ECLI:NL:RBLIM:2024:7589

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
10961502 \ CV EXPL 24-1119
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en tekortkoming in nakoming door verkoper van een auto

In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een koopovereenkomst voor een Mini Clubman. [Eiseres] heeft op 14 februari 2022 een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde] voor de aankoop van de auto voor € 5.500,00. Na de aankoop heeft [eiseres] verschillende gebreken aan de auto ontdekt, waaronder een defect aan de verwarming en een motorstoring. Ondanks herhaalde verzoeken om de gebreken te verhelpen, heeft [gedaagde] geen adequate actie ondernomen. [Eiseres] heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden en vorderingen ingesteld voor schadevergoeding en terugbetaling van de koopsom. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, en heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen. [Gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de koopsom, schadevergoeding en proceskosten. De rechter heeft vastgesteld dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst en dat [eiseres] tijdig heeft geklaagd over de gebreken. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers in consumentenkoopovereenkomsten en de rechten van kopers bij non-conformiteit.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10961502 \ CV EXPL 24-1119
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. T.M.L. de la Haije,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Rechtshulp & Incasso.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 14 februari 2022 een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten die strekte tot aankoop van een auto Mini Clubman met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) voor een koopsom van € 5.500,00. Aan de zijde van de verkoper werd feitelijk gehandeld door [gedaagde] .
2.2.
De koopovereenkomst is gesloten in een pand in de [adres] te [vestigingsplaats] , welk pand kennelijk was ingericht voor de verkoop van auto’s.
2.3.
Na het sluiten van de koopovereenkomst heeft [gedaagde] aan [eiseres] een formuliertje overhandigd met daarop voorbedrukt het rekeningnummer [rekeningnummer] t.a.v. [gedaagde] . Voorts is op het formulier vermeld “Mini Parts [adres] [vestigingsplaats] ”. De koopprijs voor de auto is er met de hand bijgeschreven (dagvaarding, prod. 1).
2.4.
[eiseres] heeft de koopprijs voldaan door overschrijving van de koopsom op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [gedaagde] (dagvaarding, prod. 1).
2.5.
[eiseres] is op 28 februari 2022 met de auto naar [gedaagde] terug gegaan wegens een defect aan de verwarming van de auto. [gedaagde] heeft toen werkzaamheden verricht om de klacht op te lossen. Op 4 maart 2022 is tijdens het rijden op de snelweg in België de motor uitgevallen. Met de auto kon niet meer worden gereden.
2.6.
De auto is weggesleept door de onderneming Schops BVBA en is vervolgens overgebracht naar Autobedrijf AMKO te Geleen (hierna: AMKO).
2.7.
AMKO heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van de storing aan de motor. AMKO heeft bij mail van 12 april 2022 aan [eiseres] het volgende bericht (dagvaarding, prod. 7):
“De motor van de Mini is recent open geweest.
Diverse pakkingen waren flink ingesmeerd met vloeibare kit, zo ook de thermostaat en de kleppendeksel. Deze dient zeker bij een Mini met deze motor absoluut niet met vloeibare kit te worden dicht gesmeerd, deze auto’s zijn heel gevoelig en trekken hierdoor vaak valse lucht aan en gaan slecht lopen.
Daardoor mag alleen een nieuwe originele pakking worden gemonteerd als dit los wordt gehaald.
Overigens is ook heel goed te zien dat de motor flink verhoogd olieverbruik heeft gehadvoor langere tijd.De kleppen waren aangeslagen en de zuigerveren zaten vast gekoekt. Dezuigerwand is beschadigd.De motor is niet te reviseren.
(…)
De enigste goede optie is een ruilmotor monteren.”
2.8.
[eiseres] heeft [gedaagde] bij aangetekend verzonden brief van 15 maart 2022 (dagvaarding, prod. 10) op de hoogte gesteld van de gebreken die zich volgens AMKO aan de motor van de auto voordeden. In de brief heeft zij aan [gedaagde] de mogelijkheid geboden om:
- de auto zelf op eigen kosten (van [gedaagde] ) te repareren;
- een vergelijkbare, wel betrouwbare, auto aan te bieden;
- de koopovereenkomst te ontbinden.
