Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 november 2022,
- de akte houdende uitlating wijziging gronden van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
2.De feitenIn conventie en in reconventie
‘( ...)ONTERVING/LEGAAT
3.Het geschil
primair
2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur dan wel als erfgenaam in de nalatenschap van moeder veroordeelt om, binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen diens legitimaire vordering van € 222.207,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, het uit te betalen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente;
subsidiair
primair en subsidiair
Vader en moeder hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onterfd. Op grond van hun beider testamenten kan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in beide nalatenschappen aanspraak maken op een legaat ter grootte van zijn legitieme portie. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft het legaat in het testament van vader echter verworpen, zodat hij in die nalatenschap aanspraak kan maken op zijn legitieme portie als zodanig. Datzelfde geldt in de nalatenschap van moeder.
Bij de berekening van de omvang van de legitieme portie (en, daaraan voorafgaand, bij de vaststelling van de legitimaire massa) dient, in beide nalatenschappen, rekening te worden gehouden met de aanzienlijke giften die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ontvangen van vader en moeder, dit in hoofdzaak in het kader van de bedrijfsovername. Daardoor vallen de beide legitieme porties veel hoger uit dan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in het de fase vóór deze procedure bereid was om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit te keren.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt hierop in de onderhavige procedure aangesproken als executeur (dan wel als vereffenaar). Naar verwachting is de omvang van de nalatenschap van moeder onvoldoende om daaruit de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verschuldigde legitieme porties volledig uit te keren. Daarvan uitgaande dient inkorting plaats te vinden, in die zin dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als ontvanger van de giften uit zijn privévermogen de nalatenschap van moeder dient aan te vullen tot het vereiste bedrag. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt hierop aangesproken als erfgenaam (dan wel in privé,
pro se).
primair
subsidiair4. verklaart voor recht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toerekenbaar tekort is geschoten;
in alle gevallen
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft, door zijn opstelling jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de door deze ingeschakelde deskundigen, tot op heden de afwikkeling van de nalatenschappen van vader en moeder gefrustreerd. De opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is daarbij, inhoudelijk gezien, onverenigbaar met zijn opstelling ten tijde van de bedrijfsovername, toen hij de CV en de Maatschap heeft geadviseerd.
Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opstelling moet [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veel kosten maken, die in mindering komen op zijn erfenis van vader en moeder. Dat is niet terecht; deze kosten dienen voor rekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te komen, op diverse wettelijke en buitenwettelijke gronden die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daartoe aanvoert.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] maakt hierbij onderscheid tussen: (a) de situatie waarin de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroorzaakte schade wordt betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder (waarop zijn primaire vorderingen zien), en (b) de situatie waarin dit een en ander niet gebeurt en de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroorzaakte schade dient te worden afgewikkeld op basis van zijn adviseurschap in het kader van de bedrijfsovername (waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] subsidiaire vorderingen zien).
4.4. De beoordelingIn conventie en in reconventie
De rechtbank zal hierna de ‘normale’ volgorde aanhouden en eerst de vorderingen in conventie behandelen en daarna de vorderingen in reconventie. Zoals hierna nader zal blijken, kan dat zonder bezwaar.
inleidende opmerkingenmaken, van belang voor conventie en reconventie, over de dagvaarding en de processtukken van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (rov. 4.2.) en over de hoedanigheden waarin [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze procedure optreden en worden aangesproken (rov. 4.3.).
conventiebetreft, zal de rechtbank eerst ingaan op enkele van belang zijnde deelaspecten van de zaak: de imputatieregeling in art. 4:73 BW (rov. 4.4. e.v.), de legitimaire massa (rov. 4.5. e.v.) en de bedrijfsovername (rov. 4.6. e.v.).
Op basis van dit een en ander zal daarna aan de orde komen of en zo ja, in hoeverre de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor toewijzing in aanmerking komen (rov. 4.7. e.v.).
reconventiebetreft, zal de rechtbank de ingestelde vorderingen achtereenvolgens bespreken en beoordelen (zie de rov. 4.8. e.v.).
De correspondentie heeft betrekking op kwesties die, in de vorm van concrete posten, terugkeren op de genoemde overzichten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft echter niet, maar in elk geval onvolledig en summier, aangegeven op precies welke passages in de correspondentie van zijn kant hij thans een beroep doet ter ondersteuning van zijn vorderingen. In zijn processtukken van latere datum is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vergelijkbaar summier.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is hierdoor niet, maar in elk geval onvoldoende, in staat geweest om precies te weten waartegen hij zich (in conventie) moest verweren. Dit heeft ertoe geleid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , wellicht voor alle zekerheid, ruimschoots verweer heeft gevoerd. Op verscheidene punten heeft de rechtbank pas na kennisneming van het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] goed begrepen wat precies het standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is en waarop het is gebaseerd. Dit is een onwenselijke gang van
zaken.
De rechtbank zal hierna enkel acht slaan op die (passages in de) producties van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] waarop hij zich duidelijk kenbaar - voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en voor de rechtbank - heeft beroepen. Dat kan betekenen dat de rechtbank een standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] terzijde laat of verwerpt omdat het niet dan wel onvoldoende is onderbouwd. Die beslissing is dan de consequentie van de opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als procespartij in de onderhavige procedure (hoofdzakelijk in conventie).
