3.3.1Bewijsmiddelen
Bevindingen ter plekke en medische informatie
Verbalisant [naam 4]relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 5 september 2021 omstreeks 15:45 uur kwam ik aan op de Broekstraat te Herten, binnen de gemeente Roermond, naar aanleiding van een aanvaring tussen twee speedboten op het water. Omstreeks 15:50 uur zag ik dat bij een steiger, aan de oever van de Oolderplas, een boot van de reddingbrigade Roermond aanmeerde. Ik zag dat op deze boot een zwaar gewonde vrouw lag. Ik hoorde dat een medewerker van de reddingbrigade zei dat de locatie van het ongeval op het water de monding Maas-Oolderplas betrof. Verder hoorde ik dat een medewerker van de reddingsbrigade zei dat op een eiland, nabij de plaats van het ongeval, een mannelijk slachtoffer van de aanvaring met de trauma helikopter naar het MUMC+ te Maastricht was overgebracht.
Slachtoffer: [slachtoffer 1]
Slachtoffer: [slachtoffer 5]
Na de aanvaring op 5 september 2021 is [slachtoffer 5] naar het MUMC+ ziekenhuis te Maastricht overgebracht waar de medische behandeling werd gestart. Om 23.04 uur constateerde de arts dat hij is overleden. Uit het
schouwverslagblijkt dat hij op niet natuurlijke wijze is overleden aan de gevolgen van een hoog energetisch trauma (ongeluk bij varen) met uitgebreide letsels, waaronder fataal hersenletsel en multipele fracturen.
Uit de
medische informatieover [slachtoffer 1] blijkt dat er naar aanleiding van het ongeval op 5 september 2021 bij haar is geconstateerd dat er sprake is van een persisterend verlaagd bewustzijn bij ernstig traumatisch hersenletsel en dat zij volledig zorgafhankelijk is.
Verbalisant [naam 3]relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 5 september 2021 was ik doende met een onderzoek naar een ongeval op het water
(de rechtbank begrijpt: op de Maas in Roermond).Om de toedracht vast te stellen sprak ik met één van de betrokkene: [verdachte] . [verdachte] verklaarde dat hij onder meer met [naam 1] in de boot zat. [verdachte] verklaarde dat [naam 1] de eigenaar van de boot was en dat [naam 1] ook de bestuurder was. [verdachte] toonde mij vervolgens een op zijn naam staand Nederlands klein vaarbewijs II voorzien van het nummer [nummer 1] . Het vaarbewijs werd afgegeven op 21-02-2008 en was geldig tot 15-07-2030. [verdachte] verklaarde vervolgens dat [naam 1] hard voer. Op het snelle stuk voer [naam 1] zo hard dat [verdachte] het gevoel kreeg dat het fout kon gaan. Op enig moment kwam er een boot frontaal op hen af gevaren. [verdachte] herkende deze boot als de boot van [naam 2] . [verdachte] zag dat [naam 2] de bestuurder van de andere boot was. De boten moesten voor elkaar uitwijken echter weken beide boten naar dezelfde richting uit waardoor zij elkaar met de flanken raakte.
Onderzoek scheepsvaartincident en bevindingen politie
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6]relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op 5 september 2021 heeft er een aanvaring plaatsgevonden tussen twee speedboten op de Maas ter hoogte van kilometerraai (hierna: kmr.) 73.900 te Herten, gemeente Roermond. Op de Maas tussen de kmr. 71.700 en 73.900 mag volgens de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 door een klein motorschip sneller worden gevaren dan 20 km/u. Er wordt verder niet beschreven wat de maximum snelheid mag zijn. Stroomafwaarts van kmr. 73.900 geldt de basisregel dat niet sneller dan 20 km/u mag worden gevaren. Tussen kmr. 73.900 en 74.000 is aan de rechteroever de in/uitvaart van de plas Isabellegriend met daarachter gelegen de Oolderplas. Op de plas geldt een maximale snelheid van 9 km/u.