2.9.
Bij deurwaardersexploot van 13 december 2022 (dagvaarding, prod. 13) heeft [eiseres] de besloten vennootschap [naam bv 1] gedagvaard om te verschijnen bij deze rechtbank om ontbinding van de koopovereenkomst alsmede schadevergoeding te vorderen.
2.10.
In deze procedure heeft [naam bv 1] in haar conclusie van antwoord (dagvaarding, prod. 14) het standpunt ingenomen dat [eiseres] de auto niet van [naam bv 1] had gekocht, maar dat zij had gehandeld met [gedaagde] . In het vonnis d.d. 16 augustus 2023 dat de kantonrechter in deze procedure heeft gewezen, is onder meer overwogen:
“4.3. De BV[ [naam bv 1] , Rb]
stelt daar tegenover dat zij geen contractspartij is, dat [gedaagde] namens zich zelf gehandeld heeft nu op het bewuste briefje zijn banknummer en e-mail adres zijn vermeld. (…)
4.7.
Dit betekent dat niet komt vast te staan dat [eiseres] met de gedaagde rechtspersoon heeft gecontracteerd, zodat de vorderingen reeds om die reden worden afgewezen.”
2.11.
In het uittreksel uit het handelsregister d.d. 23 oktober 2023 van de Kamer van Koophandel betreffende [naam bv 1] staat als enig aandeelhouder en als enig bestuurder vermeld de besloten vennootschap [naam bv 2] (hierna: [naam bv 2] ).
In het uittreksel uit het handelsregister d.d. 23 oktober 2023 van de Kamer van Koophandel betreffende [naam bv 2] staat als enig aandeelhouder en als enig bestuurder vermeld Evert Willems [gedaagde] .
2.12.
De gemachtigde van [eiseres] heeft in zijn brief van 23 november 2023 (dagvaarding, prod. 23) aan de gemachtigde van [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
“Nu de heer [gedaagde] in verzuim is, gaat cliënte over tot ontbinding van de koopovereenkomst gesloten tussen haar en de heer [gedaagde] op 14 februari 2022. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst;
II. een verklaring voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden;
III. om [gedaagde] te veroordelen om uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichting
€ 5.500,00 aan [eiseres] te voldoen;
IV. om [gedaagde] te veroordelen om (i) de auto op te halen bij Autobedrijf AMKO te Geleen, om (ii) zijn medewerking te verlenen aan de overschrijving van het kenteken van de auto op naam van [gedaagde] en om (iii) uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het vrijwaringsbewijs aan [eiseres] te overleggen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] hiermee nalatig is, met een maximum van € 25.000,00;
V. om [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] een schadevergoeding te betalen van € 5.897,36 te vermeerderen met de stallingskosten van € 7,50 per dag met ingang van 2 februari 2024 totdat de auto door [gedaagde] is opgehaald;
VI. om alle toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente van af 23 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
VII. om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat de auto ten gevolge van een technisch defect niet aan de koopovereenkomst beantwoordt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert, kort gezegd aan:
- [eiseres] heeft de koopovereenkomst niet met [gedaagde] , maar met Auto Parts Nederland B.V. gesloten;
- [eiseres] heeft niet tijdig over het door haar gestelde gebrek geklaagd conform artikel 6:89 BW;
- de diverse kostenposten waarvoor [eiseres] vergoeding vordert zijn onvoldoende onderbouwd, zijn te hoog begroot dan wel dubbel opgevoerd.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De verkopende partij bij de koopovereenkomst
4.1.
De kantonrechter zal als eerste het verweer van [gedaagde] behandelen dat niet hij, maar Auto Parts Nederland B.V. partij is bij de koopovereenkomst. Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en van hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615). Voor onderhavige zaak betekent toepassing van deze maatstaf het volgende.
4.2.
