ECLI:NL:RBLIM:2025:1950

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
11126308 \ CV EXPL 24-2741
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en kwalificatie van 24-uursdiensten als arbeidstijd in het arbeidsrecht

In deze zaak vordert eiser, die als brandweerman werkzaam was via uitzendbedrijven, betaling van achterstallig loon van zijn werkgevers, Start People Diensten B.V. en Start People Services B.V. Eiser stelt dat de 24-uursdiensten die hij heeft gewerkt, moeten worden gekwalificeerd als aanwezigheidsdiensten, wat betekent dat hij voor alle 24 uur recht heeft op betaling. De werkgevers betwisten dit en verwijzen naar de Regeling 1872, die een lagere beloning voor deze diensten zou inhouden. De kantonrechter oordeelt dat de Regeling 1872 niet van toepassing is op de arbeidsrelatie tussen eiser en de uitzendbedrijven, omdat deze niet schriftelijk is bevestigd in de plaatsingsbevestigingen. De rechter wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten, en stelt dat de 24-uursdiensten volledig als arbeidstijd moeten worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke bevestiging van beloningsregelingen in arbeidsrelaties en de rechten van uitzendkrachten onder de ABU CAO.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11126308 \ CV EXPL 24-2741
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. W.J.F. Geertsen,
tegen

1.START PEOPLE DIENSTEN B.V.,

gevestigd te Almere,
2.
START PEOPLE SERVICES B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Start,
gemachtigde: S. van het Ende,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO ZUID LIMBURG,
gevestigd te Margraten, gemeente Eijsden-Margraten,
voegende partij,
hierna te noemen: VRZL,
gemachtigde: mr. M.P.W. Steuten

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het vonnis in incident van 21 augustus 2024
- de conclusie van antwoord van Start
- de conclusie van antwoord van VGZL
- de mondelinge behandeling van 20 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiser]
- de pleitaantekeningen van Start
- de pleitaantekeningen van VGZL.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 in dienst van Start People Diensten B.V. op basis van een detacheringsovereenkomst bepaalde tijd fase A. [eiser] was op uitzendbasis werkzaam bij VRZL als brandweerman.
2.2.
Van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 was [eiser] in dienst van Start People Services B.V. op basis van verschillende detacheringsovereenkomsten waarbij hij op uitzendbasis werkzaam was bij VRZL als brandweerman.
2.3.
Op de detacheringsovereenkomsten is de CAO voor uitzendkrachten van toepassing (hierna: ABU CAO). In de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 waren verschillende versies van de ABU CAO van toepassing. Tot 1 juli 2023 stond in artikel 16 lid 7 van de ABU CAO opgesomd wat er bij iedere terbeschikkingstelling schriftelijk aan de uitzendkracht moet worden bevestigd en in lid 9 wanneer de inlenersbeloning met terugwerkende kracht kan worden aangepast. Per 1 juli 2023 staat dit opgenomen in respectievelijk lid 6 en lid 8. Behalve de nummering zijn er ten aanzien van de inhoud voor deze procedure geen van belang zijnde veranderingen in de verschillende versies. De leden 6 en 8 luiden - voor zover van belang - als volgt:
“Artikel 16 lid 6
Bij iedere terbeschikkingstelling is de uitzendonderneming verplicht de sub a. t/m o. genoemde elementen schriftelijk aan de uitzendkracht te bevestigen.
(…)
d. de functie-inschaling en -trede volgens de beloningsregeling opdrachtgever indien beschikbaar;
(…)
g. de cao/beloningsregeling;
h. het bruto feitelijk (uur)loon;
(…)
Bij wijziging van de arbeidsvoorwaarden gedurende de terbeschikkingstelling betreffende een van de bovenstaande elementen is de uitzendonderneming verplicht deze wijziging schriftelijk aan de uitzendkracht te bevestigen.
Lid 8
De toepassing van de inlenersbeloning zal nooit worden aangepast met terugwerkende kracht behalve als:
■ er sprake is van opzet dan wel kennelijk misbruik; of
■ de uitzendonderneming zich niet aantoonbaar heeft ingespannen voor een correcte vaststelling van de inlenersbeloning als bedoeld in lid 5 van dit artikel;
■ de uitzendonderneming zich niet heeft gehouden aan het bepaalde in lid 6 met betrekking tot c., d., e., g., h., i., j., k., l., m., n. en o.;
■ op een gemotiveerd verzoek van de uitzendkracht de uitzendonderneming geen schriftelijke toelichting heeft gegeven op de vaststelling van de inlenersbeloning als bedoeld in lid 7 van dit artikel.”
