ECLI:NL:RBLIM:2024:9216

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
ROE 23/2065
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot dag- en nachtopvang op basis van de Wmo 2015; procesbelang bij afwijzing aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 12 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor toegang tot de dag- en nachtopvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiser, die lange tijd dakloos is geweest, had op 20 maart 2023 een aanvraag ingediend bij Levanto Groep voor toegang tot de opvang, maar deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang zou hebben. De rechtbank oordeelt echter dat eiser wel degelijk procesbelang heeft, aangezien hij schade heeft geleden door de afwijzing van de aanvraag en de lange hulpverleningsgeschiedenis die aan de afwijzing ten grondslag ligt. De rechtbank stelt vast dat er geen incidenten zijn geweest in de periode van januari 2023 tot aan de aanvraag op 20 maart 2023, en dat de toegang tot de opvang een algemene voorziening is die voor iedereen vrij toegankelijk dient te zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiser gegrond, waardoor hij recht heeft op toegang tot de opvang. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2065

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.R.A.R. Lotfy),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van eisers aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor verblijf in de dag- en nachtopvang (hierna: de opvang) bij uitvoerder: Levanto Groep (hierna Levanto).
1.1.
Het college heeft per e-mail van 20 maart 2023 aan Levanto medegedeeld dat de aanvraag voor toegang tot de opvang wordt afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze e-mail.
1.2.
Bij besluit van 25 juli 2023, verzonden op 3 augustus 2023, (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang heeft.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting vragen gesteld aan partijen.
Naar aanleiding daarvan heeft eiser op 8 november 2024 aanvullende (medische) stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen met zaaknummers: ROE 23/2065 en ROE 23/2067 gevoegd op 11 november 2024 op zitting behandeld. Daarna heeft de rechtbank afzonderlijk uitspraak gedaan in voormelde zaaknummers. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is lange tijd dakloos geweest. Aanvankelijk verbleef eiser (tijdelijk) in de opvang van het Leger des Heils, maar deze opvang is in 2022 beëindigd. In januari 2023 is de opvang van het Leger des Heils overgenomen door Levanto en heeft eiser zich bij Levanto voor opvang gemeld. Levanto heeft de toegang tot de opvang geweigerd in januari 2023.
3. Op 20 maart 2023 heeft de gemachtigde van eiser bij Levanto een aanvraag gedaan voor toegang tot de opvang, omdat eiser dakloos is en hij in de koude wintermaanden op straat heeft moeten slapen. Daarnaast heeft gemachtigde een verzoek om bijzondere bijstand gedaan voor de kosten van onderdak van eiser vanwege zijn verblijf in hotels (zaaknummer: ROE 23 / 2067).
4. Levanto heeft de aanvraag voor toegang tot de opvang doorgestuurd naar het college en gevraagd hoe daarop te reageren. Daarop heeft het college per e-mail van
20 maart 2023 aan Levanto laten weten wat in de brief aan eiser door Levanto medegedeeld kan worden. Vervolgens heeft Levanto per brief van 20 maart 2023 onder mededeling van het door het collegegeciteerde het onderstaande aan de gemachtigde van eiser medegedeeld:
“In overleg met de gemeente Maastricht kan ik u, in reactie op uw schrijven van vandaag, als volgt berichten.
Crisisopvang is een taakstelling van de gemeente Maastricht-Heuvelland en LEVANTOgroep voert dit in opdracht van de gemeente uit. Uw cliënt heeft om meerdere redenen geen recht op opvang:
  • Er is geen sprake van een acute crisis; de situatie duurt al langere tijd.
  • Uw cliënt ontvangt een uitkering van het UWV, waarmee hij zelf in onderdak kan voorzien.
  • Uw cliënt heeft een (beperkt) netwerk waar hij terecht kan.
  • Uw cliënt voldoet niet aan de veiligheidseisen die gelden om toegang tot een opvang te kunnen krijgen.
  • Uw cliënt is wegens zijn gedrag geen onbekende bij politie en justitie. Eerdere trajecten met het oog op opvang en zorg gericht op re-integratie, zijn niet gelukt wegens een gebrek aan medewerking aan de zijde van uw cliënt.
  • Uw cliënt is geprioriteerd bij het zorg- en veiligheidshuis van Maastricht-Heuvelland.
Gelet op deze omstandigheden komt uw cliënt niet in aanmerking voor opvang. Wij zullen dan ook geen gehoor geven aan uw oproep om uw cliënt (tijdelijk) op te vangen.”
5. Daarop heeft de gemachtigde van eiser bezwaar gemaakt tegen de afwijzingsbrief van Levanto en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij deze rechtbank.
6. Bij uitspraak van 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen [1] en, samengevat, geoordeeld dat Levanto geen bestuursorgaan is, omdat het geen publiekrechtelijk gezag uitoefent. De beoordeling of een betrokkene voor opvang in aanmerking komt is een bevoegdheid van het college. Wanneer het college de rechtspositie van de betrokkene heeft vastgesteld, zorgt Levanto op basis van de raamovereenkomst slechts voor de feitelijke uitvoering van de opvang. De voorzieningenrechter acht zich daarom onbevoegd om op het verzoek te beslissen.
7. De voorzieningenrechter heeft in voornoemde uitspraak verder overwogen dat voor zover het e-mailbericht van het college aan Levanto van 20 maart 2023 aangemerkt zou worden als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), daartegen bezwaar bij het college gemaakt kan worden en connex aan dat bezwaar een verzoek om voorlopige voorziening ingediend kan worden. Verder heeft de voorzieningenrechter overwogen dat, voor zover Levanto niet bevoegd zou zijn om een besluit te nemen over het verstrekken van opvangvoorzieningen, dit besluit mogelijk aan het college toegerekend zou kunnen worden.
8. Op 26 april 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt bij het college tegen het e-mailbericht van het college aan Levanto van 20 maart 2023 (zie onder: 4.). Met het bestreden besluit heeft het college onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter, deze e-mail als een besluit aangemerkt. Vervolgens heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar omdat het om een periode in het verleden gaat en geen zorg in natura met terugwerkende kracht kan worden verstrekt.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. Het college heeft het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Alvorens tot een beoordeling van het procesbelang over te gaan ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de e-mail van 20 maart 2023 van het college aan Levanto als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat het college de e-mail van 20 maart 2023 als een besluit voor zijn rekening heeft genomen. De rechtbank neemt dat aan en merkt de e-mail van 20 maart 2023 aan als het primaire besluit.

