van de sluiting, tijdelijk afzonderlijk elders worden gehuisvest. Daarnaast weegt mee dat sprake is van een dreigende ontbinding van de huurovereenkomst waardoor het gezin ook na de sluiting geen woonruimte meer zou hebben.
23. De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak aan haar schorsende oordeel (zonder ook het beroep af te doen) mede ten grondslag gelegd dat de Raad voor de Kinderbescherming wellicht nog een nader standpunt zal willen innemen met betrekking tot het welzijn van de kinderen in relatie tot een tweede vondst van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft op de zitting dit met partijen besproken of de rechtbank nog nadere informatie zou moeten opvragen. Van de zijde van eisers werd aangegeven dat de Raad zich niet graag in de situatie laat brengen waarin zij van doorslaggevend belang is voor een oordeel van de rechter. De rechtbank snapt dit enerzijds. Anderzijds is dit niet te voorkomen gelet op de expertise van de Raad, haar positie en de inhoud van deze zaak. Het belang van de kinderen speelt een belangrijke rol in de afweging van de rechtbank rond de vraag of de sluiting evenredig is. De rechtbank heeft echter afgezien van het benaderen van de Raad voor een nadere rapportage. De rechtbank toetst het bestreden besluit namelijk in beginsel ex tunc, naar de feiten en omstandigheden zoals die op het moment van de beslissing op bezwaar bekend waren bij de burgemeester. Die feiten en omstandigheden waren bekend bij de Raad en hebben geleid tot het eerder genoemde rapport. De rechtbank beschikt daarmee over voldoende informatie over [naam] en [naam] .
24. Op basis van het rapport van de Raad komt de rechtbank tot het oordeel dat sluiting van de woning – zonder dat er ook nu een werkbaar alternatief ligt qua verblijf – onevenredige gevolgen heeft voor de twee kinderen van eisers. De gevolgen voor [naam] en [naam] zijn groot als het gezin (tijdelijk) uit elkaar gehaald wordt. Voor [naam] geldt daarbij dat de schoolgang goed gaat. Het is de vraag of die schoolgang (op haar eigen school) gegarandeerd is als zij tijdelijk elders verblijft. Uiteraard zal een sluiting gedurende de zomerperiode – inclusief de schoolvakantie – de gevolgen verkleinen, maar dan blijven er nog 6 á 7 weken over waarin [naam] mogelijk naar een andere school zal moeten. Dit is een belangrijk element waaraan zwaar gewicht gehecht moet worden. Daar zal een belangrijk tegengewicht voor moeten worden aangewezen in de belangen van de burgemeester.
Bijzondere ontwikkelingen na het bestreden besluit
25. In deze zaak heeft zich na het bestreden besluit een bijzondere ontwikkeling voorgedaan die weliswaar niet ter beoordeling van de rechtbank voorligt maar die wel relevant is voor de vraag of de sluiting thans evenredig is.
26. Op 13 oktober 2021 is er weer een hennepkwekerij aangetroffen in de woning. Deze is niet van de omvang zoals in januari 2021 is aangetroffen, maar het betrof wel een hoeveelheid planten (zeven) die het aantal toegestane planten (vijf) te boven ging. Hiervan is een bestuurlijke rapportage opgemaakt. De burgemeester heeft in het verweerschrift met betrekking tot het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat sprake is van recidive. De rechtbank heeft dit op de zitting aan de orde gesteld omdat het aannemen van recidive met terugwerkende kracht mogelijk ingewikkeld ligt. Dat werd erkend door de burgemeester: hooguit kan van de tweede kwekerij gezegd worden dat sprake is van recidive.
27. Naar aanleiding van de tweede vondst van een hennepkwekerij heeft de burgemeester een voorwaardelijke sluiting van de woning opgelegd (besluit van 21 december 2021). Belangrijkste voorwaarde is dat de woning gedurende een proeftijd van één jaar iedere maand onaangekondigd wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Op de zitting is bevestigd door de burgemeester dat deze controles doorlopen tot het eind van 2022. Door partijen is bevestigd dat geen bezwaar is gemaakt tegen het besluit van
21 december 2021. De voorwaardelijke sluiting staat in rechte vast en valt buiten de omvang van dit geding.
28. Op de zitting is namens eisers toegelicht dat dit traject op dit moment goed werkt. Zij krijgen één keer per maand bezoek van een opsporingsambtenaar. Deze ambtenaar komt voorrijden met een auto waarop duidelijk “Handhaving” staat. De buren zien daarom wat er op dat moment gebeurt en zij staan – zo verklaarden eisers - meestal direct buiten. Eisers vinden dat fijn omdat de buren zo weten dát er gecontroleerd wordt en dat er niets aan de hand is. Wat eisers betreft mag deze werkwijze ook twee of drie jaar duren.
