ECLI:NL:RBLIM:2024:9762

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11146739 \ CV EXPL 24-2895
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurrecht en afrekening servicekosten tussen verhuurder en huurders

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en zijn huurders over de afrekening van servicekosten en energiekosten. De verhuurder, aangeduid als [eiser in conventie, verweerder in reconventie], had de huurders, [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie], aangesproken voor een bedrag van € 1.243,06, bestaande uit onbetaalde servicekosten en buitengerechtelijke incassokosten. De huurders voerden verweer en stelden dat de vorderingen van de verhuurder niet ontvankelijk waren, onder andere omdat niet alle verhuurders in de procedure waren betrokken. De kantonrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat de verhuurder gerechtigd was om de procedure te starten.

De rechter beoordeelde vervolgens de vorderingen van de verhuurder en concludeerde dat de afrekening van de energiekosten over 2021 niet meer kon worden gevorderd, omdat deze te laat was verstrekt. Ook de vorderingen over 2022 werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De vordering over 2023 werd eveneens afgewezen, omdat de huurders voldoende voorschotten hadden betaald die de werkelijke kosten dekken. De kantonrechter wees de vorderingen van de verhuurder af en veroordeelde hem in de proceskosten.

In reconventie vorderden de huurders de terugbetaling van de waarborgsom van € 1.100,00. De kantonrechter oordeelde dat de huurders recht hadden op restitutie van de waarborgsom, omdat de vorderingen van de verhuurder waren afgewezen. De rechter kende de huurders ook buitengerechtelijke incassokosten toe en veroordeelde de verhuurder tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11146739 \ CV EXPL 24-2895
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie 1] ,2. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie 2] ,

beiden te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] ,
gemachtigde: mr. Z.I.B. Heuts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 mei 2024 met producties 1 tot en met 13
- het tegen [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] verleende verstek
- de verstekzuivering
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 tot en met 7
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermindering van eis in conventie met producties 14 tot en met 16
- de akte rectificatie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
- de akte vermindering van eis in conventie
- de mondelinge behandeling van 20 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij mr. Heuts een pleitnotitie heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] hebben een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] per 26 april 2021 tot en met 30 juni 2023 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] huurden de woonruimte aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] (hierna: het gehuurde), tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 1.260,00 per maand. Deze huurprijs bestaat uit € 935,00 kale huur, € 75,00 servicekosten en € 250,00 voorschot GLW.
2.2.
Per september 2022 is het voorschot GLW verhoogd van € 90,00 per maand naar € 250,00 per maand.
2.3.
[naam Vastgoed Beheer] (hierna: [naam Vastgoed Beheer] ) vertegenwoordigde [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De samenwerking tussen [naam Vastgoed Beheer] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is beëindigd en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werkt nu samen met een nieuwe beheerder.
2.4.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] hebben aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een waarborgsom ter hoogte van € 1.100,00 betaald.
2.5.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] hebben op 28 april 2023 de huurovereenkomst opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. De huurovereenkomst is dus per 1 juli 2023 geëindigd.
2.6.
Op 29 juni 2023 heeft een eindinspectie in het gehuurde plaatsgevonden. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] hebben het gehuurde op voornoemde datum ontruimd opgeleverd aan [naam Vastgoed Beheer] .
2.7.
[naam Vastgoed Beheer] heeft per e-mailbericht van 4 augustus 2023 de eindafrekening GLW verstuurd aan [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] met het verzoek om het openstaande bedrag binnen vijf werkdagen te betalen. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] is niet overgegaan tot betaling daarvan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert – samengevat en na twee eiswijzigingen – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] tot betaling van € 1.243,06 (€ 714,41 aan hoofdsom en € 528,65 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, alsmede de proceskosten.
3.2.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] voeren verweer. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten.
in reconventie
3.3.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] vorderen - samengevat - hoofdelijk veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van € 1.100,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023, subsidiair vanaf 14 februari 2023 en meer subsidiair vanaf 23 maart 2024. Daarnaast vorderen zij € 199,65 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2024 en de proceskosten, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten.
