ECLI:NL:RBLIM:2024:9952

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
11332193 AZ VERZ 24-84
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Open Universiteit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 december 2024 uitspraak gedaan over de vraag of de Open Universiteit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had moeten aanbieden aan de verzoekster, een docente die sinds 1 november 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst was. De verzoekster had een arbeidsovereenkomst die op 1 november 2024 van rechtswege zou eindigen. De arbeidsovereenkomst bevatte bepalingen over de beoordeling van het functioneren en de voortgang in het promotietraject van de verzoekster, waaruit zou moeten blijken of zij in aanmerking kwam voor een dienstverband voor onbepaalde tijd. De kantonrechter oordeelde dat de Open Universiteit niet zorgvuldig had gehandeld door de verzoekster niet tijdig te wijzen op haar voortgang in het promotietraject en de voorwaarden voor een verlenging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter gaf partijen in overweging om met elkaar in gesprek te gaan over de voortzetting van de arbeidsrelatie, al dan niet met een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. Tevens werd een verzoek tot voorlopige voorziening toegewezen, waarbij de Open Universiteit werd veroordeeld tot loondoorbetaling en toegang tot de systemen van de universiteit voor de verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11332193 \ AZ VERZ 24-84
Beschikking van 16 december 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. B.F.Th. de Moor en mr. Al Jaboury,
tegen
OPEN UNIVERSITEIT,
gevestigd te Heerlen,
verwerende partij,
hierna te noemen: Open Universiteit,
gemachtigde: mr. M.L.M. van de Laar en mr. M. Yelinyan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met inbegrip van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv met bijlagen 1 tot en met 30
- het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 25
- de door [verzoekster] in het geding gebrachte aanvullende bijlagen 31 tot en met 37
- de pleitaantekeningen van mr. De Moor
- de pleitaantekeningen van mr. Van de Laar en mr. Yelinyan
- de mondelinge behandeling van 21 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 november 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst bij de Open Universiteit. De functie van [verzoekster] is docent, niveau 4, met een loon van laatstelijk € 2.695,20 bruto per maand, exclusief eindejaarsuitkering en vakantiebijslag. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Nederlandse Universiteiten van toepassing.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst staat voor zover relevant (bijlage 1 verzoekschrift):
“(…)Artikel 2. Duur
1.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd en zal van rechtswege eindigen met ingang van 1 november 2022. Aan het eind van de tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt op basis van het functioneren en de voortgang in het promotieonderzoek bepaald of de arbeidsovereenkomst van werknemer wordt verlengd voor de duur van 2 jaar (tot 1 november 2024). Uiterlijk 1 maand voor het aflopen van de overeenkomst wordt Werknemer geïnformeerd of de overeenkomst van rechtswege afloopt dan wel wordt verlengd. (…)
Artikel 11. Overige afspraken
Tevens spreken partijen af dat Werknemer gemiddeld 30% van de arbeidsduur mag besteden aan het doen van promotieonderzoek.
Bij een verlenging van de tijdelijke arbeidsovereenkomst (zie artikel 2.1) wordt uiterlijk in de maand september 2024 op basis van het functioneren, de voortgang in het promotietraject en het uitzicht op succesvolle afronding beoordeeld of Werknemer in aanmerking komt voor een dienstverband voor onbepaalde tijd. (…)”
2.3.
Op 30 mei 2022 is het functioneren van [verzoekster] beoordeeld. In het daarvan opgemaakte verslag Resultaat- en Ontwikkelgesprek (hierna: R&O) staat voor zover relevant (bijlage 6 verzoekschrift):
“(…) Uitstekend zoals afgelopen periode de cursus (Gezondheids-)zorg en recht RW is gereviseerd en een geheel nieuwe GW cursus Juridische aspecten van de gezondheidszorg is ontwikkeld. Dat is heel goed gedaan, ook met volledige inzet (…) Proefschriftvoortgang heeft in die tijd weinig ruimte gekregen, komende periode prioriteit 1. Voordracht voor verlenging zal (…) geschieden op basis van dit RenO gesprek. (…) Gezien de resultaten gaat leidinggevende verlenging voor 2 jaar aanvragen.
