ECLI:NL:RBLIM:2023:7535

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
C/03/295820 / HA ZA 21-434
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen broers over erfenissen en legitieme porties na onterving

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee broers over de erfenissen van hun ouders. De eiser, die door zijn ouders is onterfd, maakt aanspraak op zijn legitieme portie uit de nalatenschap van zowel zijn vader als zijn moeder. De vader is overleden op 31 juli 2015 en heeft in zijn testament de eiser onterfd, maar hem wel een legaat toegekend ter grootte van zijn legitieme portie. De moeder is overleden op 31 juli 2020 en heeft eveneens de eiser onterfd, maar hem ook een legaat toegekend. De gedaagde, die de nalatenschap van de vader beneficiair heeft aanvaard, is de enige erfgenaam van de moeder en heeft de nalatenschap van de moeder zuiver aanvaard.

De rechtbank moet zich buigen over de vraag of de gedaagde als executeur en/of vereffenaar kan worden aangemerkt en of de eiser recht heeft op zijn legitieme porties. De eiser heeft het legaat in het testament van zijn vader verworpen en stelt dat de omvang van de legitimaire massa moet worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met de aanzienlijke giften die de gedaagde heeft ontvangen van de ouders in het kader van de bedrijfsovername. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet als gedaagde in privé kan worden aangesproken voor de kosten van de afwikkeling van de nalatenschappen, omdat de eiser niet heeft aangetoond dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld.

De rechtbank heeft de vordering van de eiser tot betaling van zijn legitieme portie toegewezen tot een bedrag van € 44.347,-, en de overige vorderingen afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/295820 / HA ZA 21-434
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. T.G.M. Scheers,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.A.M.F. Spera.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 november 2022,
  • de akte houdende uitlating wijziging gronden van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feitenIn conventie en in reconventie

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn broers en, als zodanig, de enige kinderen van de heer [naam vader] (hierna: vader) en mevrouw [naam moeder] (hierna: moeder).
2.2.
Vader en moeder hebben samen met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , in het kader van de commanditaire vennootschap [naam cv] (hierna: de CV), een landbouwbedrijf (hierna: het landbouwbedrijf) geëxploiteerd. Vader was commanditair vennoot; moeder en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren beiden beherend vennoot. Het landbouwbedrijf was gevestigd aan de [adres] te [plaats] , op welk adres vader en moeder ook woonden (deze woning hierna: de woning).
2.3.
Met ingang van 1 januari 1995 is mevrouw [naam echtgenote] (hierna: [naam echtgenote] ), echtgenote van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , als derde beherend vennoot toegetreden tot de CV. Op dat moment is een nieuwe CV-overeenkomst (hierna: de CV-overeenkomst) opgesteld (prod. 1 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ).
2.4.
Met ingang van 1 januari 2001 hebben vader en moeder een einde gemaakt aan hun betrokkenheid bij het landbouwbedrijf. De CV is in verband hiermee ontbonden per 31 december 2000.
2.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [naam echtgenote] hebben de exploitatie van het landbouwbedrijf voortgezet in het kader van een daartoe overeengekomen maatschap (hierna: de Maatschap). In verband hiermee hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [naam echtgenote] op 17 september 2001 een maatschapsovereenkomst (prod. 3 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) gesloten, waaraan terugwerkende kracht is toegekend tot op 1 januari 2001.
2.6.
De overdracht van het landbouwbedrijf van de CV naar de Maatschap (hierna: de bedrijfsovername) is begeleid door [naam bv] accountants en belastingadviseurs (hierna: [naam bv] ), en meer in het bijzonder door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , die destijds als partner was verbonden aan [naam bv] .
2.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is tot 2006 de vaste (belasting)adviseur van de CV (en de vennoten) en van de Maatschap (en de maten) geweest.
2.8.
Vader is overleden op [overlijdensdatum 1] 2016. Vader heeft bij testament van 31 juli 2015 over zijn nalatenschap beschikt (prod. 3 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ). Hierin staat - voor zover thans van belang - het volgende:
‘( ...)ONTERVING/LEGAAT
Indien ik kom te overlijden voor mijn na te noemen partner, sluit ik mijn zoon, de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (...), en zijn afstammelingen uitdrukkelijk uit van erfopvolging.
Ik legateer aan hem een bedrag in geld, gelijk aan de waarde van dat gedeelte van mijn vermogen, waarop deze legataris als legitimaris in weerwil van door mij gedane giften en gemaakte uiterste wilsbeschikkingen aanspraak kan maken.
Op dit legaat zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a. Ter vaststelling van de grootte van genoemd legaat moet de waardering van de goederen en schulden van mijn nalatenschap geschieden in onderling overleg. Als schulden worden in dit verband alleen aangemerkt de schulden genoemd in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met d Burgerlijk Wetboek, voor zover zij van toepassing zijn. Indien in onderling overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de waardering geschiedt deze door een deskundige, te benoemen door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin ik mijn laatste woonplaats had (...);
b. Het legaat is niet vrij van rechten en kosten;
c. Het legaat is opeisbaar binnen één (1) jaar na mijn overlijden; er is slechts sprake van verzuim na ingebrekestelling.
(...)
INKORTINGSVOLGORDE; NIET-OPEISBAARHEIDSCLAUSULE; UITSLUITING AANSPRAKEN AFSTAMMELINGEN BIJ BEROEP OP LEGITIEME
Ik bepaal dat de verkrijging van mijn partner als eerste voor inkorting in aanmerking zal komen en dat de legitimaire aanspraken van mijn afstammelingen, voorzover ten laste van mijn partner komende, eerst na het overlijden van mijn partner opeisbaar zullen zijn.
Indien mijn partner als rechtverkrijgende in mijn nalatenschap optreedt en een legitimaris verwerpt en tevens aanspraak maakt op zijn legitieme portie, zullen de afstammelingen van deze legitimaris, in afwijking van hetgeen elders in dit testament mocht zijn bepaald, niet als (testamentair of intestaat) erfgenaam of als legataris in zijn plaats treden, doch zal de verworpen verkrijging aan mijn partner toevallen.
(…)EXECUTEURSBENOEMINGIk benoem mijn partner (…) tot executeur.Voor het geval mijn partner deze benoeming tot executeur niet kan of wil aanvaarden benoem ik, in haar plaats, eventueel met opvolging, met geheel gelijke bevoegdheden: mijn zoon, de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (…)(…)Taak executeurDe executeur heeft tot taak, de goederen van mijn nalatenschap te beheren en de nalatenschapsschulden te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen dienen te worden voldaan, het afgeven van legaten, uitvoeren van verblijvingsbedingen en het uitkeren van schulden er zake van legitieme porties daaronder uitdrukkelijk begrepen.(…)’.
2.9.
Moeder heeft de nalatenschap van vader zuiver aanvaard.
2.10.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de nalatenschap van vader beneficiair aanvaard (prod. 33 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ).
2.11.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bij brief van 23 februari 2017, aan de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij de afwikkeling van de nalatenschap van vader betrokken notaris (prod. 7 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ), het testamentaire legaat verworpen en aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie.
2.12.
Moeder is overleden op [overlijdensdatum 2] 2020. Ten tijde van haar overlijden was de nalatenschap van vader nog niet afgewikkeld. Moeder heeft bij testament van 31 juli 2015 over haar nalatenschap beschikt (prod. 1 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ). Hierin staat - voor zover thans van belang - het volgende:
‘( ...) EXECUTEURSBENOEMINGIk benoem mijn partner (…) tot executeur.Voor het geval mijn partner deze benoeming tot executeur niet kan of wil aanvaarden benoem ik, in zijn plaats, eventueel met opvolging, met geheel gelijke bevoegdheden: mijn zoon, de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (…).(…)ONTERVING / LEGATEN AAN KLEINKINDEREN / NADERE ERFSTELLINGVoor het geval ik mocht overlijden na of rechtens gelijktijdig met mijn partner, beschik ik als volgt:
1. ONTERVING/LEGAAT LEGITIEME PORTIE
Ik sluit mijn zoon. de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voornoemd, alsmede zijn afstammelingen, uitdrukkelijk uit van erfopvolging. Ik legateer aan hem een bedrag in geld, gelijk aan de waarde van dat gedeelte van mijn vermogen, waarop deze legataris als legitimaris in weerwil van door mij gedane giften en gemaakte uiterste wilsbeschikkingen aanspraak kan maken.
