ECLI:NL:RBLIM:2025:2079

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
ROE 23/863 en ROE 23/864
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor een levensloopbestendige woning in het kader van goede ruimtelijke ordening en geluidshinder

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 7 maart 2025, worden de beroepen van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een levensloopbestendige woning behandeld. De vergunninghouder had op 7 maart 2022 een aanvraag ingediend voor de bouw van een woning met garage op een perceel in Maasgouw, dat volgens het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' heeft. Eisers, die nabijgelegen agrarische percelen bezitten, vrezen dat de nieuwe woning hun bedrijfsvoering zal belemmeren door geluidshinder en andere milieueffecten. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder zich kan baseren op de richtafstand van 30 meter zoals vermeld in de VNG-brochure, en dat de vrees van eisers voor geluidshinder niet gegrond is, aangezien het bestemmingsplan al parkeren toestaat. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, en bevestigt dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Tevens wordt een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de procedure minder dan twee jaar heeft geduurd. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van omwonenden en de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven, en bevestigt dat de vergunning in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/863 en ROE 23/864

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.J.T.J. Meuwissen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, verweerder
(gemachtigden: mr. B.H.G. Dautzenberg-Dieteren en X.H.G. Goossens).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam vergunninghouder] uit [woonplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. L. Gijsen).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de bij het besluit van 28 februari 2023 (bestreden besluit) aan vergunninghouder verleende omgevingsververgunning voor het bouwen van een levensloopbestendige woning met garage op [adres 1] , kadastraal bekend als sectie [kadasternummer 1] , in [woonplaats] .
1.1.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] en [naam echtgenote] , echtgenote van [eiser 2] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van verweerder, vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder.

(Totstandkoming van het) bestreden besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende, niet betwiste feiten en omstandigheden. Vergunninghouder heeft op 7 maart 2022 een aanvraag bij verweerder ingediend om een omgevingsvergunning voor een levensloopbestendige woning met garage op het perceel [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend als sectie [kadasternummer 1] , (hierna: het bouwplan). Het perceel heeft op grond van het bestemmingsplan “Maasbracht-Brachterbeek” (hierna: het bestemmingsplan), vastgesteld op 28 maart 2013, de bestemming ‘Wonen’ en de gebiedsaanduidingen ‘Geluidzone-industrie’ en ’Milieuzone-Roerdalslenk II’. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, onder meer omdat het aantal woningen per bouwperceel niet mag toenemen (artikel 25.2.2, onder a, van het bestemmingsplan).
3. Vergunninghouder woont samen met zijn moeder op [adres 2] , kadastraal bekend als sectie [kadasternummer 2] , gelegen aan de oostkant van perceel [kadasternummer 1] . Aan de westkant van perceel [kadasternummer 1] liggen aangrenzend de percelen [kadasternummer 3] en [kadasternummer 4] . Op laatstgenoemd perceel staat de woning van [eiser 1] aan de [adres 3] . Hij heeft een klusbedrijf waarvoor hij alleen een busje gebruikt en geen bedrijfsgebouwen. Op het perceel ligt – verder naar het westen – een in- en uitrit naar perceel [kadasternummer 3] . Dat laatste perceel is eigendom van [eiser 2] en [naam echtgenote] , de ouders van [eiser 1] . Op dit perceel is een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijfsgebouwen op dit perceel worden gebruikt ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Op 28 september 1979 is aan [eiser 2] omgevingsvergunning verleend voor het houden van 640 mestvarkens aan de [adres 3] . Per 1 januari 2013 is deze vergunning van rechtswege een melding Activiteitenbesluit milieubeheer geworden. Sinds ongeveer 2000 worden er geen varkens meer gehouden, maar vindt nog wel akkerbouw plaats en incidenteel mestopslag.
4. Bij het bestreden besluit, dat is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) en het handelen in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor de levensloopbestendige woning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Eisers vrezen dat zij door de levensloopbestendige woning in hun bedrijfsvoering worden geschaad.
6. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 7 maart 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Toetsingskader
8. Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
8.1.
Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Is sprake van een goede ruimtelijke ordening gezien het agrarische bedrijf op perceel [kadasternummer 3] ?
