ECLI:NL:RBLIM:2024:2469
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde rijgeschiktheidsonderzoek en schorsing rijbewijs zonder voldoende bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. T. van Nimwegen, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, vertegenwoordigd door drs. M.M. van Dongen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarbij hem een (medisch) rijgeschiktheidsonderzoek was opgelegd en de geldigheid van zijn rijbewijs tijdelijk was geschorst. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had geconcludeerd dat er een vermoeden van ongeschiktheid bestond. De informatie waarop verweerder zijn besluit baseerde, was afkomstig van een verklaring van de zus van eiser en was niet door de politie nagetrokken. De rechtbank stelde vast dat er geen eigen waarnemingen van de politie waren die het vermoeden van ongeschiktheid konden onderbouwen. Eiser had bovendien een psychiater geraadpleegd die concludeerde dat hij rijgeschikt was.
De rechtbank concludeerde dat de schorsing van het rijbewijs ook onterecht was, omdat deze was gebaseerd op dezelfde onvoldoende onderbouwde feiten. De rechtbank heeft het primaire besluit herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.998,00, en moet het griffierecht van € 184,00 worden vergoed.