ECLI:NL:RBLIM:2024:1861

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
ROE 23/1397
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik en de rol van het CBR

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 16 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser, die zich laat bijstaan door mr. B.H.A. Augustin, heeft zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen op basis van een rapport van een psychiater dat drugsmisbruik vaststelde. Het CBR had eerder, op 12 april 2023, besloten dat eiser ongeschikt was om te rijden na een melding van de Koninklijke Marechaussee over zijn rijvaardigheid. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat het CBR onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat hij medische wiet gebruikt en dat hij inmiddels een nieuw geschiktheidsonderzoek heeft ondergaan waaruit blijkt dat hij nu wel rijgeschikt is. De rechtbank oordeelt echter dat het CBR terecht het rapport van de psychiater heeft gebruikt om de ongeldigverklaring te onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat eiser ten tijde van het onderzoek medicinale cannabis voorgeschreven kreeg en dat het gebruik van cannabis, zelfs als het medicinaal is, niet automatisch betekent dat er geen gevaar voor de verkeersveiligheid is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.H.A. Augustin),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. P.A. Leerentvelt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het CBR om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren.
1.1.
Het CBR heeft met het besluit van 12 april 2023 aan eiser medegedeeld dat hij ongeschikt is om te rijden omdat een arts heeft geconstateerd dat er sprake is van drugsmisbruik (het primaire besluit). Zijn rijbewijs is daarom ongeldig verklaard. Met de beslissing op bezwaar van 19 juni 2023 is het CBR bij dat besluit gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
2.2.
Het voor deze uitspraak relevante juridische kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Totstandkoming van het besluit
3. Bij brief van 17 juli 2020 heeft de Koninklijke Marechaussee aan het CBR een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid danwel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën AM/B/T. Uit de bij de brief gevoegde processen-verbaal en de rapportage blijkt dat eiser op 27 juni 2020 onder invloed van alcohol en cannabis een bromfiets heeft bestuurd. Uit bloedonderzoek is gebleken dat het alcoholgehalte in het bloed van eiser 0,89 milligram per milliliter bloed bedroeg en het THC-gehalte in het bloed van eiser 8,9 microgram per liter bloed bedroeg. De grenswaarde voor deze stoffen, wanneer zij in combinatie worden gebruikt, bedragen respectievelijk 0,2 milligram per milliliter bloed en 1 microgram per liter bloed. [1]
3.1.
Op basis van deze mededeling heeft het CBR bij besluit van 17 augustus 2020 aan eiser een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd vanwege drugsgebruik.
3.2.
Dit onderzoek is verricht door psychiater [naam psychiater] op 30 januari 2023. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 14 maart 2023 (hierna: het rapport). In dat rapport wordt - samengevat - geconcludeerd dat sprake is van drugsmisbruik. Verder acht de psychiater het niet aannemelijk dat eiser ten tijde van het onderzoek reeds was gestopt met dit misbruik.
3.3.
Na ontvangst van het rapport heeft het CBR eiser op de hoogte gesteld van de uitslag van het onderzoek en aan hem medegedeeld dat hij niet geschikt is om te rijden. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een tweede onderzoek aan te vragen. Vervolgens heeft het CBR op 12 april 2023 het primaire besluit genomen waarin het rijbewijs van eiser ongeldig is verklaard. Bij het bestreden besluit is deze beslissing gehandhaafd.
Beroepsgronden
4. Eiser voert in de kern aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat het CBR in zijn besluitvorming onvoldoende heeft meegewogen dat hij geen reguliere wiet maar medische wiet gebruikt. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft eiser in de bezwaarfase een recept van apotheek [naam] van 14 juni 2023 overgelegd waaruit dit volgens hem blijkt. Verder stelt eiser, onder verwijzing naar wetenschappelijk onderzoek, zich op het standpunt dat veelvuldig gebruik van wiet leidt tot THC-tolerantie, waardoor personen die tolerant zijn geen wetenschappelijk onderbouwd gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Het CBR en de psychiater hebben dat ten onrechte niet meegewogen, aldus eiser. Ter zitting is namens eiser aangegeven dat hij inmiddels een nieuw geschiktheidsonderzoek heeft ondergaan en dat de psychiater hem, ondanks het feit dat hij medicinale cannabis gebruikt, nu wel rijgeschikt heeft geacht.
Omvang van het geschil
5. Bij de beoordeling van de beroepsgronden stelt de rechtbank voorop dat de omvang van het geschil zich beperkt zich tot het ongeldig verklaren van het rijbewijs, wegens drugsmisbruik. Het besluit van 17 augustus 2020, waarin aan eiser een onderzoek is opgelegd, maakt geen onderdeel uit van dit geschil. Dit besluit staat immers in rechte vast. De rechtbank komt daarom niet toe aan beoordeling van gronden voor zover die zijn gericht tegen de oplegging van het onderzoek. Verder heeft de gemachtigde van eiser ter zitting de beroepsgrond, dat sprake is van strijd met equality of arms omdat hij niet tijdig de beschikking had over alle relevante stukken, laten vallen zodat de rechtbank ook deze beroepsgrond niet zal bespreken.