Uit het
proces-verbaal van bevindingen Scheepsvaartincident aanvaring Bernico vs Phantom, van de Landelijke Eenheid volgt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Wij hebben een onderzoek ingesteld naar een scheepvaartincident dat had plaatsgevonden op zondag 5 september 2021 op de Maas, stroomopwaarts van de monding met de Oolderplas nabij de boei ML 48,0 in de gemeente Roermond. Er vond die dag veel recreatievaart plaats op de Maas en op de Oolderplas.
Bij dit incident waren de volgende vaartuigen betrokken:
- snelle motorboot, merk Bernico voorzien van registratienummer [nummer 2] ;
- snelle motorboot, merk Phantom, voorzien van registratienummer [nummer 3] .
De snelle motorboot Phantom was afvarend op de Maas ter hoogte van Herten. Het vaartuig bevond zich in de afvaart in het snelvaargedeelte van de Maas net boven de monding van de Oolderplas. De snelle motorboot Bernico was varend vanuit de Oolderplas te Herten de Maas op om vervolgens in de opvaart te gaan. Het vaartuig ging richting het snelvaargedeelte van de Maas. Net boven de monding van de Oolderplas zijn beide vaartuigen met elkaar in aanvaring gekomen.
Ter plaatse stroomt de Maas van ongeveer Zuid naar ongeveer Noord. Het betreft een stuk vaarwater welk meandert. Oostelijk van de Maas ligt de Oolderplas, welke in de Maas uitmondt ter hoogte van sluizencomplex Linne. Het meanderende gedeelte van de Maas, zuidelijk van Sluis Linne en de monding van de Oolderplas, betreft een afgedamd gedeelte. Dit gedeelte is gedeeltelijk bestemd als snelvaargedeelte. Ter hoogte van de plaats waar het incident heeft plaatsgevonden, bedraagt de breedte van het vaarwater ongeveer 100 meter. De breedte van de vaarweg bedraagt ter plaatse, gemeten tussen de Westelijke linkeroever en de aan de Oostelijke zijde van het vaarwater liggende betonning ML 48,0, ongeveer 70 meter.
Beschouwend kan het niet anders dan dat de Phantom en de Bernico elkaar met hoge snelheid hebben geraakt.
Gezien de plaats van de schade van impact aangetroffen bij de vloerplaat van de Phantom kan het niet anders dan dat de bakboordzijde van de Phantom “hoog” boven het water was tijdens de aanvaring. De enige manier waarop dit mogelijk is, is als met de Phantom met hoge snelheid fors wordt ingestuurd naar stuurboord. Op lage snelheid komt de zijkant immers niet erg ver omhoog uit het water. Met grote waarschijnlijkheid wijst dit op een uitwijkmanoeuvre naar stuurboord terwijl het schip snel voer.