Resultaatafspraken volgend tijdvak (…)
Voorstel:
  • (…) Voor nov. 2022: goedgekeurd onderzoeksplan t.b.v. proefschrift; (…)
  • Voor jan. 2023: (indien mogelijk): feedback en beoordeling onderzoeksvoorstel (…);
  • In 2023: minimaal 1 publicatie. (…)
werkdruk te hoog geweest; (…) Veel taken buiten functie van docent 4 vervuld; is bezig met docent niveau 3. Promoveren zit niet in UFO-profiel, maar is wel onderdeel van de functie. Nieuw type functie-invulling. Aanpak komende tijd: BKO en promotievoortgang (…)”
2.4.
Bij brief van 11 augustus 2022 is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlengd tot 1 november 2024. Verder staat er in de brief:
“Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege. Uiterlijk een maand voorafgaande aan het einde van deze overeenkomst wordt u geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van deze overeenkomst en bij voortzetting over de voorwaarden waaronder dit zal gebeuren.”Aan [verzoekster] is ook een extra periodieke salarisverhoging toegekend. (bijlage 8 verzoekschrift). [verzoekster] heeft de brief voor akkoord ondertekend.
2.5.
Per 1 december 2022 heeft [naam 1] het vakgroep voorzitterschap overgenomen van [naam 2] en is zij aldus leidinggevende van [verzoekster] .
2.6.
Op 24 mei 2023 heeft [verzoekster] met [naam 1] een R&O gesprek gehad. Van enige kritiek en/of opmerkingen over het functioneren van [verzoekster] en/of haar promotietraject is niet gebleken.
2.7.
Op 13 november 2023 heeft er een gesprek tussen [verzoekster] en [naam 1] plaatsgevonden over de vordering van haar proefschrift. Desverzocht heeft [verzoekster] tijdens dit gesprek een document overgelegd over de voortgang van haar proefschrift en een globale en voorlopige planning wanneer zij denkt dat het proefschrift gereed is (bijlage 11 verzoekschrift):
“(…)(Globale en voorlopige) planning:
2024
Hoofdstuk 2, 3 en 4
2025
Hoofdstuk 5 en 6
2026
Hoofdstuk 7
2027
Hoofdstuk 8, inleiding, literatuurlijst, concepten omzetten in definitieve versies en alles afronden. Eind 2027/begin 2028 indienen.
2028
Verdedigen.
Hierbij speling/mogelijkheid tot uitloop hanteren i.v.m. parttime aanstelling en onderwijstaken, etc. (…)”
2.8.
Bij e-mailbericht van 14 november 2023 deelt [naam 1] aan [verzoekster] mee (bijlage 13 verzoekschrift):
“(…) Gisteren hadden we een gesprek over de verwachtingen met betrekking tot de voortgang van de proefschrift in het kader van het aflopen van je contract per 1 november volgend jaar. Ik hoop dat het inmiddels wat beter met je gaat en alles even heeft kunnen bezinken.
Zoals we bespraken geldt voor een verlenging die leidt tot een contract voor onbepaalde tijd als voorwaarde dat er voldoende zicht is op een succesvolle afronding van je proefschrift. In het gesprek gisteren hebben we besproken wat hiervoor nodig is. Ik heb toen aangegeven dat dit betekent, dat;
  • Je inleiding en hoofdstuk 2 tot en met 4 hebt ingeleverd voor 1 juli 2024;
  • Deze hoofdstukken goedgekeurd zijn door je promotor ( [promotor] );
  • Er tevens goedkeuring is van deze hoofdstukken door een deskundige op jouw onderwerp van een andere faculteit, of dat er een gepubliceerd artikel van jouw hand is in een A-tijdschrift;
  • En dat zowel [coördinator] (als coördinator onderzoek) en ik positief adviseren over de kwaliteit en voortgang van je onderzoek.
2.9.
In reactie daarop mailt [verzoekster] op 16 november 2023 aan [naam 1] (bijlage 13 verweerschrift):
“(…) Bedankt voor je e-mail.
Ik heb nog enkele vragen:
  • klopt het dat de goedkeuring van de hoofdstukken door een deskundige van een andere faculteit plaatsvindt na 1 juli 2024?
