ECLI:NL:RBLIM:2024:10013
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2:74 APV met betrekking tot drugshandel op straat
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een last onder dwangsom die door de burgemeester van Sittard-Geleen was opgelegd aan eiser wegens overtreding van artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De burgemeester had op 22 augustus 2022 een last onder dwangsom opgelegd aan eiser, die werd beschuldigd van drugshandel op straat. De last hield in dat eiser op straffe van een dwangsom van € 5.000,- tot een maximum van € 20.000,- zich diende te onthouden van het overtreden van het verbod op drugshandel. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze last, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de last.
De rechtbank heeft de zaak op 11 december 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de opgelegde last onder dwangsom beoordeeld, waaronder camerabeelden van de politie die eiser in verband brachten met drugshandel op het Stationsplein in Sittard. Eiser ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de bestuurlijke rapportage niet voldoende bewijs bood voor zijn overtreding.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld door de last onder dwangsom op te leggen, en dat de hoogte van de dwangsom niet onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, waardoor de last onder dwangsom gehandhaafd bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester voldoende grond had om aan te nemen dat eiser artikel 2:74 van de APV had overtreden, en dat de opgelegde dwangsom een preventieve werking had om herhaling van de overtreding te voorkomen.