De Bernico moet hierna met hoge snelheid door de bakboord zijkant van de Phantom heen zijn gevaren. Uit het vaargedrag van de Bernico tijdens de proefvaart bleek dat als de Bernico afstopt de boeg significant omhoog komt. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat met de Bernico niet is afgestopt op het moment vlak voor de aanvaring. Als dit wel was gebeurd, dan was de Bernico over de Phantom heen gegaan en had de Bernico nooit de schade van impact op de Phantom kunnen aanbrengen. Uit het vaargedrag van de Bernico tijdens de proefvaart bleek ons dat als met de Bernico op hoge snelheid werd uitgeweken, naar stuur- of bakboord, dat de boeg omhoog komt. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat met de Bernico niet is uitgeweken. Dan was de Bernico immers schuin tegen de Phantom aan gekomen of er overheen gevlogen. Uit het vaargedrag van de Bernico tijdens de proefvaart bleek ons dat als met de Bernico snelheid opgevoerd wordt om in plané te geraken, de boeg significant omhoog komt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat met de Bernico niet vanuit stilliggend of langzaam varen net snelheid werd opgevoerd. Dan was de Bernico immers over de Phantom heen gegleden en niet er doorheen gebroken. Uit het vaargedrag van de Bernico bleek ons dat de boeg op twee momenten het laagst boven het water hing, te weten stilliggend of in plané. Er bleek ons dat de Bernico vanaf ongeveer 30-35 km/u in plané lag. Gezien de schade van impact aangetroffen op de Phantom, kan het niet anders dan dat met de Bernico in plané gevaren werd. De exacte snelheid is niet technisch te reproduceren, maar er kan met zekerheid gesteld worden dat de snelheid boven de 30-35 km/u was. Als de Bernico stil zou hebben gelegen in het water, zou het schadebeeld niet vergelijkbaar zijn met het aangetroffen schadebeeld. Gezien het aangetroffen schadebeeld, is zeer waarschijnlijk door de krachten, gerelateerd aan de snelheden van de vaartuigen, de Bernico door romp van de Phantom heen gebroken om vervolgens met de achterzijde naar stuurboord te slingeren. Hierbij is de Bernico over de Phantom heen gewreven en tegelijkertijd de Phantom met de achterzijde naar bakboord onder de Bernico door gewreven. Hierbij is de achterste twee meter van de Bernico niet in aanraking geweest met de Phantom.
Aan de hand van aangetroffen brokstukken in het water en de locatie waar de Phantom was gezonken kan met zekerheid worden gesteld dat de aanvaring nabij het einde van het snelvaargebied op de Maas, nabij de monding van de Oolderplas, heeft plaatsgevonden. Gezien de locatie waar de gezonken Phantom is aangetroffen en het feit dat de snelle motorboot Bernico, de snelle motorboot Phantom in de bakboord flank raakte, is het waarschijnlijk dat de Phantom niet de stuurboordzijde van het vaarwater volgde. Als dit het geval was, was er immers geen ruimte meer om naar stuurboord uit te wijken, of was de snelle motorboot Phantom de oever/het ondiepe water in gevaren als hij dat wel had gedaan.
Gezien de manier waarop de snelle motorboot Phantom is geraakt en de locatie waar de gezonken Phantom is aangetroffen, heeft de bestuurder van de Phantom kennelijk niet de stuurboordzijde van het water gevolgd.
Ter terechtzitting van 17 januari 2025 is verbalisant [naam 7] gehoord als
deskundige. Hij verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Het is mogelijk dat de verdachte op 5 september 2021 in Roermond toen hij de Phantom bestuurde van een hele hoge snelheid naar een minder hoge snelheid is gevaren. De boot voer echter nog in plané op het water, gelet op het aangetroffen schadebeeld van beide boten. Dat de snelheid van de Phantom was geminderd tot 9 km/u lijkt niet waarschijnlijk.
Getuigen
De getuigen verklaarden allen over het vaarongeval dat op 5 september 2021 op de Maas in de gemeente Roermond heeft plaatsgevonden.
Getuige [naam 8]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer dat:
- Hij en zijn vriendin [naam 9] voeren in een sportboot over de Maas waar snelvaren is toegestaan;
- zij voeren over de Maas komende uit de richting van Linne in de richting van Beegden;
- zij ongeveer 30 meter van de, voor hen rechts gelegen, invaart naar de Oolderplas waren;
- zij snelheid minderden om de Oolderplas op te varen;
- zij toen een wit/groene snelle motorboot met hoge snelheid van de Oolderplas zagen komen en dat deze boot de Maas opvoer in de richting waar zij vandaan kwamen;
- links van hen, op een afstand van circa 6 meter, op dat moment met hoge snelheid een boot voer in de richting van Beegden;
- de wit/groene boot frontaal tegen de zijkant van die boot voer.
