7.1.De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de rechtbank van 4 januari 2023 volgt dat de burgemeester opnieuw op het bezwaarschrift van eiser dient te beslissen. De rechtbank heeft daarvoor in haar uitspraak geen termijn gesteld. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet in een dergelijk geval het bestuursorgaan in beginsel beslissen binnen dezelfde termijn als de termijn die gold voor het vernietigde besluit.Deze termijn bedroeg wegens het instellen van een commissie, twaalf weken. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 10 maart 2023 prematuur was omdat op dat moment de termijn voor het nemen van het besluit nog niet was verstreken. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van eiser is dan ook reeds hierom niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het bestreden besluit
8. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 4 januari 2023, de burgemeester opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft in haar uitspaak geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een sluiting van tien maanden evenredig is. De burgemeester heeft onvoldoende gemotiveerd waarom aan eiser enig verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast is de rechtbank gebleken dat de burgemeester niet heeft toegelicht waarom, gelet op de omstandigheden die voor de burgemeester aanleiding hebben gegeven tot verkorting van de sluitingsduur, een sluiting van tien maanden evenredig was. Hierbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat niet is gebleken of en hoe de burgemeester bij het bepalen van die sluitingsduur de omstandigheid heeft betrokken dat er geen zichtbare loop was naar het pand en dat de loods niet is gelegen in een kwetsbare woonomgeving. De burgemeester dient uitdrukkelijk te motiveren waarom een bepaalde sluitingsduur evenredig is, hiervan is de rechtbank niet gebleken. De burgemeester heeft de omstandigheden van het geval niet betrokken.
9. In het bestreden besluit heeft de burgemeester betoogt dat de noodzaak tot sluiting van de loods aanwezig was maar dat het bevel tot sluiting van tien maanden onvoldoende is gemotiveerd. Niet in geschil is het aantal planten dat is aangetroffen en dat de burgemeester bevoegd was om de loods te sluiten. Daarnaast heeft de burgemeester betoogt dat het belang van sluiting is gelegen in het feit om andere drugsoverlast te voorkomen en de openbare orde te herstellen. Tevens is de burgemeester van mening dat persoonlijke verwijtbaarheid bij betrokkenheid bij de kwekerij niet vereist is voor toepassing van artikel 13b Opiumwet. Verwijtbaarheid kan een rol spelen in de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan de sluitingsbevoegdheid. In het onderhavig geval is geen sprake van een woning waardoor er andere belangen spelen. Er is geen sprake van het ontbreken van onderdak, ontbinding van de huurovereenkomst en eventuele plaatsing op een zwarte lijst. Het gevolg is enkel dat eiser schade lijdt. Dit financiële gevolg, gederfde huurinkomsten en schade brengt de burgemeester niet tot het oordeel om af te zien van toepassing van artikel 13b Opiumwet. Daarnaast is de burgemeester van mening dat eiser niet frequent controles heeft uitgevoerd en dat deze controles op voorhand zijn aangekondigd. Hierdoor had de huurder de tijd en mogelijkheid om de loods op te ruimen. Ook is de burgemeester van mening dat er sprake is van een minder betrouwbare huurder nu uit e-mailberichten blijkt dat regelmatig om huurpenningen gevraagd moest worden. De burgemeester is van mening dat gezien het feit er een zeer grote hoeveelheid planten is aangetroffen, meerdere oogsten zijn geweest, er diefstal was van elektriciteit, sprake was van brandgevaar, eiser niet frequent heeft controleert, de controles voorafgaand zijn aangekondigd, signalen waren van een mogelijke onbetrouwbare huurder en er sprake is van een bedrijfsloods en geen woning is de burgemeester van mening dat een sluiting van tien maanden evenredig is.