  • is het de bedoeling dat ik zelf op zoek ga naar deze deskundige en zo ja, aan welke eisen wil je graag dat deze deskundige voldoet? (…)”
2.10.
Bij e-mailbericht van 18 juni 2024 informeert [naam 1] naar de voortgang van de in november 2023 gemaakt afspraken (bijlage 16 verzoekschrift).
2.11.
Bij e-mailbericht van 30 juni 2024 reageert [verzoekster] daarop als volgt (bijlage 17 verzoekschrift):
“(…) Bij deze wil ik je graag informeren over de vorderingen ten aanzien van mijn promotieonderzoek sinds ons gesprek van 13 november 2023, waarin je me hebt laten weten welke eisen je op dit gebied stelt om tot een verlenging van mijn arbeidsovereenkomst te komen. (…)
Vorderingen op onderzoeksgebied laten zich niet primair vertalen naar concrete hoofdstukken. Het promotietraject is geen productieproces, maar het behelst een proces waarin gedegen onderzoek en kwaliteit voorop dienen te staan. Gedegen onderzoek en kwaliteit vergen tijd en de mogelijkheid om tot andere (voortschrijdende) inzichten te kunnen komen.
Zoals ik in ons gesprek van 13 november 2023 aangaf, verricht ik mijn promotieonderzoek in de context van een parttime contract (24 uur per week), waarbij ik 30% van de tijd mag besteden aan onderzoek (dit is concreet 7,2 uur per week) en een BKO-traject moet doorlopen. Daarnaast zijn er in een eerder stadium afspraken inzake mijn promotietraject gemaakt met [promotor] (in zijn hoedanigheid van toenmalig leidinggevende), welke naderhand niet zomaar (eenzijdig) gewijzigd kunnen worden en die haaks staan op de eisen zoals geformuleerd in jouw e-mail van 14-11-2023. Verder heb ik op het gebied van onderwijs tot op heden mooie prestaties geleverd die vele verder gaan dan hetgeen ik op grond van mijn functieprofiel zou moeten doen. Zoals ik ook tijdens ons gesprek aangaf, heb ik dit met veel enthousiasme gedaan en heb ik ook erg veel zin om dit voort te zetten in combinatie met de realisatie van een mooi proefschrift. De beoordeling over de verlenging van mijn arbeidsovereenkomst dient in het perspectief van het hiervoor gestelde te worden bezien. (…)”
2.12.
Op 11 juli 2024 heeft het College voor promoties van de Open Universiteit besloten [naam 2] en [naam 3] als promotores en [copromotor] als copromotor aan te wijzen ten behoeve van de promotie van [verzoekster] (bijlage 15 verzoekschrift).
2.13.
Op 18 juli 2024 heeft [naam 1] aan [verzoekster] in een gesprek kenbaar gemaakt dat de Open Universiteit haar arbeidsovereenkomst niet wil omzetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.14.
Op 18 juli 2024 mailt [naam 2] aan [verzoekster] (bijlage 5 verzoekschrift):
“Desgevraagd: zoals ik me herinner ben ik bij het maken van afspraken over jouw proefschriftvoortgang in het kader van jouw aanstelling als docent/onderzoeker bij de vakgroep privaatrecht ervan uitgegaan dat de promotietermijn voor jou als docent/onderzoeker 6 jaar zou zijn zoals dat cf. cao zou gelden bij fulltime werk (huidige cao Nederlandse universiteiten; zie ook Bijlage M bij de cao), met de kanttekening dat bij een deeltijdaanstelling de vraag is of dit reëel is. Dit hebben wij aldus besproken bij aanvang van jouw promotietraject.”
2.15.
[naam 3] en [naam 2] hebben schriftelijk laten weten positief / tevreden te zijn over de voortgang van het onderzoek van [verzoekster] en hebben vertrouwen in een goede afloop daarvan (bijlagen 18 en 19).
2.16.