Getuige [naam 9]verklaarde bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik zat op de boot met onder andere mijn partner [naam 8] . Wij waren nog op het snelvaargedeelte. We wilden naar rechts, daar is een naaktstrand. Daar wilden we afbuigen. We voeren langzamer zodat we rechts konden afslaan. Achter ons voer
[naam 1] met zijn boot en die haalde ons links in. Van rechts kwam een snelle wit/groene boot en die boot wilde ook op het snelvaargedeelte gaan varen. Wij wilden naar rechts invaren, daar kwam de wit/groene boot uit. De plaats waar het ongeval ongeveer heeft plaatsgevonden is waar de punt van de boot omhoog stak.
Getuige [naam 10]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ten tijde van het ongeval bevond ik mij met vier volwassenen en met kinderen op een boot op het water. Ik zag een zwart met rode boot met daarin vier personen met hoge snelheid varen. Het ging hard, 50 á 60 km/u ging het zeker. Ik zag dat de bestuurder van de zwart rode boot probeerde uit te wijken door naar rechts te sturen. Ik zag een wit groene boot in de richting van de zwart rode boot varen. Ik zag dat beide boten elkaar vol raakten. Ik zag dat de wit groene boot op de punt werd geraakt. Ik zag dat de zwart rode boot links in het midden werd geraakt. Ik zag de brokstukken door de lucht vliegen. Door de aanvaring brak de zwart rode boot doormidden en ik zag dat het achterste stuk van de zwart rode boot direct zonk. Ik zag dat het voorste stuk met de punt omhoog bleef drijven.
Bij de rechter-commissaris verklaarde
getuige [naam 10]– zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Wij voeren op het snelvaargedeelte met de punt van ons bootje richting het grindgat
(de rechtbank begrijpt: de Oolderplas). Wij voeren net achter de bocht waar staat aangegeven dat je snel mag varen. Achter ons hing een plezierband waar de kinderen in kunnen zitten. Op dat moment haalden we de band naar binnen en legden die achter op ons bootje neer. We zagen dat de zwart/rode boot met hoge snelheid aan de linkerkant van het water probeerde een draai naar het grindgat te maken. Op dat moment kwam er een boot van de andere kant. De rood/zwarte boot heeft ons ingehaald. Wij zaten op de boot van [naam 11] .
Getuige [naam 11]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Wij zijn via de sluis van Linne in de richting van Roermond gevaren. Ik zag dat de zwart/rode boot voor de Oolderplas nog een aantal bootjes inhaalde. Ik zag dat de zwart/rode boot meer op de linkerhelft van het water kwam. De zwart/rode boot wilde tussendoor steken om nog op de rechterkant van het water te komen maar dit lukte niet. Ik zag en hoorde een flinke klap. Ik zag dat de zwart/rode boot in tweeën brak.
Bij de rechter-commissaris verklaarde
getuige [naam 11]– zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was die dag op de Maas met [naam 10] , zijn vriendin, mijn vrouw en onze kinderen. We lagen stil op dat moment. De kinderen waren achter in de band. We lagen net stil om de kinderen en de band binnen te halen. Op dat moment kwam de rood/zwarte boot voorbij. Recht voor ons, bij de neus van de boot in onze zichtlijn, vond het ongeval plaats. Op het moment dat de zwart/rode boot naar de kruising voer dacht ik wel: het is daar druk.
Getuige [naam 12]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik voer met mijn speedboot op de Maas vanuit Roermond en we wilden naar het snelle stuk op de Maas waar snel gevaren mag worden. Toen we ter hoogte van de Oolderplas voeren, zagen wij dat er een speedboot uit de Oolderplas kwam. Wij zagen dat deze speedboot snelheid verhoogde. Wij zagen dat van de speedboot de neus omhoog ging en dat hij glijdend de Maas opvoer naar het snelle gedeelte van de Maas. Deze speedboot was wit van kleur met groene strepen op de zijkant en met de naam Bernico. Op dat moment kwam ook een speedboot de Maas afgevaren, die voer dus van het snelle gedeelte naar Roermond. Dit was een zwarte speedboot met daarop vier personen. Deze zwarte speedboot voer ook snel omdat de romp van de boot boven het water was. Ik zag dat de wit/groene boot de Maas opvoer richting de zwarte speedboot. De zwarte speedboot probeerde nog naar rechts uit te wijken maar een aanvaring was niet te voorkomen. De wit/groene boot voer met de voorkant tegen de linker zijkant van de zwarte speedboot. Op het moment van de aanvaring voeren beiden boten nog steeds snel.
