8.2.Bij het voorgaande heeft de voorzieningenrechter nog in aanmerking genomen dat, zoals op zitting is besproken, de grensmaas in de nabijheid van de woningen van verzoekers niet als stikstofgevoelig is aangewezen. Bij een aanwijzingsbesluit van 22 november 2022 zijn weliswaar bij de plassen bij Maasbracht alsnog stikstofgevoelige gebieden aangewezen, maar deze liggen op ruime afstand van de woningen van verzoekers. Er is dan geen verwevenheid tussen het algemeen belang dat het gebiedsbeschermingsrecht beoogt te beschermen en de individuele belangen van verzoekers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, waardoor het relativiteitsvereisteaan slagen van een beroep daarop in de weg staat.Het relativiteitsvereiste geldt weliswaar niet in de bezwaarfase maar kan wel bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 8:81 (en 8:87) van de Awb worden betrokken. Omdat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in beroep komt, ziet de voorzieningenrechter, in aanmerking genomen de belangen van verweerder en vergunninghouder en het algemeen belang bij het voortzetten van de werkzaamheden, mede hierin geen grond om de schorsing van de bestreden besluiten langer te laten voortduren.
9. Ten aanzien van de bezwaargronden die zien op geluidhinder, trillinghinder via de bodem en laagfrequent geluid en het voorkomen van (verergering) van schade aan de woningen van verzoekers in de vorm van scheurvorming aan en/of verzakking door trillingen en ingrepen in de bodem, is de voorzieningenrechter in aanvulling op hetgeen hiervoor onder 4 en 4.5 is overwogen van oordeel dat in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd geen grond is gelegen om de werkzaamheden gedurende de bezwaarprocedure nog langer stil te leggen. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat in de komende periode een zodanige overlast en/of (verergering van) schade zal optreden dat de werkzaamheden niet verder uitgevoerd mogen worden. Hoewel verzoekers op zitting hebben uitgesproken geen vertrouwen te hebben in de rapportages die aan de bestreden besluiten ten grondslag liggen, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen zij aanvoeren vooralsnog geen grond voor het oordeel dat die rapporten zodanige gebreken of leemten vertonen dat verweerder zijn besluitvorming daar niet op mocht baseren. In recente rapporten is onderbouwd aangegeven dat de grindwinning akoestisch en qua trillinghinder voldoet aan de voorschriften van de vigerende omgevingsvergunning.In de rapporten zijn ook de gevolgen voor de grondwaterstand beschouwd.De belangenafweging valt gelet op het voorgaande in het nadeel van verzoekers uit. De voorzieningenrechter ziet ook geen aanleiding om in dit stadium de Stichting advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke ordening (StAB) opdracht te geven om een deskundigenbericht uit te brengen. Mocht het in deze zaken tot een beroepszaak komen, dan zal de rechtbank beoordelen of een deskundigenbericht van de StAB nodig is.
Overweging over de bezorgdheid van verzoekers
10. Op zitting hebben verzoekers hun ernstige bezorgdheid geuit over de gevolgen van de aanvullende ontgronding dichter bij hun woningen. Zij vrezen dat zij na afloop van de werkzaamheden met schade aan hun woningen achterblijven waarvoor ze dan geen gehoor meer zullen vinden. Dat is volgens verzoekers bij eerdere ontgrondingen in het kader van het Grensmaasproject gebleken. Bij verzoekers is het vertrouwen weg omdat voor zover er al wordt gemonitord en bij hun woningen de feitelijk optredende gevolgen zijn gemeten, de resultaten daarvan vooralsnog niet zijn gedeeld. Deze zorgen bij verzoekers gaan de reikwijdte van de onderhavige procedure te boven alleen al omdat die zorg gaat over de gevolgen van de uitvoering van het hele project vanaf de start in 2016. De voorzieningenrechter doet wel een oproep aan verweerder en vergunninghouder om met omwonenden die dat willen, in gesprek te gaan hoe ze de geuite zorgen kunnen wegnemen. Daarvoor kan het nodig zijn om ter plaatse te gaan kijken en/of metingen te verrichten en de resultaten daarvan te delen en te bespreken, zoals verzoekers vragen. Dat kan mogelijk verdere (handhavings)procedures voorkomen en is dan ook mede in het belang van verweerder en vergunninghouder.
11. Er is geen reden om de bestreden besluiten nog langer te schorsen, dus het verzoek om voorlopige voorziening wordt alsnog afgewezen onder opheffing van de getroffen ordemaatregel. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.