9. Eisers stellen dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met de aan hen vergunde rechten. De omgevingsvergunning zorgt ervoor dat eisers volgens hen in hun bedrijfsvoering worden geschaad, omdat de geluidcirkel van de inrichting van eisers - die verweerder, naar ter zitting door eisers is gesteld, gelet op de in de bijlage 1 bij het bestemmingsplan opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten, ten onrechte heeft vastgesteld op 30 meter in plaats van 50 meter - ruim over de geplande levensloopbestendige woning ligt, waardoor eisers niet meer kunnen voldoen aan de voorwaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Tevens heeft verweerder volgens eisers ten onrechte het overgangsrecht niet toegepast, omdat ten tijde van de wijziging van het bestemmingsplan op 19 december 2005 de percelen [kadasternummer 3] en [kadasternummer 4] reeds in gebruik waren als agrarisch bedrijf. Dit betekent, naar ter zitting is gesteld, dat wat betreft de geluidcirkel gekeken moet worden naar het feitelijk gebruik en gemeten moet worden vanaf de schuur, ook al heeft deze inmiddels de bestemming ‘wonen’. Het bedrijf was immers ten tijde van de wijziging van het bestemmingsplan op 19 december 2005 legaal als agrarisch bedrijf in werking en er hebben zich geen wijzigingen in de bedrijfsvoering voorgedaan die het overgangsrecht ongedaan zouden maken, aldus eisers. Het niet informeren van het wegbestemmen van een deel van de bestemming “Agrarisch met waarden” is, naar eisers ter zitting hebben gesteld, in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het Eerste Protocol), omdat verweerder een actieve informatieplicht heeft jegens de eigenaar. Door het veelvuldige verkeer van landbouwvoertuigen en vrachtwagens over de in- en uitrit van perceel [kadasternummer 3] is het van groot belang voor eisers dat de geluidcirkel van 50 meter op de gevel van de dichts bij zijnde woning door verweerder wordt gewaarborgd, zo betogen eisers. De geluidcirkel ligt ver over de geplande nieuwbouw woning heen. Verweerder heeft hiermee geen rekening gehouden, aldus eisers.
10. Verweerder stelt dat het bouwplan, gelet op de op 28 maart 2022 ontvangen ruimtelijke onderbouwing, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Er ligt volgens verweerder al een woonbestemming, zodat het bedrijf van eisers niet extra wordt belemmerd door de geplande woning op [adres 1] . Er moet nu namelijk ook al rekening worden gehouden met de woonbestemming, aldus verweerder. De provincie Limburg heeft op 4 april 2022 laten weten in te kunnen stemmen met het bouwplan. Het bedrijf van eisers wordt volgens verweerder niet belemmerd in zijn ontwikkelingsmogelijkheden, omdat wordt voldaan aan de geur-, stof- en geluidcirkels/afstanden. Op basis van VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (VNG-brochure) worden de activiteiten aan de [adres 3] aangemerkt als ‘aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m² en ‘akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)’. Voor beide activiteiten geldt een richtafstand van 30 meter voor geluid, aldus verweerder. De werkplaats en stalling landbouwmachines zijn op meer dan 30 meter gelegen van de perceelsgrens van de woonbestemming op nummer 21/23, zodat volgens verweerder aan de richtafstanden wordt voldaan. Ten aanzien van de garage/opslag wordt volgens verweerder ook voldaan aan de richtafstanden, omdat de achtergevel van de geplande woning is gelegen op 30 meter afstand van de garage/loods. Doordat wordt voldaan aan de richtafstanden, mag volgens verweerder geconcludeerd worden dat het bedrijf van eisers niet belemmerd wordt in zijn ontwikkelruimte en de geplande woning een goed woon- en leefklimaat heeft. Volgens verweerder is de in bijlage 2 bij de beroepsgronden ingetekende geluidcirkel niet correct ingetekend, omdat het eerste deel van het perceel van eisers woonbestemming is. Vanaf de agrarische/bedrijfsbestemming is het meer dan 30 meter tot de geplande woning, aldus verweerder. Ten aanzien van het gebruik van de in- en uitrit stelt verweerder primair dat perceel [kadasternummer 4] niet beschouwd kan worden als deel van de inrichting, zodat het rijden van en naar het achterliggende perceel niet beschouwd dient te worden als directe hinder vanwege het bedrijf. Over het geluid van de verkeersaantrekkende werking, ofwel indirecte hinder, wordt opgemerkt dat deze reeds wordt ingeperkt vanwege de bestaande woning [adres 4] . Deze woning perkt het gebruik van de in- en uitrit zodanig in dat de projectie van de woning [adres 1] niet maatgevend is voor de beoordeling van het directe geluid. Daarenboven wordt het geluid in noordoostelijke richting in belangrijke mate afgeschermd door de eigen woning met bijgebouwen van [eiser 1] , aldus verweerder.
11. De rechtbank overweegt als volgt.
12. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, en 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1340, overweegt de rechtbank dat met de normen met betrekking tot onder meer geluid, waarop eisers zich beroepen, wordt beoogd zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Degene die een bedrijf voert kan, omdat hij geconfronteerd kan worden met klachten van omwonenden over die milieugevolgen, aanvoeren dat in het plangebied vanwege de milieugevolgen van zijn bedrijf geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Ten aanzien van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat in een geval als dit, beoogt de norm van een goede ruimtelijke ordening zowel de belangen van de (toekomstige) omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen, zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1151 en 29 juli 2015, ECLI:Nl:RVS:2015:2364.