Aanvullend verklaarde
getuige [naam 12]– zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik voer die dag met onder meer [naam 13] . Toen het ongeval gebeurde was ik ter hoogte van de sluis. We zagen dat de boten secondenlang naar elkaar toevoeren. Ik zag dat de zwarte boot uitweek naar rechts. Ik kan moeilijk de snelheid inschatten van beide speedboten, maar beide boten waren alleen met de motor in het water dus ik schat dat beide boten wel 60 km/u moeten hebben gevaren.
Getuige [naam 13]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was samen met onder andere [naam 12] op zijn (gele) boot. Op het moment van de aanvaring waren wij op een afstand van ongeveer 200 meter van de plaats van het ongeval. Ik zag het ongeval gebeuren. Boot 1 betreft de groene boot. Boot 2 betreft de gezonken boot. Ik zag boot 1 komen uit de richting van de Oolderplas. De Maas opvaren in de richting van Linne. Ik zag boot 2 varen over de Maas komende uit de richting van Linne en in de richting van Roermond. Ik zag boot 1 met zeer hoge snelheid varen. Ik zag dat de boeg (punt) er omhoog was. Boot 2 kwam ook met hoge snelheid aanvaren. Deze kwam vanaf het snelle gedeelte. Toen boot 1 de bocht om kwam zag ik dat beide boten recht op elkaar afgingen. Boot 2 kwam dwars en boot 1 kon een aanvaring met boot niet meer voorkomen en botste met de punt in de zijkant van boot 2.
Getuige [naam 14]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was aan het varen met mijn gezin en wij voeren door de sluis van Linne en vervolgens richting Oolderplas terug richting Maasbracht. Wij zijn vervolgens terug gevaren stroomafwaarts richting de sluis. Wij kwamen een 100 meter voor het einde van het snelvaargedeelte. De boot die wij tegenkwamen lag aan stuurboordzijde van het vaarwater en binnen het stuurboordgedeelte precies in het midden. Ik heb deze boot aan zijn bakboordzijde gepasseerd. Dit betrof een snelle motorboot welke een ‘fun’ band er achter had met twee kinderen erop welke ze naar binnen aan het halen waren. Ik ben vrij dicht op de middenas van de Maas gekomen, zeker wetende dat ik aan stuurboordkant ben gebleven. Nadat wij deze snelle motorboot gepasseerd hadden, werden wij ingehaald door de zwart/rode speedboot die we eerder voorbij hadden zien varen. Deze zwart/rode boot passeerde mijn bakboord zijde, hun snelheid was op dit moment ook heel hoog. Ik schat 60 á 70 km/u. Bij het volgen van de zwart/rode boot zagen wij in de verte dat het druk was met andere boten. Wij zagen een andere snelle powerboot, deze had de kleur wit/groen, hierop zat één persoon en deze kwam vanuit tegengestelde richting varen. Wij zagen dat beide boten frontaal op elkaar botsten, de afstand tussen het ongeval en ons was 20 meter.
