ECLI:NL:RBDHA:2019:3799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
C/09/569884 / KG RK 19-392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens schijn van partijdigheid in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2019 een verzoek tot wraking van rechter S.M. de Bruijn toegewezen. Het verzoek werd ingediend door mr. J.W. Landman, advocaat te Leiden, die optreedt namens de curandus en curator R.E. Davidson. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter de betrouwbaarheid van verzoeker in twijfel had getrokken door niet op zijn woord te geloven dat hij de curandus vertegenwoordigde. Dit leidde volgens de verzoeker tot de schijn van partijdigheid, wat de behandeling van de zaak door deze rechter onaanvaardbaar maakte.

De procedure begon met een kort geding aangespannen door Woonstichting Stek tegen de curator, waarbij ontruiming van de woning van de curandus aan de orde was. Tijdens de zitting vroeg de rechter aan verzoeker of hij daadwerkelijk optrad namens de gedaagde partij, wat verzoeker bevestigde. De rechter wilde echter deze informatie verifiëren, wat verzoeker als beledigend en als een schending van het vertrouwen beschouwde. De rechter betwistte dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid, maar de wrakingskamer oordeelde anders.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid in twijfel trekken. In dit geval was er voldoende aanleiding om te concluderen dat de rechter de schijn van partijdigheid op zich had geladen door verzoeker niet op zijn woord te geloven. De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking toe te wijzen en het onderzoek in de hoofdzaak te schorsen totdat een andere rechter de zaak zou hervatten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
Wrakingnummer 2019/19
zaak- /rekestnummer: C/09/569884 / KG RK 19-392
Beslissing van 1 april 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
mr. J.W. Landman,
advocaat te Leiden,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde van [curandus] alsmede van R.E. Davidson in diens hoedanigheid van curator van [curandus] (hierna te noemen: curandus),
strekkende tot wraking van
mr. S.M. de Bruijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
Woonstichting Stek, hierna: Stek,
gemachtigde mr. K.A.M. Jaspers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 5 maart 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de brief van 11 maart 2019 van verzoeker, met daarin vermeld de gronden waarop de wraking berust;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 12 maart 2019;
- het e-mailbericht van 15 maart 2019 van de curator, met als bijlage het e-mailbericht van 25 februari 2019 waarin de curator verzoeker vraagt om namens curandus en curator ter zitting van de kantonrechter te verschijnen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en curandus verschenen.
De rechter heeft tevoren laten weten niet te zullen verschijnen. Ter zitting is een pleitnotitie overgelegd met als bijlage de verklaring van curandus.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de (hoofd)zaak met nummer 75200018 CV EXPL 19-558 tussen Stek en de curator. In de hoofdzaak heeft Stek gevorderd om de curator te veroordelen tot – kort gezegd – ontruiming van de woning van curandus, met een proceskostenveroordeling.
2.2.
Verzoeker heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker verscheen ter zitting met de curandus; de curator was niet aanwezig. De rechter heeft de vraag aan de orde gesteld of verzoeker wel optrad namens de formele procespartij, de heer Davidson. Hoewel verzoeker hierop bevestigend antwoordde, gaf de rechter te kennen dit te willen verifiëren. Aan een advocaat wordt in een rechtszaal nooit gevraagd om aan te tonen dat hij de partij vertegenwoordigt, die hij zegt te vertegenwoordigen; hij wordt op zijn woord geloofd. Door de woorden van verzoeker in twijfel te trekken en te willen verifiëren, heeft de rechter het vertrouwen van verzoeker in een behandeling van de zaak ‘zonder aanziens des persoons’ geschonden en hem beledigd. Het is duidelijk dat de rechter twijfelde aan de juistheid van zijn woorden, zodat een verdere behandeling van de zaak door deze rechter geen zin heeft. Om die reden heeft verzoeker de rechter gewraakt.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft het volgende opgemerkt. De zitting betrof de behandeling van een kort geding dat was aangespannen door Stek tegen de curator en betrof de ontruiming van de woning van de curandus. De curator had voorafgaand aan de mondelinge behandeling geen machtiging verzocht om rechtsbijstand in te schakelen en verder was er geen bericht van verhindering of iets dergelijks van hem ontvangen. Bij de opening van de zitting is de rechter zoals gewoonlijk nagegaan wie namens de betrokken partijen waren verschenen. De curator was niet aanwezig. Er is vervolgens op de vraag wie verzoeker bijstond door curandus medegedeeld dat hij verzoeker via het Juridisch Loket had benaderd en verzoeker heeft te kennen gegeven dat dit in overleg is gegaan met de curator en dat de curator akkoord was. Daarop is aan Stek een standpunt gevraagd, waarna de rechter heeft medegedeeld de zitting kort te willen onderbreken om contact op te nemen met de curator. Omdat verzoeker boos werd en opstond, heeft de rechter hem op enig moment gevraagd te gaan zitten. Daarna heeft de wraking plaatsgevonden. De rechter betwist dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De rechter heeft ter zitting aan verzoeker, in zijn hoedanigheid als advocaat, gevraagd of hij mede optrad namens de gedaagde partij, waarop verzoeker bevestigend heeft geantwoord. Desalniettemin heeft de rechter dit willen verifiëren bij gedaagde zelf.
3.3
Wanneer een advocaat zegt dat hij een bepaalde (rechts)persoon vertegenwoordigt, wordt hij door de rechter op zijn woord geloofd. Door verzoeker niet op zijn woord te geloven heeft de rechter de betrouwbaarheid van verzoeker in zijn hoedanigheid als advocaat ter zitting openlijk in twijfel getrokken. Reeds daardoor heeft de rechter de schijn van partijdigheid op zich geladen. De feiten en omstandigheden die volgens de rechter ten grondslag hebben gelegen aan dit handelen, kunnen de schijn van partijdigheid naar het oordeel van de wrakingskamer niet wegnemen.
3.4
Gelet op dit alles acht de wrakingskamer het wrakingsverzoek gegrond en zal aldus beslissen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
4.2.
bepaalt dat het geschorste onderzoek ter zitting in de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere rechter in deze rechtbank, belast met de behandeling van civiele zaken, zal zijn hervat;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• Woonstichting Stek, gemachtigde: mr. K.A.M. Jaspers (eisende partij);
• de heer R.E. Davidson (curator);
• [curandus] (curandus)
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Eisses, mr. M. Nijenhuis en mr. H.W. Vogels in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. Willems en in openbaar uitgesproken op 1 april 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.