ECLI:NL:RBLIM:2024:9758

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11146723 \ CV EXPL 24-2894
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake loonvordering en arbeidsomvang tussen werknemer en Care Dienstengroep B.V.

In deze zaak vordert [eiseres], werkzaam bij Care Dienstengroep B.V., betaling van loon en andere emolumenten op basis van een arbeidsovereenkomst voor 35 uur per week. [Eiseres] heeft zich op 30 mei 2023 ziek gemeld, waarna Care haar heeft gesommeerd om haar werkzaamheden te hervatten. Na een conflict over haar arbeidsomvang en een vermeende ontslagbrief, heeft [eiseres] haar vordering ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] niet tijdig heeft geklaagd over de onvolledige loonbetaling, waardoor haar vorderingen zijn afgewezen. De rechter oordeelt dat Care zich kan beroepen op de klachtplicht uit artikel 6:89 BW, omdat [eiseres] pas op 20 december 2023 heeft geklaagd over de niet-conforme betaling. De nevenvorderingen, waaronder de eindejaarsuitkering en gecorrigeerde loonstroken, zijn eveneens afgewezen. [Eiseres] wordt in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.221,00. Het vonnis is uitgesproken op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11146723 \ CV EXPL 24-2894
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.H.J.G. Borger,
tegen
CARE DIENSTENGROEP B.V.,
gevestigd te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Care,
gemachtigde: mr. C. Özcan

