ECLI:NL:RBLIM:2025:2532
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 26 februari 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, bijgestaan door advocaat mr. L. Bien, was gericht tegen rechter mr. M.J.M. Goessen. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een zitting op 20 december 2024, waar de rechter aan mr. Bien vroeg of hij gemachtigd was om verzoeker te vertegenwoordigen. Verzoeker was niet verschenen en mr. Bien was niet de advocaat die zich eerder had gesteld. Verzoeker voelde zich benadeeld en vroeg zich af of hij nog een eerlijke kans kreeg bij deze rechter, wat leidde tot de vrees voor partijdigheid.
De rechter heeft in zijn verweer gesteld dat het wrakingsverzoek gebaseerd was op een misinterpretatie van artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering. Hij betoogde dat een procesbeslissing, zoals de beslissing om de zaak aan te houden, geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De discussie over de uitleg van artikel 279 Sv tussen de rechter en mr. Bien was niet voldoende om te concluderen dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan zijn voor wraking, en dat de motivering van die beslissing ook niet als zodanig kan worden opgevat, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en wees het af.