Heeft eiser procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het primaire besluit?

12. Eiser voert aan dat hij wel degelijk procesbelang heeft bij het bestrijden van het onrechtmatig genomen besluit. Eiser heeft schade geleden in de vorm van letselschade en vermogensschade ten gevolge van de afwijzende beschikking van het college. Ten gevolge van de overnachtingen in de kou, want eiser werd zelfs in de wintermaanden geweigerd, heeft eiser schade opgelopen aan zijn bloedvaten. Mogelijk dient een been geamputeerd te worden. Indien eiser niet gedwongen was geweest op straat te slapen in de vrieskou, was dergelijke schade nimmer opgetreden. Op het moment dat de onrechtmatigheid van het besluit vaststaat zal eiser een onderzoek laten verrichten om het causaal verband tussen de gestelde letselschade en de weigering tot de opvang verder te onderbouwen. Ook heeft eiser schade geleden, in de vorm van vermogensschade, doordat hij – terwijl hij nauwelijks financiële middelen had – geld heeft moeten uitgeven aan hotelovernachtingen en reiskosten. In deze periode heeft eiser schulden opgebouwd. Daarnaast is eiser in de periode dat hij op straat sliep herhaaldelijk bestolen van al zijn kleding. Ook als gevolg hiervan heeft eiser materiële schade geleden.

