ECLI:NL:RBLIM:2024:1746

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
ROE 21/2939 en ROE 21/2940
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur: beoordeling van Wob-verzoek en openbaarmaking van documenten door gemeente Gennep

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 10 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissingen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep inzake zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) beoordeeld. Eiser had op 8 februari 2021 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het ontwerp bestemmingsplan 'Rondweg Milsbeek'. De gemeente heeft dit verzoek gedeeltelijk afgewezen, wat heeft geleid tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente slechts een deel van de gevraagde documenten heeft verstrekt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog meer documenten onder de gemeente berusten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is om aanvullende documenten te verstrekken, omdat zij heeft aangetoond dat zij alle relevante informatie heeft verstrekt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de bezwaarschriften niet-ontvankelijk zijn, maar dat de gemeente wel in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen onder de Wob en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging bij het verstrekken van informatie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21/2939 en ROE 21/2940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Bullens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de beslissingen op zijn Wob-verzoek van 8 februari 2021.
1.1.
Verweerder heeft dit verzoek met de besluiten van 1 maart 2021 (primair besluit 1) en 31 maart 2021 (primair besluit 2) gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 november 2021 heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd onder aanvulling van de motivering.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 januari 2023 gevoegd op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [vertegenwoordiger] , vertegenwoordiger van verweerder.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, waarna verweerder bij brief van 15 maart 2023 een wijzigingsbesluit heeft genomen. Eiser heeft hierop op 17 april 2023 gereageerd.
1.4.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om uitspraak te doen zonder een nadere zitting te houden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De totstandkoming van het bestreden besluit

2. Bij brief van 8 februari 2021 heeft eiser verzocht om informatie en/of documenten over het door verweerders gemeente in procedure gebrachte ontwerp bestemmingsplan “Rondweg Milsbeek ” (hierna: ontwerp bestemmingsplan). Meer concreet heeft eiser gevraagd om:
bijlagen bij het ontwerp bestemmingsplan;
Raadsbesluit van 14 december 2012;
verweerschrift beroep Raad van State;
samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf] ; en
documenten verkeersonderzoeken.
2.1.
Verweerder heeft met het primaire besluit 1 een beslissing genomen op eisers Wob-verzoek, voor zover dit verzoek betrekking heeft op milieu-informatie als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Wob (onderdeel 1 van het verzoek, aldus verweerder). Verweerder heeft de door eiser verzochte informatie openbaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit 2 de overige door eiser gevraagde documenten (onderdelen 2 tot en met 5 van het verzoek), met uitzondering van de notulen van de raadsvergadering van
15 december 2014, aan eiser verstrekt.
2.2.
Eiser heeft tegen beide primaire besluiten afzonderlijk bezwaar gemaakt. Op
25 mei 2021 heeft de Commissie bezwaarschriften Gennep (de Commissie) de bezwaren van eiser behandeld. De Commissie heeft op 16 juni 2021 verweerder geadviseerd. De Commissie heeft onder meer in het advies aangegeven dat er ten aanzien van onderdeel 5 van het verzoek sprake is van een motiveringsgebrek. Voor zover eiser bij onderdeel 5 heeft verzocht om andere documenten dan hetgeen is verstrekt, had verweerder het verzoek moeten weigeren omdat deze documenten er niet zijn.
2.3.
Op 29 september 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld, omdat niet tijdig is beslist op de door hem ingediende bezwaarschriften tegen de primaire besluiten.
2.4.
Op 2 november 2021 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschriften tegen respectievelijk het primaire besluit 1 (zaaknummer ROE 21/2939) en het primaire besluit 2 (zaaknummer ROE 21/2940).
2.5.
Op 11 november 2021 heeft verweerder alsnog beslist op de bezwaarschriften van eiser. Verweerder heeft de bezwaren van eiser gegrond verklaard en de primaire besluiten in stand gelaten onder aanvulling van de motivering. Tevens heeft verweerder bij het bestreden besluit eisers verzoek om proceskosten gehonoreerd en een dwangsom (vanwege het niet tijdig beslissen op beide bezwaarschriften) toegekend. Voor de motivering van het bestreden besluit verwijst verweerder naar de overwegingen van de Commissie, die verweerder integraal overneemt.