29. De rechtbank heeft de burgemeester op de zitting gevraagd hoe deze voorwaardelijke sluiting zich verhoudt tot de onvoorwaardelijke sluiting voor drie maanden. Namens de burgemeester is toegelicht dat bij een ongegrond beroep de sluiting geëffectueerd zal worden in de zomer van 2022. De burgemeester vindt dat belangrijk in verband met de signaalfunctie die uitgaat van de sluiting. De woning wordt verzegeld en er wordt aangeplakt waarom de woning is gesloten. Daarmee is voor omwonenden duidelijk wat er aan de hand is en dat de woning enige tijd gesloten is. De zomerperiode maakt dat de impact van de sluiting voor [naam] en [naam] klein is vanwege de zes weken zomervakantie en de sluiting van de scholen.
30. Zoals eerder geschetst valt deze voorwaardelijke sluiting buiten de omvang van dit geding. Toch is er een sterke samenhang tussen beide trajecten. Dat was ook de reden dat de rechtbank de voorwaardelijke traject uitgebreid op de zitting heeft besproken. Tegen de voorwaardelijke sluiting is geen bezwaar gemaakt, zodat dat besluit en de gevolgen daarvan niet door de burgemeester en bij de bestuursrechter zullen worden getoetst. Dat is de proceskeuze van eisers, maar betekent ook dat beide trajecten niet in samenhang beschouwd kunnen worden.
31. De uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 maar ook de Toeslagenaffaire heeft blootgelegd dat een integrale kijk op een individueel probleem, met (zoveel mogelijk) wegneming van juridische schotten en bevoegdheidsverdelingen, de aangewezen weg is om maatschappelijke en individuele problemen effectief het hoofd te bieden. In dit licht neemt de rechtbank de ruimte om ook naar de voorwaardelijke sluiting te kijken. Dat leidt de rechtbank tot het volgende.
32. De rechtbank heeft grote vraagtekens bij de stellingname van de burgemeester dat er - terwijl er een jaar lang gecontroleerd wordt naar aanleiding van een tweede (en dus recidive) constatering - nog nut en noodzaak bestaat voor een sluiting van drie maanden. Met de aan de voorwaardelijke sluiting verbonden controlevoorwaarden is geborgd dat er in ieder geval geen volgroeide en/of oogstbare hennepplanten in de woning staan opgesteld. Dat controle traject verloopt naar volle tevredenheid van eisers en de burgemeester heeft geen signaal afgegeven dat dit voor hem anders ligt. Dat adequate traject betekent dat er ook geen sprake kan zijn van loop naar de woning of andere overlast met betrekking tot in de woning gekweekte hennep. Met de werkwijze van onaangekondigde controle door opsporingsambtenaren zoals omschreven in overweging 28 is voor de direct omwonenden voldoende kenbaar dat er maatregelen zijn getroffen om herhaling te voorkomen. De signaalfunctie is daarmee voldoende ingevuld en behoeft naar de inschatting van de rechtbank geen aanvulling. Niet in de komende zomer en ook niet na afloop van de proeftijd van één jaar die is verbonden aan de voorwaardelijke sluiting. Dan is immers een jaar lang gebleken dat de woning vrij is geweest van hennep. Een sluiting na die periode zou hoofdzakelijk het karakter van een straf hebben, hetgeen gelet op het herstelkarakter van de handhavingsbevoegdheid niet op zijn plaats is. Illustratief in dit verband is de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2756) waarin is bepaald dat een nieuw besluit moet worden genomen als er meer dan een jaar is verstreken tussen het primaire sluitingsbevel en de feitelijke sluiting. In die situatie moet het bestuursorgaan opnieuw toetsen of sluiting nog noodzakelijk is. 33. Het voorgaande betekent niet dat de burgemeester helemaal geen gevolgen mag verbinden aan de eerste constatering. Als de burgemeester toch extra zekerheid wil verbinden aan de vondst van een hennepkwekerij op 20 januari 2021, dan zou bijvoorbeeld een verlenging van de voorwaardelijke sluiting met eenzelfde periode beter passen binnen de grenzen van de evenredigheid.
Conclusie en proceskosten34. De rechtbank is – bij dit feitencomplex – niet gebleken van een belang voor de burgemeester dat voldoende opweegt tegen de belangen van het gezin en de kinderen (in het bijzonder) om nog tot sluiting over te gaan. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank daarom van oordeel dat sluiting van de woning voor een periode van drie maanden onevenredig is. Dat geldt zowel voor een sluiting ingaande zes weken na de datum van deze uitspraak, voor een sluiting in de zomerperiode 2022 als voor een sluiting vanaf januari 2023 (na afloop van de proeftijd in de voorwaardelijke sluiting).
35. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank moet vervolgens onderzoeken hoe deze zaak zo finaal mogelijk kan worden afgedaan. Passeren van het geconstateerde motiveringsgebrek of in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn niet aan de orde. Omdat sprake is van een motiveringsgebrek zal de rechtbank de burgemeester opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Dat geeft de burgemeester ook direct de mogelijkheid om beide constateringen in onderling verband (inclusief het lopende controletraject) in ogenschouw te nemen.
36. De rechtbank veroordeelt de burgemeester in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1518,– (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
37. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de burgemeester aan eisers het door hun betaalde griffierecht vergoedt.