8.4Verder geldt de Regeling meetmiddelen politie 2022, anders dan voor metingen met een trajectsnelheidsmeter, niet voor metingen met een boordsnelheidsmeter. In deze regeling staat namelijk uitdrukkelijk dat de regeling niet geldt voor metingen met een boordsnelheidsmeter. Dat de meting met de boordsnelheidsmeter die de verbalisanten hebben uitgevoerd niet voldoet aan de voorwaarden die op grond van de regeling voor een trajectsnelheidsmeting gelden, maakt de meting van de verbalisanten daarom niet rechtsongeldig. Verzoeker heeft dus ook in zoverre geen grond aangevoerd die reden geeft te oordelen dat het CBR niet van de bevindingen van de verbalisanten mocht uitgaan.
9. Het CBR is er dan ook terecht van uitgaan dat verzoeker op 16 november 2023 (op enig moment) tussen 9.00 uur en 9.03 uur op de A2 in de gemeente Maasgouw 56 kilometer per uur harder reed dan de ter plaatse geldende 100 kilmeter per uur.
10. Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 in verbinding met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling Maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 schrijven het CBR voor dat het onder deze omstandigheden aan de bestuurder van het motorrijtuig een LEMG oplegt, zoals het CBR ook heeft gedaan. Nu verzoeker geen gronden tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd die tot het oordeel leiden dat het niet terecht is dat het CBR met het bestreden besluit bij de oplegging van een LEMG aan verzoeker is gebleven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beroep van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en ziet de voorzieningenrechter daarom geen reden voor schorsing van het bestreden besluit.
Moet verzoeker bij wijze van voorlopige voorziening een voorschot krijgen op de door hem gevraagde schadevergoeding?
11. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter ook gevraagd hem bij wijze van voorlopige voorziening een voorschot toe te kennen op de door hem gevraagde schadevergoeding. Zoals eerder in de uitspraak al gezegd, hangt het verzoek om schadevergoeding samen met het beroep. Verzoeker vindt, kort gezegd, de oplegging van een LEMG aan hem onrechtmatig en wil daarom de schade die hij stelt als gevolg daarvan te hebben geleden, vergoed krijgen.
12. Gelet op de hiervoor gegeven beoordeling van de beroepsgronden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de oplegging van een LEMG aan verzoeker rechtmatig is. De voorzieningenrechter ziet daarom al geen reden om het CBR te veroordeling tot betaling van een voorschot op de door verzoeker gevraagde schadevergoeding.