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] , dan wel al hun vorderingen te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] in de kosten van deze procedure.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Het beroep op exceptio plurium litis consortium wordt verworpen
4.1.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] doen allereerst een beroep op exceptio plurium litis consortium. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen daartoe dat enkel [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het geding heeft geëntameerd, terwijl sprake is van drie verhuurders, namelijk [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , [naam 1] en [naam 2] , zoals is opgenomen in de huurovereenkomst (productie 3 bij dagvaarding). [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen zich op het standpunt dat de tussen partijen geldende rechtsverhouding processueel ondeelbaar is. Alle verhuurders hebben een vermeende vordering op basis van onbetaalde energiekosten. Het is volgens [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] dus rechtens noodzakelijk dat de beslissing ten aanzien van alle betrokken partijen in dezelfde zin luidt. Nu niet alle partijen in de procedure zijn betrokken dient [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geen verweer gevoerd tegen het voorgaande.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. De exceptie kan slechts slagen indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing op de vordering ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokkenen hetzelfde is. Of dit het geval is hangt onder meer af van de aard van de rechtsverhouding en van de vordering, alsmede van de vraag of een uitspraak voldoende effectief is als deze niet ten opzichte van alle betrokkenen geldt (HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411). Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien executie slechts mogelijk is tegenover alle gedaagden gezamenlijk, zoals bij een vordering tot verdeling van een gemeenschap. De kantonrechter merkt op dat in de overgelegde huurovereenkomst als verhuurders staan opgenomen: “ [naam 1] EO [naam 2] EO [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ”. De kantonrechter oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een onverdeelbare gemeenschap c.q. een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Één van de verhuurders mag dus procederen. Het beroep van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] faalt aldus.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] hoeft geen herstelexploot uit te brengen
4.4.
Verder verzoeken [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ex art. 122 lid 2 Rv te bevelen om op zijn kosten een herstelexploot te doen uitbrengen, bij gebreke waarvan [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] concluderen tot nietigheid van de dagvaarding ex art. 66 Rv jo. 121 lid 1 Rv. Dit omdat volgens [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] een gebrek aan de dagvaarding kleeft dat nietigheid met zich meebrengt. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen dat tegen hen dus geen verstek mocht worden verleend. Naast de domiciliekeuze dient [eiser in conventie, verweerder in reconventie] namelijk ex art. 45 lid 3 sub b Rv jo. 111 lid 2 sub a Rv ook de eigen woonplaats te vermelden in de dagvaarding en dat heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet gedaan. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen dat zij daardoor onredelijk benadeeld zijn aangezien het van belang is om te vernemen, mede in het kader van de eis in reconventie, waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] woont. Blijkens de BRP-registratie woont [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet in [plaats 2] , zoals vermeld in de dagvaarding, maar in [woonplaats 1] .
4.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert aan dat hij op 20 november 2024 een akte rectificatie heeft ingediend waarin de juiste woonplaats van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is opgenomen en de fout dus hersteld is.
4.6.
De kantonrechter zal niet overgaan tot een bevel herstelexploot op grond van het volgende. Het opnemen van een verkeerde woonplaats van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de dagvaarding is slordig, maar volgens de kantonrechter is geen sprake van schending van het belang van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] door deze fout.
4.7.
Nu het beroep op exceptio plurium litis consortium en het verzoek tot bevel tot een herstelexploot beide niet slagen, komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke behandeling.
De afrekening van energie en water-kosten
4.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaalde water- en energiekosten ter hoogte van € 1.814,41 aan hem verschuldigd zijn. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daartoe een door [naam Vastgoed Beheer] opgestelde eindafrekening energiekosten (productie 2 bij dagvaarding), een eindnota en jaarafrekeningen van de energieleverancier overgelegd (productie 14 tot en met 16 bij conclusie van antwoord in reconventie). In de conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de energiekosten aan de hand van een berekening gespecificeerd over de periodes 26 april 2021 tot en met 3 september 2022, 3 september 2022 tot en met 1 januari 2023 en 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023. Hij heeft zijn eis vervolgens vermeerderd en vorderde € 2.553,36 aan energiekosten. Bij zijn akte vermindering van eis heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn vordering betreffende de energiekosten weer gebaseerd op de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde berekening. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verrekent zijn vordering met de van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] ontvangen borgsom van € 1.100,00, waardoor een bedrag resteert van € 714,41.