Ten aanzien van haar stelling dat [gedaagde] in persoon als verkoper bij de koopovereenkomst is opgetreden, heeft [eiseres] aangevoerd [gedaagde] diverse ondernemingen drijft onder verschillende namen. [eiseres] heeft in de inleidende dagvaarding (nr. 20) onbetwist zes handelsnamen genoemd waaronder [gedaagde] optreedt. Onder die omstandigheden is het voor haar lastig, aldus [eiseres] , om te achterhalen met wie zij de koopovereenkomst heeft gesloten en wie zij dus als haar contractspartij in rechte moet betrekken. Zij heeft verder aangevoerd dat zij aanvankelijk [naam bv 1] als contractspartij had gedagvaard, maar dat deze het verweer voerde dat [eiseres] niet met [naam bv 1] maar met [gedaagde] in persoon had gehandeld. Op grond van dit verweer is in het vonnis van de kantonrechter van 16 augustus 2023 de vordering tegen [naam bv 1] afgewezen.
4.3.
Bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft [gedaagde] , zo oordeelt de kantonrechter, zijn persoonlijke bankrekening aangewezen voor betaling van de koopprijs. [eiseres] heeft de koopsom ook daadwerkelijk op die bankrekening voldaan. Op het formuliertje met de bankrekening dat [gedaagde] na het sluiten van de koop aan [eiseres] heeft verstrekt, staat weliswaar vermeld “Mini Parts”, maar op zichzelf volgt daaruit niet dat [gedaagde] niet pro se handelde. De vermelding van Mini Parts ondersteunt al helemaal niet de stelling van [gedaagde] dat de rechtspersoon Auto Parts Nederland B.V. als contractspartij is opgetreden. Datzelfde geldt ook voor de facebookpagina waarnaar [gedaagde] verwijst (dagvaarding, prod. 4), waarop eveneens de naam Mini Parts is vermeld. Door [gedaagde] is voorts niet gesteld dat door hem bij het sluiten van de koopovereenkomst uitdrukkelijk is verklaard dat hij handelde namens Auto Parts Nederland B.V. en evenmin zijn feiten en omstandigheden door hem gesteld waaruit [eiseres] had kunnen en behoren af te leiden dat Auto Parts Nederland B.V. als verkopende partij optrad en dat [gedaagde] haar vertegenwoordiger was. Verder staat tussen partijen vast, mede op grond van de stukken die [eiseres] met betrekking tot de procedure tegen [naam bv 1] als producties 13 e.v. bij dagvaarding heeft ingebracht, dat [naam bv 1] in die procedure het verweer heeft gevoerd dat [eiseres] heeft gecontracteerd met [gedaagde] in persoon. [gedaagde] is via [naam bv 2] de enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bv 1] . Nu door [gedaagde] niet anders is gesteld, moet er van worden uitgegaan dat [gedaagde] als bestuurder op grond van artikel 2:240 BW als enige bevoegd was om [naam bv 1] in rechte te vertegenwoordigen en dat hij zulks ook heeft gedaan in de procedure van [eiseres] tegen [naam bv 1] . Nu [gedaagde] via [naam bv 1] in die procedure het standpunt heeft ingenomen dat [gedaagde] partij was bij de koopovereenkomst, was het kennelijk de opvatting van [gedaagde] hij in persoon bij de koopovereenkomst is opgetreden. [eiseres] heeft - mede gezien de andere hiervoor in deze rechtsoverweging genoemde feiten en omstandigheden - op de juistheid van die verklaring mogen vertrouwen. Daarmee is komen vast te staan dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen met [gedaagde] in persoon. Het andersluidende verweer op dit punt wordt verworpen.
De non-conformiteit van de auto
4.4.
[eiseres] heeft concreet gesteld welke gebreken zich na de koop van de auto openbaarden en dat zij door die gebreken niet meer met de auto kon rijden. Er is een ingrijpende herstelreparatie nodig voordat de auto weer gebruikt kan worden. [eiseres] heeft die stellingen gemotiveerd onderbouwd door overlegging van een verklaring van AMKO.
4.5.
Van de zijde van [gedaagde] zijn de door [eiseres] gestelde gebreken niet betwist en evenmin is door hem gesteld dat de auto hierdoor niet langer kon worden gebruikt. Daarmee staat vast dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde en dat [gedaagde] in dit opzicht tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst.
De klachtplicht
4.6.