13. De rechtbank stelt vast dat de gestelde hinder voor de bedrijfsuitoefening enkel betrekking kan hebben op het landbouwbedrijf op perceel [kadasternummer 3] , omdat ter zitting is gebleken dat [eiser 1] (nog) geen klusbedrijf heeft in de garage/schuur en enkel vanuit zijn bus klust. Verweerder heeft ter beoordeling of de activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure zijn richtafstanden gegeven ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van milieufactoren, zoals geur, stof, geluid en gevaar, uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De VNG-brochure kan worden gebruikt bij de beoordeling van nieuwe situaties. Als uitgangspunt geldt dat de aangegeven indicatieve afstanden gemotiveerd kunnen worden toegepast. Volgens de VNG-brochure worden de richtafstanden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (zie de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1894). Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ter bepaling of voldaan is aan een goede ruimtelijke ordening aansluiting mogen zoeken bij de in de VNG-brochure genoemde richtafstand voor geluid van 30 meter. Hiertoe verwijst de rechtbank naar vaste rechtspraak van de Afdeling waarbij is overwogen dat indien de relevante richtafstand uit de VNG-brochure wordt aangehouden het gemeentebestuur in beginsel geen verdere toetsing behoeft te verrichten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2117). De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat de richtafstand voor geluid (geluidcontour) 50 meter in plaats van 30 meter bedraagt, omdat ter bepaling van de richtafstand van geluid, gelet op genoemde rechtspraak, verweerder aansluiting heeft mogen zoeken bij de in de VNG-brochure genoemde richtafstand. De in bijlage 1 bij het bestemmingsplan opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten met de genoemde afstand bij ‘geluid’ is niet bepalend voor de vraag of er wel of geen woning gebouwd mag worden.
13.1.
Blijkens het zienswijzenrapport liggen de werkplaats en de stalling landbouwmachines op meer dan 30 meter van de perceelsgrens van het perceel van de levensloopbestendige woning, zodat wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter voor geluid. Dit is ook niet betwist. Nog afgezien van het gegeven dat de garage/opslag gesitueerd is in de bestemming “Wonen” bevindt deze zich op ongeveer 30 meter van de levensloopbestendige woning, zodat hierbij eveneens aan de richtafstand van 30 meter wordt voldaan. Gelet hierop heeft verweerder mogen concluderen dat het bedrijf van eisers niet belemmerd wordt in zijn ontwikkelruimte door de levensloopbestendige woning. De door eisers in bijlage 2 bij de beroepsgronden ingetekende geluidcirkel is niet correct ingetekend, omdat deze uitgaat van 50 meter en het eerste deel van het perceel van eisers de bestemming “Wonen” heeft. Dat het overgangsrecht van toepassing zou zijn, waardoor de bestemming “Agrarisch met waarden” nog steeds rust op het gedeelte van het perceel van eisers dat in het bestemmingsplan de bestemming “Wonen” heeft en als gevolg daarvan niet wordt voldaan aan de richtafstanden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning, volgt de rechtbank niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat onbetwist is dat de bestemming ‘Wonen’ er op is komen te liggen bij de bestemmingsplanwijziging van 19 december 2005 en daarmee op dat deel van het perceel de bestemming “Agrarisch met waarden’ is wegbestemd. Nadien is het bestemmingsplan nogmaals gewijzigd en op 7 januari 2013 onherroepelijk geworden, waarbij de wegbestemming is gehandhaafd. Op grond van artikel 45.2, onder d, van het bestemmingsplan is het eerste lid (de rechtbank begrijpt dat is bedoeld de bepaling onder a) niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. In artikel 45.2, onder a, van het bestemmingsplan is bepaald dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Dit betekent dat niet twee maal een beroep kan worden gedaan op het overgangsrecht, cumulatie van overgangsrecht is derhalve niet mogelijk. Gelet hierop kunnen eisers zich niet met succes beroepen op het overgangsrecht.
13.2.