Op dit legaat zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a. Ter vaststelling van de grootte van genoemd legaat moet de waardering van de goederen en schulden van mijn nalatenschap geschieden in onderling overleg. Als schulden worden in dit verband alleen aangemerkt de schulden genoemd in artikel 4:7 lid 1 onder a tot en met d Burgerlijk Wetboek, voor zover zij van toepassing zijn. Indien in onderling overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de waardering geschiedt deze door een deskundige, te benoemen door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin ik mijn laatste woonplaats had (...);
b. Het legaat is niet vrij van rechten en kosten;
c. Het legaat is opeisbaar binnen één (1) jaar na mijn overlijden; er is slechts sprake van verzuim na ingebrekestelling.
(...)
3. ERFSTELLING
Met inachtneming van het vorenstaand legaat, benoem ik tot mijn enige en algehele erfgenaam van mijn gehele nalatenschap: mijn zoon, de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voornoemd.
(...)"
2.13.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de nalatenschap van moeder beneficiair aanvaard (prod. 52 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ).
2.14.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de benoeming tot executeur in de nalatenschap van moeder aanvaard.
2.15.
De kantonrechter in deze rechtbank heeft, op verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , bij beschikking van 30 november 2020 de termijn ex art. 4:73 lid 1-slot BW verlengd met zes maanden, te rekenen vanaf datum beschikking.
2.16.
Bij brief van 21 juni 2021 aan (een adviseur van) [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (prod. 29 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meegedeeld aanspraak te maken op zijn legitieme portie in de nalatenschap van moeder.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
1. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur dan wel als erfgenaam in de nalatenschap van vader veroordeelt om, binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen diens legitimaire vordering van € 120.898,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, het uit te betalen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente;
2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur dan wel als erfgenaam in de nalatenschap van moeder veroordeelt om, binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen diens legitimaire vordering van € 222.207,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, het uit te betalen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente;
subsidiair
3. het aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende vorderingsrecht uit hoofde van zijn legitieme portie in de nalatenschap van vader en in de nalatenschap van moeder vaststelt;
4. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur dan wel als erfgenaam in de nalatenschap van vader veroordeelt, om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen diens legitimaire vordering zoals onder 1 vastgesteld, het uit te betalen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente, op welk bedrag in mindering zullen strekken de bedragen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] reeds heeft voldaan met betrekking tot de aanspraak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op zijn legitieme portie en op wettelijke rente;
primair en subsidiair
met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten met rente.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd aan zijn vorderingen.
Vader en moeder hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onterfd. Op grond van hun beider testamenten kan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in beide nalatenschappen aanspraak maken op een legaat ter grootte van zijn legitieme portie. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft het legaat in het testament van vader echter verworpen, zodat hij in die nalatenschap aanspraak kan maken op zijn legitieme portie als zodanig. Datzelfde geldt in de nalatenschap van moeder.
Bij de berekening van de omvang van de legitieme portie (en, daaraan voorafgaand, bij de vaststelling van de legitimaire massa) dient, in beide nalatenschappen, rekening te worden gehouden met de aanzienlijke giften die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ontvangen van vader en moeder, dit in hoofdzaak in het kader van de bedrijfsovername. Daardoor vallen de beide legitieme porties veel hoger uit dan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in het de fase vóór deze procedure bereid was om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit te keren.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt hierop in de onderhavige procedure aangesproken als executeur (dan wel als vereffenaar). Naar verwachting is de omvang van de nalatenschap van moeder onvoldoende om daaruit de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verschuldigde legitieme porties volledig uit te keren. Daarvan uitgaande dient inkorting plaats te vinden, in die zin dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als ontvanger van de giften uit zijn privévermogen de nalatenschap van moeder dient aan te vullen tot het vereiste bedrag. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt hierop aangesproken als erfgenaam (dan wel in privé,
pro se).
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert na wijziging van zijn eis, samengevat en naar de rechtbank begrijpt, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. primair: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 75.604,92 aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , in zijn hoedanigheid van executeur thans vereffenaar of pro se, dit bedrag te vermeerderen met wettelijke rente;
2. subsidiair: voor recht verklaart dat het onder 1. genoemde bedrag als zijnde kosten ten laste van de nalatenschap en de legitimaire massa dient te worden gebracht;
3. meer subsidiair: voor recht verklaart dat het onder 1. genoemde bedrag als vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te worden verrekend met de (eventuele) vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
subsidiair4. verklaart voor recht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toerekenbaar tekort is geschoten;
onderscheidenlijk onrechtmatig heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van belastingadviseur;
5. voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als gevolg van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gepleegde wanprestatie dan wel onrechtmatige daad schade heeft geleden en mogelijk nog zal lijden;
6. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van wanprestatie respectievelijk onrechtmatige daad van € 66.973,46 (hypothese toerekening legaat) dan wel € 150.690,86 (hypothese geen toerekening legaat), althans een door de rechtbank nader te bepalen bedrag, het uit te betalen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente;
7. voor recht verklaart dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan worden verrekend met de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
in alle gevallen
met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten met nakosten en rente.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd aan zijn vorderingen.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, door zijn opstelling jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de door deze ingeschakelde deskundigen, tot op heden de afwikkeling van de nalatenschappen van vader en moeder gefrustreerd. De opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is daarbij, inhoudelijk gezien, onverenigbaar met zijn opstelling ten tijde van de bedrijfsovername, toen hij de CV en de Maatschap heeft geadviseerd.
Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opstelling moet [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veel kosten maken, die in mindering komen op zijn erfenis van vader en moeder. Dat is niet terecht; deze kosten dienen voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te komen, op diverse wettelijke en buitenwettelijke gronden die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daartoe aanvoert.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] maakt hierbij onderscheid tussen: (a) de situatie waarin de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroorzaakte schade wordt betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder (waarop zijn primaire vorderingen zien), en (b) de situatie waarin dit een en ander niet gebeurt en de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroorzaakte schade dient te worden afgewikkeld op basis van zijn adviseurschap in het kader van de bedrijfsovername (waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] subsidiaire vorderingen zien).
3.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.4. De beoordelingIn conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de vorderingen en het daartoe aangevoerde, houden conventie en reconventie in deze zaak onderling verband. Een toewijzende beslissing op de vorderingen onder 1. en 2. in reconventie is van invloed op (de omvang van) de nalatenschappen van vader en moeder die centraal staan in conventie. De subsidiaire vorderingen in reconventie zijn, onder meer, gebaseerd op de stelling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als (belasting)adviseur van de CV en de Maatschap is tekortgeschoten, in het bijzonder in verband met de bedrijfsovername. Alvorens hierover te oordelen is het wenselijk dat eerst wordt beslist op de vorderingen in conventie.
De rechtbank zal hierna de ‘normale’ volgorde aanhouden en eerst de vorderingen in conventie behandelen en daarna de vorderingen in reconventie. Zoals hierna nader zal blijken, kan dat zonder bezwaar.
4.1.1.
Voorafgaande aan de behandeling van conventie en reconventie zal de rechtbank twee
inleidende opmerkingenmaken, van belang voor conventie en reconventie, over de dagvaarding en de processtukken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (rov. 4.2.) en over de hoedanigheden waarin [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze procedure optreden en worden aangesproken (rov. 4.3.).
4.1.2.
Waar het de
conventiebetreft, zal de rechtbank eerst ingaan op enkele van belang zijnde deelaspecten van de zaak: de imputatieregeling in art. 4:73 BW (rov. 4.4. e.v.), de legitimaire massa (rov. 4.5. e.v.) en de bedrijfsovername (rov. 4.6. e.v.).
Op basis van dit een en ander zal daarna aan de orde komen of en zo ja, in hoeverre de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor toewijzing in aanmerking komen (rov. 4.7. e.v.).
4.1.3.
Waar het de
reconventiebetreft, zal de rechtbank de ingestelde vorderingen achtereenvolgens bespreken en beoordelen (zie de rov. 4.8. e.v.).
4.2.
De dagvaarding: De dagvaarding van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is, gelet op de complexiteit van de onderhavige zaak, zeer summier te noemen. Waar het de inhoudelijke uitwerking van zijn standpunten en de daarop gebaseerde vorderingen betreft, wordt in de dagvaarding in hoofdzaak verwezen naar twee financiële overzichten (prod. 16 en 17 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) en naar correspondentie tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en (adviseurs van) [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de periode vóór het uitbrengen van de dagvaarding (prod. 4-15 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ).
De correspondentie heeft betrekking op kwesties die, in de vorm van concrete posten, terugkeren op de genoemde overzichten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft echter niet, maar in elk geval onvolledig en summier, aangegeven op precies welke passages in de correspondentie van zijn kant hij thans een beroep doet ter ondersteuning van zijn vorderingen. In zijn processtukken van latere datum is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vergelijkbaar summier.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is hierdoor niet, maar in elk geval onvoldoende, in staat geweest om precies te weten waartegen hij zich (in conventie) moest verweren. Dit heeft ertoe geleid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , wellicht voor alle zekerheid, ruimschoots verweer heeft gevoerd. Op verscheidene punten heeft de rechtbank pas na kennisneming van het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] goed begrepen wat precies het standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is en waarop het is gebaseerd. Dit is een onwenselijke gang van
zaken.