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het bericht van 16 oktober 2024 met producties van de zijde van Care,
- de akte van overlegging producties en wijziging van eis van de zijde van [eiseres] ,
- de spreekaantekeningen van de zijde van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds 15 november 2021 bij Care in dienst in de functie medewerker schoonmaak, laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Per 15 maart 2023 is een arbeidsomvang overeengekomen van 35 uur per week.
2.2.
[eiseres] heeft zich op 30 mei 2023 ziek gemeld.
2.3.
De arbodienst heeft [eiseres] arbeidsgeschikt bevonden voor haar werkzaamheden.
2.4.
Care heeft [eiseres] bij brief van 7 juni 2023 gesommeerd om per 8 juni 2023 haar werkzaamheden te hervatten. Daarbij heeft Care aangegeven dat de loonbetaling zou worden gestopt als [eiseres] niet komt werken.
2.5.
Op 8 juni 2023 heeft [eiseres] de werkzaamheden niet hervat en heeft zij haar leidinggevende bij Care een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Goede avond [naam 1] ik ga maandag weer beginnen omdat je zegt dat gaat niet
Dan neem ik per direct ontslag
Omdat je niet wil luisteren naar mijn daar ben ik klaar mee met jouw
En bel mijn niet meer afz [eiseres] ”
2.6.
Bij e-mail van 8 juni 2023 heeft Care het ontslag van [eiseres] bevestigd.
2.7.
Op 11 juni 2023 stuurt [eiseres] een WhatsApp-bericht aan haar leidinggevende waarin staat vermeld:
“Hoi [naam 1] waarom kan ik niet maandag beginnen ik heb mijn toch beter vrijdag”
2.8.
Op dit bericht reageert Care op 12 juni 2023 met het WhatsApp-bericht met de volgende inhoud:
“(…)
Ik denk dat wij eerst een gesprek moeten inplannen met jou, voordat wij kunnen beslissen om de samenwerken verder aan te gaan. Je hebt inmiddels je ontslag ingediend bij ons.
Je kunt vandaag om 12.30 uur op kantoor komen om dit gesprek met mij en [naam 2] samen te bespreken.
(…)”
2.9.
Op 12 juni 2023 is door [eiseres] een brief ondertekend waarin het volgende staat opgenomen:
“(…)
Er is met u gesproken over een wijziging in het aantal uren dat u werkzaam bent voor Care Dienstengroep. Met dit schrijven bevestigen we de gemaakte afspraken.
Middels ondertekening van dit formulier geeft u akkoord, met ingang van 12-6-2023, af te zien van 10minuren/uren per week.
Dit betreft de vermindering van de werkuren op het volgende object/de volgende objecten:
(…)
[adres]minuren/uren per week
(…)
Wel is er met u afgesproken dat, indien er extra werkzaamheden zijn in verband met ziekte of vakantie, u de mogelijkheid krijgt om deze uren te vervangen.
(…)”
2.10.
Bij brief van 13 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] Care aangegeven dat [eiseres] met haar bericht van 8 juni 2023 geen ontslag heeft willen nemen en beroept zij zich erop dat het dienstverband niet is geëindigd.
2.11.
Vanaf periode 7 van 2023 heeft [eiseres] minder uren uitbetaald gekregen.
2.12.
Bij brief van 20 december 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] Care geïnformeerd dat zij vanaf periode 7-2023 niet conform 35 uur per week betaald heeft gekregen en vordert zij alsnog betaling van deze 35 uur per week.
2.13.
Deze betaling is door Care uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat – na eiswijziging:
I. Care te veroordelen om [eiseres] per 15 maart 2023 het loon en overige emolumenten te betalen behorende bij een arbeidsomvang van 35 uur per week, bestaande uit:
 € 482,80 € 482,80 aan eindejaarsuitkering over 2023, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid;
 € 482,80 € 13.219,54 aan achterstallig loon over de periode -periode 4 van 2023 tot en met periode 4 van 2024-, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf data opeisbaarheid;
II. Care te veroordelen om gecorrigeerde loonspecificaties te verstrekken vanaf periode 4 van 2023 en een gecorrigeerde jaaropgave 2023, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag;
III. Care te veroordelen tot betaling van € 1.197,22 aan buitengerechtelijke kosten;
IV. Care te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met Care een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een arbeidsomvang van 35 uur per week en dat Care haar vanaf 15 maart 2023 niet conform deze arbeidsomvang heeft betaald. Met de ondertekende brief van 12 juni 2023 stelt [eiseres] geen afstand te hebben gedaan van een arbeidsomvang van 10 uren per week, maar alleen te hebben aangegeven dat zij niet meer op het project [adres] werkzaam wilde zijn. Zij meent dat door Care een andere invulling zou worden gegeven voor deze 10 uren. Care heeft volgens [eiseres] echter geen vervangend werk aangeboden. [eiseres] betwist de handtekening onder de brief van 16 juni 2023 waarin afstand zou zijn gedaan van 8 uur per week op het project Folkoriade.
3.3.
Care voert verweer. Zij concludeert dat [eiseres] tweemaal (schriftelijk) afstand heeft gedaan van een deel van haar arbeidsomvang: op 12 juni 2023 voor 10 uren per week en op 16 juni 2023 voor 8 uren per week (producties 2 en 5 bij conclusie van antwoord). Care stelt dat daarmee uiteindelijk een arbeidsomvang van 17 uur per week resteert en dat zij [eiseres] conform deze arbeidsomvang heeft uitbetaald. Care voert verder aan dat [eiseres] niet eerder haar beklag heeft gedaan over de minder uitbetaalde uren dan bij brief van 20 december 2023. Care concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Arbeidsomvang
4.1.
De belangrijkste vraag die partijen verdeeld houdt is of [eiseres] heeft ingestemd met een vermindering van haar arbeidsomvang van 35 uur per week naar 25 of 17 uur per week. Care stelt dat [eiseres] hier vrijwillig afstand van heeft gedaan, bevestigd in de door [eiseres] ondertekende formulieren van 13 respectievelijk 16 juni 2026, en pas op 20 december 2023 haar beklag hierover heeft gedaan, terwijl [eiseres] vanaf periode 7 van 2023 uitbetaald is geweest conform 15,92 uur per week. De kantonrechter verstaat het verweer van Care als een beroep op de schending van de klachtplicht van artikel 6:89 BW, waardoor [eiseres] geen beroep meer zou toekomen op haar vordering.
4.2.
In artikel 6:89 BW is bepaald dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet heeft geprotesteerd binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken. Deze klachtplicht is in beginsel van toepassing op alle verbintenissen, waaronder die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst en die tot betaling van een geldsom [1] . Het niet volledig betalen van loon is niet naar zijn aard het in het geheel niet verrichten van een prestatie [2] . Daaruit valt op te maken dat het niet volledig betalen van het loon gezien moet worden als een gebrekkige prestatie, zodat artikel 6:89 BW hierop van toepassing is.
4.3.
[eiseres] heeft erkend dat zij het formulier van 12 juni 2023 heeft ondertekend, maar kent aan de inhoud hiervan een andere betekenis toe. In de brief van 13 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] niets vermeld over de dag ervoor getekende brief van 12 juni 2023 waarin een vermindering van uren is opgenomen. [eiseres] betwist overigens uitdrukkelijk het formulier van 16 juni 2023 te hebben ondertekend.
Verder staat vast dat [eiseres] per periode loonstroken heeft ontvangen waarop de in die periode gewerkte uren staan vermeld en dat zij vanaf periode 7 2023 aanzienlijk minder uren betaald heeft gekregen. Eveneens staat vast dat [eiseres] bij brief van 20 december 2023 betaling heeft gevorderd conform een 35-urige werkweek. [eiseres] stelt dat zij in de periode tussen 12 juni 2023 en 20 december 2023 Care heeft gevraagd om bij andere projecten de uren in te vullen, maar deze stelling is niet nader onderbouwd. Gelet op het bovenstaande is niet vast komen te staan dat [eiseres] eerder dan 20 december 2023 bij Care heeft geklaagd over het niet volledig uitbetalen van haar loon.
4.4.
De volgende vraag is of [eiseres] middels haar brief van 20 december 2023 alsnog binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd tegen de - volgens haar - onvolledige betaling van het loon. Op de loonstroken kon [eiseres] per periode zien welke uren aan haar werden uitbetaald. Bovendien kon [eiseres] aan de uitbetaling van het loon, dat gehalveerd was vanaf periode 7 2023, merken dat er iets aan de hand was. Tegen de achtergrond van voornoemde feiten en omstandigheden had het op de weg van [eiseres] gelegen om tijdig, dat wil zeggen vanaf het moment dat zij op haar loonstrook kon zien dat niet haar - volgens [eiseres] - volledige arbeidsomvang werd uitbetaald, te klagen over het uitblijven van betaling hiervan. Gezien de vordering van [eiseres] vanaf 15 maart 2023, heeft [eiseres] negen maanden gewacht alvorens bij Care aan te geven dat zij niet conform een arbeidsomvang van 35 uur per week betaald heeft gekregen. Daarmee heeft [eiseres] verzuimd om binnen bekwame tijd te protesteren. Van de zijde van [eiseres] zijn verder geen omstandigheden aangevoerd waardoor niet van haar verwacht kon worden om eerder dan 20 december 2023 bij Care te klagen over de - in haar ogen - incorrecte loonbetaling. Het door Care gedane beroep op de klachtplicht slaagt, waardoor de vordering van [eiseres] ten aanzien van achterstallig loon vanaf periode 4 2023 wordt afgewezen.
Eindejaarsuitkering, gecorrigeerde loonstroken en buitengerechtelijke kosten
4.5.
Nu de hoofdvordering van [eiseres] wordt afgewezen, zullen de daarmee verband houdende nevenvorderingen (eindejaarsuitkering, gecorrigeerde loonstroken en buitengerechtelijke kosten,) eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Care worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.
VC

Voetnoten

1.Vgl. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, rov. 4.2.1.
2.HR 20 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1281.