2.4.
In de detacheringsovereenkomsten staat onder meer en voor zover van belang het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 1: Toepasselijkheid CAO voor uitzendkrachten en arbeidsverleden
1. Op deze overeenkomst is de CAO voor uitzendkrachten (…) van toepassing, zoals deze nu luidt of in de toekomst gaat luiden. (…)
Artikel 3: Salaris
1. De werknemer heeft recht op de inlenersbeloning overeenkomstig de cao. Dit betekent dat de werknemer recht heeft op dezelfde beloning als de rechtens geldende beloning van de werknemer in dienst van de opdrachtgever werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie. (…)
4. Het salaris wordt per opdracht nader vastgesteld in de plaatsingsbevestiging. De plaatsingsbevestiging maakt onlosmakelijk deel uit van deze overeenkomst.
(…)”
2.5.
Start heeft aan [eiser] plaatsingsbevestigingen gestuurd voor de inlening door VRZL Op deze plaatsingsbevestigingen staan o.a. vermeld:
“loonschaal bij opdrachtgever : 6
loontrede bij opdrachtgever : 6 (2020 en 2021), 8 (2022) en 10 (2023),
bruto uurloon : (…)
naam cao/beloningsregeling opdrachtgever : Car-Uwo (AVR)”
2.6.
Bij VRZL werkte [eiser] onder andere 24-uursdiensten waarbij [eiser] van 07:00 uur tot 07:00 uur (de volgende dag) op de brandweerkazerne beschikbaar en fysiek aanwezig was. Tijdens deze 24-uurdiensten was sprake van actieve werkzaamheden tot 18:00 uur en vanaf 18:00 was sprake van wachttijd, waarbij [eiser] stand-by moest blijven voor eventuele uitrukken.
2.7.
Blijkens de salarisstroken zijn de 24-uursdiensten steeds voor 18 hele uren verloond.
2.8.
Alle 24 uur uit de 24-uursdienst gelden als arbeidstijd ex artikel 2 lid 1 van de Richtlijn 2003/88/EG (hierna: Arbeidstijdenrichtlijn).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Een verklaring voor recht dat de aan [eiser] opgedragen 24-uursdiensten hebben te gelden als een aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 4.8:1 Arbeidstijdenbesluit;
II. Start People Diensten B.V. te veroordelen tot betaling van € 1.963,92 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 lid 1 BW van € 981,96 bruto en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024;
III. Start People Services B.V. te veroordelen tot betaling van € 8.255,34 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 lid 1 BW van € 4.127,67 bruto en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2024;
IV. Start People Diensten B.V. te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 356,45 inclusief btw;
V. Start People Services B.V. te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 953,20 inclusief btw;
VI. Start hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de 24-uursdienst gekwalificeerd moet worden als een aanwezigheidsdienst ex artikel 4.8:1 Arbeidstijdenbesluit waarbij alle 24 uur als arbeidstijd dienen te worden aangemerkt als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Arbeidstijdenrichtlijn (2003/88/EG). Alle 24 uur dienen ook betaald te worden en [eiser] stelt dat hij nu per 24-uursdienst maar 18 uur betaald heeft gekregen, waardoor er over de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 in totaal 576 uren niet zijn uitbetaald. Verder voert [eiser] aan dat de bij VRZL gehanteerde “Regeling 1872” niet op hem als uitzendkracht van toepassing is en dat hij betaald moet worden conform de afspraken van de plaatsingsbevestigingen. Op deze plaatsingsbevestigingen wordt niet verwezen naar de Regeling 1872 en [eiser] stelt dat hij deze regeling pas na het einde van zijn dienstverband heeft ontvangen.
3.3.