De rechtbank zal hierna enkel acht slaan op die (passages in de) producties van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] waarop hij zich duidelijk kenbaar - voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en voor de rechtbank - heeft beroepen. Dat kan betekenen dat de rechtbank een standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] terzijde laat of verwerpt omdat het niet dan wel onvoldoende is onderbouwd. Die beslissing is dan de consequentie van de opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als procespartij in de onderhavige procedure (hoofdzakelijk in conventie).
In aansluiting op het voorgaande verdient opmerking dat de bewijslast in conventie rust op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en in reconventie op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , een en ander conform de hoofdregel van art. 150 Rv.
4.3.
Verschillende hoedanigheden: De onderhavige zaak heeft in hoofdzaak betrekking op de onderlinge verhouding - in juridische zin - van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
Zoals al is gebleken bij de bespreking van de grondslagen van hun vorderingen (zie de
rov. 3.2. en 3.6.), treden [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze zaak op in verschillende hoedanigheden en worden zij ook in verschillende hoedanigheden aangesproken.
In verband met deze hoedanigheden stelt de rechtbank het volgende voorop.
4.3.1.
De hoedanigheden van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geldt, als kind van vader en moeder, als hun afstammeling en inmiddels als hun nabestaande, maar ten gevolge van de ontervingen in de testamenten van vader en moeder niet als hun (mede-)erfgenaam. Daarmee is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook geen deelgenoot in de goederen in de nalatenschap van moeder. Hij is enkel schuldeiser van de nalatenschappen van vader en moeder. In dit laatste verband is niet van belang of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft te gelden als legataris (zoals in de beide testamenten wordt vooropgesteld, zie de artt. 4:117 e.v. BW), of als legitimaris (zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat het geval is, zie de artt. 4:63 e.v. BW).
Voor de uitkomst van de conventie is dit laatste onderscheid in hoedanigheden niettemin van groot belang, omdat de legitimaris ten opzichte van de nalatenschap een veel sterke positie inneemt dan de legataris (zie art. 4:89 BW vs. art. 4:120 BW).
In reconventie wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] primair aangesproken als schuldeiser van de nalatenschappen van vader en moeder, subsidiair in zijn hoedanigheid van opdrachtnemer van de CV en de Maatschap.
4.3.2.
De hoedanigheden van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geldt, als kind van vader en moeder, als hun afstammeling en inmiddels ook als hun nabestaande en tevens mede-erfgenaam (bij vader) dan wel erfgenaam (bij moeder). Alle goederen in de nalatenschap van vader zijn na zijn overlijden, ten gevolge van de wettelijke verdeling, toegevallen aan moeder (zie art. 4:13 lid 2 BW). Na haar overlijden zijn al haar goederen toegevallen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , als haar enige erfgenaam.
Ten gevolge van de wettelijke verdeling is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook schuldeiser van de nalatenschap van moeder, namelijk ter zake de geldvordering ter hoogte van zijn ‘vadersdeel’. Deze geldvordering is inmiddels opeisbaar (zie art. 4:13 lid 3 BW).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, onweersproken, gesteld dat moeder de benoeming tot executeur niet heeft aanvaard en dat hijzelf dat, in haar plaats, wel heeft gedaan.
Moeder heeft de nalatenschap van vader zuiver aanvaard. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de nalatenschap van vader beneficiair aanvaard. Ten gevolge van het bepaalde in art. 4:202 lid 3 BW heeft deze laatste beslissing niet tot gevolg dat de nalatenschap van vader moet worden vereffend. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gold - en nog steeds geldt (vanwege de nog niet voldane schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als legataris/legitimaris in de nalatenschap van vader) - als executeur in die nalatenschap. Als executeur vertegenwoordigt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de erfgenamen (thans enkel zichzelf) in en buiten rechte (zie art. 4:145 lid 2 BW).
Ten gevolge van zijn beslissing om de nalatenschap van moeder beneficiair te aanvaarden is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vereffenaar in die nalatenschap (zie art. 4:202 lid 1, aanhef en sub a. BW). In deze hoedanigheid vertegenwoordigt hij de erfgenamen (thans: enkel zichzelf) in en buiten rechte (zie art. 4:211 lid 2 BW). Ten gevolge van de beneficiaire aanvaarding is een einde gekomen aan de taak van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur in de nalatenschap van moeder (zie de artt. 4:149 lid 1, aanhef en sub d. en 4:202 lid 1, aanhef en sub a. BW). Gesteld noch gebleken is namelijk dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur een zogenaamde ruimschoots-toereikendverklaring heeft afgelegd.
Ten gevolge van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beneficiaire aanvaarding van beide nalatenschappen vindt, tot het einde van de vereffening (als hoofdregel), geen vermenging van de nalatenschappen van vader en moeder met het eigen vermogen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] plaats (zie art. 4:200 BW).
4.3.3.
In rov. 3.2. is gebleken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (in conventie) in hoofdzaak wordt aangesproken als executeur (of als vereffenaar). In de dagvaarding is enkel sprake van
‘executeur’, maar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daarna niet weersproken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van moeder in die nalatenschap heeft te gelden als vereffenaar.
Waar het de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft, zijn er (in deze zaak) geen wezenlijke verschillen tussen de executeur en de vereffenaar. De rechtbank zal er hierna van uitgaan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans executeur is in de nalatenschap van vader en vereffenaar in de nalatenschap van moeder en dat hij (in hoofdzaak) in één van deze kwaliteiten (of in beide tegelijk) wordt aangesproken (in conventie) en optreedt (in reconventie). Een eventuele betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit de nalatenschap van moeder zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] doen als vereffenaar in die nalatenschap. De rechtbank zal, zo nodig, de vordering onder 2. in conventie verbeterd lezen.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] spreekt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarnaast aan als
‘erfgenaam’. Dat is althans het woord dat wordt gebruikt in de vorderingen (zie rov. 3.1.). Elders in de processtukken wordt door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dit verband ook wel de aanduiding
‘pro se’(in privé) gebruikt. Enkel deze laatste aanduiding drukt uit waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , kennelijk, doelt, namelijk de aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met zijn privévermogen, als blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich met betrekking tot aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gedane giften terecht beroept op inkorting (zie art. 4:89 BW).
Deze kwestie (en daarmee de aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé) is, gelet op de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , enkel relevant in verband met de nalatenschap van moeder (in verband met de nalatenschap van vader heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich niet beroepen op inkorting). De rechtbank zal, zo nodig, de vordering onder 2. in conventie verbeterd lezen.
4.3.4.
De onduidelijkheden in de processtukken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , zoals gesignaleerd, zijn voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aanleiding geweest om in zijn conclusie van antwoord in conventie diverse niet-ontvankelijkheids-verweren te voeren. Deze verweren heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tijdens de mondelinge behandeling (behoudens één uitzondering) ingetrokken. De uitzondering betreft de positie van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als gedaagde in privé (pro se). Die kwestie zal kort aan de orde komen in
rov. 4.7.2.
In de processtukken van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uit de periode ná de mondelinge behandeling komen opnieuw (grotendeels dezelfde of vergelijkbare) ontvankelijkheidskwesties aan de orde. Gelet op de opstelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tijdens de mondelinge behandeling gaat de rechtbank ervan uit dat dit geen (nieuwe) verweren zijn, waarop de rechtbank dient te beslissen.
In conventieDe imputatieregeling in artikel 4:73 BW
4.4.
Het eerste onderwerp dat bespreking behoeft, tegen de achtergrond van hetgeen in het voorgaande werd overwogen en beslist over de posities van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , is de imputatieregeling in art. 4:73 BW.
Op grond daarvan komt de waarde van een door de legitimaris verworpen legaat van een bepaalde geldsom in mindering op zijn legitieme portie (anders gezegd: vindt imputatie of toerekening van het verworpen legaat op de legitieme portie plaats), tenzij sprake is van een zogenaamd inferieur legaat.
Van dit laatste is in deze zaak sprake, omdat de opeisbaarheid van de legaten in de testamenten van zowel vader als moeder wordt gekoppeld aan een termijn van een jaar (zie art. 4:73 lid 1, aanhef en sub c BW). De opeisbaarheid van het legaat in de nalatenschap van vader is verder uitgesteld ten gevolge van de wettelijke verdeling van die nalatenschap, namelijk tot na het overlijden van moeder (zie art. 4:81 lid 2, aanhef en sub b. jo. art. 4:81 lid 1 BW).