Artikel 7:23 BW (en dus niet artikel 6:89 BW, zoals gesteld door [gedaagde] ) bepaalt voor de koopovereenkomst dat een koper jegens de verkoper geen beroep meer kan doen over de aanwezigheid van een gebrek in de gekochte zaak, indien de koper niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper van dit gebrek in kennis heeft gesteld. Tussen partijen staat (als gesteld en niet betwist) vast dat de koopovereenkomst is gesloten op 14 februari 2022, dat [eiseres] op 28 februari 2022 bij [gedaagde] is geweest voor een defect aan de verwarming (dat uiteindelijk bleek samen te hangen met de later optredende motorstoring) en dat de motor op 4 maart 2022 tijdens het rijden door een storing is stil gevallen. Volgens [eiseres] heeft zij bij aangetekende brief van 15 maart 2022 [gedaagde] in kennis heeft gesteld van de storing en dat uit onderzoek was gebleken dat de motor niet meer te repareren was.
4.7.
Door [gedaagde] is als verweer gevoerd dat hij de aangetekende brief d.d. 15 maart 2022 nooit heeft ontvangen. Dit verweer voert hij terloops bij het weerspreken van de schade en niet bij het verweer betreffende het niet tijdig klagen. Voor zover moet worden aangenomen dat hij met deze stelling mede heeft willen aanvoeren dat het niet ontvangen van de brief meebrengt dat er niet tijdig is geklaagd, acht de kantonrechter dit verweer niet relevant. [eiseres] heeft immers onbetwist gesteld dat zij al op 28 februari 2022 bij [gedaagde] is geweest met een probleem aan de verwarming, die achteraf dezelfde oorzaak bleek te hebben als de later optredende motorstoring. Daarmee heeft [eiseres] binnen bekwame tijd nadat zij het gebrek had ontdekt [gedaagde] hiervan in kennis gesteld. Bovendien acht de kantonrechter het verweer van [gedaagde] dat hij de aangetekende brief niet heeft ontvangen, niet geloofwaardig. Ook in de eerdere procedure tegen [naam bv 1] heeft [eiseres] zich beroepen op deze brief. Door [gedaagde] is (als bestuurder van [naam bv 1] ) toen niet het verweer gevoerd dat hij de brief niet heeft ontvangen. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat [gedaagde] de brief wel heeft ontvangen en dat hij ook hierdoor binnen bekwame tijd na de ontdekking ervan door [eiseres] in kennis is gesteld van de problemen die aan de motor van de auto waren ontdekt.
4.8.
Voor zover [gedaagde] met zijn stelling dat een koper die de prestatie heeft ontvangen de plicht heeft om deze te controleren op gebreken, als verweer heeft willen voeren dat [eiseres] het gebrek eerder had behoren te ontdekken, dient dit te worden verworpen. Allereerst is [gedaagde] door [eiseres] binnen vier weken na het sluiten van de koopovereenkomst twee keer (op 28 februari 2022 en op 12 maart 2022) door [eiseres] van het gebrek in kennis gesteld. Ook indien er vanuit zou moeten worden gegaan dat zij het gebrek in geval van een inspectie van de auto terstond na de aankoop had behoren te ontdekken, dan nog geldt dat zij tijdig heeft geklaagd. Daar komt bij dat door [gedaagde] geen feiten en omstandigheden zijn gesteld, die meebrengen dat het gebrek eenvoudig kenbaar was dan wel dat er voor [eiseres] aanleiding was om direct na de aankoop een onderzoek te (laten) verrichten naar de deugdelijkheid van de auto en dat zij het gebrek dus eerder had behoren te ontdekken. In dat oordeel betrekt de kantonrechter dat ook [gedaagde] zelf in het gemelde probleem met de verwarming geen aanleiding zag voor een nader onderzoek aan de motor van de auto. Anders dan [gedaagde] lijkt te willen betogen, rust op de koper niet een algemene verplichting om een gekochte zaak direct na aankoop grondig (door een deskundige) te (laten) inspecteren op eventuele gebreken.
4.9.
