Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de producties 8 tot en met 16 van [eiser]
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13
- de mondelinge behandeling van 8 februari 2024
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
7 september 1999 overgenomen, waarin onder meer alimentatieverplichtingen ten behoeve van [gedaagde] en de kinderen zijn opgenomen.Overeengekomen is dat [eiser] als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen een bedrag van f. 400,- per kind per maand zal betalen en een bedrag van f 1.800,- per maand als bijdrage in het levensonderhoud van [gedaagde] . Bij aanvullend echtscheidingsconvenant, gedateerd “1999” (verder te noemen: het aanvullend convenant) zijn partijen overeengekomen dat [eiser] als aanvulling op de in het eerdere convenant voor [gedaagde] overeengekomen alimentatie maandelijks nog een bedrag van f. 1.900,- zal voldoen. [eiser] heeft voormelde bijdragen, echter zonder de wettelijke indexering, betaald tot en met februari 2006. Daarna is hij met betaling van de alimentatiebijdragen gestopt en heeft hij een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de onderhoudsbijdragen. Dat verzoek is bij beschikking van
10 april 2007 afgewezen.
25 oktober 2023 is [naam broer] overgegaan tot het verstrekken van de gevraagde bankafschriften. De hoogte van de legitieme portie is thans nog in geschil tussen [eiser] en [naam broer] .
10 april2007”, ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag gelegd onder [naam broer] op de vordering tot betaling van de legitieme portie die [eiser] heeft op [naam broer] , voor een bedrag van € 326.101,62.
3.Het geschil
19 september 2007 nieuwe beslagen te leggen.
4.De beoordeling
19 september 2007 had moeten zijn. [eiser] stelt dat nu niet duidelijk is uit hoofde van welke titel beslag is gelegd. Uit artikel 475 lid 1 sub c Rv volgt volgens hem dat het beslag nietig is.
Carrier Tanker/Ice Shipping Eight)). [eiser] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in zijn belang getroffen, want voor hem is duidelijk op grond van welke titel het beslag is gelegd. Dit blijkt alleen al uit het feit dat in de dagvaarding dit punt niet benoemd wordt en daarin uitsluitend en volledig wordt ingegaan op het – aan hem betekende – vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 19 september 2007 als grondslag voor het derdenbeslag. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden voor opheffing van het beslag op deze grond.