10. Eiser voert aan dat de uitspraak van de rechtbank van 4 januari 2023 in rechte onaantastbaar is geworden. Hierdoor behoeven de onderdelen van het bestreden besluit die geen betrekking hebben op de motivering van de evenredigheid van de sluiting geen weerlegging. Eiser is daarnaast van mening dat de burgemeester in het bestreden besluit van onjuiste gegevens is uitgegaan. Volgens eiser heeft hij namelijk voldoende controles uitgevoerd. Hij voerde al eerder aan dat hij tijdens de huurperiode meerdere keren per jaar controles in de loods heeft uitgevoerd. Eiser bezocht het pand vier tot zes keer per jaar, waarvan één tot twee keer onaangekondigd. Ook beschikte eiser over een sleutel van de loods, waarmee hij altijd toegang kon verkrijgen. Het is voor eiser dan ook onverwacht dat de burgemeester nu beweert dat hij slechts eenmaal per jaar zou hebben gecontroleerd. Ook de stelling van de burgemeester dat er geen onaangekondigde controles hebben plaatsgevonden, klopt volgens eiser niet. Aangezien onaangekondigde controles niet van tevoren worden aangekondigd, is het moeilijk vast te stellen wanneer deze exact hebben plaatsgevonden. Deze controles combineerde eiser met klantbezoeken in Limburg. Verder stelt eiser dat het standpunt van de burgemeester over huurbetalingen onjuist is. Hij hoefde slechts tweemaal te vragen om betaling van de huur. Eiser voert bovendien aan dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluitingsduur van tien maanden evenredig zou zijn. De burgemeester heeft enkele argumenten genoemd om een sluiting van tien maanden te rechtvaardigen, maar deze niet onderbouwd. Volgens eiser moet bij de beoordeling of er sprake is van verwijtbaar handelen gekeken worden naar de specifieke omstandigheden en zijn belangen. Het standpunt van de burgemeester dat eiser alerter had moeten zijn op signalen van een mogelijk onbetrouwbare huurder is volgens eiser eveneens onjuist. Bij het verhuren van het pand schakelde eiser een makelaar in die de huurder controleerde op betrouwbaarheid en kredietwaardigheid. In de huurovereenkomst stond bovendien duidelijk dat illegale activiteiten en verbouwingen niet waren toegestaan. Eiser voerde daarnaast zelf nog een achtergrondonderzoek uit naar de huurder. Ook is eiser het niet eens met de stelling van de burgemeester dat het hier gaat om een bedrijfsloods en niet om een woning. Het feit dat het een bedrijfsloods betreft, betekent volgens eiser niet dat het pand sneller gesloten mag worden. Daarnaast heeft de burgemeester niet gemotiveerd hoe in de beoordeling is meegenomen dat er geen zichtbare loop naar het pand was en dat de loods niet in een kwetsbare woonomgeving ligt. Tot slot merkt eiser op dat de sluiting van het pand mede is gebaseerd op appcontact tussen hem en de huurder. Voor eiser is het onbegrijpelijk dat de burgemeester dit als bewijs aanvoert, omdat dit contact al geruime tijd bij hem bekend was. De argumenten van de burgemeester in de eerste beroepsprocedure zijn niet opnieuw aangehaald in het bestreden besluit. Eiser concludeert dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarin de verwijtbaarheid aan zijn zijde zou liggen en waarom een sluiting van tien maanden evenredig zou zijn.
11. De burgemeester stelt zich in het verweerschrift, dat moet worden gezien als een aanvullende motivatie op het bestreden besluit, op het standpunt dat het belang van sluiting zwaarder weegt dan het belang van eiser. Een sluiting van twaalf maanden, ongeacht de mate van verwijtbaarheid, past binnen het beleid. Een sluitingsduur van twaalf maanden is, wanneer de noodzaak voor sluiting vaststaat, het uitgangspunt. Verwijtbaarheid speelt in beginsel hierbij ook geen rol. Wanneer enkel vanwege het betoog van eiser dat aan hem geen verwijt kon worden gemaakt de burgemeester haar besluit had moeten herzien, was daarmee een ongewenst precedent geschapen. In gevallen waarin gebrek aan verwijtbaarheid als argument wordt aangedragen zal dan niet enkel omwille van dat argument van het beleid worden afgeweken. De burgemeester heeft in dit geval overwogen dat de nadelige gevolgen voor eiser al tot het minimum zijn beperkt. Een reden daarvoor was dat de kosten voor het herstel van de loods hoog waren en dat hij zwaar benadeeld was door de aanwezigheid van de hennepplantage door zijn huurder. Vanwege de bouwvalligheid ten gevolge van die plantage was de loods met ingang van 12 augustus 2021 al gesloten. Om eiser tegenmoet te komen is de sluitingstermijn aangevangen op de dag dat de loods werd gesloten vanwege zijn bouwvalligheid. Ook is er een ontheffing verleend om de noodzakelijke herstelwerkzaamheden in zijn loods te laten plaatvinden. Ook heeft de burgemeester, na het advies van de bezwarencommissie, besloten om de nadelige gevolgen voor eiser feitelijk tot nul te reduceren door de sluitingstermijn op het korst mogelijk termijn na afloop van de herstelwerkzaamheden te laten aflopen. De ontheffing gold tot 30 mei 2021, de beslissing op bezwaar is verzonden op 9 mei 2021. Eiser heeft gedurende twaalf dagen na afloop van de werkzaamheden geen toegang tot zijn loods gehad. De burgemeester is van mening dat met alle omstandigheden van het geval rekening zijn gehouden. Er zijn nadelige gevolgen voor eiser, die echter beperkt zijn tot financiële gevolgen. Het opheffen van de sluiting na afloop van de herstelwerkzaamheden, waarvoor eiser een ontheffing heeft ontvangen is een evenwichtige maatregel. De loods is namelijk voor een aanzienlijke tijd (passend binnen het beleid) gesloten en de nadelige gevolgen voor eiser zijn beperkt tot het minimum.
Het oordeel van de rechtbank
12. De rechtbank stelt vast dat tegen haar uitspraak van 4 januari 2023 geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Hierdoor is de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de loods alsmede de noodzaak van de sluiting van de loods in rechte vast komen te staan. Eveneens staat daardoor in rechte vast dat eiser meerdere keren per jaar controles heeft uitgevoerd en dat eiser zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant van de loods toezicht heeft gehouden.