De conclusie is dan ook dat [eiseres] binnen bekwame tijd na de ontdekking van het gebrek [gedaagde] hiervan op de hoogte heeft gesteld en dat zij op grond hiervan de haar toekomende rechtsvorderingen kan instellen jegens [gedaagde] .
De toewijsbaarheid van de vorderingen
-
tekort schieten
4.10.
Uit hetgeen hiervoor onder nummer 4.5. is overwogen, volgt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De op dit punt gevorderde verklaring voor recht zal hierna worden toegewezen (de vordering onder I).
-
ontbinding
4.11.
Zoals van de zijde van [eiseres] onbetwist en terecht is gesteld, is de koopovereenkomst een consumentenkoop zoals bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW. Op grond van artikel 7:22 lid 1 onder a BW heeft [eiseres] het recht om de overeenkomst (wegens het niet beantwoorden van de auto aan de overeenkomst) te ontbinden. Van de zijde van [gedaagde] is niet gesteld dat niet aan de voorwaarden genoemd in artikel 7:22 lid 2 BW zou zijn voldaan. [eiseres] heeft dan ook terecht de koopovereenkomst bij brief van 23 november 2023 ontbonden. De op dit punt gevorderde verklaring voor recht zal hierna worden toegewezen (de vordering onder II).
4.12.
Omdat de ontbinding van de overeenkomst meebrengt dat partijen ongedaan moet maken hetgeen op grond van de overeenkomst is gepresteerd, is de vordering tot terugbetaling van de koopsom van € 5.500,00 eveneens toewijsbaar (de vordering onder III). [eiseres] zal de auto op haar beurt moeten terug leveren aan [gedaagde] . De vordering om [gedaagde] te veroordelen om de feitelijke levering van de auto aan hem tot stand te brengen, alsmede de vorderingen om die levering ook op juridisch correcte wijze af te wikkelen zullen eveneens worden toegewezen (de vorderingen onder IV).
-
de gevorderde schadevergoeding
4.13.
[eiseres] begroot de door haar geleden schade als gevolg van het gebrek aan de motor op € 5.897,36, zoals door haar gespecificeerd onder nummer 45 van de dagvaarding. De omvang van de schade is door [gedaagde] betwist. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
wegenbelasting, verzekering en afsleepkosten
4.14.
[gedaagde] heeft niet betwist dat [eiseres] tot en met 22 augustus 2022 € 260,00 aan wegenbelasting heeft betaald terwijl ze niet met de auto kon rijden, dat zij de auto nodeloos heeft verzekerd tot en met 22 augustus 2022 voor € 225,24 en dat zij de auto heeft moeten laten afslepen voor een bedrag van € 435,00. Deze posten komen dan ook voor de gestelde bedragen voor vergoeding in aanmerking.
kosten voor het schorsen van de auto
4.15.
[eiseres] heeft de auto per 22 augustus 2022 geschorst, zodat zij niet langer nodeloos (zo begrijpt de kantonrechter) wegenbelasting en verzekering hoefde te voldoen. Door [gedaagde] is de schorsing zelf niet betwist. Evenmin heeft hij betwist dat die schorsing uit hoofde van de schadebeperkingsverplichting aan de zijde van [eiseres] terecht is gebeurd. Het verweer dat het door [eiseres] gestelde bedrag van € 102,15 niet klopt, omdat dit niet zou volgen uit de door [eiseres] overgelegde facturen van de RDW (dagvaarding, prod. 25) mist feitelijke grondslag. Uit de twee facturen volgt dat de RDW in totaal € 102,15 in verband met de schorsing bij [eiseres] in rekening heeft gebracht. Het verweer van [gedaagde] wordt dus verworpen. Dit onderdeel van de vordering is eveneens toewijsbaar.
kosten voor de diagnose van het probleem aan de motor
4.16.
[gedaagde] heeft de factuur d.d. 10 november 2022 ad € 847,00 van AMKO in verband met de diagnose van de problemen aan de motor betwist. Daartoe voert hij aan dat niet duidelijk is waarom de diagnose pas 8 maanden na het (beweerdelijke) ontstaan van het gebrek is uitgevoerd. Voort stelt hij dat niet blijkt dat de factuur door [eiseres] is voldaan.