Getuige [naam 15]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
De groene speedboot kwam vanuit de plas
(de rechtbank begrijpt: Oolderplas)aanvaren. Ik wilde in de richting van de plas. Ik zag dat de groene speedboot vol gas gaf. Op het snelvaargedeelte achter een sloep kwam de zwarte speedboot steeds dichterbij. Ik zag dat de speedboot naar buiten stuurde om de sloep in te halen. De zwarte speedboot en de groene speedboot stuurden beide in dezelfde richting. Ik zag dat beide boten dezelfde koers kozen en een aanvaring onvermijdelijk was. De groene boot raakte de zwarte speedboot in het midden. De zwarte speedboot kwam met hoge snelheid aan. Beide boten waren in plané.
Bij de rechter-commissaris verklaarde
getuige [naam 15]– zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was aan het varen en kwam vanuit de richting Roermond en wilde richting de Oolderplas. Komend vanuit Linne was er een boot aan het varen en achter die boot kwam een snelle rode boot aan. Een boot lag dus langs de kant, eentje kwam aanvaren en daarachter eentje met hoge snelheid vanuit Linne. Het was wel druk die dag. De groen/witte boot was aan het planeren vanaf het moment dat hij uit de plas kwam. De botsing heeft net voorbij het snelvaargedeelte plaatsgevonden.
Getuige [naam 16]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Toen ik uit de Oolderplas voer, voer er ook een wit/groene speedboot langs mij die vanuit de Oolderplas naar de Maas. De wit groene speedboot is langzaam de Oolderplas uitgevaren tot de overzijde van de maas. Hij is naar de linkeroever gevaren en daar heeft de bestuurder van de witte groene speedboot gas gegeven. Vanaf de Maas kwam een zwart/rode speedboot in onze richting gevaren. Ik dacht dat deze speedboot vol gas gaf, want ik zag dat hij in plané lag. Ik zag dat de wit/groene boot met de voorkant tegen de linkerzijde van de zwart/rode speedboot voer. Ik kan niet precies zeggen hoe hard de rode boot voer, maar ik weet wel dat het heel erg snel was.
Getuige [naam 17]verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik heb gezien dat er een groen met witte boot vanuit de Oolderplas kwam. Een zwarte speedboot kwam vanuit het snelle gedeelte. Beide boten voeren met hoge snelheid tijdens de aanvaring.
Verklaringen van de verdachte en de medeverdachten
De verdachteverklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was op 5 september 2021 gaan varen met [naam 1] , zijn zoon [slachtoffer 5] en zijn vriendin op de Maas te Roermond. [naam 1] was de bestuurder van de boot en ik was diegene met het vaarbewijs op de boot. Het was die dag druk. Er zijn geen afspraken gemaakt over het besturen van de boot. Ik had aan het stuur kunnen trekken. Ik heb geen aanwijzingen aan [naam 1] gegeven toen hij de boot bestuurde, omdat ik niet wist dat ik aanwijzingen kan en mag geven.
Medeverdachte [naam 1]verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was op 5 september 2021 met de boot gaan varen op de Maas met [verdachte] , mijn zoon en zijn vriendin. Ik heb achter het stuur van de boot gezeten. Ik beschik niet over een vaarbewijs. Er zijn geen afspraken gemaakt met [verdachte] toen ik de boot ging besturen. Hij heeft mij die dag geen aanwijzingen gegeven.
Medeverdachte [naam 2]verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Ik was op 5 september 2021 de schipper van de Bernico. Het was die dag heel erg druk. Ik kwam vanuit de Oolderplas in de gemeente Roermond. Ik ben halverwege richting de Maas gevaren en heb in de bocht naar links gas gegeven zodat mijn boot in plané kwam. Ik ging in een vrij ruime bocht naar links vanuit de Oolderplas de Maas op. Rechts van mij voer een gele boot. Ik voer tussen de 30 á 40 km/u. Ik heb voordat het snelvaargedeelte begon gas gegeven. Ik zag in de verte [naam 1] op de motorboot aankomen en de motorboot kwam op mij af. [naam 1] voer in het midden van de Maas. Hij voer heel snel.