2.6.
Volgens het derde lid van artikel 6:20 van de Awb hebben de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit op bezwaar, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Van dit laatste is geen sprake. Dat betekent dat de beide beroepen niet tijdig met zaaknummers ROE 21/2939 en ROE 21/2940 ook gericht zijn tegen het bestreden besluit. De rechtbank doet deze beroepen gevoegd in één uitspraak af.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt allereerst of eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroepen tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschriften. De rechtbank beoordeelt vervolgens aan de hand van de beroepsgronden van eiser of verweerder volledig en juist op het Wob-verzoek van eiser heeft beslist.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroepen tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschriften. De rechtbank is verder van oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is. Voor zover het beroep van eiser is gericht tegen het wijzigingsbesluit van 15 maart 2023, is dat beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. De Wob is per die datum ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht.
4.1.
Nu het bestreden besluit voor 1 mei 2022 is genomen, is daarop de Wob van toepassing. Het beroep tegen het bestreden besluit moet dan ook aan de Wob worden getoetst. Het wijzigingsbesluit van 15 maart 2023 is echter van na 1 mei 2022. Op het wijzigingsbesluit en het beroep tegen het wijzigingsbesluit is dan ook de Woo van toepassing.
4.2.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Ten aanzien van het niet tijdig nemen van een besluit op de bezwaarschriften
5. Niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij een beoordeling van de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, nu verweerder op 11 november 2021 een reëel besluit heeft genomen. Hetgeen eiser heeft aangevoerd in beroep biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. De beroepen zijn daarom in zoverre niet-ontvankelijk.
5.1.
Verweerder heeft niet bestreden dat in strijd met artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet binnen de termijn is beslist op de bezwaarschriften. Eiser heeft zijn beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit derhalve terecht ingesteld, zodat er aanleiding bestaat verweerder te veroordelen in de proceskosten, zoals verderop in deze uitspraak te bepalen.
Ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit
6. De rechtbank maakt uit het beroepschrift op dat eisers beroep zich beperkt tot onderdeel 5 van het Wob-verzoek. Desgevraagd heeft eiser dit ter zitting bevestigd. Onderdeel 5 van het Wob-verzoek ziet op ‘documenten verkeersonderzoeken’ en luidt als volgt:
“U heeft recent het ontwerp bestemmingsplan “Verbindingsweg Milsbeek” ter inzage gelegd. In de toelichting op dit ontwerp bestemmingsplan staat in onderdeel 4.1 de uitgangspunten. Hierin staat onder andere dat:
de verkeerskundige effecten van de Verbindingsweg in kaart zijn gebracht met behulp van het Verkeersmodel Noord-Limburg en inzichtelijk zijn gemaakt wat de effecten zijn van de realisatie van de Verbindingsweg;
de verbindingsweg is conform het voorlopige ontwerp ingevoerd in het verkeersmodel, in het prognosejaar 2030;
de nieuwe verbindingsweg wordt gebruikt door circa 3.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt), waarbij er circa 1.700 mvt in noordelijke richting rijen en circa 1.300 mvt in zuidelijke richting;
van de Zwarteweg maken op het drukste deel nog circa 2.000 motorvoertuigen per etmaal gebruik. Dit betreft het deel van de Zwarteweg ter hoogte van de kruising met de Gildenstraat. Op de rustigere delen van de Zwarteweg rijden nog circa 800 motorvoertuigen (noordelijk deel, ter hoogte van de kruising met de Heiveld), en;
over de gehele Zwarteweg (binnen de bebouwde kom) neemt de verkeersdruk duidelijk af, waarbij de afname afhankelijk van de locatie varieert tussen de 3.500 motorvoertuigen en 4.000 motorvoertuigen.
