Uitspraak
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
“Op 5 april jl. is binnen de gemeente Beekdaelen het GBA-V geraadpleegd voor mijn persoonsgegevens. Graag zou ik willen weten door welke medewerker van de gemeente Beekdaelen en welk verzoek hieraan ten grondslag heeft gelegen c.q. wat hiervoor de aanleiding is geweest.”.
29 juli 2020 laten weten dat aangezien het niet mogelijk is gebleken om de bevraging te koppelen aan een identificeerbare persoon, het niet vaststaat dat de raadpleging heeft plaatsgevonden door een medewerker van de gemeente. Verder schrijft de gemeente dat het technisch verdiepingsonderzoek na 21 januari 2020 is voortgezet. Gebleken is dat het antwoord van 21 januari 2020 niet in alle opzichten volledig en juist was, maar daarover is eiseres tussentijds geïnformeerd. De gemeente heeft enkele vragen van eiseres beantwoord en heeft opnieuw laten weten dat als zij de namen van de personen die zij van de raadpleging verdenkt schriftelijk verstrekt, de gemeente de mogelijkheid heeft om het onderzoek uit te breiden met een persoonsgericht onderzoek. De gevraagde schadevergoeding is door de gemeente afgewezen.
11 juni 2021 door eiseres gestelde vragen heeft de advocaat van de gemeente gereageerd met de brief van 30 juni 2021. In deze brief staat dat de gemeente geen enkele grond ziet voor een vervolgonderzoek en dat de gemeente het onderzoek en de discussie daarover als definitief beëindigd beschouwd. Tegen deze brief heeft eiseres vervolgens bezwaar gemaakt.
6 augustus 2021 ontvankelijk was.
29 juli 2020 als besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt, had het college de brief van eiseres van 25 augustus 2020 als daartegen gericht bezwaar moeten aanmerken.
20 april 2021, gelet op artikel 34 van de UAVG, een besluit is als bedoeld in de Awb. Met deze brief heeft het college eiseres de resultaten van het persoonsgebonden onderzoek toegestuurd. Dit onderzoek is ingesteld om te achterhalen of een van de twee medewerkers van de gemeente van het college die eiseres daarvan verdacht, de persoonsgegevens van eiseres op 5 april 2019 heeft ingezien. Het onderzoek ziet daarmee uitdrukkelijk op de (nadere) beantwoording van het AVG-verzoek van eiseres van 4 december 2019. Dat blijkt ook uit het hiervoor genoemde besluit van het college van 21 april 2020 waarin het college heeft opgenomen dat zij hoopt langs de weg van een persoonsgericht onderzoek alsnog tot de beantwoording van het informatieverzoek van eiseres te kunnen komen.
27 mei 2021 – voor zover deze gaat over de raadpleging van de persoonsgegevens van eiseres op 5 april 2019 – een (wijzigings)besluit betreft als bedoeld in artikel 34 van de UAVG en artikel 1:3 van de Awb.
artikel 15 (of enig ander artikel) van de AVG betrekking heeft. De brief van 12 juni 2020 is derhalve géén AVG-verzoek maar een regulier informatieverzoek. De reactie op een dergelijk regulier informatieverzoek (in dit geval de brief van 29 juli 2020) is, nog los van de vraag namens welk bestuursorgaan die reactie is gegeven, geen besluit in de zin van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit eveneens voor alle andere correspondentie die gaat over – kort gezegd – de verwijderde loggegevens, het (technisch) onderzoek daarnaar en de organisatie en werkwijze van de gemeente. Deze informerende brieven en
e-mails gaan niet over de informatie waarop artikel 15 van de AVG ziet en zijn geen besluiten als bedoeld in de Awb. Dat geldt ook voor de brief van 30 juni 2021 waarmee antwoord wordt gegeven op vragen van eiseres die gaan over het technisch onderzoek en de verwijdering van de loggegevens. Ook deze brief gaat niet over informatie waarop artikel 15 van de AVG ziet en is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen besluit in de zin van de Awb.
30 juni 2021. Zoals hiervoor overwogen is die brief geen besluit in de zin van de Awb, zodat daartegen ook geen bezwaar open staat. In zoverre zou het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
21 april en 27 mei 2021.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige raadpleging van persoonsgegevens van eiseres af;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500,- aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan eiseres van een vergoeding voor proceskosten tot een bedrag van