9.4.Martens EKO Onroerende Zaak B.V. is bestuurder/algemeen directrice van [naam] ., alleen en zelfstandige bevoegd en enig aandeelhouder van [naam]
heeft als zodanig niet zelf fysiek de verboden handeling gepleegd. De rechtbank onderschrijft de beoordeling die door verweerder is gemaakt en is van oordeel dat de handelingen die hebben geleid tot de lasten onder dwangsom aan [naam] moeten worden toegerekend omdat dit past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon waarvoor zij als bestuurder/algemeen directrice verantwoordelijkheid draagt en ook aanspreekbaar is. De verwijzing naar de uitspraak van 29 november 2022 slaagt niet omdat in die uitspraak, anders dan hier, sprake is van een verwevenheid tussen verschillende rechtspersonen die niet allemaal het voordeel van de illegale activiteit behaalden zodat de rechtbank tot de conclusie kwam dat cumulatie van verbeurte van de maximale dwangsom als onevenredig
werd beoordeeld. Daaruit vloeit niet voort dat de betrokken rechtspersonen geen overtreders zijn. De verwijzing naar de conclusie van Wattel van 15 februari 2023 slaagt niet nu de Afdeling hiervan deels is afgeweken en in de uitspraak van 31 mei 2023 het hiervoor beschreven, en maatgevende, kader heeft beschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder [naam] op goede gronden naast de vergunninghouder/drijver van de inrichting ook aangewezen als overtreder. Die grond slaagt niet.
Beginselplicht tot handhaving en uitzonderingen op die plicht
10. Uit het voorgaande vloeit voort dat er sprake is van een overtreding van de stofnorm van 5 mg/Nm³, aan de middelste Swiss Combidroger, en van overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012, op grond waarvan verweerder bevoegd was handhavend op te treden. Voor zover eiseressen hebben gesteld dat een enkele, incidentele overtreding geen grondslag kan zijn voor handhavend optreden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in dit geval, ook juist in samenhang met de overtreding van de zorgplicht uit artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012, een voldoende grondslag is voor het opleggen van een last onder dwangsom.
11. Gelet op de onder 10 genoemde overtredingen bestaat er, ook gelet op de belangen van onder meer de derde-partijen, een beginselplicht tot handhaving. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
12. Van concreet zicht op legalisatie is geen sprake. De voorzieningenrechter ziet zich geplaatst voor beantwoording van de vraag of er overige bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan handhavend optreden onevenredig zou zijn.
Evenredigheid van de last
13. In het kader van de evenredigheid beoordeelt de voorzieningenrechter de inhoud van de last in het licht van de omvang van de overtredingen. Daarbij gaat het met name om de vragen of de last geschikt is om het beoogde doel te bereiken, of deze niet te ver gaat en of deze evenwichtig is. De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.