ECLI:NL:RBLIM:2024:10160

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
ROE 22/2990
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit onttrekking niet actief beveiligde spoorwegovergang aan openbaar verkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de gemeenteraad van Kerkrade om de niet actief beveiligde spoorwegovergang Meuserstraat-Wormvoetpad onttrekken aan het openbaar verkeer. Het bestreden besluit dateert van 17 november 2022 en is voorbereid via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser heeft direct beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelt dat de gemeenteraad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de veiligheid van de spoorwegovergang en dat de onttrekking onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de omwonenden, waaronder eiser zelf.

De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 26 september 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de gemeenteraad aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de gemeenteraad in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen, en dat er geen sprake is van onevenredige nadelen voor eiser. De rechtbank concludeert dat de gemeenteraad voldoende gemotiveerd heeft dat de onttrekking van de spoorwegovergang in het belang van de verkeersveiligheid is, en dat de belangen van eiser niet zodanig zijn dat de onttrekking niet gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, waardoor de onttrekking van de spoorwegovergang aan het openbaar verkeer in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

De raad van de Gemeente Kerkrade, gemeenteraad,

(gemachtigde: B. Jussen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit om de niet actief beveiligde spoorwegovergang Meuserstraat-Wormvoetpad te onttrekken aan het openbaar verkeer (bestreden besluit).
2. Het bestreden besluit dateert van 17 november 2022 en is voorbereid via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.e. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft daartegen direct beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de gemeenteraad.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
5. De spoorwegovergang bij de Meuserstraat-Wormvoetpad is een niet actief beveiligde overweg (NABO) voornamelijk voor voetgangers, over een eenbaansspoor in Kerkrade. Aan de kant van Meuserstraat bevinden zich huizen en bebouwing. Aan de andere kant voert het Wormvoetpad het natuurgebied ‘Wormdal’ in, dat tegen de Duitse grens aan ligt. De gemeenteraad heeft de NABO met het bestreden besluit onttrokken omdat hij deze
– kort gezegd – onveilig vindt. In het besluit wordt ook verwezen naar een alternatieve route die gebruik maakt van een spoorwegonderdoorgang. In deze zaak gaat het over het onttrekkingsbesluit, de motivering en de voorbereiding daarvan.
Toetsingskader
6. Artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet bepaalt dat een weg, niet vallend onder artikel 8 van die wet, aan het openbaar verkeer kan worden onttrokken bij een door de gemeenteraad te nemen besluit.
7. Volgens vaste rechtspraak is de in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid van discretionaire aard. [1] Aan de gemeenteraad komt daarbij een ruime mate van beleidsruimte toe. De rechtbank moet beoordelen of er in strijd is gehandeld met wettelijke voorschriften of dat de betrokken belangen zodanig onevenwichtig zijn afgewogen dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan.
Omvang van het geding
8. Eiser gaat in zijn beroep tegen de onttrekking ook in op de besluitvorming rondom en de realisatie van de alternatieve route richting de spoorwegonderdoorgang. Eiser haalt daarbij de koop van grond aan, hoe met de relevante verpachte grond omgegaan is, legalisatie van gebruik van grond in strijd met het bestemmingsplan en het uitblijven van handhaving.
9. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat slechts het bestreden besluit, specifiek de onttrekking, onderwerp is van deze van procedure. De door eiser aangehaalde andere besluitvorming, uitblijven van handhaving en civielrechtelijke rechtshandelingen omtrent de alternatieve route maken geen onderdeel uit van het bestreden besluit en vallen daarmee buiten de omvang van het onderhavige geding.
10. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zij de door eiser aangehaalde onderwerpen kan behandelen in dit beroep. De rechtbank stelt voorop dat in de beroepsprocedure de omvang van het geding in de eerste plaats begrensd wordt door het besluit waartegen het beroep is ingesteld. De bestuursrechter kan bij de beoordeling van dat besluit niet treden buiten de reikwijdte en de strekking die het besluit heeft of, gelet op de daarop toepasselijke wettelijke bepalingen, had behoren te hebben. Dit betekent dat de rechtbank in beginsel alleen mag oordelen over het bestreden besluit of gedeelten daarvan. [2] In deze zaak is dat het besluit tot onttrekking. In dit besluit wordt wel verwezen naar de alternatieve route naar de spoorwegonderdoorgang maar geen besluit daarover genomen. Dat betekent concreet dat gronden die zien op de realisatie van de alternatieve route, de besluitvorming rondom die route en de daarmee samenhangende rechtshandelingen of het uitblijven van handhaving niet beoordeeld kunnen worden door de rechtbank in dit beroep. [3] Aan een beoordeling van de beroepsgrond van eiser die daarover gaan komt de rechtbank daarom niet toe. Wel vormt het feit dat er een alternatieve route gerealiseerd wordt naar de bestaande spoorwegonderdoorgang deel van de motivering van het bestreden besluit. De ingebruikname daarvan is in het bestreden besluit zelfs – anders dan de gemeenteraad stelt – als voorwaarde gesteld voor het uitvoeren van de onttrekking van de NABO. In die zin vormt de overweging dat deze alternatieve route er komt onderdeel van de in het bestreden besluit gemaakte belangenafweging. Die overweging valt daarom wel binnen de omvang van het geding en wordt door de rechtbank meegenomen in haar beoordeling.