In haar e-mailbericht van 23 juli 2024 heeft [verzoekster] een schriftelijke reactie bijgevoegd naar aanleiding van haar gesprek met [naam 1] op 18 juli 2024. Daarin staat voor zover relevant (bijlage 22 verzoekschrift en bijlage 16 verweerschrift):
“(…) Op grond van het bovenstaande, in combinatie met het feit dat alle drie mijn promotoren (…) zich t.a.v. mijn promotietraject positief over mij hebben geuit, kan ik niet anders dan concluderen dat er geen reden is mijn huidige arbeidsovereenkomst niet om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. (…) Ik wil je dan ook verzoeken je beslissing te herzien. (…)”
2.17.
Bij brief van 20 augustus 2024 heeft de Open Universiteit, in de persoon van [decaan] , decaan faculteit Rechtswetenschappen, aan [verzoekster] laten weten dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt met ingang van 1 november 2024. Verder staat er in deze brief voor zover relevant (bijlage 24 verzoekschrift):
“(…) Naar aanleiding van uw gesprek met (…) [naam 1] op 18 juli 2024 en in uw
e-mail d.d. 23 juli 2024, naar aanleiding van dit gesprek, waarin u aangeeft dat u recht zou hebben op een dienstverband voor onbepaalde tijd, delen wij u mede dat wij dit niet met u eens zijn. Daarvoor is relevant dat u een dienstverband hebt als docent. Het door u genoemde artikel 2.3 lid 8 sub a van de CAO Nederlandse Universiteiten is daarom niet van toepassing. Dit geldt ook voor de door u genoemde bijlage M van de CAO Nederlandse Universiteiten. Anders dan u verder aangeeft, is er geen sprake van een concrete toezegging die zou moeten leiden tot een voortzetting van uw dienstverband.
Bovendien zijn er door [naam 1] afspraken met u gemaakt over de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, wil er sprake kunnen zijn van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Aan deze voorwaarden wordt niet voldaan, zoals zij ook met u heeft besproken. Er is dus geen verplichting om het dienstverband voort te zetten. Daarom eindigt dit dienstverband, zoals ook aangekondigd in onze brief van 11 augustus 2022, per 1 november 2024. (…)”
2.18.
Bij brief van 21 augustus 2024 deelt [verzoekster] aan de Open Universiteit mee dat zij het niet eens is met de door de Open Universiteit aangevoerde argumentatie om de arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen en zij voornemens is rechtsmaatregelen te entameren (bijlage 25 verzoekschrift).

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt:
I. bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 Rv toelating tot de werkzaamheden en toegang tot de systemen, accounts en programma’s van de Open Universiteit die [verzoekster] nodig heeft voor de uitoefening van haar werkzaamheden, doorbetaling van loon vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, de Open Universiteit te verbieden intern / extern (zowel mondeling als schriftelijk) te communiceren over het vertrek van [verzoekster] en indien zij dit reeds heeft gecommuniceerd zulks te rectificeren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom indien de Open Universiteit daarmee in gebreke blijft,
II. primair:
  • de opzegging van de Open Universiteit te vernietigen en te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst na 31 oktober 2024 voor onbepaalde tijd voortduurt,
  • wedertewerkstelling en de Open Universiteit te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 1 november 2024 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente,
III. subsidiair:
- de opzegging te vernietigen en de Open Universiteit te veroordelen de arbeidsovereenkomst te wijzigen in overeenstemming met het bepaalde in de Cao, in dier voege dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt op 1 november 2029 dan wel op een door de kantonrechter in goede justitie redelijk te achten einddatum rekening houdende met de parttime aanstelling (inclusief 30% bestedingsruimte) van [verzoekster] dan wel op zijn vroegst op 1 november 2027, met daarna conform Cao een vaste aanstelling indien het promotietraject is afgerond en er formatieruimte is,
- wedertewerkstelling en de Open Universiteit te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 1 november 2024 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de (maximale) wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente,
IV. meer subsidiair, voor zover de arbeidsovereenkomst op 1 november 2024 van rechtswege is geëindigd:
  • de Open Universiteit te veroordelen tot betaling van € 3.138,34 bruto aan transitievergoeding en € 70.000,00 bruto aan billijke vergoeding / schadevergoeding,
  • de Open Universiteit te veroordelen tot het voldoen van een financiële eindafrekening, waarbij aan [verzoekster] de resterende verlofdagen, het resterende vakantiegeld en overige emolumenten worden uitbetaald, vermeerderd met de wettelijke rente en wettelijke verhoging,
V. primair en (meer) subsidiair:
de Open Universiteit te veroordelen tot betaling van de (daadwerkelijke) proceskosten en de nakosten.