Het standpunt van het college

12.1.
Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat geen sprake is van een procesbelang, omdat een intrekking (lees: weigering van de opvang) over de periode tot 17 april 2023 niet meer teruggedraaid kan worden, want zorg in natura (opvang) is niet met terugwerkende kracht te realiseren. Eiser heeft vanaf 17 april 2023 tot 15 juni 2023 in detentie verbleven. Vervolgens heeft het college bij besluit van 15 augustus 2023 aan eiser met terugwerkende kracht per 27 juni 2023 een maatwerkindicatie Beschermd Wonen op grond van de Wmo 2015 toegekend. Daarnaast heeft het college besloten om de overnachtingskosten van een hotel vanaf 25 juni 2023 aan eiser te vergoeden.
Wat vindt de rechtbank?
12.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van vaste rechtspraak is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. [2] Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een al verstreken periode, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. [3] Het enkel niet vergoeden van de gemaakte proceskosten in de bezwaarfase kan niet langer een zelfstandig procesbelang opleveren. [4]
Conclusie en gevolgen: procesbelang
12.3.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voldoende procesbelang. Hoewel het in dit beroep gaat over toegang tot de opvang voor eiser over een periode die reeds verstreken is, acht de rechtbank het niet op voorhand onaannemelijk dat eiser schade heeft geleden, alleen al vanwege het feit dat eiser kosten stelt te hebben gemaakt voor hotelovernachtingen in de periode waarin hem geen toegang tot de opvang is verleend. Daarnaast is op basis van de overgelegde medische stukken niet onaannemelijk dat eiser immateriële schade (letselschade) heeft geleden. Eiser heeft ook in bezwaar aangevoerd dat hij als gevolg van weigering voor de opvang gezondheidsschade heeft geleden. Ter zitting heeft het college erkend dat er mogelijk een procesbelang zou kunnen zijn.
12.4.
Nu de rechtbank vindt dat procesbelang aanwezig is, betekent dit dat het beroep gegrond is. Aangezien het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, dient de rechtbank in beginsel met toepassing van artikel 8:72, vierde lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) het college op te dragen opnieuw op de bezwaren te beslissen (de terugwijsregel). Van die regel kan worden afgeweken als daar goede grond voor bestaat, bijvoorbeeld als partijen aandringen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechtbank, of als duidelijk is dat eiser niet wordt benadeeld doordat de rechter zelf in de zaak voorziet. Ter zitting is de zaak inhoudelijk besproken met partijen.
12.5.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om ten behoeve van finale geschillenbeslechting de zaak inhoudelijk te beoordelen. Dit betekent dat de rechtbank zal beoordelen of het college de toegang tot de opvang voor eiser heeft mogen weigeren.
De weigering van de toegang tot de opvang voor eiser
13. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank het college gevraagd om aan te geven hoe het college de aanvraag voor toegang tot de opvang heeft gekwalificeerd: als een aanvraag om een algemene voorziening of als een aanvraag om een maatwerkvoorziening. Daarnaast is het college gevraagd om aan te geven wat de grondslag is geweest voor de weigering van de toegang tot de opvang.
Het standpunt van het college: de grondslag van de weigering
14. Ter zitting heeft het college desgevraagd toegelicht dat het primaire besluit een weigering van een algemene voorziening [5] op grond van de Wmo 2015 betreft en dat de grondslag voor de weigering is gebaseerd op artikel 2.3.8., derde lid, van de Wmo 2015: de medewerkingsverplichting. Volgens het college heeft eiser ten gevolge van zijn gedrag niet de medewerking gegeven die nodig is voor de uitvoering van de Wmo. Het college heeft voorts te kennen gegeven dat de in de brief van 20 maart 2023 genoemde redenen als grondslag dienen voor de weigering van de toegang tot de opvang (zie onder 4.). Volgens het college zijn ernstige incidenten (overlast, agressief gedrag tegenover medewerkers) voorgevallen bij de opvang van het Leger Des Heils eind 2022 en bij de opvang van Levanto (na de overname) in januari 2023. In het dossier bevinden zich diverse e-mailberichten van de betrokken instanties waarin dit staat omschreven. Het college gaat uit van die e-mailberichten. Er is sprake van een ernstig patroon, waardoor de veiligheid van medewerkers in het geding is en de betrokken instanties hebben laten weten geen hulp meer aan eiser te kunnen bieden. De mogelijkheden binnen de Wmo zijn uitgeput. Met die wetenschap en de lange hulpverleningsgeschiedenis van eiser, heeft het college de overweging gemaakt dat de toegang tot de opvang is en blijft geweigerd.
Wat eiser aanvoert
15. Eiser voert aan dat het college de aanvraag voor de opvang ten onrechte heeft geweigerd. Het is onduidelijk welke gedragingen het college concreet ten grondslag heeft gelegd aan de weigering tot de opvang en wat de concrete weigeringsgrond is geweest. In de brief van 20 maart 2023 worden alleen enkele (algemene) punten aangestipt, zonder concreet te benoemen en te onderbouwen op grond waarvan de toegang is geweigerd. Het college heeft in het hele dossier geen enkel bewijs verstrekt, waaruit blijkt dat eiser bepaald gedrag zou hebben vertoond. De e-mailwisselingen zijn van medewerkers van de opvang en kunnen niet als zodanig worden beschouwd, omdat er geen sprake is van bewijzen, zoals bijvoorbeeld ondertekende verklaringen van de betrokken medewerkers. Bovendien is eiser niet in de gelegenheid gesteld om op die e-mails te reageren.
Heeft het college de toegang tot de opvang voor eiser mogen weigeren?
15.1.
De rechtbank heeft het college ter zitting gevraagd welke gedragingen aan de weigering tot de opvang ten grondslag zijn gelegd. Daarbij is ter zitting vastgesteld dat zich in het dossier van het verzoek om voorlopige voorziening (zaaknummer: ROE 23 / 744), diverse e-mailberichten van het Leger des Heil en van Levanto bevinden over de periode van 8 december 2022 tot en met 6 februari 2023. [6] Uit de ter zitting gegeven toelichting van het college is gebleken dat het college het gedrag van eiser (onder verwijzing naar voornoemde e-mailberichten en de lange hulpverleningsgeschiedenis van eiser) en de veiligheidseisen die gelden voor toegang tot de opvang, als dragende motivering aan de weigering tot de opvang ten grondslag heeft gelegd.
Wat vindt de rechtbank?
15.2.
De rechtbank is van oordeel dat deze motivering de weigering tot de opvang op
20 maart 2023 niet kan dragen. De onder 15.1. vermelde e-mailberichten en de lange hulpverleningsgeschiedenis kunnen niet ter onderbouwing dienen. De rechtbank legt hieronder uit waarom dat het geval is.
15.3.
Uit de dossierstukken en de toelichting ter zitting door het college is gebleken dat eiser een lange, gecompliceerde hulpverleningsgeschiedenis heeft, waarbij zijn gedrag een grote rol heeft gespeeld en veel instanties betrokken zijn geweest, kennelijk zonder dat dit tot bevredigende resultaten heeft geleid. Dit neemt echter niet weg dat in de aansluitende periode vanaf medio januari 2023 tot aan het verzoek om toegang tot de opvang, op 20 maart 2023, niet is gebleken van incidenten. En hoewel de rechtbank ziet dat eiser sedert medio januari 2023 ook niet meer in de opvang heeft verbleven, zodat dergelijke situaties zich ‘binnenshuis’ ook niet hadden kunnen voordoen, is van escalaties bij de voordeur van de locatie of in de onmiddellijke nabijheid daarvan sedertdien evenmin gebleken. Daarbij betrekt de rechtbank dat het hier gaat om een algemene voorziening die naar haar aard in beginsel voor iedereen vrij toegankelijk dient te zijn, zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. Daarmee heeft de dag- en nachtopvang feitelijk een vangnetfunctie die dient te voorkomen dat daklozen gedwongen op straat overnachten, wat te meer klemt in het jaargetijde -het vroege voorjaar- waar een en ander zich afspeelde. Aan eiser had daarom het voordeel van de twijfel moeten worden gegund en hem toegang moeten worden verschaft indien en zolang hij zich aan de geldende huis- en gedragsregels zou houden.