Ten aanzien van 1.: wil ik graag de documenten toegestuurd krijgen, of inzien, die zijn opgesteld om de verkeerskundige effecten in kaart te brengen en inzichtelijk te maken.
Ten aanzien van 2.: kunt u mij het voorlopig ontwerp toezenden en de documenten die zijn gebruikt als input in het verkeersmodel, prognosejaar 2030.
Ten aanzien van 3.: de documenten waarop de genoemde aantallen zijn gebaseerd.
Ten aanzien van 4.: de documenten waarop de conclusie is gebaseerd dat nog circa 2.000 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken van de Zwarteweg.
Ten aanzien van 5.: de documenten waarop de conclusie is gebaseerd dat er sprake zal zijn van een afname tussen de 3.500 motorvoertuigen en 4.000 motorvoertuigen.”
6.1.
Verweerder heeft ten aanzien van onderdeel 5 van het verzoek besloten tot openbaarmaking van de volgende documenten:
  • de technische rapportage Verkeersmodel Noord-Limburg, basisjaar 2018, prognosejaar 2030 (hierna: technische rapportage Verkeersmodel 2018);
  • Voorlopig ontwerp van de Verbindingsweg; en
  • twee kaarten van Royal HaskoningDHV (Royal Haskoning), namelijk:
o kaart referentie prognosejaar 2030; en
o kaart variant Verbindingsweg Milsbeek 2030.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder een toelichting gegeven op deze documenten. Uit die toelichting, alsmede de toelichting ter zitting is de rechtbank gebleken dat de verkeerskundige gevolgen van de nieuwe Verbindingsweg met behulp van het Verkeersmodel 2018 inzichtelijk zijn gemaakt. Dit is een softwaresysteem, ontwikkeld door Royal Haskoning. De openbaar gemaakte technische rapportage is een papieren uitleg van dit softwaresysteem en de brongegevens die zijn gebruikt. Dit softwaresysteem is met allerlei data gevuld en gaat uit van 2018 als basisjaar (de laatst geactualiseerde situatie) en 2030 als prognosejaar. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de input/brongegevens in het verkeersmodel aan eiser heeft verstrekt, namelijk de gegevens zoals die staan vermeld in de technische rapportage Verkeersmodel 2018 en in paragraaf 4.1 van het ontwerp bestemmingsplan. Het invoeren van de hiervoor genoemde gegevens in het Verkeersmodel 2018 heeft vervolgens geleid tot de twee aan eiser verstrekte kaarten (de kaart referentie prognosejaar 2030 zonder de aanleg van de verbindingsweg én de kaart variant Verbindingsweg Milsbeek 2030 met aanleg van de Verbindingsweg) met daarop vermeld het aantal motorvoertuigen per etmaal, aldus verweerder. De conclusie in de toelichting op het ontwerp bestemmingsplan dat er een afname zal plaatsvinden van motorvoertuigen op de Zwarteweg is volgens verweerder gebaseerd op het verschil tussen het aantal motorvoertuigen op beide kaarten. Verweerder heeft voorts in het bestreden besluit uitdrukkelijk vermeld dat er niet meer documenten zijn.
8. Eiser heeft in beroep (kort gezegd) aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit wil doen voorkomen dat de gevraagde documenten (verkeersonderzoeken) ten aanzien van onderdeel 5 van het Wob-verzoek zijn verstrekt, terwijl dit niet het geval is. Eiser is van mening dat verweerder hiermee probeert te verhullen dat er geen voldoende en controleerbare verkeersonderzoeken zijn uitgevoerd bij de totstandkoming van het ontwerp bestemmingsplan. Eiser heeft bezwaren tegen deze gang van zaken.