3.2.
De Open Universiteit voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

in het verzoek
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en de Open Universiteit een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is die op 1 november 2024 van rechtswege is geëindigd. Op een werkgever rust in beginsel geen verplichting om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege is geëindigd, te verlengen. Dit kan echter anders zijn als een werknemer, zoals in het geval van [verzoekster] , onder bepaalde voorwaarden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in het vooruitzicht is gesteld.
4.2.
Daarbij geldt wel dat het aan de werkgever is om te beoordelen of werknemer aan die gestelde voorwaarden voldoet en dat de werkgever daarbij een ruime beoordelingsvrijheid heeft. De kantonrechter kan een oordeel van de werkgever over het wel of niet voldoen aan die voorwaarden en zijn beslissing de werknemer geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, slechts marginaal toetsen.
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de Open Universiteit [verzoekster] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had moeten aanbieden.
4.4.
Voor de beantwoording van deze vraag is tussen partijen niet langer in geschil dat het bepaalde in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst relevant is. Partijen zijn overeengekomen dat op basis van het functioneren, de voortgang in het promotietraject en het uitzicht op succesvolle afronding beoordeeld wordt of [verzoekster] in aanmerking komt voor een dienstverband voor onbepaalde tijd.
4.5.
Met de Open Universiteit is de kantonrechter van oordeel dat de promotoren en copromotor niet oordelen over de voortgang van een proefschrift in het kader van een rechtspositionele beslissing. Anders dan [verzoekster] meent valt zulks niet af te leiden uit artikel 1.6 en 7.19 van de Wet op het Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Uit artikel 7 lid 1 van het Promotiereglement van de Open Universiteit valt af te leiden dat de promotor oordeelt over de kwaliteit van een manuscript in het kader van de toelaatbaarheid tot de verdediging. Het College van Bestuur is belast met het beheer van de Open Universiteit en onder de beheerstaken valt onder meer het personeel van de Open Universiteit (artikel B.1 sub c van het Bestuurs- en Beheersreglement van de Open Universiteit). In artikel B.7 van het Bestuurs- en Beheersreglement staat dat het College van Bestuur zich de beslissing voorhoudt ter zake oordeelsvorming over het functioneren van personeel. Het College van Bestuur heeft haar bevoegdheden ten aanzien van personeel, behoudens de benoeming van (universiteits)hoogleraren, gemandateerd aan de decaan (artikel B.6 lid 1 juncto artikel B.8. lid 1, B.9, B.12 lid 1 en B.13 lid 1). In B.13 lid 4 van het Bestuurs- en Beheersreglement van de Open Universiteit staat dat de vakgroep voorzitter de leidinggevende is van de medewerkers in de vakgroep. De decaan en de vakgroep voorzitter gaan aldus over de rechtspositionele beslissingen.
4.6.
Het is aan de Open Universiteit als werkgever om de voortgang van het promotietraject te monitoren en de werknemer (in dit geval [verzoekster] ) in een vroeg stadium aan te spreken als zij daarin te weinig resultaten boekt, zodat werknemer nog voldoende tijd heeft daarin verbetering aan te brengen.
4.7.