De imputatieregeling is in de eerste plaats aan de orde in verband met de nalatenschap van vader, omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , onder uitdrukkelijke verwerping van het testamentaire legaat, aanspraak heeft gemaakt op zijn legitieme portie. De daaruit (eventueel) voorvloeiende vordering op de nalatenschap van vader is inmiddels opeisbaar (zie art. 4:81 lid 2 jo. lid 1 BW). De imputatieregeling is daarnaast aan de orde omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook in de nalatenschap van moeder aanspraak heeft gemaakt op zijn legitieme portie. Ook deze (eventuele) vordering is inmiddels opeisbaar (zie art. 4:81 lid 1 BW).
4.4.1.
De nalatenschap van vader: Niet ter discussie staat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het legaat in het testament van vader tijdig - dat wil zeggen: binnen drie maanden na diens overlijden (zie art. 4:73 lid 1-slot BW) - heeft verworpen. Dit betekent dat de verwerping van het legaat, gegeven zijn karakter als inferieur legaat, geen consequenties heeft voor de omvang van de legitieme portie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de nalatenschap van vader. Op die omvang komt de rechtbank hierna terug (zie de rov. 4.5. e.v. en 4.6. e.v.).
4.4.2.
De nalatenschap van moeder: De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het legaat in het testament van moeder heeft verworpen. Die verwerping is, impliciet maar onmiskenbaar, opgenomen in de brief van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 21 juni 2021 (zie rov. 2.16.). Daarin is (mede) in verband met de nalatenschap van moeder sprake van (de aanspraak op)
‘mijn legitieme’(pag. 1, 6e regel van onderen), van de
‘legitimaire massa/legitieme portie’(in de nalatenschap van moeder, pag. 2 onder 2.2., 5e regel) en van (de)
‘legitieme portie (van beide nalatenschappen tezamen)’(pag. 3, laatste al., regel 1). Nergens in de brief wordt melding gemaakt van (enige aanspraak op) het legaat in het testament van moeder. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was op de hoogte van de inhoud van dat testament. Tegen de achtergrond van het daarin bepaalde mocht (en moest) hij uit de brief opmaken dat de wil van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was gericht op het verwerpen van het legaat, om vervolgens aanspraak te maken op zijn legitieme portie.
4.4.3.
Uit de eerdere brieven van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (prod. 5 en 12 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) volgt zijn verwerping van dat legaat niet, ook niet impliciet. In die brieven is weliswaar sprake van
‘legitimaire massa’en van
‘de legitieme’, maar die vermeldingen betreffen in hoofdzaak [eiser in conventie, verweerder in reconventie] legitieme portie in de nalatenschap van vader. Daar komt bij dat ook ter vaststelling van de omvang van het legaat in de nalatenschap van moeder eerst de omvang van de legitimaire massa en van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] legitieme portie moet worden vastgesteld, zodat het hanteren van de hiervoor genoemde woorden en begrippen als zodanig nietszeggend is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hoefde (en moest) daaruit niet te begrijpen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wil was gericht op het verwerpen van het legaat in het testament van moeder.
Anderzijds mocht [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit het gebruik van de genoemde woorden en begrippen in de correspondentie zijdens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uit dezelfde periode, om de genoemde redenen, niet afleiden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] begreep dat de wil van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was gericht op het verwerpen van het legaat.
Kortom: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft het legaat in het testament van moeder verworpen, om aanspraak te kunnen maken op zijn legitieme portie, en die verwerping is geschied op 21 juni 2021.
4.4.4. Deze laatste vaststelling is van belang in verband met de toepasselijke termijnen.
Op grond van art. 4:73 lid 1-slot BW dient een inferieur legaat, om aan imputatie te ontkomen, te worden verworpen binnen drie maanden na het overlijden van de erflater. Moeder is overleden op [overlijdensdatum 2] 2020, zodat de verwerping uiterlijk op 30 juli 2020 had dienen te geschieden. Deze termijn is nadien verlengd tot 30 mei 2021 (zie rov. 2.15.). Gesteld noch gebleken is dat de termijn later opnieuw is verlengd.
Dit heeft tot gevolg dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het legaat in het testament van moeder weliswaar heeft verworpen, maar te laat om te verhinderen dat de door art. 4:73 lid 1 BW vooropgestelde imputatie plaatsvindt.
Om te ontkomen aan dit oordeel heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich beroepen op het bepaalde in artikel 4:201 BW (cva in rec., nr. 12 e.v.). Dit beroep faalt. Uit de genoemde bepaling volgt inderdaad dat legaten vormvrij kunnen worden aanvaard en verworpen. Juist op grond daarvan heeft in deze zaak te gelden dat de verwerping van het legaat is opgenomen in de brief van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 21 juni 2021 en niet, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bepleit, in de eerdere correspondentie tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (zie de rov. 4.4.2. en 4.4.3.).
4.4.5.
Het in het testament van moeder aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toegekende legaat heeft dezelfde omvang als de legitieme portie die hem, eventueel, op grond van de wet zou toekomen (zie rov. 2.12.). Dit betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] waar het betreft de nalatenschap van moeder geen aanspraak (meer) kan maken op enig bedrag aan legitieme portie: door de toerekening van het verworpen legaat op de legitieme portie wordt de omvang van deze laatste gereduceerd tot ‘nul’. Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] afstand heeft gedaan van het legaat in het testament van moeder kan hij ook daarop geen aanspraak (meer) maken. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niets gesteld dat afdoet aan deze oordelen.
Dit alles betekent dat de omvang van de legitimaire massa in de nalatenschap van moeder hierna buiten beschouwing kan blijven. De vaststelling daarvan dient geen doel. Ook het bepaalde in art. 4:73 lid 1, aanhef en sub d BW kan buiten beschouwing blijven. Hetzelfde geldt, in nauw verband hiermee, voor het beroep op inkorting zoals door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gedaan (zie
rov. 3.2.).
De vordering onder 2. zal, al met al, worden afgewezen. Datzelfde zal gebeuren met de vordering onder 3., voor zover die ziet op de nalatenschap van moeder.
De legitimaire massa
4.5.
De vraag die vervolgens rijst is (enkel nog) die naar de omvang van de legitimaire massa in de nalatenschap van vader. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in art. 4:65 BW. Niet ter discussie staat daarbij dat de legitieme portie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de nalatenschap van vader 1/6e deel van de toepasselijke legitimaire massa bedraagt.
Art. 4:65 BW bepaalt, voor zover van belang, dat
‘legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f.’.De verruiming in verband met de giften heeft betrekking op alle handelingen (al dan niet schenkingen) die ertoe strekken dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt (zie art. 7:186 BW). Giften worden gewaardeerd naar het tijdstip van de prestatie (zie art. 4:66 lid 1 BW).
De beperking in verband met de schulden is in deze zaak in elk geval relevant in verband met de kosten van lijkbezorging (zie art. 4:7, aanhef en sub b BW en rov. 4.5.2.).
Zoals hierna zal blijken, verschillen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van mening over de omvang van de legitimaire massa.
4.5.1.
Het standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] :[eiser in conventie, verweerder in reconventie] berekent de legitimaire massa als volgt.
Zijn vertrekpunt is de helft van het zuiver saldo van de nalatenschap
van vader, zoals (volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) berekend door (de adviseur van)
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (a) € 147.139,-.
Op dit bedrag worden drie correcties aangebracht:
- wegens te laag gewaarde inboedel: (€ 6.000,- :2 =) (b) € 3.000,-
- wegens te laag gewaardeerde woning: (€ 137.000,- : 2 =) (c) € 68.500,-
- wegens te laag gewaardeerde juwelen: (€ 3.000,- : 2 =) (d) € 1.500,-.
Vervolgens wordt de helft van de giften aan vier personen
bijgeteld:
- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (€ 1.793.941,83 :2 =) (e) € 896.971,-
- aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] : (€ 159.209,- :2 =) (f) € 79.605,-
- aan [naam 1] (zoon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ): (€ 6.300,- :2 =) (g) € 3.150,-
- aan [naam 2] (dochter van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ): (€ 6.300,- :2 =)
(h) € 3.150,-.Dit levert een totaal aan legitimaire massa op van: € 1.203.014,-.
De legitieme portie bedraagt dan (€ 1.203.014,- :6 =) € 200.502,-. Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] al een schenking van € 79.605,- heeft ontvangen, resteert een door hem als legitimaris te ontvangen bedrag van € 120.898,-, aldus nog steeds [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (prod. 16 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ).
4.5.2.
Het standpunt van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inzake de omvang van de legitimaire massa betwist, en wel als volgt.