Mocht het CBR zijn besluit op het psychiatrisch rapport baseren?
6. In de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 is bepaald dat het CBR moet besluiten tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende een of meer categorieën motorrijtuigen of niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen. [2]
6.1.
In de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna de Regeling) is bepaald dat personen die misbruik maken van psychoactieve middelen zonder meer ongeschikt zijn. Voor de beoordeling of daar sprake van is, is een specialistisch rapport vereist.
6.2.
Volgens vaste rechtspraak [3] bestaat in een geval waarin de diagnose misbruik van drugs is gesteld, slechts aanleiding om de ongeldigverklaring niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het CBR het onderzoeksrapport van de psychiater aan het ongeldig verklaren van het rijbewijs van eiser ten grondslag leggen. Uit dat rapport blijkt dat eiser tijdens de anamnese heeft aangegeven al jarenlang dagelijks gemiddeld twee joints ter bestrijding van pijn gebruikt. Hierdoor heeft hij een tolerantie opgebouwd. Dat gebruik is niet gestopt. De uitslagen van het uitgevoerde laboratoriumonderzoek bevestigen het dagelijkse cannabisgebruik van eiser. Er is sprake van hoge THC-waardes in het bloed. Navraag door de psychiater bij de huisarts van eiser heeft opgeleverd dat de huisarts - anders dan door eiser is verklaard - nooit cannabis aan eiser heeft voorgeschreven. Uit het medicatieoverzicht dat is toegevoegd aan het onderzoeksrapport afkomstig van apotheek [naam] blijkt dit ook niet. Gelet hierop is de conclusie van de psychiater dat ten tijde van het onderzoek sprake is van een stoornis in het gebruik van drugs, zonder stopdatum, navolgbaar.
6.4
De rechtbank is met het CBR van oordeel dat eiser ook niet (alsnog) aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van het onderzoek medicinale cannabis voorgeschreven kreeg. Volgens vaste rechtspraak moet, om in juridische zin te kunnen spreken van medicinaal cannabisgebruik, sprake zijn van gebruik van cannabis dat door een arts is voorgeschreven (dus op recept) en door een apotheek is verstrekt. [4] Daarvan is niet gebleken. Weliswaar heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij sinds 14 juni 2023 medicinale cannabis voorgeschreven krijgt, maar dat verandert niets aan de conclusie van de psychiater dat ten tijde van het onderzoek sprake was van drugsmisbruik en eiser niet geschikt was om te rijden. Daarnaast blijkt uit vaste rechtspraak dat blowen niet onder medicinaal cannabisgebruik valt. [5] Verder heeft het CBR zich terecht op het standpunt gesteld dat eventueel medicinaal gebruik van cannabis de mogelijkheid van misbruik niet uitsluit. De verkeersveiligheid staat centraal en niet de reden van gebruik. Dat uit wetenschappelijk onderzoek zou blijken dat personen met een THC-tolerantie geen gevaar zijn in het verkeer is in deze zaak niet van belang. Dat zegt immers niets over de specifieke situatie van eiser. De rechtbank benadrukt daarbij nog dat het op de weg van eiser had gelegen om een tweede onderzoek te laten plaatsvinden of zelf een deskundige in te schakelen, indien hij het niet eens was met de uitkomst van het onderzoek. Ook de omstandigheid dat eiser inmiddels wel door een psychiater rijgeschikt is geacht, maakt niet dat het eerder rapport gebrekkig of onvoldoende concludent is. Omstandigheden die zich voordoen na het opmaken van het rapport kunnen geen rol spelen in deze procedure. [6]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 april 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 134, tweede lid en derde lid.
2. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
3. Indien het CBR voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, deelt het dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen. De aan dit tweede onderzoek verbonden kosten, waarvan de hoogte door het CBR wordt vastgesteld, komen ten laste van betrokkene. De artikelen 132 en 133 alsmede het eerste en het vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing. De in de eerste volzin bedoelde mededeling wordt niet gedaan, indien het rijbewijs van de houder inmiddels op grond van artikel 123b ongeldig is geworden.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 27
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen;
niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b en e.
2. Indien een van de in artikel 2 aangewezen stoffen is gebruikt en gemeten in combinatie met een of meer andere van deze stoffen, alcohol of met een andere stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, is de grenswaarde voor iedere in het eerste lid genoemde stof en alcohol in geval van:
cannabis: 1,0 microgram tetrahydrocannabinol per liter bloed;
alcohol: 0,2 milligram ethanol per milliliter bloed of 88 microgram ethanol per liter uitgeademde lucht.

Voetnoten

1.Zie artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b en e, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
2.Dit volgt uit artikel 27 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1328 (overweging 4.1) en 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1433 (overweging 5.1).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1433 (overweging 5.3).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4265 (overweging 4.3).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:456 (overweging 5.1).