Uit het R&O verslag van 30 mei 2022 (r.o. 2.3.) blijkt dat [verzoekster] voornamelijk bezig is geweest met onderwijsactiviteiten, dit een drukke periode was en er weinig ruimte is geweest voor voortgang van haar proefschrift. Voor de komende periode zou de prioriteit wel gaan liggen bij de voortgang van het proefschrift. Onder het kopje resultaatafspraken wordt een aantal voorstellen gedaan, maar dit zijn geen harde voorwaarden (er wordt ook gesproken over “indien mogelijk”). Voorts is niet gebleken dat [verzoekster] nadien, in de tussenliggende periode tot het volgende R&O gesprek van 23 mei 2023, opmerkingen heeft ontvangen over de voortgang van haar promotieonderzoek. Evenmin is gebleken dat tijdens het R&O gesprek van 23 mei 2023 enige kritiek is geuit op en/of opmerkingen zijn gemaakt over het functioneren van [verzoekster] en/of haar promotietraject. Over de voortgang van het promotieonderzoek en eventuele verwachtingen is niet gesproken. Pas tijdens het gesprek van 13 november 2023 worden er opeens harde eisen / voorwaarden gesteld. Het publiceren van een artikel is niet als resultaat beschreven en voorts geldt voor [verzoekster] geen publicatienorm. De kantonrechter is het niet eens met de Open Universiteit dat de op 13 november 2023 gemaakte afspraken in lijn zijn met de door [verzoekster] - en op verzoek van [naam 1] - zelf gemaakte planning. [naam 1] heeft de door [verzoekster] gemaakte planning strenger ingekaderd (r.o. 2.7. en 2.8.) [naam 1] eist dat hoofdstuk 2 tot en met 4 voor 1 juli 2024 zijn ingeleverd (waar [verzoekster] heel het jaar 2024 voor uittrekt) alsmede dat dan de inleiding is ingeleverd (die volgens de planning van [verzoekster] pas in 2027 gereed is), alsmede stelt [naam 1] dan ook nog de eis dat de stukken dan al zijn goedgekeurd door de promotor. Nog daargelaten dat [verzoekster] een parttime aanstelling heeft, is dit geen redelijk verzoek. Van [verzoekster] kon niet gevergd worden dit (de helft van haar proefschrift) in zo’n kort tijdsbestek, te weten een periode van zeven maanden, te realiseren. Dat van een docent meer zelfstandigheid verwacht mag worden, zoals de Open Universiteit heeft betoogd, kan zo zijn maar dan nog vergt goed werkgeverschap dat zij de vinger aan de pols houdt en een werknemer in een vroeg stadium erop wijst indien er te weinig voortgang wordt geboekt. Nu de Open Universiteit zulks heeft nagelaten, heeft zij in dit geval niet zorgvuldig gehandeld.
4.8.
Gelet op het vorenstaande geeft de kantonrechter partijen in overweging met elkaar in gesprek te gaan om te bezien of en zo ja op welke wijze de arbeidsrelatie voortgezet kan worden al dan niet met het opnemen van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter zal de zaak daartoe aanhouden tot 23 januari 2025 en wenst dan van partijen te vernemen wat de stand van zaken is. Partijen kunnen dan berichten of er een regeling is getroffen, verdere aanhouding verzoeken of beschikking vragen.
in de voorlopige voorziening
4.9.
Nu in deze beschikking geen (eind-)beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoekster] , heeft [verzoekster] belang bij haar verzoek om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen.
4.10.
De Open Universiteit stelt zich op het standpunt dat de voorlopige voorziening dient te worden afgewezen omdat niet voldaan is aan de klachtplicht.
4.11.
Op 20 september 2024 heeft de Hoge Raad in twee gelijksoortige zaken (ECLI:NL:HR:2024:1278 en ECLI:NL:HR:2024:1281) geoordeeld dat de klachtplicht, zoals bedoeld in artikel 6:89 BW ook van toepassing is op een (loon)vordering die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst. Dat laat onverlet dat de aard en inhoud van de rechtsverhouding en de prestatie wel van belang zijn bij de beoordeling of de schuldeiser aan zijn klachtplicht heeft voldaan.
4.12.