9. Het is de rechtbank gebleken dat partijen onderdeel 5 van het verzoek van eiser anders uitleggen. De vraag is namelijk om welke brondocumenten eiser met onderdeel 5 heeft verzocht. De rechtbank begrijpt dat verweerder het verzoek van eiser zo heeft opgevat dat met brondocumenten die data is bedoeld die in het Verkeersmodel is ingevoerd om tot de prognose 2030 te komen (inclusief de Verbindingsweg). Verweerder stelt zich op het standpunt dat die data is verstrekt en dat daarmee aan het Wob-verzoek is voldaan. Het is de rechtbank echter gebleken dat eiser met zijn verzoek ook heeft gevraagd om de brondocumenten die aan het Verkeersmodel (althans, de actualisatie in 2018) ten grondslag zijn gelegd. Dat betreft met name verkeerstellingen waarop het basisjaar 2018 en prognosejaar 2030 is gebaseerd. Die documenten zijn niet door verweerder verstrekt.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het Wob-verzoek van eiser te beperkt heeft uitgelegd. Eiser verzoekt daarin om documenten
‘die zijn opgesteld om de verkeerskundige effecten in kaart te brengen en inzichtelijk te maken’en ‘
documenten die zijn gebruikt als input in het verkeersmodel, prognosejaar 2030’. Naar het oordeel van de rechtbank vallen hier niet alleen de documenten onder die in het Verkeersmodel zijn gestopt ten behoeve van de prognose 2030 inclusief de Verbindingsweg, maar ook de documenten/gegevens die bij de totstandkoming van het Verkeersmodel (althans, de actualisatie in 2018) zijn gebruikt, zoals verkeerstellingen. Deze documenten/gegevens bevinden zich niet (allemaal) in de technische rapportage of in paragraaf 4.1. van het ontwerp bestemmingsplan.
9.2.
Nu verweerder het verzoek van eiser te beperkt heeft opgevat, heeft verweerder ten gevolge daarvan een onvolledige zoekslag verricht. Het bestreden besluit is daarmee gebrekkig en dient te worden vernietigd. In het kader van finale geschilbeslechting is ter zitting besproken dat verweerder een aanvullende zoekslag zou verrichten en de rechtbank de resultaten daarvan zou mededelen. Verweerder heeft de rechtbank per brief van
15 maart 2023 over de uitkomsten van deze aanvullende zoekslag geïnformeerd. De rechtbank kwalificeert deze brief als een wijzigingsbesluit. Dit is een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. De beroepen van eiser richten zich op grond hiervan ook tegen dit besluit, nu eiser daarbij voldoende belang heeft. De in de zienswijze van eiser op het wijzigingsbesluit naar voren gebrachte beroepsgronden worden hierna door de rechtbank beoordeeld.
Ten aanzien van het wijzigingsbesluit van 15 maart 2023
10. Bij besluit van 15 maart 2023 heeft verweerder toegelicht dat Royal Haskoning bij de actualisatie van het Verkeersmodel in 2018 gebruik heeft gemaakt van verschillende gegevens. Zo zijn de SEG’s (sociaal economische gegevens) opnieuw ingevoerd in het basisjaar 2018, zijn de Prognosejaren 2030 Hoog en Midden Scenario met alle bijbehorende toekomstige ontwikkelingen opnieuw ingevoerd en is gekalibreerd op de (op dat moment) laatste tellingen. Verweerder heeft onderzocht of de in 2018 door Royal Haskoning gebruikte documenten met brongegevens onder hem berusten. Dat bleek niet het geval. Uit navraag bij Royal Haskoning is gebleken dat de gemeente Gennep in 2018 ‘tellingen op wegen in beheer bij de gemeente’ heeft aangeleverd. Die tellingen zijn via Royal Haskoning beschikbaar gekomen en heeft verweerder met het wijzigingsbesluit aan eiser verstrekt. De in 2018 aan Royal Haskoning verstrekte SEG’s (sociaal economische gegevens) zijn door de Provincie aangeleverd, na afstemming met de gemeente. Verweerder heeft onder haar medewerkers en in het archief gezocht naar correspondentie of documenten over deze afstemming, maar heeft niets gevonden. Tot slot vermeld verweerder dat informatie over toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is vermeld in Bijlage 1 bij de technische rapportage. Bij verweerder berust geen correspondentie of documenten waarin deze ontwikkelingen zijn vermeld. Royal Haskoning heeft desgevraagd aangegeven dat er bij haar geen correspondentie beschikbaar is over de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Gennep.