De rechtbank ziet geen reden voor vernietiging van het bestreden besluit in de stelling die eisers ter zitting naar voren hebben gebracht dat verweerder door hen als eigenaren van de percelen niet te informeren dat de bestemming werd gewijzigd heeft gehandeld in strijd met artikel 1 van het Eerste protocol. Op grond van artikel 1 van het Eerste Protocol heeft iedere natuurlijke of rechtspersoon recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. Daargelaten de vraag of eisers deze grond in onderhavige procedure kunnen aanvoeren en niet hadden dienen aan te voeren in de procedure van de bestemmingsplanwijziging, bestaat er geen verplichting om eisers actief te informeren als de bestemming wijzigt, noch kan deze informatieverplichting worden afgeleid uit artikel 1 van het Eerste protocol. Niet valt in te zien dat het niet actief informeren van de bestemmingsplanwijziging een inbreuk maakt op het eigendomsrecht van eisers. Bovendien dient een bestemmingsplanwijziging openbaar gemaakt te worden. Voor zover eisers van mening zijn dat de bestemmingswijziging in strijd is met het eigendomsrecht, overweegt de rechtbank dat artikel 1 van het Eerste Protocol onverlet laat dat wettelijke voorschriften die noodzakelijk kunnen worden geacht met betrekking tot het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang worden vastgesteld en toegepast. Het bestemmingsplan behelst zodanige voorschriften (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:207. Ook hadden eisers zienswijzen en beroep kunnen instellen tegen het nieuwe bestemmingsplan, hetgeen zij niet hebben gedaan. Niet betwist is dat de afstand vanaf de agrarische/bedrijfsbestemming tot de geplande woning meer dan 30 meter is, zodat wordt voldaan aan de richtafstand voor geluid.
13.3.
Ten aanzien van het betoog van eisers dat de in- en uitrit naar het bedrijf op perceel [kadasternummer 3] niet is meegenomen, overweegt de rechtbank dat het perceel [kadasternummer 4] ( [adres 3] ), niet beschouwd kan worden als deel van de inrichting van het op perceel [kadasternummer 3] gelegen bedrijf van eisers, omdat dit perceel de bestemming ‘Wonen’ heeft en hierop geen deel van het bedrijf is gevestigd. Dit betekent dat het rijden op perceel [kadasternummer 4] van en naar het bedrijf dat op het achterliggende perceel ligt niet gezien kan worden als directe hinder van de inrichting. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking, zijnde de indirecte hinder, reeds wordt beperkt door de woning [adres 4] die op dichtere afstand van de rand van de in- uitrit (ongeveer 14 meter) gelegen is, dan de afstand van de levensloopbestendige woning tot de rand van de in- en uitrit (ongeveer 16 meter). Tevens wordt het geluid in de richting van de levensloopbestendige woning afgeschermd door de woning [adres 3] . Gelet hierop vormt de realisatie van de levensloopbestendige woning geen inperking voor het gebruik van de in- en uitrit. Het betoog slaagt niet.
Is sprake van een goede ruimtelijke ordening gezien de in- en uitrit van de levensloopbestendige woning?
14. [eiser 1] stelt dat zijn woon- en leefgenot ernstig wordt aangetast, doordat de in- en uitrit van de levensloopbestendige woning op ongeveer 50 centimeter van zijn slaapkamer komt wat tot ernstige geluidoverlast zal leiden.
15. Verweerder stelt ten aanzien van de gestelde geluidsoverlast van de in- en uitrit voor [eiser 1] als bewoner van [adres 3] dat het parkeren bij een afzonderlijke woning onder het toewijzen van een nieuwe woonbestemming, niet wordt beschouwd als een geluidbron die specifiek beschouwing behoeft in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft verweerder erop gewezen dat het perceel van de levensloopbestendige woning de enkelbestemming ‘Wonen’ en zijn de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mede bestemd voor parkeervoorzieningen. Het parkeren van voertuigen is dan ook geen wijziging ten opzichte van het bestemmingsplan en behoeft geen verdere afweging, aldus verweerder.
16. De rechtbank overweegt met verweerder dat op grond van artikel 25.1, onder m, van het bestemmingsplan de voor “Wonen” aangewezen gronden mede bestemd zijn voor parkeervoorzieningen. Dit betekent dat het parkeren van de auto niet in strijd is met het bestemmingsplan en derhalve geen onderdeel uitmaakt van verweerders belangenweging ter bepaling of het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt niet.
Overschrijding redelijke termijn
17. Eisers hebben de rechtbank bij mail van 2 december 2024 verzocht om een schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM).
18. De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden als de duur van de totale procedure te lang is. Voor een zaak waarbij het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, begint de redelijke termijn te lopen op het moment dat beroep is ingesteld tegen het besluit. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter die beslist op het verzoek om schadevergoeding, uitspraak doet over het geschil dat de belanghebbende en het bestuursorgaan verdeeld houdt. De behandeling van het beroep mag ten hoogste twee jaar duren (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2157 en 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4091).
18.1.
De (pro forma) beroepschriften van eisers zijn op 17 april 2023 door de rechtbank ontvangen. Met deze uitspraak van de rechtbank is de beroepsprocedure geëindigd, zodat de procedure van het beroep in totaal minder dan twee jaar heeft geduurd. Dit betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden. De verzoeken worden daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

19. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor de levensloopbestendige woning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst de verzoeken om een schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 7 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.