3.3.2Overwegingen van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 5 september 2021 op de Maas in de gemeente Roermond aanwezig was op een boot die betrokken is geweest bij een vaarongeval. Bij dit vaarongeval is [slachtoffer 5] overleden en heeft diens vriendin [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Voorts staat vast dat hij niet de feitelijke bestuurder van die boot was en dat hij in het bezit was van een vaarbewijs.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niets kan worden verweten, omdat hij niet aangemerkt kan worden als ‘schipper’ van de boot (zoals ten laste is gelegd). De verdachte was enkel op de boot aanwezig, omdat [naam 1] (de eigenaar van de boot) zelf geen vaarbewijs had en vereist is dat er wel iemand met een vaarbewijs aanwezig is. Het was echter [naam 1] die de boot bestuurde en ook de rol van schipper op zich had genomen.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Gelet op de bewoordingen van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde – en mede gelet op de inhoud van het dossier – is het de bedoeling van de steller van de tenlastelegging geweest om het daarin vermelde begrip ‘schipper’ de inhoud en betekenis toe te kennen die volgt uit de toepasselijke bepalingen van het Binnenvaart Politiereglement (hierna: BPR).
Onder schipper dient ingevolge artikel 1.02 lid 1 BPR te worden verstaan degene die de leiding heeft over een drijvend voorwerp. Voorts wordt in de artikelen 1.02 BPR tot en met 1.04 BPR de (strafrechtelijke) verantwoordelijkheid van met name de schipper voor de naleving van de voorschriften van het BPR geregeld en wordt tevens aan de schipper de verplichting opgelegd om – bij ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften – alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het schip zich bevindt geboden zijn. Daarnaast wordt ingevolge artikel 8.07 BPR de schipper van een snelle motorboot verantwoordelijk gesteld voor de naleving van met name de artikelen 8.05 en 8.06 BPR.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de verdachte, vanwege het feit dat hij degene was met het vaarbewijs, aangemerkt te worden als schipper en heeft hij in die hoedanigheid de hierboven genoemde verantwoordelijkheden. Het enkele feit dat [naam 1] de feitelijke bestuurder was doet hier niet aan af. Het vereiste dat iemand met een vaarbewijs aanwezig is op een boot ziet immers niet enkel op het aanwezig zijn van een papieren bewijs, maar dient er toe dat er iemand met ervaring/kennis van zaken en van de regels aanwezig is, om toezicht te houden op de wijze van varen en om zo nodig zijn gezag als schipper te laten gelden en in te grijpen in de manier van varen als dat nodig is.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het in strafrechtelijke zin aan de schuld van de verdachte in zijn rol als schipper te wijten is dat [slachtoffer 5] is overleden en dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank overweegt dat schuld in de zin van de artikelen 307 en 308 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een andere betekenis heeft dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik wordt gehanteerd. Van schuld in strafrechtelijke zin is sprake als een verdachte een bepaald gevolg (zoals de ten laste gelegde dood en zwaar lichamelijk letsel) evident niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat hij anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is niet elke fout voldoende om te kunnen spreken van schuld. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijke schuld. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de motorboot die werd bestuurd door [naam 1] voorafgaand aan het vaarongeval ongeveer in het midden van de Maas voer. De rechtbank kan echter op basis van het dossier de exacte locatie van de plaats van de aanvaring die daarop volgde niet vaststellen. Wel kan worden vastgesteld dat de aanvaring net aan het eind/begin van het snelvaargedeelte nabij de monding van de Oolderplas heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat de aanvaring dicht tegen de linkeroever- dan wel rechteroever van de Maas heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op basis van de verklaringen van de getuigen kan worden vastgesteld dat de boot waarop de verdachte voer met een te hoge snelheid heeft gevaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van de getuigen te twijfelen, nu deze op essentiële punten met elkaar overeenkomen. Bovendien worden deze verklaringen ondersteund door datgene wat de verdachte zelf tegenover verbalisant [naam 3] heeft verteld, net na het incident en door de uitkomsten van het onderzoek naar het vaarincident. Hieruit blijkt immers dat, gelet op schade-impact bij beide motorboten, de snelheid van de Phantom boven de 30 tot 35 km/u geweest is.