4.17.
Zoals door [eiseres] bij repliek terecht is aangevoerd, volgt uit de e-mail van AMKO d.d. 12 april 2022 (dagvaarding, prod. 7) dat de diagnose aan de motor kort na de openbaring van de problemen is uitgevoerd. De factuur is, aldus [eiseres] , pas later door AMKO opgesteld omdat hij op de hoogte was van het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] en om die reden aanvankelijk heeft afgewacht of [gedaagde] bereid was om het geschil met [eiseres] in der minne te regelen. Nu vaststaat dat de diagnose reeds op 12 april 2022 en dus kort na het ontstaan van de problemen is uitgevoerd, mist het verweer van [gedaagde] (wat daar verder ook van zij) feitelijke grondslag, zodat het wordt verworpen. De kosten voor een diagnose staan in zodanig verband met het schadeveroorzakende voorval dat zij kan worden toegerekend. [gedaagde] heeft de hoogte van de kosten niet betwist, zodat het volledige gevorderde bedrag toewijsbaar is. Omtrent de stallingskosten die in de factuur d.d. 10 november 2022 in rekening worden gebracht, zal hierna worden beslist.
stallingskosten
4.18.
De auto is vanaf 4 maart 2022 gestald bij AMKO. [eiseres] vordert vergoeding van stallingskosten voor een bedrag van € 250,00 (excl. btw) over de periode tot en met 9 november 2022 en van € 3.278,37 over de periode van 10 november 2022 tot en met 1 februari 2024 te vermeerderen met € 7,50 per dag voor iedere dag dat de auto nog steeds bij AMKO staat.
4.19.
Volgens [gedaagde] moet dit deel van de vordering worden afgewezen, omdat:
  • [eiseres] geen factuur voor deze kosten heeft overgelegd, maar slechts een offerte, zodat het een gefingeerde vordering is die [eiseres] niet daadwerkelijk zal hebben betaald;
  • het onredelijk is om [gedaagde] jaren na het sluiten van de koopovereenkomst te confronteren met stallingskosten over een zodanig lange periode.
4.20.
[gedaagde] heeft niet betwist dat [eiseres] de auto, nadat deze niet meer kon worden gebruikt, heeft gestald bij AMKO. De kosten voor deze stalling van de auto zijn naar het oordeel van de kantonrechter, voor zover de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en redelijk zijn qua omvang, aan te merken als schade. Daaromtrent geldt het volgende.
Met de auto kon niet meer worden gereden en deze stond dus, mede door de onwillige houding van [gedaagde] om zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van de overeenkomst, voor een onbepaalde termijn stil. Mede uit hoofde van haar schadebeperkingsplicht - na de ontbinding van de overeenkomst op 23 november 2023 diende [eiseres] immers ook de belangen van [gedaagde] te behartigen - diende [eiseres] ervoor te zorgen dat de auto niet als gevolg van die langdurige stilstand onnodig in waarde zou verminderen. De keuze om de auto niet langs de openbare weg te stallen, maar op het perceel van AMKO is vanuit dat oogpunt een redelijke. De kosten die daaruit voortvloeien staan in zodanig verband met de schadeveroorzakende gebeurtenis, dat zij als schade kan worden toegerekend.
4.21.