10.1.
De rechtbank begrijpt dit wijzigingsbesluit zo dat hiermee het bestreden besluit, voor zover daarin is besloten dat er ten aanzien van onderdeel 5 van het Wob-verzoek verder geen documenten zijn, wordt gewijzigd.
11. Eiser voert tegen het wijzigingsbesluit aan dat uit het Verkeersmodel 2018 niet is af te leiden wat de verkeerskundige effecten zijn van de verbindingsweg. Evenmin maakt dit Verkeersmodel de verkeerskundige effecten van het bestemmingplan (volledig) inzichtelijk. Documenten die de schakel vormen tussen het Verkeersmodel, de brongegevens of verkeerstellingen en, uiteindelijk, de uitkomsten over wat de verkeerskundige effecten zijn, ontbreken. Eiser acht het onwaarschijnlijk dat die documenten niet bestaan, omdat anders het aantal voertuigen in het referentiejaar na aanleg van de Verbindingsweg op lucht zou zijn gebaseerd, althans zijn de verkeerskundige effecten niet gebaseerd op kenbaar of verifieerbaar onderzoek. Indien de hiervoor genoemde documenten niet bestaan, dient verweerder naar de mening van eiser een besluit te nemen dat die documenten niet bestaan en dus niet verstrekt kunnen worden. Volgens eiser heeft verweerder hiertoe niet expliciet besloten. In dit verband merkt eiser op dat verweerder ook niet het voorlopig ontwerp als document heeft verstrekt (onderdeel 2 van het Wob-verzoek).
11.1.
Eiser maakt uit het wijzigingsbesluit op dat verweerder in het verleden ten behoeve van de actualisatie SEG’s, bijkomstige toekomstige ontwikkelingen in documenten en verkeerstellingen aan Royal Haskoning heeft aangeleverd. Volgens eiser had verweerder deze documenten op grond van de Archiefwet moeten bewaren. Voor zover deze documenten niet meer onder verweerder berusten, is verweerder verplicht om deze documenten bij de provincie Limburg of Gedeputeerde Staten op te vragen.
11.2.
Eiser voert tot slot aan dat hij betwijfelt dat de toegezonden verkeerstellingen alle gevraagde verkeerstellingen zijn en/of dat verweerder niet meer en andere documenten heeft. In dat kader stelt eiser dat uit de toegezonden verkeerstellingen niet blijkt dat deze zijn opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan Verbindingsweg Milsbeek of de aanleg van deze weg. De wegen die in de 59 verkeerstellingen voorkomen liggen voor een groot deel namelijk in een totaal ander (en niet of minder relevant) gedeelte van de gemeente dan het gebied waar de Verbindingsweg wordt aangelegd. Verder stelt eiser dat er recentere verkeerstellingen zijn dan die verweerder openbaar heeft gemaakt. De toegestuurde verkeerstellingen dateren van 2016 en 2017, maar in een zienswijzenota waarin is gereageerd op de zienswijzen op het bestemmingsplan wordt ingegaan op verkeerstellingen uit 2019.
12. De rechtbank stelt voorop dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling geloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder het bestuursorgaan berust. [1] Uit de toelichting van verweerder blijkt dat er een uitputtend onderzoek is gedaan in het archief van de gemeente Gennep, het digitale systeem en in de mailboxen. In aanvulling daarop is een opdracht gegeven aan Royal Haskoning. Verweerder heeft daarmee voldoende inzichtelijk gemaakt op welke manier hij naar informatie heeft gezocht. Verweerder heeft gemotiveerd uitgelegd alleen te beschikken over de tellingen op wegen in beheer bij de gemeente Gennep en verweerder heeft aangegeven dat alle beschikbare gegevens/informatie zijn verstrekt. Gelet op deze toelichting van verweerder, acht de rechtbank het geloofwaardig dat verweerder niet meer documenten heeft die als input/brongegevens zijn gebruikt in het Verkeersmodel 2018 dan die al openbaar zijn gemaakt en aan eiser zijn verstrekt. Het is dan vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat verweerder meer (bron)gegevens onder zich heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd.