Van het in rov 4.5.1. onder (a) genoemde bedrag dient volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag van € 5.461,- aan uitvaartkosten te worden afgetrokken.
Vertrekpunt volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is daarmee (€ 147.139,- -/- € 5.461,- = ): (a) € 141.678,-.
De drie door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangebrachte correcties onder (b)-(d) worden
betwist. Niettemin neemt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op:
- in verband met de inboedel: (€ 3.000,- :2 =) (b) € 3.000,-
- in verband met de juwelen: (€ 3.000,- : 2 =) (d) € 1.500,-.
Aan bij te tellen giften voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op:
- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (€ 979.253,- :2 =) (e) € 489.626,-
- aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] : (f) € 79.604,-
- aan [naam 1] : (g) € 3.150,-
- aan [naam 2] :
(h) € 3.150,-.
Dit levert een totaal aan legitimaire massa op van: € 720.208,-.
Hiervan uitgaande stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de omvang van de legitieme portie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de nalatenschap van vader op (€ 720.208,- :6 =) € 120.035,-. Na aftrek van de gift aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
van € 79.604,- resteert dan een schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van (afgerond) € 40.431,-, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (prod. 48 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ).
4.5.3.
De rechtbank: De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het op een aantal punten eens zijn. Dat geldt voor het bedrag van € 147.139,- als vertrekpunt voor de berekening, en verder voor de posten onder (f), (g) en (h). De rechtbank zal deze posten niet verder bespreken.
Op alle andere punten zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het oneens. De bedrijfsovername komt hierna afzonderlijk aan de orde (zie rov. 4.6.). In verband met enkele verhoudingsgewijs kleinere posten in de beide financiële overzichten overweegt de rechtbank als volgt.
4.5.4.
Uitvaart: Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij de berekening van de legitieme massa rekening houdt met kosten van de uitvaart van moeder is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4:7 BW. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ook niet gereageerd op de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangebrachte correctie.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat als vertrekpunt bij de berekening van de legitimaire massa moet worden genomen het in rov. 4.5.2. onder (a) genoemde bedrag
van € 141.678,-.
4.5.5.
Inboedel en sieraden: Tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bestaat verschil van mening over de posten ‘inboedel’ en ‘sieraden’. Over de waarde van inboedel en sieraden zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het eens geworden tijdens de mondelinge behandeling. Opvallend is, afgezien van de waarde ervan, dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de inboedel en de sieraden enkel opvoert in zijn financiële overzicht betreffende de nalatenschap van moeder. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de (aanvankelijk) door hem juist geachte waardes daarentegen gelijkelijk verdeeld over de nalatenschappen van vader en moeder.
Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank minder juist, alleen al omdat vader en moeder met een tussenruimte van ruim drie jaren zijn overleden en het niet voor de hand ligt dat de genoemde zaken ten tijde van het overlijden van moeder nog dezelfde waarde hadden als ten tijde van het overlijden van vader; dat geldt zeker voor de inboedel.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet (nader) toegelicht waarom zijn opstelling niettemin juist is. Daar komt bij dat ook [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn conclusie van antwoord in reconventie (in een passage die vooral verband houdt met zijn eigen vordering in conventie) uitdrukkelijk spreekt van
‘de inboedel en de juwelen van erflaatster’.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de posten ‘inboedel’ en ‘sieraden’ enkel verband houden met de nalatenschap van moeder. Die nalatenschap blijft hier, als gezegd, buiten beschouwing. Dit betekent dat de rechtbank de in rov. 4.5.1. onder (b) en (d) vermelde correcties niet zal overnemen.
4.5.6.
De woning: In verband met de woning (zie rov. 2.2.) stelt de rechtbank voorop dat, ten gevolge van de in rov. 4.4.5. genomen beslissingen, enkel nog relevant is wat de waarde ervan was op [overlijdensdatum 1] 2016, de dag dat vader is overleden.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de marktwaarde van de woning in de periode vóór deze procedure gesteld op
€ 232.000,- en heeft daaraan vastgehouden in zijn conclusie van antwoord (en in het daarbij gevoegde financiële overzicht, prod. 48). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich ter onderbouwing van dit bedrag op een taxatie van 5 juli 2016 van mw. [naam taxateur 1] van [naam makelaar 1] te [vestigingsplaats 1] (onderdeel van zijn prod. 8). Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren zijn ouders medio 2016 voornemens om de woning te verkopen en om te verhuizen naar elders en is de woning daarom getaxeerd.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de waarde van de woning in de dagvaarding (en in het daarbij gevoegde financiële overzicht, prod. 16) gesteld op € 369.000,-. Nadien heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn standpunt ingrijpend bijgesteld. Bij zijn (na de mondelinge behandeling genomen) akte van 17 augustus 2022 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (als prod. 18) een taxatierapport van [naam taxateur 2] van [naam makelaar 2] te [vestigingsplaats 2] van 18 juli 2022 overgelegd, dat (mede) betrekking heeft op de marktwaarde van de woning op [overlijdensdatum 1] 2016. Die waarde wordt door de taxateur gesteld op € 275.000,-. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dit bedrag overgenomen.
4.5.7.
De rechtbank constateert dat het rapport waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich beroept zeer summier is en dat daarin wordt vermeld dat het doel van de taxatie is
‘overdracht van de woning binnen familie verband’. In het rapport wordt vermeld dat als waarderingsmethode is gehanteerd de
‘objectvergelijking’(met de
‘kuberingsmethode’als controlemiddel, p. 4 rapport), maar beide, kennelijk, gehanteerde waarderingsmethodes worden niet nader toegelicht. Evenmin wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij hebben geleid tot de getaxeerde waarde.
De taxatie waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich beroept is eveneens gebaseerd op de objectvergelijking. Het rapport van [naam taxateur 2] bevat daarbij een analyse van de marktwaarde van de woning aan de hand van vier volgens de taxateur vergelijkbare objecten, die uitgebreid worden besproken en vergeleken. Als doel van de taxatie wordt vermeld
‘vaststellen van de marktwaarde van het object i.v.m. een erfkwestie’.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, in het onderhavige kader, meer vertrouwen kan worden gesteld in de taxatie van [naam taxateur 2] dan in de taxatie van [naam makelaar 1] . Daar komt bij dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn betwisting van de betrouwbaarheid van de taxatie van [naam taxateur 2] slechts summier en weinig stellig heeft onderbouwd (bijvoorbeeld:
‘Indien de referentiewoningen later werden gerenoveerd kan dit een groot effect hebben op de waarde’).
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de door [naam taxateur 2] getaxeerde waarde hanteren bij de berekening van de legitimaire massa in de nalatenschap van vader. Dit betekent, de methodiek van partijen volgend, dat aan de in rov. 4.5.2. weergegeven berekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (die de rechtbank hierna tot uitgangspunt zal nemen) een correctiepost ter grootte van
((€ 275.000,- -/- € 232.000,- =) € 43.000,- : 2 =) = € 21.500,- moet worden toegevoegd.
4.5.8.
De (gestelde) gift van € 10.000,-: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bij dagvaarding gesteld (door te citeren uit zijn eerder genoemde brief van 21 juni 2021) dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op 8 augustus 2013 een gift van vader en moeder heeft ontvang van € 10.000,-.
Uit de inhoud van de conclusie van antwoord begrijpt de rechtbank dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot zijn stelling is gekomen omdat hij, doordat hem inzage is verstrekt in de bankafschriften van vader en moeder, heeft gezien dat zij op 8 augustus 2013 een bedrag van € 10.000,- hebben overgemaakt naar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , met de vermelding
‘meerwaarde 94’.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in zijn conclusie van antwoord gemotiveerd bestreden dat deze betaling een gift inhoudt. Samengevat komt zijn verweer erop neer dat hij de woning enige tijd van zijn ouders heeft gehuurd, dat hij met hun toestemming de woning ook heeft verbouwd, en dat hij met zijn ouders had afgesproken dat zij hem zouden compenseren voor de gemaakte verbouwingskosten als de woning zou worden verkocht en door de verbouwing een hogere verkoopwaarde zou worden gerealiseerd.
De rechtbank overweegt dat is gesteld noch gebleken dat vader en moeder de woning in of rond augustus 2013 hebben verkocht, of voornemens waren dit te doen. Van dit laatste is kennelijk sprake geweest in 2016 en ook toen is de woning (wel getaxeerd, maar) niet verkocht (zie rov. 4.5.6.). Wellicht moet de betaling op 8 augustus 2013 dan worden gezien als een voorschot. Dat is echter niet wat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld; zie hiervoor. Daar komt bij dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , onweersproken, heeft gesteld dat de verbouwing waar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op doelt, heeft plaatsgevonden in 1994. Dat is nagenoeg tien jaren voor de genoemde overboeking. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, onweersproken, gesteld dat hij de woning als huurder heeft verlaten in 2006. Dat is vijf jaren voor de genoemde overboeking.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet toegelicht waarom vader en moeder de overboeking, niettegenstaande al het voorgaande, (pas c.q. al) hebben gedaan op 8 augustus 2013. Kortom: het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bevat erg veel ongerijmdheden, die afdoen aan de overtuigingskracht ervan.
Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft weersproken dat de betaling op 8 augustus 2013, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld, een gift (zoals omschreven in
rov. 4.5.) inhoudt, die relevant is voor de berekening van de legitimaire massa.
Dit betekent, de methodiek van partijen volgend, dat aan het in rov. 4.5.2. onder (e) weergegeven bedrag aan door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] erkende giften moet worden verhoogd met
(€ 10.000 :2 =) € 5.000,-. Het bedrag van de in aanmerking te nemen giften moet dan worden gesteld op (€ 489.626,- + € 5.000,- =) € 494.626,-.
4.5.9.
De berekening van de legitimaire massa ziet er dan (voorlopig, omdat de bedrijfsovername nog moet worden besproken) als volgt uit.
Waarde van de goederen der nalatenschap: (a) € 141.678,-.
Bijtelling wegens te laag gewaardeerde woning: (c) € 21.500,-.
Mede in aanmerking te nemen giften:
- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (e) € 494.626,-
- aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] : (f) € 79.604,-
- aan [naam 1] : (g) € 3.150,-
- aan [naam 2] :
(h) € 3.150,-.
Totaal: € 743.708,-.
Hiervan uitgaande bedraagt de legitieme portie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de nalatenschap van vader
(€ 743.708,- :6 =) € 123.951,-. Na aftrek van de gift aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 79.604,- resteert dan een schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 44.347,-.
De bedrijfsovername
4.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn het erover eens dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] giften van vader en moeder heeft ontvangen, die relevant zijn voor de bepaling van de legitimaire massa in de
nalatenschap van vader (zie hiervoor). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de door hem erkende giften opgevoerd in zijn financiële overzicht (prod. 48 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in zijn overzicht (prod. 16 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) een hoger bedrag aan (veronderstelde) giften aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgevoerd. Het verschil bedraagt € 804.687,-. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een gift tot dit bedrag ontvangen in het kader van de bedrijfsovername in 2000 (zie de rov. 2.4.-2.6.) [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat de bedrijfsovername heeft geleid tot de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde gift.
4.6.1.
Het standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert ter onderbouwing van zijn standpunt in de dagvaarding aan, voor zover relevant:
(a) dat in 2001 geen rapportage is opgemaakt waaruit een waarde blijkt waar de exploitatie nog juist lonend kan zijn,
(b) dat in de akte van de bedrijfsovername wordt bepaald dat het bij die akte geschonkene en de revenuen daarvan niet zullen vallen in enige huwelijksgemeenschap, en
(c) dat in dezelfde akte wordt bepaald dat de daarin eerder vermelde kwijtscheldingen niet als schenkingen behoeven te worden ingebracht in de nalatenschap van de schenker.
4.6.2.
Het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert ter onderbouwing van zijn standpunt, voor zover relevant, in hoofdlijnen het volgende aan.
De bedrijfsovername door de Maatschap van de CV heeft plaatsgevonden in 2000 en wel tegen een waarde waarbij de exploitatie van het landbouwbedrijf door de Maatschap nog net lonend kon zijn. Die wijze van waarderen kan hebben betekend dat de Maatschap het landbouwbedrijf heeft overgenomen tegen een vergoeding die lager is dan de waarde ervan in het economisch verkeer. In zoverre kan sprake zijn geweest van een verrijking. Die verrijking heeft echter niet plaatsgevonden op basis van een bevoordelingsbedoeling bij vader en moeder, terwijl die bedoeling essentieel is om te kunnen spreken van een (voor de legitimaire massa relevante) gift. Een uitzondering moet worden gemaakt voor twee kwijtscheldingen, waarvan wordt erkend dat het relevante giften zijn.
4.6.3.
Ter concretisering van dit verweer heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de eerste plaats een toelichting gegeven op de fiscale regeling ter zake de overdracht van bedrijven in de familiesfeer in de periode 2000/2001, te weten: de Bedrijfsoverdrachtsfaciliteit (BOF) op basis van de Invorderingswet 1990, die neerkwam op een voorwaardelijke kwijtschelding van schenkingsrechten.
In het verlengde hiervan heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verwezen naar fiscale jurisprudentie van de Hoge Raad, die erop neerkomt dat de voorwaardelijke kwijtschelding in het kader van de BOF weliswaar een ongelijke behandeling van vermogensbestanddelen inhoudt, maar zijn rechtvaardiging vindt in het algemeen belang dat is gemoeid met de continuïteit van ondernemingen (en de onbelemmerde voortzetting van de activiteiten van familiebedrijven in het bijzonder).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft vervolgens gewezen op civiele jurisprudentie van de Hoge Raad, met betrekking tot de vraag of een vermogensverkrijging in het kader van de BOF een gift c.q. schenking inhoudt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft met name gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AN8172) en op de daarop voortbouwende uitspraak van 20 maart 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BF1043), waarin als volgt wordt overwogen:
‘in (…) het arrest van de Hoge Raad van 13 februari 2004 (…), ter zake van een situatie als de onderwerpelijke, waarin een voorheen door ouders en dochter in maatschapsverband uitgeoefend agrarisch bedrijf wordt voortgezet door de dochter, (is) onder meer (…) overwogen "dat (...) de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten in een gemeenschap worden beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, die in het algemeen in de weg staan aan een waardering die voortzetting van een (nog juist lonend) bedrijf onmogelijk maakt (...)". Hieruit vloeit voort dat in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting - en niet van de bedoeling tot bevoordeling die is vereist voor het aannemen van een schenking - voor zover waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren’.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moet uit uitspraken als deze worden afgeleid dat een verkrijging in het kader van een bedrijfsovername niet als gift bij de bij de berekening van de legitimaire massa moet worden meegerekend. Dit standpunt vindt volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bevestiging in de lagere jurisprudentie, waaronder Hof Den Haag 29 juli 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:4297), waarin als volgt wordt overwogen:
‘Dat [appellant twee] in 1989 en in 1996 de landbouwgronden van erflater heeft overgenomen tegen de waarde in verpachte staat is een uitvloeisel van de hiervoor omschreven contractuele verhouding tussen erflater en [appellant twee]. Van een gift is geen sprake. Bij erflater heeft de bevoordelingsbedoeling ontbroken nu de verkopen/overdrachten zijn geschied met het oog op de voortzetting, de continuïteit van het bedrijf dat erflater mede heeft geëxploiteerd’.
4.6.4.
Daarnaast heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gewezen op de inhoud van de CV-overeenkomst (zie rov. 2.12.), waaruit volgens hem blijkt dat het altijd de bedoeling van vader en moeder is geweest dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [naam echtgenote] het landbouwbedrijf zouden voortzetten. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft met name gewezen op het bepaalde in art. 12.5:
‘Indien door de beherende vennoot sub 2[ [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , rechtbank]
gebruik wordt gemaakt van het in dit artikel omschreven recht tot voortzetting heeft de beherende vennoot sub 2 het recht de hierna omschreven onroerende zaken te kopen en in eigendom te verwerven, in verband waarmee de commanditaire vennoot en diens echtgenote aan de beherende vennoot sub 2 een recht van koop verlenen, welk door de beherende vennoot sub 2 bij deze wordt aanvaard.
Bedoelde onroerende zaken zijn (voor zover alsdan niet aan de vennootschap onttrokken):
De bedrijfsgebouwen en woning plaatselijk bekend [adres] te [plaats] , alsmede de tot het bedrijf behorende quota, vergunningen en mestproductierechten en de landerijen zoals kadastraal bekend gemeenten Simpelveld en Voerendaal zoals op aangehechte bijlage nader omschreven. Onroerende zaken welke tijdens de duur der vennootschap nieuw worden gesticht of verworven en zijn ingebracht in de vennootschap vallen eveneens onder dit recht van overneming, tenzij schriftelijk anders is of wordt overeengekomen.
Gemeld kooprecht maakt een zodanig wezenlijk onderdeel uit van de middels deze vennootschapsovereenkomst beoogde geleidelijke bedrijfsoverdracht naar de beherende vennoot sub 2 dat bij de waardebepaling van deze zaken rekening dient te worden gehouden met de (beperkte) betalingscapaciteit van het bedrijf, reden waarom de koop kan plaats
vinden tegen een waarde waarbij een lonende exploitatie nog net mogelijk is’.