Van een instemming van de zijde van [verzoekster] met de op 13 november 2023 gestelde nadere afspraken / eisen is niet gebleken. [verzoekster] heeft immers gesteld dat zij tijdens het gesprek van 13 november 2023 heeft aangegeven dat die nadere afspraken onredelijk en/of onhaalbaar (oneerlijk en onrealistisch) zijn. Op zitting is uitdrukkelijk aan [naam 1] gevraagd of [verzoekster] dit tijdens het gesprek heeft kenbaar gemaakt. [naam 1] heeft daarop echter geen eenduidig antwoord gegeven. De kantonrechter gaat er dan ook van uit, nu van de zijde van de Open Universiteit dit niet althans onvoldoende is weersproken, dat [verzoekster] te kennen heeft gegeven dat de nadere afspraken onredelijk en onhaalbaar waren. Evenmin kan uit het e-mailbericht van 16 november 2023 (r.o. 2.9.) worden afgeleid dat [verzoekster] instemt met de nadere afspraken / eisen. Uit dit e-mailbericht blijkt dat ze meer duidelijkheid wenst over bepaalde nadere afspraken / eisen. Het vorenstaande brengt met zich dat het beroep op schending van de klachtplicht faalt. Het verweer van de Open Universiteit dat [verzoekster] op grond van het vertrouwensbeginsel (goed werknemerschap) gehouden kan worden aan de afspraken die met haar zijn gemaakt op 13 november 2023 kan evenmin standhouden.
4.13.
Ten aanzien van de verzochte loondoorbetaling heeft [verzoekster] een spoedeisend belang. Gelet op het feit dat partijen in overweging is gegeven met elkaar in gesprek te gaan, is er thans binnen afzienbare tijd geen zicht op een beslissing in de hoofdzaak. In dat kader dient het belang van [verzoekster] om gedurende het geding een inkomensvoorziening te hebben te prevaleren.
4.14.
De verzochte voorziening tot loondoorbetaling zal dan ook met ingang van 1 november 2024 worden toegewezen. Nu de Open Universiteit het loon te laat heeft betaald zullen de gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente ook worden toegewezen. Er is geen aanleiding tot matiging van de wettelijke verhoging.
4.15.
Met [verzoekster] is de kantonrechter van oordeel dat er ook voldoende spoedeisend belang is voor [verzoekster] om in afwachting van deze procedure haar toe te laten tot het werk en haar toegang te verschaffen tot de systemen, zodat deze verzochte voorziening ook zal worden toegewezen.
4.16.
De Open Universiteit heeft onbesproken gelaten of zij binnen de organisatie iets gecommuniceerd heeft over de situatie van [verzoekster] . Het deel van het verzoek dat daarop betrekking heeft zal dan ook als onweersproken worden toegewezen.
4.17.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen zoals hierna in de beslissing weergegeven. De toe te wijzen loonvordering (r.o. 5.4.) is een veroordeling tot betaling van geldsommen. In een zodanig geval kan ingevolge (de strekking van) artikel 611a lid 1, tweede volzin Rv. echter geen dwangsom worden opgelegd.
4.18.
Gelet op de aard van deze procedure ziet de kantonrechter aanleiding om partijen ieder hun eigen proceskosten in het incident te laten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het verzoek
5.1.
bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot
23 januari 2025, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar in gesprek te gaan om te bezien of en zo ja op welke wijze de arbeidsrelatie voortgezet kan worden,
5.2.
bepaalt dat partijen op 23 januari 2025 de kantonrechter berichten over de verdere stand van zaken zoals hiervoor in r.o. 4.8. vermeld,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de voorlopige voorziening
5.4.
veroordeelt de Open Universiteit tot betaling aan [verzoekster] van het loon met ingang van 1 november 2024, vermeerderd met de (maximale) wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW van 50% over het achterstallige loon, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, telkens te rekenen vanaf de datum van verzuim tot aan de dag dat een eindbeschikking wordt gegeven,
5.5.
veroordeelt de Open Universiteit om [verzoekster] toe te laten tot haar werkzaamheden en haar toegang te verlenen tot de systemen, accounts en programma’s van de Open Universiteit die [verzoekster] nodig heeft voor de uitoefening van haar werkzaamheden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag, waaronder een dagdeel begrepen, dat de Open Universiteit daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00,
5.6.
bepaalt dat de Open Universiteit, voor zover zij reeds intern/extern heeft gecommuniceerd dat [verzoekster] per 1 november 2024 zal vertrekken, deze mededelingen binnen zeven werkdagen na de dag van deze beschikking rectificeert door in overleg met [verzoekster] te bepalen op welke wijze intern/extern wordt gecommuniceerd over de ontstane situatie, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag, waaronder een dagdeel begrepen, dat de Open Universiteit daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,00,
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2024.
CJ