Volgens [gedaagde] is het apert onredelijk om hem jaren na het sluiten van de koopovereenkomst met deze kosten te confronteren. Daarmee betwist [gedaagde] niet de redelijkheid van het door [eiseres] gestelde bedrag van € 7,50 per dag aan stallingskosten, zodat de kantonrechter van de redelijkheid daarvan uitgaat. Volgens [gedaagde] is het echter onredelijk dat hij pas jaren na de schadeveroorzakende gebeurtenis, op een moment dat de kosten voor stalling ver zijn opgelopen, van die kosten op de hoogte wordt gesteld en daarvoor wordt aangesproken. Dit verweer mist feitelijke grondslag en wordt om die reden verworpen. Door [eiseres] is onder verwijzing naar productie 13 bij de dagvaarding gemotiveerd gesteld dat in de procedure tegen [naam bv 1] al aanspraak werd gemaakt op vergoeding van de stallingskosten. Deze dagvaarding is aan [naam bv 1] betekend op 13 december 2022. Nu [gedaagde] de feitelijk bestuurder was van [naam bv 1] (zie hiervoor onder nummer 4.3.), gaat de kantonrechter er vanuit dat [gedaagde] terstond na de betekening ervan met de dagvaarding bekend is geraakt en dus ook bekend was met de vordering ter zake van de stallingskosten. Daar komt bij dat bij laatstbedoelde dagvaarding als productie 5 een e-mail d.d. 3 juni 2022 was gevoegd van de advocaat van [eiseres] waarin eveneens al aanspraak werd gemaakt op de stallingskosten van € 7,50 per dag. Nu [gedaagde] er zelf voor heeft gekozen om niet terstond zijn verplichtingen na te komen die op hem rustten op grond van de non-conformiteit van de auto, komt het oplopen van de stallingskosten voor zijn risico en dus ook voor zijn rekening. Dat [eiseres] slechts een offerte heeft ontvangen van AMKO en nog geen factuur, heeft zij gemotiveerd toegelicht en staat aan de toewijzing van de vordering niet in de weg. Dat geldt ook voor het feit dat zij de kosten nog niet daadwerkelijk aan AMKO heeft voldaan. Nu (als onbewist) tussen partijen vaststaat dat [eiseres] de auto bij AMKO heeft gestald vanaf het moment dat de auto in 2022 naar AMKO is versleept en dat de auto daar nog steeds staat, is ook komen vast te staan dat [eiseres] de gestelde stallingskosten vanaf 4 maart 2022 verschuldigd is.
kosten vervangend vervoer
4.22.
[eiseres] stelt dat zij voor een bedrag van € 500,00 kosten heeft moeten maken voor vervangend vervoer. Zij heeft voor dit bedrag een Suzuki gekocht van haar tante, [naam] . Volgens [gedaagde] worden aldus kosten dubbel in rekening gebracht als schade. Door hem wordt verder niet onderbouwd waarom dit het geval is.
4.23.
Nu [eiseres] na 4 maart 2022 niet meer van de auto gebruik kon maken, moest zij op een andere wijze en op korte termijn in haar vervoer voorzien. Indien die kosten voor dit vervangend vervoer werden gemaakt náást de kosten die voor [eiseres] samenhingen met de aankoop en het eigendom hebben van de auto, zijn die kosten als schade aan te merken die voor vergoeding in aanmerking komt. Als vervangend vervoer heeft [eiseres] ervoor gekozen om op 9 april 2022 voor een bedrag van € 500,00 de Suzuki van haar tante te kopen. [eiseres] heeft er vervolgens gekozen om op 23 november 2023 de koopovereenkomst te ontbinden. Indien de Suzuki na de ontbinding was aangeschaft, zouden de aankoopkosten niet als schade aan [gedaagde] kunnen worden toegerekend. Nu het de eigen keuze is geweest van [eiseres] om de Suzuki reeds te kopen voordat zij tot ontbinding was overgegaan, kan de koopprijs van die Suzuki in redelijkheid niet als schade worden toegerekend. Dit onderdeel van de vordering zal om die reden worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
[eiseres] vordert vergoeding van € 249,00 aan buitengerechtelijke kosten die zij voor de inning van de vordering heeft gemaakt. Zij onderbouwt die vordering door het overleggen van een factuur van Hello Law d.d. 7 april 2022. [eiseres] heeft deze adviseur ingeschakeld, omdat [gedaagde] niet reageerde op haar brief van 15 maart 2022, waarin zij [gedaagde] aansprakelijk stelde voor het niet nakomen van de koopovereenkomst. Hello Law heeft haar, zo stelt [eiseres] , doorverwezen naar een advocaat. De kantonrechter acht de beslissing van [eiseres] om betaald advies in te winnen omtrent haar juridische positie en de mogelijkheden om haar schade op [gedaagde] buiten rechte te verhalen, redelijk. Ook de hoogte van de in rekening gebrachte (en thans gevorderde) kosten is redelijk. Dat Hello Law zelf verder geen incassomaatregelen heeft genomen (kennelijk gezien de onwillige houding van [gedaagde] ), maar [eiseres] direct heeft doorverwezen naar een advocaat, staat aan toewijsbaarheid van de gemaakte kosten niet in de weg. In dit oordeel betrekt de kantonrechter ook dat [eiseres] naast dit bedrag geen verdere aanspraak maakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, terwijl uit het dossier blijkt dat er nadien nog wel werkzaamheden zijn verricht om betaling buiten rechte te verkrijgen.