4.9.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] betwisten de verschuldigdheid van de naheffing terzake de energiekosten. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen zich op het standpunt dat deze naheffing aan energiekosten buitensporig is aangezien zij van april 2021 tot en met augustus 2022 een voorschot van € 90,00 per maand en per september 2022 een voorschot van € 250,00 per maand betaald hebben. Ook stellen [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen bewijs verstrekt heeft van de meterstanden. Daarnaast stellen [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] dat zij belang hebben bij tijdig kennis kunnen nemen van de omvang van hun energieverbruik. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is niet binnen de gestelde termijn van art. 7:259 BW tot kennisgeving overgegaan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert betaling van de energiekosten vanaf 2021 en dat is volgens [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] evident in strijd met de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 1 BW.
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voorop staat dat het appartement van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] niet beschikte over een individuele meter. Het verbruik van energie en water wordt kennelijk via centrale meters geregistreerd en vervolgens aan de afzonderlijke appartementseigenaren via een verdeelsleutel doorbelast. Deze kosten vallen onder de “servicekosten” als bedoeld in artikel 7:237 lid 3 BW en de artikelen 1 en 2 van de Bijlage bij artikel 1 van het Besluit Servicekosten.
4.11.
In artikel 7:259 lid 2 BW is de verplichting voor verhuurders van woonruimte opgenomen om de servicekosten binnen zes maanden na het kalenderjaar waarin deze zijn gemaakt met hun huurders af te rekenen. Bij beëindiging van de huurovereenkomst heeft het overzicht betrekking op het tijdvak van het kalenderjaar dat op het tijdstip van de beëindiging reeds is verstreken (artikel 7:259 lid 3 BW). Uit het voorgaande blijkt dat in dit geval [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met betrekking tot het jaar 2021 te laat met [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] heeft afgerekend door dit pas na beëindiging van de huurovereenkomst te doen, namelijk op 4 augustus 2023. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert aan niet te kunnen toelichten waarom de afrekening over 2021 niet tijdig (dus uiterlijk op 1 juli 2022) is verstuurd. Bovendien heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet uitgelegd waarom het voorschot voor de kosten GWL wél in september 2022 is verhoogd van € 90,00 naar € 250,00, terwijl dit ingevolge het bepaalde in artikel 7:261 BW niet is toegestaan als niet het in artikel 7:259 lid 2 bedoelde overzicht is verstrekt.
De servicekosten over 2021 kunnen niet meer worden gevorderd
4.12.
Artikel 259 lid 2 BW kent geen effectieve sanctie op het niet (tijdig) verstrekken van een kostenoverzicht. Niettemin is in de rechtspraak algemeen aanvaard dat een huurder er belang bij heeft om tijdig kennis te kunnen nemen van het energieverbruik, zodat hij in staat wordt gesteld tijdig maatregelen te nemen dit te beperken. Gelet op het bepaalde in artikel 7:259 lid 2 BW is 6 maanden na afloop van het kalenderjaar een redelijke termijn. De kantonrechter acht het in de gegeven omstandigheden en gelet op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat overschrijding van deze termijn met meer dan een jaar, zonder dat daarvoor een deugdelijke verklaring voor is gegeven, voor [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] zou leiden tot een forse naheffing. [1]
4.13.
Dit betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen aanspraak meer kan maken op een nabetaling van de energiekosten over 2021.
De servicekosten over 2022 zijn onvoldoende onderbouwd
4.14.
Wat betreft de kosten over 2022 had de afrekening er uiterlijk op 1 juli 2023 moeten zijn. Op dat moment hadden [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] de huurwoning al verlaten. De (eveneens te late) afrekening over 2022 heeft dan ook niet geleid tot schending van hun belang om maatregelen te kunnen nemen om hun energiegebruik te beperken. Betekent dit nu dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog een vordering op [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] heeft terzake van het energieverbruik over 2022? De kantonrechter oordeelt van niet en overweegt daartoe als volgt.
