10.1.In artikel 8:69a van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van diegene die zich daarop beroept. Uit het betoog van vergunninghouder kan niet worden afgeleid dat de norm waarvan door eisers om handhaving wordt verzocht niet zou strekken ter bescherming van hun belangen. Eisers beroepen zich weliswaar mede op de bescherming van de natuur, maar eisers voeren dit aan in het kader van de gestelde strijdigheid met de beheersverordening en daarmee overtreding van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo waarvan eisers handhaving vragen. De rechtbank verwijst in dit kader naar vaste rechtspraak van de Afdeling waaruit volgt dat de regels uit het bestemmingsplan, in dit geval de beheersverordening, mede strekken ter bescherming van de omgeving en daarmee het belang van verzoekers om handhaving.Bovendien wonen eisers in de directe nabijheid van de betreffende locatie. Het gaat hierbij dus niet alleen om natuurbelangen, zoals vergunninghoudster stelt, maar ook om de impact op omliggende woningen en de normen die strekken ter bescherming van de belangen van eisers in het kader van de ruimtelijke ordening. Het relativiteitsvereiste staat daarom niet in de weg aan beoordeling van het beroep van eisers op dit punt.
Is sprake van een overtreding?
11. Voor de vraag of verweerder van handhavend optreden heeft kunnen afzien is allereerst van belang of sprake was van een overtreding. Verweerder is immers alleen bevoegd handhavend op te treden als sprake is van een overtreding. Een overtreding is een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Aan de rechtbank ligt meer concreet ter beoordeling voor of het gebruik van de mountainbikepaden in het bosgebied een overtreding is, zoals door eisers aangevoerd.
12. Verder overweegt de rechtbank dat relevant is dat verweerder voor de mountainbikepaden op 8 oktober 2018 een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘uitvoeren van werk en/of werkzaamheden’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo heeft verleend. De rechtbank stelt vast dat tegen deze omgevingsvergunning geen rechtsmiddelen zijn aangewend en dat de verleende omgevingsvergunning daarmee in rechte vast staat. Vanwege deze omgevingsvergunning, dient de vraag of sprake is van een overtreding allereerst te worden beoordeeld aan de hand van die verleende omgevingsvergunning. Immers als dat gebruik is vergund in de omgevingsvergunning, dan is er al daarom geen sprake van een overtreding. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het gebruik van de mountainbikepaden, voor zover dat niet zou zijn vergund, in strijd is met de beheersverordening. Mocht dat het geval zijn, dan is verweerder bevoegd om handhavend op te treden en heeft hij dat miskend in het bestreden besluit. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo is het immers – voor zover relevant – verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een beheersverordening.
De verleende omgevingsvergunning uit 2018
13. De rechtbank stelt voorop dat uit de omgevingsvergunning van 9 oktober 2018 blijkt dat de vergunde activiteit ‘uitvoeren van werk en/of werkzaamheden’ ziet op het aanleggen van singletrackpaden en jumplines voor het mountainbikenetwerk op diverse percelen in het betreffende bosgebied. Ten aanzien van de toetsing aan de beheersverordening op grond van artikel 2.11, eerste lid van de Wabo is in de verleende vergunning de volgende motivering opgenomen:
‘De aanvraag is getoetst aan de ter plaatse geldende beheersverordening ‘Natuurgebieden’. In deze beheersverordening hebben de betreffende percelen de bestemming ‘Natuur’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologische waarde 4’. Er zijn geen strijdigheden met de planvoorschriften en het plan voldoet hiermee aan de beheersverordening. De singletracks zijn bedoeld voor extensief dagrecreatief medegebruik van de gronden. Er is een natuurtoets uitgevoerd om te voorkomen dat beschermde flora en fauna wordt verstoord. Er is geen reden om aan te nemen dat het plan tot een blijvende onevenredige aantasting van natuurlijke, ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden zal leiden. Het plan heeft tot doel om het gebruik van het bosgebied door mountainbikers te reguleren en centreren op de nu aan te leggen paden en hiermee aantasting en verstoring van het bosgebied te voorkomen’.