12.1.
De rechtbank overweegt dat de berekeningen c.q. de tekst en uitleg die eiser wil hebben over de verkeerskundige effecten van de betreffende verbindingsweg in het Verkeersmodel 2018 liggen. Dat zijn in feite de formules in het softwaresysteem dat Royal Haskoning heeft ontwikkeld en die met gebruikmaking van de brongegevens worden toegepast. Nog los van het gegeven dat het softwaresysteem niet onder verweerder berust, maar onder Royal Haskoning, kan verweerder niet worden verplicht het softwarepakket uit te gaan schrijven. In het geval verweerder gegevens uit dat systeem moet verzamelen en bewerken, en dus niet eenvoudig uit het systeem kan halen, dan is sprake van vervaardigen. De Afdeling heeft meermalen overwogen dat de Wob geen verplichting bevat om gegevens te vervaardigen, die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. [2]
12.2.
Eiser heeft terecht gesteld dat in het geval openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar bij het bestuursorgaan hadden behoren te rusten, van dit bestuursorgaan mag worden verwacht dat het (aantoonbaar) al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. Deze verplichting is in artikel 4.2, tweede lid, van de Woo neergelegd, maar gold ook onder de Wob. Anders dan eiser betoogt, blijkt echter uit het wijzigingsbesluit niet dat verweerder ten behoeve van de actualisatie van het Verkeersmodel 2018 aan Royal Haskoning SEG’s en bijkomstige toekomstige ontwikkelingen in documenten heeft aangeleverd. Verweerder motiveert namelijk dat hij enkel de verkeerstellingen heeft aangeleverd, die met het wijzigingsbesluit aan eiser zijn verstrekt. Gelet daarop bestaat er voor verweerder geen verplichting om documenten bij de provincie Limburg of Gedeputeerde Staten op te vragen. Het gaat immers om documenten die niet onder verweerder hebben berust, laat staan dat zij onder verweerder zouden moeten berusten. De rechtbank verwijst in dit verband naar vaste rechtspraak van de Afdeling, waarin is bepaald dat buiten de gevallen waarin de stukken waarvan openbaarmaking is gevraagd bij het aangezochte bestuursorgaan behoren te berusten, de Wob geen verplichting voor dat orgaan bevat om die documenten elders te vergaren. [3] Dat is onder de Woo niet anders.
12.3.
Voor zover eiser stelt dat uit de toegezonden verkeerstellingen niet blijkt dat deze zijn opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan Verbindingsweg [woonplaats] en dat er recentere verkeerstellingen zijn, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft genoegzaam toegelicht dat de verkeersgegevens waarover eiser informatie vraagt (zoals genoemd in paragraaf 4.1 van de toelichting bij het concept bestemmingsplan) zijn gegenereerd met het Verkeersmodel 2018, en dat er daarnaast geen andere gegevens aan ten grondslag zijn gelegd. Zoals besproken ter zitting heeft verweerder met het wijzigingsbesluit de onder hem berustende gegevens overgelegd die aan het Verkeersmodel 2018 ten grondslag zijn gelegd. Daar kunnen logischerwijs ook verkeerstellingen bij zitten die niet direct relevant zijn voor de ten behoeve van de Verbindingsweg gemaakte berekeningen.
Wellicht zijn er actuele tellingen, maar dat valt buiten het bestek van deze procedure, omdat deze niet zijn gebruikt in het Verkeersmodel 2018 en eiser in zijn Wob-verzoek ook niet om deze tellingen heeft verzocht. Eventuele actuelere tellingen zijn immers niet aan het Verkeersmodel 2018 en daarmee ook niet aan de cijfers in paragraaf 4.1. van de toelichting op het concept bestemmingsplan ten grondslag gelegd.
