ECLI:NL:RBAMS:2023:1348

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
AMS 21/2438
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen verkeersbesluit van de Gemeenteraad van Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2023, met zaaknummer AMS 21/2438, wordt het beroep van eiser tegen een verkeersbesluit van de Gemeenteraad van Amsterdam beoordeeld. Het verkeersbesluit, genomen op 10 juli 2020, houdt in dat de wegen in het [naam gebied] aan het openbaar verkeer worden onttrokken. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, kreeg op 31 maart 2020 te horen dat zijn bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft op 6 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van de gemeenteraad aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat de gemeenteraad bij het nemen van het verkeersbesluit rekening heeft gehouden met de belangen van het winkelcentrum en de gebruikers van de openbare ruimte. De gemeenteraad is van mening dat de bereikbaarheid van het winkelcentrum niet in gevaar komt en dat de verkeersveiligheid verbetert. Eiser heeft echter geen gronden aangevoerd die betrekking hebben op de rechtmatigheid van het verkeersbesluit zelf, maar richt zich op andere besluiten van de gemeenteraad, zoals de sloop van het [naam gebied] en de bestemmingsplannen. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, omdat zijn bezwaren niet relevant zijn voor de beoordeling van het verkeersbesluit.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/2438

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

de Gemeenteraad van Amsterdam, de gemeenteraad

(gemachtigde: mr. P.J.M. Nooij, mr. A. Ruijter en mr. D. Tattersall).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit.
1.2.
Met het besluit van 10 juli 2020 (het verkeersbesluit) heeft de gemeenteraad besloten de wegen op het [naam gebied] aan het openbaar verkeer te onttrekken. Met het bestreden besluit van 31 maart 2020 heeft de gemeenteraad het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigden van de gemeenteraad deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
In het projectbesluit [naam] uit 2004 is gekozen voor verdichting van het gebied [naam gebied] en het creëren van een nieuw hoogwaardig, duurzaam en leefbaar centrum met meer variatie in winkels, voorzieningen en woonmilieus. In 2007 is voor dit gebied een Stedenbouwkundig Plan en Investeringsbesluit vastgesteld. Het opheffen van het [naam gebied] en de herinrichting van het gebied is vastgesteld door de gemeenteraad in het bestemmingsplan [bestemmingsplan 1] en het op dit moment geldende bestemmingsplan [bestemmingsplan 2] .
2.2.
De gemeenteraad heeft met het verkeersbesluit besloten de wegen op het [naam gebied] aan het openbaar verkeer te onttrekken. Eiser heeft tegen dit verkeersbesluit bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft de gemeenteraad het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De gemeenteraad overweegt bij de onttrekking rekening te hebben gehouden met de belangen van het winkelcentrum (eigenaren en ondernemers) en de gebruikers en bezoekers van de openbare ruimte in het gebied en het winkelcentrum. De bereikbaarheid van het winkelcentrum komt volgens de gemeenteraad niet in gevaar. Ook komt het de verkeersveiligheid ten goede. Fietsers en voetgangers krijgen meer ruimte. De auto is in het groene deel niet meer welkom. Volgens de gemeenteraad is niet gebleken dat de toenemende verkeersoverlast en de parkeerdruk in omliggende straten of buurten zodanig onevenwichtig zijn afgewogen ten opzichte van het belang dat met de onttrekking gediend is.

Oordeel van de rechtbank

4. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een weg, niet behorende tot de in artikel 8 bedoelde, aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad van der gemeente, waarin de weg is gelegen.
5. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] beschikt het bevoegd gezag bij de beslissing over de toepassing van artikel 9 van de Wegenwet over veel beleidsruimte. De rechter dient zo’n beslissing te beoordelen aan de hand van de maatstaf of er strijd is met wettelijke voorschriften dan wel of de betrokken belangen zo onevenwichtig zijn afgewogen, dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan. [2] Voor het besluit tot onttrekking van een weg aan het openbaar verkeer hoeft geen dringende reden te bestaan. [3]
6. In deze procedure ligt uitsluitend het onttrekkingsbesluit voor waarin de gemeenteraad heeft besloten de wegen op het [naam gebied] tussen het huidige [naam gebied] aan het openbaar verkeer te onttrekken. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
7. Uit vaste jurisprudentie volgt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling, indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft. Eiser heeft immers geen gronden aangevoerd die betrekking hebben op de vraag of de gemeenteraad kon besluiten tot onttrekking aan het verkeer van de in het besluit bedoelde wegen op het [naam gebied] . Ter zitting heeft eiser uitgelegd dat zijn bezwaren zich richten tegen de sloop van het [naam gebied] en de wijze waarop de bestemmingsplannen tot stand zijn gekomen. De sloop van het [naam gebied] en de bestemmingsplannen zijn in deze procedure echter niet aan de orde. Wanneer eiser het niet eens is met andere besluiten die de gemeenteraad heeft genomen, dan is het aan eiser om tegen die besluiten rechtsmiddelen in te stellen. Dat hij dat niet ten aanzien van het [naam gebied] heeft gedaan, omdat hij ervan uitging dat de gemeenteraad de plannen nog wel zou bijstellen, maakt niet dat eiser zijn bezwaren tegen de sloop van het [naam gebied] en de bestemmingsplannen nu alsnog in deze procedure aan de rechtbank kan voorleggen. De door eiser aangevoerde argumenten kunnen dan ook niet leiden tot het resultaat dat eiser nastreeft, waardoor hij geen procesbelang heeft.

Conclusie

9. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Timmermans, voorzitter, en mr. M.F. Ferdinandusse en mr. A.K. Glerum, rechters, in aanwezigheid van mr. R.C. Kroeze, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2117.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4268.