Conclusie en gevolgen

16. De conclusie is dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd, omdat eiser daarin ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door zelf op het bezwaar te beslissen.
16.1
Doende wat het college had moeten doen, verklaart de rechtbank eisers bezwaar ontvankelijk en gegrond. Het college had onvoldoende grondslag om de toegang tot de opvang van eiser op 20 maart 2023 te weigeren. De rechtbank herroept het primaire besluit. Nu het hier gaat om een afgesloten periode in het verleden en de opvang aan eiser niet meer met terugwerkende kracht geleverd kan worden, neemt de rechtbank geen nieuw primair besluit. Zij bepaalt wel dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. In verband met de mogelijkheid tot indiening van een verzoek om schadevergoeding vanwege de door eiser gestelde materiële en immateriële schade, is wel van belang dat de onrechtmatigheid van het primaire besluit van 20 maart 2023 is vastgesteld.
17. Omdat het beroep gegrond is bestaat aanleiding voor een proceskostenvergoeding en vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht.
17.1.
De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor de in bezwaar gemaakte kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 1.248,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde van € 624,00 per punt). De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase op grond van het Bpb vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,00 per punt). Verder wordt het college opgedragen om het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, hetgeen inhoudt dat het bezwaar gegrond moet worden verklaard;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.248,00 aan proceskosten voor de bezwaarfase aan eiser;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten voor de beroepsfase aan eiser;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, rechter, in aanwezigheid van
mr.N.H.C. Schroeten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 12 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer Awb: ROE 23/744
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 23 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:219.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635.
5.Het college heeft de dag- en nachtopvang ingericht als een algemene voorziening op grond van artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015.
6.Het betreffen een e-mailbericht van het Leger des Heils van 8 december 2022 en e-mailberichten van Levanto van 13 januari 2023, 19 januari 2023, 20 januari 2023.