-
slotsom ter zake van de schadevergoeding
4.25.
Uit het voorgaande volgt dat als schadevergoeding toewijsbaar is ter zake van:
- wegenbelasting € 260,00;
- verzekering € 225,24;
- afsleepkosten € 435,60;
- schorsing € 102,15;
- diagnose en stalling tot 10 november 2022 € 847,00;
- stalling van 11 november 2022 t/m 1 februari 2024 € 3.278,37 + PM;
- buitengerechtelijke incassowerkzaamheden
€ 249,00 +
totaal € 5.397,36.
Het bedrag van de stallingskosten dient te worden vermeerderd met € 7,50 voor iedere dag na 1 februari 2024 totdat [gedaagde] de auto bij AMKO heeft opgehaald.
4.26.
Door [gedaagde] is geen verweer gevoerd dat hij op grond van de gestelde termijn in de brief van 15 maart 2022 met ingang van 23 maart 2022 in verzuim was en daarmee vanaf die datum de wettelijke rente is verschuldigd. Voor zover [gedaagde] met zijn stelling dat hij de brief van 15 maart 2022 niet heeft ontvangen, heeft beoogd om mede verweer te voeren tegen de stelling dat hij met ingang van 23 maart 2022 in verzuim was, wordt dit verweer onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in nummer 4.7. verworpen.
4.27.
De vordering tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van de aankoopsom ad € 5.500,00 zal hierna dan ook worden toegewezen met ingang van de dag van de ontbinding, zijnde 23 november 2023.
4.28.
Ten aanzien van de verschuldigde rente over de schadevergoeding geldt het volgende. Dat [gedaagde] met ingang van 23 maart 2022 in verzuim was, neemt niet weg dat ten aanzien van een aantal posten uit de eigen stellingen en producties van [eiseres] volgt dat de schade pas is geleden na 23 maart 2022 en dat [eiseres] ten aanzien van een aantal andere posten, mede in het licht van het verweer dat [gedaagde] heeft gevoerd, onvoldoende heeft onderbouwd dat zij die schade al vanaf 23 maart 2022 heeft geleden. Nu [eiseres] heeft nagelaten om per schadepost gemotiveerd toe te lichten op welke datum de schade voor haar is ontstaan (door betaling van de betreffende bedragen), zal de kantonrechter de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van het uitbrengen van de dagvaarding, te weten 13 februari 2024.
4.29.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
87,00;
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00);
- nakosten
135,00;
totaal
1.034,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst ter zake van de Mini Clubman met kenteken [kenteken] ;
5.2.
verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] uit hoofde van de ongedaanmakingsverbintenis te betalen een bedrag van € 5.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 23 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om de auto, Mini Clubman met kenteken [kenteken] , op te halen bij autobedrijf AMKO te Geleen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om zijn medewerking te verlenen aan de overschrijving van het kenteken van de auto, Mini Clubman met kenteken [kenteken] op naam van [gedaagde] ;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van het vrijwaringsbewijs aan [eiseres] binnen 3 dagen na de overschrijving van het kenteken op naam van [gedaagde] op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke is met de nakoming van deze veroordeling met een maximum van € 25.000,00;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling uit hoofde van schadevergoeding van een bedrag van € 5.397,36 te vermeerderen met € 7,50 per dag met ingang van 2 februari 2024 tot de dag dat [gedaagde] de auto, Mini Clubman met kenteken [kenteken] , bij AMKO heeft opgehaald;
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding met ingang van 13 februari 2024;
5.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, inclusief nakosten, van € 1.034,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
5.10.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. J.J. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.