12.4.
Dat verweerder niet het voorlopig ontwerp als document heeft verstrekt, heeft eiser niet eerder dan in de zienswijze op het wijzigingsbesluit naar voren gebracht. De rechtbank acht dit tardief. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het primaire besluit 2 en het bestreden besluit blijkt dat verweerder heeft besloten tot openbaarmaking van het voorlopig ontwerp (document 2 bij onderdeel 5 van het Wob-verzoek). Indien verweerder dit document vervolgens niet openbaar heeft gemaakt, is dit geen gebrek in het bestreden besluit, maar betreft dit (een fout in) de feitelijke uitvoering van het besluit. Voor zover verweerder het voorlopig ontwerp nog niet aan eiser heeft verstrekt, en dit ontwerp niet reeds op andere wijze openbaar is, gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder dit zal herstellen.

Conclusies en gevolgen

13. De beroepen zijn niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de bezwaarschriften. Omdat verweerder niet binnen de termijn van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb heeft beslist, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in dit kader te veroordelen in de proceskosten, zoals hierna bepaald.
13.1.
De beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit zijn gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Gelet op het wijzigingsbesluit (en de beoordeling daarvan) zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten. Omdat de beroepen gegrond zijn, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten, zoals hierna bepaald.
13.2.
De rechtbank verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het wijzigingsbesluit van 15 maart 2023 ongegrond. Omdat de beroepen tegen het wijzigingsbesluit ongegrond zijn, is er geen aanleiding om verweerder (afzonderlijk) in de proceskosten te veroordelen.
14. De rechtbank zal verweerder veroordelen in vergoeding van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Eiser heeft verzocht om een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding. Van bijzondere omstandigheden die een dergelijke vergoeding rechtvaardigen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), is de rechtbank echter niet gebleken. Er is daarnaast geen sprake van een uitzonderlijk geval waarbij het vasthouden aan het forfaitaire tarief onrechtvaardig uitpakt. De besluiten van verweerder zijn niet zozeer onjuist dat eiser op uitzonderlijk hoge kosten is gejaagd. Daarom stelt de rechtbank deze kosten vast op grond van het Bpb en wel tot een bedrag van € 2.625,00. Dit bedrag bestaat uit € 875,00 voor het indienen van de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de bezwaren (1 punt voor het indienen van het beroepschrift per beroepschrift, met een waarde van € 875,00 en een wegingsfactor 0,5), en € 1.750,00 voor het overige (1 punt voor het indienen van het inhoudelijke beroepschrift in beide zaken, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).
14.1.
Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank deelt ten overvloede mee dat de griffier ten onrechte voor het beroep (tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift) met zaaknummer ROE 21/2940 griffierecht heeft geheven. [4] De griffier zal er zorg voor dragen dat het griffierecht van € 181,00 wordt teruggestort.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de bezwaarschriften niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- verklaart de beroepen tegen het wijzigingsbesluit van 15 maart 2023 ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,00 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.625,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 april 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht(Awb)
Artikel 6:19, eerste lid:
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Artikel 6:20, derde lid:
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
Artikel 7:10, eerste lid:
Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Wet openbaarheid bestuur(Wob)
Artikel 1, aanhef en onder a:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Artikel 1, aanhef en onder g:
In deze wet en met de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.
Artikel 3, eerste lid:
Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Wet open overheid(Woo)
Artikel 4.2, tweede lid:
Indien het verzoek betrekking heeft op informatie die op grond van enig wettelijk voorschrift bij het bestuursorgaan had behoren te berusten, vordert het bestuursorgaan de gevraagde informatie van degene die over de informatie beschikt. Degene die over de gevraagde informatie beschikt, verstrekt deze per omgaande aan het bestuursorgaan.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit vaste rechtspraak. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:640, r.o. 3.4.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2102.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC7085.
4.De rechtbank is namelijk van oordeel dat er sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 8:41, derde lid, van de Awb.