De exacte snelheid waarmee de Phantom voer op het moment van de aanvaring kan niet worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat deze snelheid aanzienlijk te hoog was voor de situatie ter plaatse en dat de Phantom zijn snelheid niet aan deze situatie heeft aangepast. Uit de getuigenverklaringen en de verklaring van medeverdachte [naam 2] volgt immers dat het die betreffende dag ter plaatse erg druk was op de Maas. Gelet op de posities van de verschillende boten van de getuigen moeten er ter plaatse minimaal zes boten aanwezig zijn geweest die daar op korte afstand voeren of lagen, waaronder een boot met een band erachter met hierop een aantal kinderen. Daarbij komt dat dit alles plaatsvond vlak bij de monding van de Oolderplas waar men maar 9 km/u mag varen. De Phantom had gelet op deze omstandigheden er rekening mee moeten houden dat andere boten onverwachte manoeuvres zouden kunnen maken. Om hierop tijdig te kunnen anticiperen had hij daarom zijn snelheid eerder en meer moeten matigen. Door dit niet te doen, is het ongeval naar het oordeel van de rechtbank (mede) te wijten aan het vaargedrag van de Phantom. De verdachte is als schipper (mede) verantwoordelijk voor dit vaargedrag. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ook aan deze verantwoordelijkheid gehouden kan worden en dat hij had moeten ingrijpen. De situatie ter plaatse was immers ook voor de verdachte kenbaar en goed bij hem bekend en blijkens zijn eigen verklaring direct na het ongeval vond hij dat [naam 1] hard voer en had hij het gevoel dat het fout kon gaan. De verdachte had [naam 1] daarom moeten aanmanen zijn snelheid te verminderen en zo nodig zelf de besturing moeten overnemen. Op grond van de ernst van de door de verdachte gemaakte fouten als schipper is de rechtbank van oordeel dat het ongeval – en daarmee ook de dood van [slachtoffer 5] en het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] – (mede) aan zijn schuld is te wijten.
Medeschuld?
De verdediging heeft nog gesteld dat juist [naam 2] , de bestuurder van de Bernico, fouten zou hebben gemaakt. Zo zou hij te hard hebben gevaren en foutief hebben uitgeweken waardoor het ongeval aan zijn schuld te wijten is en niet aan de schuld van verdachte.
De vraag die in deze strafzaak beantwoord moet worden is of het ongeval is toe te rekenen aan de verdachte. Daarmee is de medeschuld van anderen voor de vaststelling van de strafrechtelijke culpa weliswaar niet direct relevant (de eigen schuld van de verdachte staat immers centraal), maar het kan wel zo zijn dat fouten van anderen de mate van schuld bij de verdachte kunnen doen afnemen, eventueel zelfs in die mate dat van een aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid niet meer kan worden gesproken. Van dat laatste is naar oordeel van de rechtbank echter geen sprake. De gedragingen van de verdachte zijn een noodzakelijke factor geweest voor de aanvaring en de daarna ingetreden gevolgen, zodat een eventuele (mede)schuld van de medeverdachten niet leidt tot disculpatie van de verdachte.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zodanig aanmerkelijk onachtzaam en nalatig heeft gehandeld dat (mede) daardoor een aanvaring heeft plaatsgevonden met (de motorboot van) [naam 2] , als gevolg waarvan [slachtoffer 5] is overleden en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Aldus is het (mede) aan zijn schuld te wijten dat het vaarongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde derhalve dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Eendaadse samenloop feiten 1 primair en 2 primair
De onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten leveren naar het oordeel van de rechtbank een zodanig samenhangend en op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, dat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. Daarmee is er sprake van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr.