ECLI:NL:RBLIM:2024:1429

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
03.285682.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot doodslag en gevangenisstraf voor zware mishandeling met letsel

Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 oktober 2023 een slachtoffer met kracht een trap in het gezicht heeft gegeven. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 13 maart 2024 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen, en is de officier van justitie aan het woord geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de trap heeft gegeven terwijl het slachtoffer op de grond lag, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade, en heeft de verdachte verplicht tot betaling van deze schadevergoeding. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.285682.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1987,
thans gedetineerd in de [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.C. Haanappel, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 maart 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de zitting gehoord en wordt bijgestaan door mr. K. Valkeneers, advocaat kantoorhoudende te Geleen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem met kracht en met geschoeide voet tegen het gezicht te trappen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van poging tot doodslag. De verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou overlijden als gevolg van de trap aanvaard door die [slachtoffer] in zijn gezicht een trap te geven. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel is van het lichaam en dat geweld tegen het hoofd fatale gevolgen kan hebben. Aan de hand van de aard en de ernst van het letsel bij [slachtoffer] kan geconcludeerd worden dat de verdachte met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt. De verdachte is gespierd en een geoefend vechtsporter. Mede gelet op deze omstandigheden moet de kans op overlijden in dit geval als aanmerkelijk worden bestempeld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van poging tot doodslag. Een trap tegen het hoofd heeft niet automatisch een aanmerkelijke kans op overlijden tot gevolg. Er moet sprake zijn van concrete omstandigheden waar de aanmerkelijke kans op overlijden van [slachtoffer] uit kan blijken. Door de arts is vastgesteld dat sprake is van Le Fort type III letsel. Dit betreft ernstig letsel, maar heeft niet automatisch tot gevolg dat een aanmerkelijke kans op overlijden bestaat. In een uitspraak van de rechtbank Gelderland [1] ging het om hetzelfde type letsel, maar werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat dergelijk letsel een aanmerkelijke kans op overlijden tot gevolg heeft. Verder heeft de verdachte geen aanloop genomen, is er geen vechtpartij aan vooraf gegaan, is er niet meermaals tegen het hoofd getrapt of met meerdere personen getrapt en het hoofd van het slachtoffer was ‘vrij’. Er is ook niet onderzocht door de politie wat voor schoenen de verdachte aanhad. Op basis van het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de kans op overlijden aanmerkelijk was.
De verdediging heeft zich voor het subsidiaire feit, zware mishandeling, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
De bewijsmiddelen t.a.v. zware mishandeling:
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [3]
Ter hoogte van het Toon Hermanshuis in Venlo kreeg ik op 22 oktober 2023 ineens een hele harde klap tegen mijn hoofd. Ik ben vervolgens op de grond gevallen. Dit deed ontzettend veel pijn. Ik heb meerdere breuken in mijn gezicht. Mijn neus is gebroken, mijn bovenkaak is gebroken en mijn twee voorste tanden zijn afgebroken. Bij de scan werd een luchtbelletje gezien dat via een breuk naar de hersenen zou kunnen gaan.
Verbalisant [naam 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [4]
Op 23 oktober 2023 heb ik camerabeelden uitgelezen van Cameratoezicht Venlo. Ik zag dat alle aangeleverde beelden zijn van de datum zondag 22 oktober 2023.
Ik zag op 07:22:44 "camera beeld 009 Nieuwstraat" verdachte aan kwam lopen vanuit rechts onder in het beeld. Ik zag dat de persoon witte sneakers droeg.
Ik zag op 07:23:28 "camera 009 Nieuwstraat" dat de verdachte voor het slachtoffer stond, met zijn handen in zijn jaszakken en dat de verdachte een gebaar maakte met twee van zijn rechter vingers naar zijn mond. Ik zag op 07:23:31 "camera 009 Nieuwstraat" dat de verdachte een trappende beweging maakte met zijn rechterbeen op het aangezicht van het slachtoffer. Ik zag op 07:23:32 "camera 009 Nieuwstraat" dat het slachtoffer achterover op de grond belandde, de verdachte zich omdraaide en rustig richting de Begijnengang liep. Ik zag op 07:23:42 "camera 009 Nieuwstraat" dat slachtoffer beweegloos op de grond bleef liggen en dat de verdachte over zijn rechterschouder keek naar het slachtoffer.
In de letselrapportage betreffende [slachtoffer] [5] staat – zakelijk weergegeven – vermeld dat sprake is van een trauma aan het hoofd met aangezichtsfractuur geclassificeerd als Le Fort type III met beiderzijds pneumocephalis (lucht bij de hersenen), een fractuur van de neus en een wazige visus bij afwijkingen in de oogbol.
De gemelde klachten zijn hoofdpijn, moeite met eten, kan alleen vloeibaar eten, verdoofd gevoel in de kaak en verminderd rechtervisus. Volgens de oogarts komt dit mogelijk door de zwelling. Daarnaast is sprake van een gaatje of scheurtje in de schedel, een zwelling rondom het rechteroog en twee afgebroken voortanden.
De ernst van het letsel wordt gekwalificeerd als zwaar.
Mogelijk zal dit letsel blijvende schade opleveren, bijvoorbeeld in de vorm van concentratieproblemen, chronische hoofdpijnklachten.
Een dergelijke aangezichtsfractuur (Le Fort type III) staat erom bekend het gevolg te zijn van een fors inwerkende kracht op de neusbrug in het aangezicht. Het is dus zeer waarschijnlijk dat dit letsel is ontstaan als gevolg van de schop in het gezicht.
Verbalisant [naam 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [6]
Op dinsdag 31 oktober 2023 belde [slachtoffer] mij en deelde mij het volgende mede:
-
hij wordt op woensdag 1 november 2023 met spoed geopereerd;
-
er zijn tot nu toe botbreuken geconstateerd in beide oogkassen, beide jukbeenderen, breuk in de schedel boven de neus, neus gebroken, bovenkaak gebroken ter hoogte van de voortanden en waarschijnlijk nog een tweede breuk in de bovenkaak aan de rechterzijde. Er zijn 3 tanden afgebroken;
-
er worden meerdere incisies in zijn gezicht gemaakt om plaatjes te plaatsen;
-
er worden plaatjes geplaatst via zijn wenkbrauwen, zijn neus, zijn kaak en zijn gehemelte. Deze plaatjes zijn nodig om de breuken allemaal te kunnen laten herstellen;
-
de arts noemde het gezicht van de aangever ‘een trampoline’, zo flexibel was alles op dit moment;
-
een alternatief om de breuken te kunnen herstellen was door de huid van het gezicht volledig los te maken, zodat alle botten bloot kwamen te liggen en op die manier plaatjes te zetten bij de botbreuken;
-
hij heeft een ontzettend doof gevoel in zijn mond, dus zeer waarschijnlijk zijn er zenuwen beschadigd in de mond.
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende bij de politie verklaard:
Er lag een man op straat. Ik ben in eerste instantie langs hem heen gelopen. Ik heb me omgedraaid en ben naar hem toegelopen. Toen heb ik hem een trap gegeven tegen zijn hoofd en ben ik weggelopen. Ik heb hem getrapt met de wreef van mijn voet. [7]
Het is duidelijk op de camerabeelden te zien dat ik de dader ben. [8]
Overwegingen van de rechtbank:
Op grond van de hiervoor weergeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte J.J.G [slachtoffer] met kracht en met geschoeide voet in het gezicht heeft getrapt terwijl [slachtoffer] op de grond zat.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte daarmee heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven.
Poging tot doodslag:
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte minimaal voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De beantwoording van de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven heeft geroepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de hierboven genoemde vaststelling, dat de verdachte eenmaal met kracht en met geschoeide voet in het gezicht heeft getrapt van [slachtoffer] , die op de grond zat, niet automatisch tot de conclusie leiden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden. Het dossier biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Over de aard van de trap bevindt zich bijvoorbeeld geen nadere informatie in het dossier en ook uit de medische informatie blijkt niet dat de gegeven trap tot de dood had kunnen leiden noch dat daar onderzoek naar is gedaan. De rechtbank kan daardoor niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Daarmee acht de rechtbank poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen. Gelet hierop zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Toebrengen zwaar lichamelijk letsel:
De vraag die vervolgens, in het kader van het subsidiair tenlastegelegde, dient te worden beantwoord is of de verdachte aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd (Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051).
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] ten gevolge van het handelen van de verdachte een aangezichtsfractuur geclassificeerd als Le Fort type III met beiderzijds pneumocephalis (lucht bij de hersenen), een fractuur van de neus, een wazige visus bij afwijkingen in de oogbol, een gaatje of scheurtje in de schedel, een zwelling in het gezicht en twee afgebroken voortanden heeft overgehouden. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij onder andere botbreuken in beide oogkassen en beide jukbeenderen, een gebroken neus en een gebroken bovenkaak eraan overgehouden heeft. Medisch ingrijpen middels een operatie is noodzakelijk geweest. De ernst van het letsel wordt door de forensisch arts gekwalificeerd als zwaar. De verwachting is dat dit letsel mogelijk blijvende schade zal opleveren, in de vorm van concentratieproblemen en chronische hoofdpijnklachten. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel van [slachtoffer] te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Een gerichte, krachtige en geschoeide trap in het gezicht is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Daarmee acht de rechtbank het subsidiaire tenlastegelegde – toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 22 oktober 2023 in de gemeente Venlo aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- gebroken oogkassen en jukbeenderen, en
- een gebroken kaak en neus, en
- een schedelbreuk,
heeft toegebracht door met kracht met geschoeide voet in het gezicht van die [slachtoffer] te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de poging tot doodslag die zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van het voorarrest en met een locatie- en contactverbod in de vorm van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer] fors is en de verdachte [slachtoffer] hulpeloos heeft achtergelaten nadat hij hem in zijn gezicht heeft getrapt. De verdachte is volledig toerekeningsvatbaar en is niet intrinsiek gemotiveerd hulp te aanvaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 150 dagen. Hierbij heeft de verdediging aansluiting gezocht bij het LOVS-oriëntatiepunt voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van een trap tegen het hoofd. Gelet op het reclasseringsadvies, heeft de verdediging verzocht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze adviseert. De verdediging verzet zich niet tegen een locatie- en contactverbod.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer] door hem met zijn voet een forse trap te geven in zijn gezicht terwijl [slachtoffer] op de grond zat. De verdachte is hierna weggelopen en heeft [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten. Door het handelen van de verdachte heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen waarbij onder andere sprake is van een aangezichtsfractuur Le Fort type III, een scheur in de schedel, breuk in de bovenkaak en afgebroken tanden. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] aangevoerd nog steeds iedere dag geconfronteerd te worden met dit letsel. Zo heeft hij nog steeds last van concentratieproblemen en hoofdpijn en zal hij nog operaties moeten ondergaan voor verder herstel van de botbreuken in het gezicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 13 februari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 26 maart 2024 waaruit volgt dat de Reclassering adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De verdachte zou in Nederland willen blijven en zou zich bereid hebben verklaard zich te houden aan de bijzondere voorwaarden.
De ernst van het feit rechtvaardigt zonder meer dat aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank houdt hierbij rekening met het ernstige letsel van [slachtoffer] , het feit dat [slachtoffer] op de grond zat en zich daardoor al in een kwetsbare situatie bevond, het feit dat er geen sprake was van enig verzet van de kant van [slachtoffer] , het feit dat de verdachte een getrainde man is en op de camerabeelden te zien is dat het om een forse trap gaat met veel kracht. Er is bovendien gebleken dat geen sprake is van enige aanleiding voor de verdachte om [slachtoffer] in zijn gezicht te trappen, waardoor het handelen van de verdachte zonder meer aan te merken is als zinloos geweld. Dergelijk zinloos geweld heeft niet alleen grote gevolgen voor het slachtoffer, maar draagt ook bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank acht het zorgwekkend dat de verdachte dit strafbaar feit heeft gepleegd zonder enige aanleiding en acht het noodzakelijk dat de verdachte begeleid zal worden.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk aan de orde. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals de reclassering deze adviseert. Het contact- en locatieverbod zijn daar onderdeel van, dus de rechtbank zal daarvoor geen 38v-maatregel opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.107,75 bestaande uit materiële schade en € 20.000,00 bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De € 2.107,75 materiële schade bestaat uit:
€ 140,00 aan kosten dagdeel ziekenhuis;
€ 315,22 aan kosten psycholoog;
€ 133,65 aan reiskosten;
€ 315,00 aan kosten hoorapparaat;
€ 11,30 aan parkeerkosten;
€ 257,58 aan kosten van medicatie en
€ 935,00 aan toekomstige kosten.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de benadeelde partij aangevoerd dat [slachtoffer] op grond van artikel 6:106 BW (Burgerlijk Wetboek) recht heeft op smartengeld. Voor de hoogte van het smartengeld wordt verwezen naar de ernst van het feit, de ernst van het letsel dat [slachtoffer] opliep, alsmede naar de behandelingen die hij moest ondergaan en nog zal ondergaan. Tevens is er nog geen zicht op volledig herstel. Gezien de jurisprudentie acht de benadeelde partij primair € 20.000,00 passend. Subsidiair heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht om de schade te schatten met toepassing van artikel 6:97 BW.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemaakte kosten, € 1.172,75 en de materiële schade, € 20.000,00, voldoende onderbouwd zijn en toewijsbaar zijn. Ten aanzien van de toekomstige kosten, € 935,00, heeft de officier van justitie zich primair op het standpunt gesteld dat deze voldoende concreet gemaakt zijn en daarom toewijsbaar zijn. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld deze kosten niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de kosten van dagdeel in het ziekenhuis, de reiskosten en de parkeerkosten.
Ten aanzien van de kosten psycholoog heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een deel van deze kosten, € 108,08, als toekomstige kosten aangemerkt dienen te worden. Dit deel dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de kosten van het hoorapparaat heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is. Het staat onvoldoende vast dat het handelen van de verdachte tot (meer) gehoorschade heeft geleid. Het was immers al bekend dat [slachtoffer] gehoorverlies had.
Ten aanzien van de kosten van de medicatie stelt de verdediging zich op het standpunt dat (een deel) niet-ontvankelijk is. In de vordering ontbreken voorschriften van een geregistreerd arts. De medicatie temazepam komt wel voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de toekomstige kosten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat deze nog toekomstig zijn.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging de rechtbank verzocht deze lager vast te stellen, met als uitgangpunt de bedragen die het Schadefonds Geweldsmisdrijven hanteert (€ 2.500,00) en als bovengrens € 12.808,45. Hierbij verwijst de verdediging naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 juli 2014. [9]
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen ten gevolge van het bewezenverklaarde feit (zware mishandeling). Uit hetgeen de benadeelde partij ten grondslag heeft gelegd aan de vordering leidt de rechtbank af dat het feit een grote impact heeft gehad op de benadeelde partij en dat hij naast (mogelijk blijvend) fysiek letsel ook geestelijk schade heeft opgelopen.
Materiële schade
Ten aanzien van de gemaakte kosten, € 1.172,75, is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd en wijst deze toe. Ten aanzien van de toekomstige kosten,
€ 935,00, is de rechtbank van oordeel dat deze eveneens voldoende concreet gemaakt zijn en wijst ook deze toe.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot genoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt mee, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Het slachtoffer heeft ernstig lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het strafbare handelen van de verdachte.
Reeds om deze reden acht de rechtbank het redelijk en billijk om aan de benadeelde partij een immateriële schadevergoeding toe te wijzen.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op ten minste € 10.000,00. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de vordering deels toewijzen tot genoemd bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor zover de vordering het toe te wijzen bedrag overstijgt, is de rechtbank van oordeel dat een juiste beoordeling daarvan nader onderzoek vergt. Een aanhouding van de behandeling van de zaak daartoe levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] de schadevergoedingsmaatregel opleggen ex. artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
meldplicht bij reclassering
betrokkene meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Leger des Heils op het telefoonnummer 088-0901140. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
ambulante behandeling
betrokkene laat zich onderzoeken, en indien geïndiceerd, behandelen door Mondriaan Forensische Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
betrokkene verblijft in een woonvoorziening met ambulante begeleiding van Stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk na einde detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel
korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
contactverbod
betrokkene heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met dhr. [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
betrokkene bevindt zich niet in de Clematisstraat in Venlo (straat van de woning slachtoffer), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
meewerken aan middelencontrole
betrokkene werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. van de Pasch, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. S.A.M.C. van de Winkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 22 oktober 2023 te in de gemeente Venloter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te
beroven, (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen het gezicht en/of hoofd van
die [slachtoffer] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2023 in de gemeente Venlo aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een (of meer) gebroken oogkas(sen) en/of jukbeen(deren), en/of
- een gebroken kaak en/of neus, en/of
- een schedelbreuk,
in ieder geval een (of meer) botbreuk(en) in het gezicht en/of hoofd, heeft
toegebracht door (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen het gezicht en/of
hoofd van die [slachtoffer] te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 oktober 2023 in de gemeente Venloter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen het
gezicht en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland, 4 juli 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:4088.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB1R023107-13, gesloten d.d. 27 november 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 60.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 oktober 2023, pagina 11.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2023, pagina 21.
5.Letselrapportage Forensische geneeskunde GGD Limburg d.d. 25 oktober 2023.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2023, pagina 20.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 oktober 2023, pagina 50.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 oktober 2023, pagina 59.
9.Rechtbank Gelderland, 14 juli 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:4088.