ECLI:NL:RBLIM:2024:3326

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
ROE 22/1326
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing Wob-verzoek inzake document met melding woningcontrole

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn Wob-verzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. Het verzoek betrof een document dat een interne melding bevatte over de woning van eiser, naar aanleiding waarvan een controle heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft op 13 juni 2024 geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank concludeert dat het college niet ongeloofwaardig heeft gesteld dat het gevraagde document niet aanwezig is, aangezien het een telefonische melding betrof die niet schriftelijk is vastgelegd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat het document onder het college berust. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college een zorgvuldige zoekslag heeft gedaan in relevante systemen, maar geen documenten heeft gevonden die de melding bevatten. Eiser heeft betoogd dat het college niet voldoende heeft gezocht, maar de rechtbank oordeelt dat het college al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om het document te vinden. De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten, maar heeft het college wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1326

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Peeters),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, het college

(gemachtigde: mr. E.P.B. Moors).

Inleiding

1. Op 16 december 2021 heeft eiser een Wob [1] -verzoek ingediend bij het college. Dit verzoek zag op:
“… het document dat de interne melding bevat en die aanleiding heeft gegeven voor de eerste onaangekondigde controle door de heer [naam] op dinsdag20 april 2021 aan de [adres] te [plaats] .”(het verzoek).
2. Het college heeft het verzoek met het besluit van 18 januari 2022 afgewezen met als grond dat een dergelijk document niet aanwezig is (primair besluit).
3. Eiser heeft hiertegen op 18 januari 2022 bezwaar gemaakt omdat hij het – kort gezegd – ongeloofwaardig vindt dat het college het gevraagde document niet heeft. Met het bestreden besluit van 10 mei 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (bestreden besluit).
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank dit beroep.
5. De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiser of het college de openbaarmaking van het gevraagde document terecht heeft geweigerd.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
8. Het bestreden besluit is genomen na de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) en intrekking van de Wob op 1 mei 2022. Er is geen overgangsrecht in de Woo opgenomen. Daarom is op dit geding de Woo van toepassing.
9. De voor de beoordeling van het beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vindt eiser in beroep?
10. Eiser stelt dat het ongeloofwaardig is dat het college het gevraagde document niet heeft. Hij voert verder aan dat verweerder niet al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan het document te vinden.
Komt het ongeloofwaardig voor dat het college het gevraagde document niet heeft?
11. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem rust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [2] De vraag of het geloofwaardig is dat een bepaald document niet voorhanden is bij het bestuursorgaan hangt samen met de vraag of zorgvuldig is gezocht door het bestuursorgaan. [3]
12. Het college heeft een zoekslag gedaan in het vergunningsverlening-, toezicht- en handhavingssysteem Squit XO in het eiser betreffende dossier. Daarin zijn geen documenten die de melding bevatten gevonden.
13. Eiser stelt dat het ongeloofwaardig is dat het gevraagde document niet onder het college berust omdat er niet goed genoeg is gezocht. Dat medewerkers van toezicht en handhaving mondeling gehoord zouden hebben dat er een melding is, had aanleiding moeten zijn om aan de betreffende medewerkers te vragen of hier documenten van zijn. De rechtbank volgt eiser hierin. Een zorgvuldige zoekslag vergt dat het college niet alleen in de hiervoor genoemde systemen zoekt, maar ook bij de betreffende medewerkers doorvraagt. Het blijkt niet uit de motivering van het bestreden besluit dat dit gebeurd is. Dit levert een gebrek in de motivering van het bestreden besluit op. Dat er sprake is van een gebrek leidt hier echter niet tot een gegrond beroep. Naar het oordeel van de rechtbank kan het gebrek worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Het college heeft het gebrek namelijk in de procedure bij de rechtbank hersteld met een aanvullende motivering. Eiser is hierdoor niet in zijn belang geschaad. De rechtbank licht dat hierna toe.
14. In reactie op vragen van de rechtbank heeft verweerder voorafgaand aan de zitting een aanvullende motivering ingediend. Daaruit blijkt dat het college navraag heeft gedaan bij de betreffende medewerkers van het team handhaving en toezicht. Zij geven aan dat de melding telefonisch bij het team is binnengekomen en dat hier geen schriftelijke verslaglegging van is. Eiser heeft verder ter zitting gesteld dat het college ook had moeten nagaan of er in e-mailverkeer tussen de verschillende medewerkers relevante stukken zitten. De rechtbank overweegt hierover dat uit de aanvullende motivering blijkt dat de melding zelf niet in een e-mail is vervat. Voor zover eiser heeft bedoeld dat navraag had moeten worden gedaan naar e-mails die betrekking hebben op de melding oordeelt de rechtbank dat deze buiten de reikwijdte van het verzoek vallen gezien het verzoek zich richt op:
het document dat de interne melding bevat.Ten aanzien van eisers verdere stelling ter zitting dat uit de aanvullende motivering niet blijkt dat bij de oorspronkelijke melder navraag is gedaan, overweegt de rechtbank dat uit de aanvullende stukken van het college voldoende blijkt dat de melding telefonisch is gedaan en daar geen stukken van zijn opgemaakt. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat het college het gevraagde stuk niet heeft en acht dit niet ongeloofwaardig. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat het document toch onder het college berust?
15. Eiser stelt verder dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het gevraagde document zich onder het college bevindt. Eiser verwijst hiervoor naar beleid. In het Handhavingsbeleid en uitvoeringsprogramma Milieu, Bouwen en Bodem 2013 van de Gemeente Venlo komt namelijk naar voren dat sinds 1 januari 2011 bouwgerelateerde meldingen centraal bijgehouden worden door de coördinator Toezicht en Handhaving bouwen en geregistreerd worden in Squit XO. In 2012 zouden 128 meldingen/klachten geregistreerd zijn in Squit XO. Dossiers krijgen een score om de prioriteit te bepalen. Eiser trekt hieruit de conclusie dat de melding inhoudelijk geregistreerd had moeten zijn, anders kan een dergelijke scoring en prioritering niet plaatsvinden. Hiermee is het, aldus eiser, aannemelijk gemaakt dat het college een document moet hebben dat de melding inhoudelijk weergeeft.
16. De beroepsgrond slaagt niet. Er is gezocht in het systeem waar de registratie in plaatsvindt. In dat systeem is geen document gevonden dat de melding inhoudelijk weergeeft. De rechtbank stelt vast dat het door eiser aangevoerde beleid nergens expliciet als regel stelt dat registratie van de melding inhoudt dat er een document wordt opgesteld met een inhoudelijke weergave van de melding. Een dergelijke verwerking van de melding kan zonder meer voor prioritering behulpzaam zijn. De rechtbank oordeelt echter dat er geen verplichting bestaat een dergelijk document op te stellen. Daarom is een enkele verwijzing naar dit beleid onvoldoende om aannemelijk te maken dat het gevraagde document onder het college berust
Heeft het college al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om het document alsnog te vinden?
17. De argumenten die eiser in dit kader heeft aangedragen, zijn hiervoor reeds door de rechtbank beoordeeld. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder 11 tot en met 16 heeft overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het college al het redelijkerwijs mogelijk heeft gedaan om het document te vinden.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Het besteden besluit blijft daarom in stand.
19. Omdat het bestreden besluit een gebrek vertoont, welk gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt gepasseerd, ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 184 vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2024. .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 13 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid:
Artikel 2.1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
document:een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college;
[…]
Artikel 4.1. Verzoek
1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
[…]

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2753.
3.Memorie van toelichting Wob, p. 38, zo ook onder de Woo. Vergelijk Rechtbank Limburg 10 april 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:1746, rechtsoverweging 12.