6.4.Eiser voert ten slotte aan dat de aanwijzing ten onrechte niet is afgestemd op de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat de gevolgen van de aanwijzing als inundatiegebied voor het Natura 2000 gebied Geleenbeek ten onrechte niet zijn onderzocht.
De bevoegdheid van de rechtbank
7. Ingevolge artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 1 van Bijlage 2 bij de Awb kan alleen beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van een Legger als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in de Waterwet wordt vastgesteld of gewijzigd. Nu sprake is van een (eerste) aanwijzing als beschermingszone en het beroep van eiser zich daartegen richt, is de rechtbank bevoegd van het beroep kennis te nemen.
8. De rechtbank stelt verder vast dat het besluit de percelen als inundatiegebied aan te wijzen een (concretiserend) besluit van algemene strekking betreft. Een dergelijk aanwijzingsbesluit heeft geen betrekking op een individueel geval, maar behelst ook geen zelfstandige normstelling.De in de Keur, opgevolgd door de Waterschapsverordening, neergelegde normstelling wordt door middel van het bestreden besluit tot aanwijzing als inundatiegebied op een specifiek gebied van toepassing.Daartegen staat beroep open bij de rechtbank.
Het rechtsgevolg van de aanwijzing
9. Het bestreden besluit heeft, zoals hiervoor onder 8 is overwogen, als rechtsgevolg dat anders dan voorheen algemene regels en vergunningplichten voor eiser zijn gaan gelden doordat zijn percelen deels als beschermingszone (inundatiegebied) zijn aangewezen. Door de aanwijzing gaan beperkingen gelden als gevolg van de Keur respectievelijk de Waterschapsverordening. Het rechtsgevolg van het bestreden besluit bestaat dus uit het van toepassing verklaren van beperkingen (met name een vergunningplicht) op dit gebied.
10. De aanwijzing is gedaan op basis van een modelmatige berekening die voorspelt dat deze gronden vanwege hun ligging eens in de 100 jaar onder water zullen komen te staan als gevolg van een hoge afvoer van de Geleenbeek door extreme (gemiddeld eens per 100 jaar voorkomende) regenval. Om het waterbergend vermogen te behouden ten behoeve van de bescherming van kwetsbaar stedelijk gebied, heeft verweerder de in de bijlage bij de uitspraak vermelde artikelen uit de Waterschapsverordening (voorheen de Keur) op onder meer de percelen van eiser van toepassing verklaard. Dat is het enige rechtsgevolg van de aanwijzing. Het bestreden besluit heeft met name niet als rechtsgevolg dat de op verweerder rustende inspanningsverplichting om te voorkomen dat de percelen van eiser feitelijk onder water komen te staan (zorgplicht van verweerder) anders wordt. De zorgplicht wordt ingevuld door de wateroverlastnormeringen van de Provincie Limburg en verweerder volgt die. De betrokken percelen zijn niet genormeerd, vanwege de grote kans op wateroverlast, waardoor de inspanningsverplichting voor dit gebied beperkt is. Dat neemt echter niet weg dat de aanwijzing als inundatiegebied los staat van de invulling van de zorgplicht. De zorgplicht wordt niet anders, laat staan ingeperkt door de aanwijzing, zoals eiser betoogt. Indien verweerder in strijd met zijn zorgplicht handelt en eiser daardoor schade lijdt, kan hij in dat geval via de civiele rechter daartegen opkomen.
11. Het eventueel anders omgaan met het gebied door het waterschap (‘de stigmatiserende werking van de aanwijzing’) is, voor zover daarvan al sprake zou zijn, geen direct en in ieder geval geen juridisch gevolg van de aanwijzing. Dit kan daarom in onderhavige procedure ook geen onderwerp van de toetsing zijn; dat kan waar mogelijk worden aangekaart als dat anders benaderen van dit gebied zich zou openbaren. Verweerder ontkent overigens uitdrukkelijk dat de aanwijzing zal leiden tot een andere (beleidsmatige of feitelijke) benadering van dit gebied.
12. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen over het rechtsgevolg van de aanwijzing, dient de belangenafweging die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, ook daarop te zijn toegesneden. De belangenafweging ziet op en beperkt zich tot de vraag of verweerder de beperkingen die voor een aangewezen inundatiegebied gelden op grond van de Waterschapsverordening (voorheen de Keur) ook in het concrete geval van eiser van toepassing mocht verklaren. Daarbij is het algemeen belang van bescherming van kwetsbaar stedelijk gebied een belangrijke factor in de afweging.
Belangenafweging en het evenredigheidsbeginsel
13. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van een inbreuk in het eigendomsrecht omdat het ongestoord genot daarvan wordt beperkt door de aanwijzing. Evenmin is in geschil dat daarvoor een wettelijke basis aanwezig is. Eiser bestrijdt dat er sprake is van een redelijk evenwicht (“fair balance”) tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van het recht op ongestoord genot van zijn eigendom. De rechtbank overweegt hierover als volgt.