In de dagvaarding heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter onderbouwing van zijn vordering terzake de afrekening energiekosten volstaan met verwijzing naar de eindafrekening, die er zo uitziet:
4.15.
In de dagvaarding staat voorts vermeld dat bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen verweren van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] bekend zijn. In de conclusie van antwoord is door [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] aangevoerd dat de dagvaarding daarmee in strijd is met de stel- en substantiëringsplicht is. Zij stellen dat zij al vanaf augustus 2023 vragen hebben gesteld over de afrekening en om een deugdelijke onderbouwing daarvan hebben gevraagd en erop hebben gewezen dat zij vanaf september 2022 een voorschot hebben betaald van € 250,00 per maand en niet van € 90,00. In deze brieven hebben zij ook om terugbetaling van hun borgsom gevraagd. Zij hebben ter onderbouwing van deze stelling diverse e-mails en overgelegd en zelfs een brief van hun voormalige advocaat gericht aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 8 maart 2024.
4.16.
De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de bezwaren van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] tegen de eindafrekening en heeft in strijd met de op de hem rustende waarheidsplicht in de dagvaarding gesteld dat bij hem geen verweren van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] bekend zijn én gepersisteerd bij de juistheid van de eindafrekening terwijl het bedrag aan ontvangen voorschotten daarop onjuist is vermeld. Ook heeft hij bij dagvaarding – wederom – geen onderliggende stukken overgelegd om het in de eindafrekening in rekening gebrachte energiegebruik te onderbouwen. Ingevolge het bepaalde in artikel 21 Rv kan de kantonrechter aan deze schending de rechtsgevolgen verbinden die zij geraden acht.
4.17.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bij de conclusie van antwoord in reconventie alsnog facturen overgelegd van het gas en elektriciteitsgebruik in het gehele pand over een gedeelte van de huurperiode en een nieuwe berekening gemaakt, die uitkomt op een nog door [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] te betalen bedrag van € 2.348,80 aan energiekosten. Vervolgens vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om onnavolgbare redenen een bedrag van € 2.553,36. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft echter nagelaten om de facturen voor het watergebruik te overleggen en heeft evenmin de energiekosten over 2022 afzonderlijk berekend. Daarna heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een akte vermindering van eis genomen, waarin hij wederom teruggrijpt op de afrekening van de energiekosten die bij dagvaarding is overgelegd.
4.18.
De kantonrechter is – met [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] – van oordeel dat op basis van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde stukken en berekeningen niet valt op te maken wat [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] over 2022 aan servicekosten verschuldigd zijn. Het had op de weg van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gelegen een deugdelijke berekening te verstrekken en hij heeft dat nagelaten. Omdat dit al – gelet op de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in acht te nemen stel- en substantiëringsplicht – bij dagvaarding had gemoeten, zal de kantonrechter [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daartoe niet alsnog in de gelegenheid stellen. Dat betekent dat zijn vordering – voor zover die ziet over 2022 – wordt afgewezen.
Over 2023 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niets meer van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] te vorderen
4.19.
Voorop staat dat de periode 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 met betrekking tot de energiekosten overeenkomstig artikel 7:259 lid 3 BW wel tijdig is afgerekend. Echter ook dit onderdeel van de vordering ligt voor afwijzing gereed op grond van het volgende. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft een berekening over voornoemde periode en een jaarafrekening met een specificatie over de leveringsperiode 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 overgelegd. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in zijn berekening een verdeelsleutel gehanteerd van 0,127. Nu deze verdeelsleutel betwist wordt door [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] , had het op de weg gelegen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om met een nadere onderbouwing te komen met betrekking tot deze verdeelsleutel. Dit heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nagelaten en daarom kan de kantonrechter niet uitgaan van de juistheid van deze verdeelsleutel. Daarbij merkt de kantonrechter op dat ook wanneer de juistheid van de verdeelsleutel wel was komen vast te staan, de vordering voor afwijzing gereed ligt. Uit de berekening zoals overgelegd bij conclusie van antwoord in reconventie (waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] blijkens zijn laatste akte vermindering van eis zijn vordering baseert) volgt namelijk dat de totale verbruikerskosten energie in de periode 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 € 1.228,81 bedraagt. Vast staat dat [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] in voornoemde periode een voorschot van € 250,00 per maand betaalden, hetgeen over zes maanden dus een voorschot van in totaal € 1.500,00 bedraagt. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, uitgaande van de door hemzelf overgelegde berekening, dus geen vordering op [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] over 2023 aangezien de betaalde voorschotten de werkelijke kosten dekken. Ten aanzien van de gevorderde kosten met betrekking tot het water ontbreekt iedere onderbouwing en deze vordering wordt dan ook afgewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
4.20.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 528,65. Nu op grond van het voorgaande de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde hoofdsom volledig wordt afgewezen, komt de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet voor toewijzing in aanmerking.
De proceskostenveroordeling
4.21.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de substantiëringsplicht geschonden heeft. [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] verzoeken op grond van het voorgaande de schending van de substantiëringsplicht te verdisconteren in de proceskostenveroordeling, door [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] een extra procespunt toe te kennen dan wel een eventuele proceskostenveroordeling voor [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] te matigen tot nihil.
4.22.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geen verweer gevoerd tegen voorgenoemd verzoek van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] .
4.23.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeeld wordt in de proceskosten, zal de kantonrechter geen (verdere) gevolgen verbinden aan de schending van de substantiëringsplicht, ook niet omdat die schending niet heeft geleid tot een extra proceshandeling zijdens [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] . Omdat [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] hebben geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
Totaal
595,00
4.24.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals gevorderd.
in reconventie
4.25.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] stellen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ertoe gehouden is om de volledige waarborgsom ad € 1.100,00 aan [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] terug te betalen en vorderen op grond van art. 3:296 BW jo. 7:261b lid 3 BW restitutie van de waarborgsom.
4.26.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] geen recht hebben op restitutie van de waarborgsom gezien de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] doet een beroep op verrekening. Op grond hiervan stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de vorderingen van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] dan ook dienen te worden afgewezen.
4.27.
De kantonrechter overweegt als volgt. Nu de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden afgewezen, [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] ten aanzien van de vordering tot restitutie van de volledige waarborgsom voldoende gesteld hebben en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze vordering van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] erkent - aangezien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze vordering verrekent met zijn eigen vordering - wordt de gevorderde hoofdsom toegewezen.
4.28.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] vorderen hoofdelijke veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de hoofdsom. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als enige verhuurder het geding geëntameerd heeft en hij daartoe ook gerechtigd is, zal de kantonrechter niet overgaan tot hoofdelijke veroordeling.
4.29.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] vorderen primair wettelijke rente over € 1.100,00 vanaf 1 juli 2023. Op grond van artikel 7:261b lid 3 BW treedt echter niet meteen na het einde van de huurovereenkomst het verzuim van de verhuurder in, maar binnen veertien dagen na het beëindigen van de huurovereenkomst, tenzij de verhuurder binnen dertig dagen na het beëindigen van de huurovereenkomst verrekent overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van dit artikellid. De ingangsdatum van de wettelijke rente zal dan ook worden vastgesteld op 15 juli 2023.
4.30.
[gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 199,65 inclusief BTW. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft weersproken dat [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en de gevorderde vergoeding niet hoger is dan het in de staffel van het besluit Buitengerechtelijke incassokosten bepaalde, wordt dit bedrag toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is eveneens toewijsbaar.
4.31.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] worden begroot op € 204,00 (1 punt × € 204,00) aan salaris gemachtigde.
4.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals gevorderd.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] af,
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om aan [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] te betalen een bedrag van € 1.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om aan [gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie] te betalen een bedrag van € 199,65, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 23 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten van € 204,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.7.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.
SH

Voetnoten

1.Zie onder andere Hof Arnhem-Leeuwarden 19-03-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2444