In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 18 december 2024, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om verkrijging van het Nederlanderschap (naturalisatie) ongegrond verklaard. Eiser, geboren in Soedan en gevlucht uit Eritrea, had zijn verzoek ingediend op 18 januari 2022, maar dit werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van het ontbreken van een gelegaliseerde geboorteakte. De rechtbank oordeelde dat eiser met zijn Eritrese identiteitskaart wel zijn nationaliteit had aangetoond, maar niet zijn identiteit. De rechtbank stelde vast dat de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) vereist dat van een verzoeker, die in een ander land is geboren dan waar hij is gevlucht, een geboorteakte kan worden verlangd. Eiser had geen bewijs geleverd dat hij in bewijsnood verkeerde, aangezien hij geen contact had opgenomen met de Soedanese autoriteiten om een geboorteakte te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de eisen voor het overleggen van een geboorteakte niet onevenredig zijn en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Bovendien werd geoordeeld dat de hoorplicht in de bezwaarprocedure niet was geschonden, omdat het bezwaarschrift kennelijk ongegrond was verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van het verzoek tot naturalisatie in stand bleef.