Welke argumenten voert eiser aan tegen het bestreden besluit?
11. Eiser stelt dat het bestreden besluit genomen is in strijd met het vertrouwensbeginsel. Door een wethouder zou op een informatieavond zijn toegezegd dat zienswijzen die na sluiting van de deadline werden ingediend, nog meegenomen zouden worden. Dit is niet gebeurd. Verder is eiser van mening dat het besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De voorbereiding is onzorgvuldig en bij de besluitvorming zouden niet alle relevante belangen (goed) zijn afgewogen. Concreet voert eiser aan dat de gemeenteraad onvoldoende onderbouwd heeft dat deze NABO feitelijk gevaarlijk is en dat daarmee onttrekken en saneren nodig is. De gemeenteraad heeft daar onvoldoende specifiek en objectief onderzoek naar gedaan. De gemeenteraad had onderzoek moeten doen naar
dezeNABO en het niet moeten laten bij algemene bevindingen over NABO’s. Eiser voert daarbij aan dat deze NABO juist een laag risico kent. De overgang wordt alleen gebruikt door voetgangers en af en toe door onderhoudsvoertuigen. De overgang is voorzien van een hek dat eerst geopend moet worden voordat voetgangers kunnen oversteken. De ligging en het verloop van de spoorbaan maken dat aankomende treinen goed gehoord en gezien kunnen worden. Tot slot geeft ProRail soortgelijke spoorovergangen het risicoprofiel ‘laag’. Daarnaast heeft het besluit onevenredig nadelige gevolgen voor omwonenden inclusief eiser. Door het onttrekkingsbesluit en de kortere (alternatieve) route vanuit Duitsland die daarmee ontstaat zal er meer (drugs)overlast ontstaan.
Is het vertrouwensbeginsel geschonden?
12. De rechtbank moet beoordelen of de gemeenteraad het gerechtvaardigd vertrouwen van eiser geschonden heeft. Als een partij zich beroept op een gerechtvaardigd vertrouwen dan is het in beginsel aan die partij om aannemelijk te maken dat er uitlatingen zijn gedaan waarop hij heeft mogen vertrouwen. Dat is eiser niet gelukt. Eiser stelt dat de wethouder op een informatieavond dergelijke uitspraken gedaan zou hebben maar geeft ook aan dat hij daarvoor geen verdere onderbouwing kan geven. In een geval als deze waar het aan eiser is om de gestelde uitlatingen aannemelijk te maken en de gemeenteraad stelt dat deze uitspraken niet gedaan zijn, is de enkele stelling van eiser niet voldoende. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de inhoud van de te laat ingediende aanvullende zienswijze – waar het feitelijk om gaat bij eisers beroep op het vertrouwensbeginsel – niet tot een ander oordeel kan leiden in deze uitspraak. De zienswijze ziet namelijk op gronden die – zoals onder 9 tot 12 besproken – buiten de omvang van het geding vallen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid en voldoende gemotiveerd?
13. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de gemeenteraad een meer concrete en op deze NABO gerichte afweging van de risico’s had moeten maken en of (diepgaander) onderzoek naar die veiligheidsrisico’s had moeten plaatsvinden.
13. De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad ter motivering van het bestreden besluit verwijst naar het nationaal beleid om NABO’s aan te pakken omdat deze over het algemeen een onveilige manier zijn om het spoor over te steken en daar doden bij vallen. Ten aanzien van deze specifieke NABO benoemt de gemeenteraad in de besluitvorming dat deze in een onoverzichtelijke bocht ligt en dat veiligheidsrisico’s zullen toenemen vanwege elektrificatie van het treinverkeer en toenemend treinverkeer. Verder is met ProRail gekeken naar de alternatieven voor onttrekking maar die zijn in overleg niet gerealiseerd. Voorts wordt een alternatieve route besproken die voert naar een spoorwegonderdoorgang. Omdat deze route onder het spoor doorgaat zou deze daarmee in absolute zin veiliger zijn omdat daardoor het spoor niet langer overgestoken wordt en dus geen aanrijdingsgevaar bestaat. Hiermee motiveert de gemeenteraad haar conclusie dat het onttrekken van de NABO in het belang van de verkeersveiligheid is.
13. De rechtbank overweegt dat een meer uitputtend onderzoek naar deze specifieke spoorovergang er toe zou leiden dat het daadwerkelijke risico en daarmee het belang van de verkeersveiligheid beter te kwantificeren is. Dat is echter niet nodig om te motiveren dat het belang van de verkeersveiligheid gediend is met de onttrekking. Daarvoor is de vaststelling dat de NABO een (laag) veiligheidsrisico oplevert en deze weggenomen wordt door de onttrekking voldoende. Omdat het hier gaat om een bevoegdheid waarbij de gemeenteraad een ruime beleidsvrijheid toekomt levert deze vaststelling in beginsel een voldoende motivering op van het bestreden besluit. Voor een onttrekking zijn geen dringende redenen nodig. [4] Nu deze vaststelling reeds voldoende is behoeft de verdere motivering van de gemeenteraad geen bespreking. De rechtbank komt op grond hiervan ook tot het oordeel dat de gemeenteraad niet gehouden was een verderstrekkend onderzoek te doen naar de veiligheid/onveiligheid van deze specifieke NABO. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Wordt eiser onevenredig benadeeld?

16. Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het besluit onevenredig nadelige gevolgen heeft voor eiser. De rechtbank stelt voorop dat, als een partij stelt onevenredig benadeeld te zijn door een besluit, het in beginsel aan die partij is om dit aannemelijk te maken. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser er niet in slaagt de gestelde nadelige gevolgen – een toename in drugsoverlast – aannemelijk te maken. Eiser heeft voor de verwachte toename van drugsoverlast geen verdere onderbouwing gegeven dan zijn aanname dat dit zal gebeuren omdat de alternatieve route – kort gezegd – minder in het zicht ligt. Dit terwijl eiser wel in staat moeten zijn die toename nader te onderbouwing nu hij deze toename in overlast zelf zou moeten ervaren. Eiser geeft echter juist ter zitting aan dat hij na de onttrekking en realisatie van de alternatieve route geen toename van de (drugs)overlast heeft gemerkt. Er is zonder verdere onderbouwing geen reden om aan te nemen dat die toename nog komt. Eiser geeft ook aan dat hij geen reden heeft om aan te nemen dat deze nog zal komen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. De gemeenteraad heeft het besluit in redelijkheid kunnen nemen en is geen sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor eiser. Dat betekent dat de onttrekking van de NABO aan het openbaar verkeer in stand blijft.
18. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van D.M.C.J. Lemans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2024 .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL1829, r.o. 2.6 en recenter Rechtbank Amsterdam 7 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1348, r.o. 5.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2601, r.o. 3.1.
3.Vergelijk bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 5 juni 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3960: De verkoop van onttrokken grond viel niet binnen de omvang van het geding dat bestond uit een beroep tegen het onttrekkingsbesluit.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4268, r.o. 3.2.