Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezenverklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
in verminderde matetoe te rekenen is en zal hier bij de strafoplegging rekening mee houden.
6.De straf en de maatregel
“het beeld van [slachtoffer 1] op de IC, vechtend voor haar leven met de knuffel van haar zoontje in de hand, omringd door haar lieve familie en vrienden, zal mij altijd bij blijven,”De slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] kampen met angsten, nachtmerries, herbelevingen en horen nog steeds de laatste woorden van het slachtoffer:
“Ik ga dood, ik ga dood”. Slachtoffer [slachtoffer 6] heeft eerste hulp verleend en beschrijft dat ze het geschreeuw van [slachtoffer 1] nooit meer zal vergeten.
“Het leek uren te duren voordat de ambulance er was. Het waren momenten van pure angst en machteloosheid. [slachtoffer 1] hield mijn handen stevig vast en vroeg me meerdere keren in paniek om niet los te laten. Ze had het over haar kinderen en dat ze niet dood mocht gaan voor hen. ‘Ik heb haar niet kunnen redden’ is een gedachte die steeds bij [slachtoffer 6] terug blijft komen.”
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De vordering tenuitvoerlegging
9.Het beslag
10.De wettelijke voorschriften
11.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte
- beveelt dat de ter beschikking gestelde
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
- wijst af de vordering voor wat betreft de post berekening van de overlijdensschade door het NRL;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering voor wat betreft de post materiële schade voor gederfd levensonderhoud niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [echtgenoot slachtoffer 1] van een bedrag van € 20.000,- voor geleden affectieschade en € 30.000 voor gelden vererfde immateriële schade van het slachtoffer, de affectieschade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2024 en de vererfde immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 180 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [echtgenoot slachtoffer 1] heeft voldaan;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [zoon 1 slachtoffer 1] van een bedrag van € 20.000,- voor geleden affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 100 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [zoon 1 slachtoffer 1] heeft voldaan;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [zoon 2 slachtoffer 1] van een bedrag van € 20.000,- voor geleden affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 100 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [zoon 2 slachtoffer 1] heeft voldaan;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [vader slachtoffer 1] van een bedrag van € 17.500,- voor geleden affectieschade en
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [moeder slachtoffer 1] , van een bedrag van
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [moeder slachtoffer 1] van een bedrag van € 17.500,- voor geleden affectieschade en
bestaande uit € 6.768,10 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.228,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 16.768,10,-, bestaande uit € 6.768,10 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 80 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer 2] heeft voldaan;
bestaande uit € 817,43 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.228,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 10.817,43,-, bestaande uit € 817,43 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 80 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer 4] heeft voldaan;
bestaande uit € 526,61 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.228,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 10.526,61,-, bestaande uit € 526,61 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 80 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer 3] heeft voldaan;
bestaande uit € 1.982,38 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.228,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 11.982,38 bestaande uit € 1.982,38 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 80 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer 5] heeft voldaan;
€ 10.980,63,
bestaande uit € 980,63 voor geleden materiële schade en
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘yogalessen’ en de daarbij behorende reiskosten in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.228,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 6] , van een bedrag van € 10.980,63 bestaande uit € 980,63 voor geleden materiële schade en € 10.000,- voor geleden schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 80 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover zij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer 6] heeft voldaan;
- beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Limburg van 21 februari 2025, gewezen onder parketnummer 15.231195.23, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één week;
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 03.056071.23 van 21 februari 2025.