Start voert verweer. Start concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Start voert het volgende aan. Zij is gebonden aan de ABU CAO en op grond van artikel 16 lid 1 van deze CAO is zij gehouden om haar uitzendkrachten, en dus ook [eiser] , conform de inlenersbeloning te belonen. Deze inlenersbeloning houdt in dat de beloning die Start aan de uitzendkracht betaalt, gelijk moet zijn aan de beloning van een werknemer in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst van de opdrachtgever. Start stelt dat zij bij VRZL navraag heeft gedaan over de beloning die VRZL aan haar eigen werknemers uitbetaalt, waarbij VRZL heeft aangegeven 24-uursdiensten te belonen conform de eigen rechtspositieregeling “1872” (hierna: de Regeling 1872). Deze houdt in dat ieder klokuur in een 24-uursdienst gelijk staat aan 0,75 salarisuur zodat er per 24-uursdienst 18 uur salaris wordt uitbetaald. Start is van mening dat zij daarmee voldaan heeft aan haar verplichting om [eiser] conform de inlenersbeloning voor zijn werkzaamheden te betalen. Ook voert Start aan dat zij op grond van artikel 17 lid 3 ABU CAO het uurloon dient vast te stellen volgens de uurloondefinitie van VRZL. Ten aanzien van het uurloon van een 24-uursdienst betoogt Start dat zij hiervoor de weegfactor 0,75 moet toepassen uit de Regeling 1872.
3.5.
Verder stelt Start dat de inlenersbeloning alleen met terugwerkende kracht kan worden aangepast indien sprake zou zijn van één van de omstandigheden zoals genoemd in artikel 16 lid 8 ABU CAO. Hiervan is naar mening van Start geen sprake, zodat de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht kan worden aangepast. Tot slot voert Start aan dat zij [eiser] steeds heeft ingelicht over de Regeling 1872 en dat hij ervan op de hoogte was dat de 24 arbeidsuren van de 24-uursdienst met een weegfactor 0,75 werden verloond.
3.6.
VRZL heeft als voegende partij in deze procedure in aanvulling op de verweren van Start een uitleg gegeven over de achtergrond en ontstaansgeschiedenis van de regeling 1872, die de kracht heeft van een algemeen verbindend voorschrift, gestoeld op artikel 125 Ambtenarenwet 1929 en dat daarom de in deze regeling vastgelegde wijze van beloning van de 24-uursdiensten een solide juridische grondslag kent. Daarnaast voert VRZL aan dat [eiser] de klachtplicht van artikel 6:89 BW heeft geschonden door jarenlang te aanvaarden dat de 24-uursdiensten werden verloond volgens de Regeling 1872. Verder betwist VRZL de door [eiser] gemaakte berekening en geeft zij te kennen dat [eiser] in deze berekening uren vermenigvuldigt met een salaris dat niet binnen de VRZL geldt en dat bij de berekening geen rekening is gehouden met de onregelmatigheidstoeslag. Ook verzoekt VRZL om de wettelijke verhoging te matigen naar 0 procent nu [eiser] de door hem betwiste situatie jaren heeft laten voortduren. Tot slot betwist VRZL de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten omdat de dagvaarding niet in het verlengde ligt van de aanmaningen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat een 24-uursdienst als een aanwezigheidsdienst ex artikel 4.8:1 Arbeidstijdenbesluit moet worden beschouwd. Evenmin is in geschil dat alle 24 uur van een 24-uursdienst als arbeidstijd moet worden aangemerkt. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
24-uursdienst en Regeling 1872
4.2.
Blijkens de door [eiser] ingenomen stellingen in de dagvaarding ging hij er aanvankelijk vanuit dat Start (en VRZL) de 24-uursdiensten niet volledig als arbeidstijd beschouwde(n) en dat van die uren daarom maar 18 uur per dienst werden verloond. In de dagvaarding is [eiser] daarom uitgebreid ingegaan op de (Europese) jurisprudentie over de Arbeidstijdenrichtlijn (Richtlijn 2003/88/EG) om te betogen dat die 24-uursdiensten wèl volledig als arbeidstijd kwalificeren. Nadat Start en VRZL bij conclusie van antwoord hadden aangevoerd dat zij niet bestrijden dat de 24-uursdiensten volledig als arbeidstijd gelden, maar dat de uren van die 24-uursdiensten worden verloond middels een lager uurloon, en dat dit zijn grondslag vindt in de Regeling 1872, die op de ambtelijke rechtsverhouding van de brandweerlieden met een aanstelling bij VRZL van toepassing is, heeft [eiser] op de mondelinge behandeling aangevoerd dat die Regeling 1872 op de rechtsverhouding tussen hem en Start
nietvan toepassing is en dat hij aanspraak maakt op het “reguliere” tussen hem en Start overeengekomen uurloon.
Door Start en VRZL is op de mondelinge behandeling opgemerkt dat dit standpunt als een verrassing kwam, omdat de toepasselijkheid van Regeling 1872 nooit een punt van discussie zou zijn geweest tussen partijen.
4.3.
De kantonrechter beschouwt deze aanvulling van [eiser] niet als een wijziging van de grondslag van zijn eis. De eis van [eiser] betreft betaling van loon en zijn standpunt is dat hij vindt dat de 24-uursdiensten volledig dienen te worden betaald, en niet slechts voor een gedeelte. Kennelijk is de grondslag voor de toepassing van dit lagere uurloon gelegen in de binnen VRZL van toepassing zijnde Regeling 1872, waarvan Start stelt dat die op grond van de door haar te betalen “inlenersbeloning” ook voor [eiser] geldt. Het is daarom in de eerste plaats aan Start om aan te tonen dat deze Regeling 1872 ook in de rechtsverhouding tussen haar en [eiser] van toepassing is. Het op de mondelinge behandeling door [eiser] ingenomen standpunt dat dat niet het geval is, is daarom geen wijziging van de grondslag van zijn eis, maar een betwisting van de stellingen van Start.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de Regeling 1872 niet op de rechtsverhouding tussen [eiser] en Start van toepassing is en overweegt daarover het volgende.
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat op de detacheringsovereenkomsten tussen Start en [eiser] de ABU CAO van toepassing is en dat [eiser]
ten minsterecht heeft op de inlenersbeloning als bedoeld in artikel 16 lid 1 van deze CAO. Deze inlenersbeloning is gelijk aan de beloning van werknemers die in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst zijn bij de opdrachtgever.. Het betreft een minimum CAO waarvan ten voordele van de uitzendkracht kan worden afgeweken.
4.6.
Uit artikel 3 lid 4 van de detacheringsovereenkomsten (zie rechtsoverweging 2.4. en de producties 5, 8, 12 en 13 bij de dagvaarding) volgt dat het salaris per opdracht in de plaatsingsbevestiging wordt vastgelegd. Op de met [eiser] overeengekomen plaatsingsbevestigingen (zie rechtsoverweging 2.5. en de producties 6, 10, 11 en 14 bij de dagvaarding) staan het bruto uurloon en de toepasselijke CAO van de opdrachtgever vermeld (Car-uwo (AVR)). Dit zijn dan ook de afspraken die partijen over de verloning hebben gemaakt. Niet opgenomen staat dat de Regeling 1872 van toepassing is in het geval [eiser] bij de opdrachtgever 24-uursdiensten gaat werken. Dit had wel moeten gebeuren om deze regeling van toepassing te laten zijn. Dat geldt temeer nu de toepasselijkheid van deze regeling tot gevolg heeft dat het uurloon van [eiser] met 25% werd verminderd bij het werken van 24-uursdiensten.
Start voert weliswaar aan dat zij [eiser] meerdere malen heeft geïnformeerd over de Regeling 1872 en dat zij hem hierover uitleg heeft gegeven, maar dat is onvoldoende om deze Regeling 1872 ook van toepassing te laten zijn op de arbeidsverhouding met [eiser] .
In artikel 16 lid 6 van de CAO staat immers dat de toepasselijke beloningsregelingen
schriftelijkaan de uitzendkracht moeten worden bevestigd.
Evenmin kan een bevestiging van [eiser] , dat Regeling 1872 op hem van toepassing is, worden gelezen in zijn e-mail van 4 juli 2022 (productie 2 bij de conclusie van antwoord van Start). Partijen zijn de toepasselijkheid van deze regeling dan ook niet overeengekomen. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat Start de Regeling 1872 voor het eerst pas bij e-mail van 26 maart 2024 aan (de gemachtigde van) [eiser] heeft gezonden (productie 18 bij de dagvaarding). Op dat moment was [eiser] niet meer in dienst bij Start.
4.7.
Op grond van voorgaande overweging is de Regeling 1872 met de weegfactor 0,75 voor de gewerkte 24-uursdiensten niet van toepassing op de uren die [eiser] tijdens de 24-uursdiensten heeft gewerkt. Ten gevolge hiervan dient [eiser] alle 24 uur van de gewerkte 24-uursdiensten volledig, op basis van het in zijn plaatsingsbevestiging genoemde volledige uurloon, betaald te krijgen. Dat dit oordeel tot gevolg heeft dat [eiser] de facto een hogere beloning ontvangt dan de brandweerlieden die rechtstreeks in dienst zijn bij VRZL, is, gelet op het minimumkarakter van de CAO en artikel 16 daarvan, geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Klachtplicht
4.8.
VRZL beroept zich op schending van de klachtplicht omdat [eiser] jarenlang heeft aanvaard dat de uren van de 24-uursdienst werden verloond volgens de Regeling 1872. Na de uitleg van Start dat de verloning conform Regeling 1872 was, heeft [eiser] verder geen actie meer ondernomen. Hiermee heeft hij naar mening van VRZL zijn recht verwerkt om nog te kunnen klagen over de verloning.
4.9.
In artikel 6:89 BW is bepaald dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet heeft geprotesteerd binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken. Deze klachtplicht is in beginsel van toepassing op alle verbintenissen, waaronder die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst en die tot betaling van een geldsom [1] . Het niet volledig betalen van loon is niet naar zijn aard het in het geheel niet verrichten van een prestatie [2] . Daaruit valt op te maken dat het niet volledig betalen van het loon gezien moet worden als een gebrekkige prestatie, zodat artikel 6:89 BW hierop van toepassing is.
4.10.
[eiser] stelt dat hij Start gedurende zijn dienstverband steeds heeft gewezen op het niet volledig uitbetalen van zijn 24-uursdiensten en dat partijen hierover in 2021 met elkaar in gesprek zijn geweest. Start bevestigt dat zij in 2021 met [eiser] gesprekken heeft gevoerd over deze beloning, waarbij zij heeft aangegeven dat de beloning conform Regeling 1872 was, en dat zij [eiser] in de e-mail van 4 juli 2022 (zie productie 2 bij de conclusie van antwoord van Start) heeft aangeboden om hem bij een andere inlener te plaatsen. Daaruit valt op te maken dat [eiser] in ieder geval in 2021 en 2022 kenbaar heeft gemaakt het niet eens te zijn met de beloning van de 24-uursdiensten. Hiermee heeft [eiser] voldaan aan de klachtplicht. De klachtplicht gaat immers niet zover dat [eiser] steeds weer opnieuw zijn klacht had moeten herhalen.
4.11.
Ook het door VRZL aangevoerde dat de salarisstroken binnen de context van de ambtelijke rechtsverhouding gezien worden als besluiten, die na zes weken in rechte vast komen te staan, kan haar niet baten. [eiser] heeft met Start immers geen ambtelijke rechtsverhouding.
Berekening
[eiser] heeft een berekening overgelegd dat er in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 in totaal 576 uren niet betaald zijn. Deze berekening is nader toegelicht per maand (productie 20 bij de dagvaarding) en door middel van de dienstroosters van de jaren 2020 tot en met 2023 (productie 21 bij de dagvaarding) en de loonstroken van 2020 en 2023 (producties 7 en 22 bij de dagvaarding). Uit de overgelegde dienstroosters blijkt welke diensten [eiser] heeft gewerkt en uit de loonstroken volgt het aantal uitbetaalde uren per week. [eiser] heeft dit vervolgens per maand verwerkt in zijn schema van productie 20 en per jaar in randnummer 19 van de dagvaarding. Daarmee heeft [eiser] zijn vordering voldoende onderbouwd.
4.13.
Van elke gewerkte 24-uursdienst heeft [eiser] 18 uur volledig betaald gekregen. De overige zes uur per dienst zijn niet betaald. Voor de berekening van deze zes niet betaalde uren van een 24-uursdienst heeft [eiser] de uren vermenigvuldigd met het dan geldende uurloon dat tussen hem en Start was afgesproken. Dat dit uurloon anders is dan het salaris dat binnen VRZL geldt, doet niets af aan deze berekening. Zoals overwogen onder r.o. 4.6. is [eiser] niet gebonden aan de verloning van VRZL aan haar eigen werknemers, maar aan het tussen hem en Start afgesproken uurloon conform de plaatsingsbevestigingen.
4.14.
Start heeft in haar verweer deze berekening en de daarin vermelde uren en uurlonen niet betwist, anders dan dat Start van mening is dat de uren allemaal (met weegfactor 0,75) zijn uitbetaald. VRZL heeft aangevoerd dat bij uitbetaling van de volledige 24 uur rekening moet worden gehouden met de onregelmatigheidstoeslag hetgeen een matigend effect zou hebben op de berekening. Het had echter op de weg van Start en VRZL gelegen om aan te geven wat er precies niet zou kloppen aan de berekening van [eiser] . Door dit na te laten, hebben Start en VRZL hun betwisting onvoldoende gemotiveerd en zal de kantonrechter daaraan voorbij gaan.
4.15.
De kantonrechter zal uitgaan van de juistheid van de berekening van [eiser] waardoor in het jaar 2020 in totaal 126 uur ten bedrage van € 1.963,92 bruto ten onrechte niet door Start People Diensten B.V. aan [eiser] zijn uitbetaald, en in de jaren 2021 tot en met 2023 in totaal 450 uren ten bedrage van € 8.255,34 bruto ten onrechte niet door Start People Services B.V. aan [eiser] zijn betaald.
Inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht aanpassen (artikel 16 lid 8 ABU CAO)
4.16.
Start voert nog als verweer aan dat de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht kan worden aangepast. Nog afgezien van de vraag of de vordering van [eiser] te beschouwen is als een vordering tot “aanpassing van de inlenersbeloning”, is de Regeling 1872 te beschouwen als de bij de inlener geldende beloningsregeling, die conform sub g van artikel 16 lid 6 van de ABU CAO
schriftelijkaan [eiser] bij iedere terbeschikkingstelling had moeten worden bevestigd. Nu daar niet aan is voldaan, kan de (inleners)beloning alsnog op grond van artikel 16 lid 8 derde bulletpoint ABU CAO met terugwerkende kracht worden aangepast.
4.17.
Het verweer van Start faalt derhalve, zodat de vordering zoals genoemd onder r.o. 4.15. zal worden toegewezen.
Wettelijke verhoging
4.18.
De door [eiser] gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal eveneens worden toegewezen. Deze wettelijke verhoging is verschuldigd bij niet tijdige betaling van het loon indien de niet tijdige betaling aan de werkgever kan worden toegerekend. Start heeft voor [eiser] de plaatsingsbevestigingen opgesteld en daarbij Regeling 1872 niet opgenomen. Deze omissie dient voor rekening van Start te blijven. Het gevolg is dat de volledige uren moeten worden betaald. Dit is reeds in 2021 en 2022 door [eiser] aangekaart, maar niettemin heeft Start nagelaten om de afspraken in de plaatsingsbevestigingen na te komen, of om deze aan te passen door expliciet Regeling 1872 wel van toepassing te verklaren wanneer 24-uursdiensten werden gewerkt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen.
Buitengerechtelijke kosten
4.19.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Zo heeft (de gemachtigde van) [eiser] een sommatiebrief verzonden waarin aanspraak is gemaakt op betaling van de volledige 24 uren van een 24-uursdienst. Dat is ook de essentie van deze procedure. Dat de vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen zou moeten worden omdat de dagvaarding niet in het verlengde zou liggen van de aanmaning, zoals VRZL stelt, kan de kantonrechter niet volgen. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eiser] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom worden de bedragen € 356,45 en € 953,20 toegewezen.
Wettelijke rente
4.20.
De wettelijke rente over de hoofdvordering zal worden toegewezen vanaf 21 februari 2024. De wettelijke rente over de nakosten zal worden afgewezen omdat geen wettelijke rente is gevorderd over de proceskosten.
4.21.
Start wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal Start niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.034,00
4.22.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de aan [eiser] opgedragen 24-uursdiensten hebben te gelden als een aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 4.8:1 Arbeidstijdenbesluit,
5.2.
veroordeelt Start People Diensten B.V. om, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.963,92 bruto aan achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 981,86 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 21 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Start People Services B.V. om, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.255,34 bruto aan achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van € 4.127,67 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 21 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Start People Diensten B.V. om, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 356,45 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.5.
veroordeelt Start People Services B.V. om, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 953,20 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.6.
veroordeelt Start hoofdelijk in de proceskosten van € 1.034,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.7.
verklaart de onderdelen 5.2., 5.3., 5.4., 5.5. en 5.6. van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
VC

Voetnoten

1.Vgl. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, rov. 4.2.1.
2.HR 20 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1281.