4.6.5.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de CV [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opgedragen om de bedrijfsovername te verzorgen op basis van de rechten en verplichtingen van de vennoten, zoals neergelegd (onder meer) in art. 12.5 van de CV-overeenkomst. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (althans [naam bv] ) de opdracht heeft aanvaard en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vervolgens het rapport ‘Bedrijfsovername’ (prod. 2 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ) heeft opgesteld, waarin onder meer de overnameprijs wordt vastgesteld. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is die overnameprijs bepaald op basis van enkele relevante jaarrekeningen en een tweetal taxaties (Belastingdienst, Aelmans), waarbij de onroerende goederen en de landbouwgronden zijn getaxeerd aan de waarde in verpachte staat.
De bedrijfsovername heeft, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , geleid tot de toedeling van bepaalde onroerende zaken aan vader (in zijn privévermogen) en van de overige onroerende goederen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (in privé, niet als maat). Aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (in privé) werden ook het melkquotum en de mestproductierechten toebedeeld. Aan de Maatschap werden de roerende activa (waaronder veestapel en machines) toebedeeld.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat in deze zaak enkel de toedelingen aan hem relevant zijn en dat zij geen giften inhouden, om de genoemde reden. Dit is anders in verband met een tweetal kwijtscheldingen die vader en moeder in verband met de bedrijfsovername in zijn voordeel hebben gedaan. Deze kwijtscheldingen (tot een bedrag van ruim € 42.000) heeft hij daarom als giften meegenomen in zijn berekening van de legitimaire massa.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de Belastingdienst akkoord gedaan met de bedrijfsovername zoals (mede) verzorgd door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , waardoor in oktober 2011 een aanzienlijk bedrag aan schenkingsrecht (ruim € 173.000,-) definitief is kwijtgescholden.
4.6.6.
In verband met de in de dagvaarding opgenomen standpunten (zie rov. 4.6.1.) stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , samengevat, nog als volgt.
Dat het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opgestelde rapport niet een berekening bevat van de overnameprijs waarbij de voortzetting van de exploitatie nog juist lonend kan zijn, is niet relevant. De in het kader van de bedrijfsovername verrichte taxaties hebben geleid tot de vaststelling van deze prijs. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist niet dat bij deze overnameprijs geen sprake is van een gift. Zijn stelling dat de bedrijfsovername toch heeft geleid tot een gift aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] komt er dus op neer dat de overnameprijs nóg lager was dan de prijs waarbij de voortzetting van de exploitatie juist lonend kon zijn. Dat is onwaarschijnlijk en door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook niet onderbouwd.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwijst naar de akte van de bedrijfsovername, maar laat onvermeld dat de door hem aangehaald passage enkel betrekking heeft op de (door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als giften erkende) kwijtscheldingen, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.6.7.
Tweede ronde: De rechtbank overweegt dat het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevoerde verweer
voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanleiding had moeten zijn om zijn stellingen uit te breiden en meer uitgebreid
te onderbouwen. Dat is niet gebeurd in zijn conclusie van antwoord in reconventie (die
voor een belangrijk deel betrekking heeft op de conventie) en evenmin tijdens de mondelinge behandeling en in de daarna genomen Akte verandering/vermeerdering van de gronden.
Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is nog wel aangevoerd dat de bedrijfsovername ertoe heeft geleid dat bepaalde onroerende zaken niet aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn toebedeeld, maar aan vader in zijn privévermogen, en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] destijds in de veronderstelling verkeerde dat
hijdeze laatste onroerende zaken (waaronder de woning) op enig moment zou erven. Inmiddels weet hij beter, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , want ook de aan vader in zijn privévermogen toebehorende zaken maken inmiddels deel uit van de aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomende nalatenschap van moeder (waarin inbegrepen de goederen van vader). Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan hieruit worden afgeleid dat vader en moeder ten tijde van de bedrijfsovername wel degelijk de bedoeling hadden om [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te bevoordelen.
4.6.8. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanvullend gestelde betwist. Volgens hem is het altijd de bedoeling van vader en moeder geweest dat hij alle bedrijfsgebouwen zou overnemen. Achteraf gezien was het beter geweest als dat meteen in 2000 was gebeurd. Vader en moeder hebben het andersluidende advies van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgenomen, waardoor financieel nadeel is ontstaan en waardoor de verstandhouding tussen vader en moeder en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is verslechterd.
4.6.9.
De rechtbank: De rechtbank is van oordeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn stelling dat de bedrijfsovername heeft geleid tot een gift aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot het door hem genoemde bedrag van ruim € 800.000,- onvoldoende heeft onderbouwd. Dit is het geval als enkel wordt gelet op de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en des te meer als mede wordt gelet op het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Daarbij is van belang dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft betwist dat het juridische kader is zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld. Verder is van belang dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft betwist dat de taxaties in het kader van de bedrijfsovername zijn verricht overeenkomstig de CV-overeenkomst en de BOF, dat de Belastingdienst was betrokken bij de taxaties en dat de Belastingdienst ook akkoord is gegaan met de op basis van de taxaties doorgevoerde bedrijfsovername.
De stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] over (zijn verwachting met betrekking tot) de aan vader in zijn privévermogen toebedeelde onroerende zaken hebben geen betrekking op de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betaalde overnamesom, en zijn daarom irrelevant, gegeven de grondslag van de vordering. De stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook gemotiveerd weersproken. De kwestie is, als gezegd, niet relevant; bewijslevering is daarom niet aan de orde.
4.6.10.
De rechtbank verbindt aan het voorgaande het oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] moet worden gevolgd in zijn standpunt dat hij in zijn eigen financiële opstelling alle relevante giften van vader en moeder aan hem heeft opgenomen, dit behoudens de eerder (rov. 4.5.8.) behandelde gift van € 10.000,-.
Dit betekent dat de in rov. 4.5.9. opgenomen financiële opstelling geen aanpassing behoeft. Hetzelfde geldt voor de daarin opgenomen berekening van de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende legitieme portie in de nalatenschap van vader. Die bedraagt € 123.951,-, met een restantschuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 44.347,- (en niet de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder 1. gevorderde € 120.898,-, zie rov. 3.1.).
De vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
4.7.
Ontvankelijkheid [eiser in conventie, verweerder in reconventie]: Het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gehandhaafde (niet-)ontvankelijkheids-verweer (zie rov. 4.3.3.) behoeft geen bespreking.
In verband met de schenking van € 10.000,- komt de (eventuele) aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé niet aan de orde, omdat die schenking, voor zover relevant, is verwerkt in de legitimaire massa in de nalatenschap van vader en daarmee doorwerkt in de hoogte van de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende legitieme portie. Voor het overige blijft de schenking buiten beschouwing, dit als gevolg van de toe te passen imputatie (zie rov. 4.4.5.). Om die reden komt ook de inkorting, die eventueel had kunnen leiden tot aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé, niet aan de orde.
4.7.1.
De rechtbank zal de vordering onder 1. toewijzen tot het hiervoor genoemde bedrag van € 44.347,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De vordering onder 2. zal worden afgewezen, evenals de vordering onder 3., voor zover betrekking hebbend op de legitieme portie in de nalatenschap moeder (zie eerder rov. 4.4.5.).
De vordering onder 3., voor zover betrekking hebben op de legitieme portie in de nalatenschap vader, en de vordering onder 4. zijn ten gevolge van de toewijzende beslissing op de vordering onder 1. niet aan de orde.
4.7.2.
Bewijslevering: Partijen hebben geen feitelijke stellingen ingenomen die, wanneer (betwist en) bewezen, de rechtbank tot andere beslissingen dan de voorgaande zouden kunnen leiden. Bewijslevering is daarom niet aan de orde.
4.7.3.
Hoedanigheden: Voor de duidelijkheid overweegt de rechtbank nog dat de hierna uit te spreken veroordeling betrekking heeft op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als vereffenaar, vertegenwoordigend de nalatenschap van moeder. De veroordeling heeft geen betrekking op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé.
4.7.4.
Uitvoerbaarheid bij voorraad: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verzocht om het vonnis, voor zover daarin vorderingen in conventie worden toegewezen, niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De daarvoor aangevoerde redenen kunnen niet overtuigen. Daarbij is vooral van belang dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ervan uitgaat dat de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volledig zullen worden toegewezen. Dat is niet het geval. In plaats van in totaal € 343.105,- aan hoofdsom zal worden toegewezen
€ 44.347,-. Het - zoals wordt gesteld: ‘enorme’ - restitutierisico is niet nader toegelicht.
De rechtbank zal het verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dan ook niet honoreren. Zekerheidstelling door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is, gelet op het voorgaande, evenmin aan de orde.
4.7.5.
Proceskosten: Gelet op de aard van de relatie tussen partijen zal de rechtbank de proceskosten in conventie compenseren, des dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
4.8.
De rechtbank heeft de vorderingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en een samenvatting van het daartoe aangevoerde weergegeven in de rov. 3.5. en 3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen en overweegt daartoe als volgt.
4.8.1.
De vorderingen, algemeen: De vorderingen hebben alle - los van de grondslag ervan, direct of indirect - betrekking op de kosten die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , naar hij stelt, tot op [overlijdensdatum 1] 2022 (de dag waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn vordering voor het laatst heeft vermeerderd) heeft gemaakt om de nalatenschappen van vader en van moeder af te wikkelen.
4.8.2.
De vordering onder 1. ziet op de situatie dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen aanspraak kan maken op enige legitieme portie (cve in rec. nr. 200).
Deze situatie is niet aan de orde, gelet op de in conventie genomen beslissingen (waaraan het gestelde in reconventie niet afdoet).
4.8.3.
De vordering onder 2. ziet op de situatie dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] recht kan doen gelden op een legitieme portie (of een legaat) in nalatenschap moeder (cve in rec. nr. 202).
Ook deze situatie is niet aan de orde, gelet op de in conventie genomen beslissingen (waarbij, opnieuw, het gestelde in reconventie niet afdoet aan die beslissingen).
4.8.4.
De subsidiaire vorderingen zien alle op de situatie dat de (gestelde) aansprakelijkheid van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te worden afgewikkeld op basis van zijn (gestelde) tekortschieten als adviseur van de CV en de Maatschap in het kader van de bedrijfsovername.
Deze situatie doet zich niet voor, in die zin dat uit hetgeen in conventie in verband met de bedrijfsovername werd overwogen volgt, dat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat de bedrijfsovername op fiscaal- en vennootschapsrechtelijk-correcte wijze heeft plaatsgevonden, waaruit kan volgen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als adviseur zijn werk ook correct heeft gedaan. Mocht dit laatste niet het geval zijn, dan heeft te gelden dat is gesteld noch gebleken dat zijn adviezen hebben geleid (of nog kunnen leiden) tot enige nadeel voor de nalatenschap van moeder en/of voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Dit laatste geldt des te meer als wordt gelet op de uitkomst van de onderhavige procedure in conventie (waarbij het gestelde in reconventie opnieuw niet afdoet aan die beslissingen).
4.8.5.
De vordering onder 3.: Enkel de vordering onder 3. ziet op een situatie die aan de orde is, namelijk dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een vordering heeft op de nalatenschap van moeder. Zoals in conventie is gebleken, is sprake van een dergelijke vordering, namelijk als legitimaris in de nalatenschap van vader, tot het bedrag van € 44.347,- (zie rov. 4.7.).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat in deze situatie het bedrag van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten nadele van de
nalatenschap van moeder veroorzaakte kosten, op grond van de redelijkheid en billijkheid, dient te worden verrekend met het bedrag waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit die nalatenschap aanspraak kan maken.
De rechtbank begrijpt dat de vordering ziet op hetzelfde bedrag als de vordering onder 1. (namelijk € 75.604,92) en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich ter onderbouwing van de vordering onder 3. beroept op de feiten en omstandigheden die hij ook ten grondslag heeft gelegd aan de vorderingen onder 1. en 2. (zie rov. 3.6. en cve in rec. nr. 197).
4.8.6. De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inmiddels (de bedrijfsovername is al lang achter de rug) in een grotendeels feitelijke relatie ten opzichte van elkaar staan. Dat betekent dat hun relatie wordt beheerst door de maatschappelijke zorgvuldigheid en, voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schuldeiser is van de nalatenschap van moeder, door de redelijkheid en billijkheid. Kennelijk baseert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn vordering onder 3. alleen op de laatste grondslag.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft onderbouwd: (a) waarom [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een zodanig verwijt kan worden gemaakt van zijn opstelling jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de fase vóór deze procedure en tijdens de procedure, dat hij aansprakelijkheid moet aanvaarden van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde kosten, en (b) waarom de redelijkheid en billijkheid een deugdelijke grondslag vormt voor een vordering ter zake.
4.8.7.
In verband met het overwogene onder (a) overweegt de rechtbank dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door beide ouders is onterfd en daar een aanzienlijk nadeel van ondervindt. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , bezien tegen die achtergrond, ook ten opzichte van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bedacht is op zijn rechten en belangen, kan hem moeilijk kwalijk worden genomen.
In het voorgaande is gebleken dat de opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in deze procedure, ook bij de rechtbank, vragen oproept. Dat geldt bijvoorbeeld voor de beperkte inhoud van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] processtukken, waarvan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder twijfel nadeel heeft ondervonden (zie rov. 4.2.).
Daar komt bij dat de rechtbank op verscheidene punten stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft
verworpen.
Anderzijds is de rechtbank op twee niet-onbelangrijke punten uitdrukkelijk niet akkoord gegaan met de opstelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Het betreft hier de waarde van de woning en de schenking van € 10.000,- (zie de rov. 4.5.7 en 4.5.8.). Daarbij is van belang [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook
vóór deze procedure jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze - inmiddels verworpen - standpunten heeft
ingenomen.
Verder wijst de rechtbank erop dat uit de overgelegde correspondentie kan blijken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de fase vóór deze procedure heeft gestreefd naar het bereiken van een schikking. Dat dan in den beginne iets té eenzijdige standpunten worden ingenomen is niet ongebruikelijk. Gesteld noch gebleken is dat het alleen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te wijten is dat, ondanks zijn herhaaldelijk uitgesproken bereidheid daartoe (die dan kennelijk niet oprecht was), geen regeling in der minne is getroffen.
4.8.8.
In verband met het overwogene onder (b) wijst de rechtbank erop dat de redelijkheid en billijkheid over het algemeen een aanvullende of beperkende werking wordt toegekend ten opzichte van reeds bestaande rechten en plichten (zie de artt. 6:2 en 6:248 BW). Dat en waarom de redelijkheid en billijkheid in het onderhavige kader kan leiden tot het ontstaan van nieuwe rechten en plichten vergt een nader toelichting, die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet heeft gegeven.
4.8.9.
Daar komt bij dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gemotiveerd verweer heeft gevoerd waar het betreft: (c) de aard en de omvang van de (gestelde) schade en (d) het causaal verband met de (gestelde) aansprakelijkheidsgrond en de daarvoor relevant feiten. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hierop niet, maar in elk geval onvoldoende, gereageerd.
Verder heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] er terecht op gewezen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft verhelderd: (e) door wie in welke hoedanigheid de opdrachten aan de diverse adviseurs zijn gegeven, (f) in welke hoedanigheid of hoedanigheden [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans als eiser ter zake optreedt, en (g) dat de overgelegde facturen (enkel) betrekking hebben op de onderhavige zaak (en de voorgeschiedenis ervan). Ook op deze verweren heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende gereageerd.
4.8.10. Verder wijst de rechtbank erop (h) dat een belangrijk deel van de vordering betrekking heeft op de feitelijk gemaakte proceskosten in de onderhavige zaak. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet verhelderd waarom hij daarop aanspraak kan maken, in het licht van de heersende jurisprudentie. Daarin wordt immers geoordeeld dat een dergelijk vordering alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, waarvan pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven, waarvan pas sprake kan zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, en waarbij de rechter terughoudendheid past, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (zie o.m. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828,
Grand Café Duka/Achmea).
4.8.11.
De onderbouwing van de vordering is, ten slotte, (i) niet zodanig dat de rechtbank een onderscheid kan maken tussen kosten die (eventueel) wel en kosten die (in elk geval) niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.8.12.
Gelet op al het voorgaande kan van toewijzing van de vordering onder 3. geen sprake zijn. De rechtbank zal de vordering afwijzen. Datzelfde zal gebeuren met de andere vorderingen.
Nadere bewijslevering is niet aan de orde, mede omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alle kans heeft gehad om te reageren op de verweren van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , door zijn stellingen uit te breiden en beter te motiveren, terwijl hij dit niet, maar in elk geval onvoldoende, heeft gedaan.
4.8.13.
Proceskosten: Gelet op de aard van de relatie tussen partijen zal de rechtbank de proceskosten in reconventie compenseren, des dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordelingDe rechtbank

in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 44.347,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van de datum van de dagvaarding (28 juli 2021) tot de dag van algehele betaling;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten, des dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst af het gevorderde;
5.6.
compenseert de proceskosten, des dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
20 december 2023.