In aansluiting op het voorgaande verdient opmerking dat de bewijslast in conventie rust op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en in reconventie op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , een en ander conform de hoofdregel van art. 150 Rv.
Zoals al is gebleken bij de bespreking van de grondslagen van hun vorderingen (zie de
rov. 3.2. en 3.6.), treden [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze zaak op in verschillende hoedanigheden en worden zij ook in verschillende hoedanigheden aangesproken.
In verband met deze hoedanigheden stelt de rechtbank het volgende voorop.
Voor de uitkomst van de conventie is dit laatste onderscheid in hoedanigheden niettemin van groot belang, omdat de legitimaris ten opzichte van de nalatenschap een veel sterke positie inneemt dan de legataris (zie art. 4:89 BW vs. art. 4:120 BW).
In reconventie wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] primair aangesproken als schuldeiser van de nalatenschappen van vader en moeder, subsidiair in zijn hoedanigheid van opdrachtnemer van de CV en de Maatschap.
Ten gevolge van de wettelijke verdeling is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook schuldeiser van de nalatenschap van moeder, namelijk ter zake de geldvordering ter hoogte van zijn ‘vadersdeel’. Deze geldvordering is inmiddels opeisbaar (zie art. 4:13 lid 3 BW).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, onweersproken, gesteld dat moeder de benoeming tot executeur niet heeft aanvaard en dat hijzelf dat, in haar plaats, wel heeft gedaan.
Moeder heeft de nalatenschap van vader zuiver aanvaard. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de nalatenschap van vader beneficiair aanvaard. Ten gevolge van het bepaalde in art. 4:202 lid 3 BW heeft deze laatste beslissing niet tot gevolg dat de nalatenschap van vader moet worden vereffend. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gold - en nog steeds geldt (vanwege de nog niet voldane schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als legataris/legitimaris in de nalatenschap van vader) - als executeur in die nalatenschap. Als executeur vertegenwoordigt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de erfgenamen (thans enkel zichzelf) in en buiten rechte (zie art. 4:145 lid 2 BW).
Ten gevolge van zijn beslissing om de nalatenschap van moeder beneficiair te aanvaarden is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vereffenaar in die nalatenschap (zie art. 4:202 lid 1, aanhef en sub a. BW). In deze hoedanigheid vertegenwoordigt hij de erfgenamen (thans: enkel zichzelf) in en buiten rechte (zie art. 4:211 lid 2 BW). Ten gevolge van de beneficiaire aanvaarding is een einde gekomen aan de taak van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur in de nalatenschap van moeder (zie de artt. 4:149 lid 1, aanhef en sub d. en 4:202 lid 1, aanhef en sub a. BW). Gesteld noch gebleken is namelijk dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als executeur een zogenaamde ruimschoots-toereikendverklaring heeft afgelegd.
Ten gevolge van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beneficiaire aanvaarding van beide nalatenschappen vindt, tot het einde van de vereffening (als hoofdregel), geen vermenging van de nalatenschappen van vader en moeder met het eigen vermogen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] plaats (zie art. 4:200 BW).
‘executeur’, maar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daarna niet weersproken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] na de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van moeder in die nalatenschap heeft te gelden als vereffenaar.
Waar het de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft, zijn er (in deze zaak) geen wezenlijke verschillen tussen de executeur en de vereffenaar. De rechtbank zal er hierna van uitgaan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans executeur is in de nalatenschap van vader en vereffenaar in de nalatenschap van moeder en dat hij (in hoofdzaak) in één van deze kwaliteiten (of in beide tegelijk) wordt aangesproken (in conventie) en optreedt (in reconventie). Een eventuele betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit de nalatenschap van moeder zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] doen als vereffenaar in die nalatenschap. De rechtbank zal, zo nodig, de vordering onder 2. in conventie verbeterd lezen.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] spreekt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daarnaast aan als
‘erfgenaam’. Dat is althans het woord dat wordt gebruikt in de vorderingen (zie rov. 3.1.). Elders in de processtukken wordt door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dit verband ook wel de aanduiding
‘pro se’(in privé) gebruikt. Enkel deze laatste aanduiding drukt uit waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , kennelijk, doelt, namelijk de aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met zijn privévermogen, als blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich met betrekking tot aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gedane giften terecht beroept op inkorting (zie art. 4:89 BW).
Deze kwestie (en daarmee de aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé) is, gelet op de stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , enkel relevant in verband met de nalatenschap van moeder (in verband met de nalatenschap van vader heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich niet beroepen op inkorting). De rechtbank zal, zo nodig, de vordering onder 2. in conventie verbeterd lezen.
rov. 4.7.2.
In de processtukken van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uit de periode ná de mondelinge behandeling komen opnieuw (grotendeels dezelfde of vergelijkbare) ontvankelijkheidskwesties aan de orde. Gelet op de opstelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tijdens de mondelinge behandeling gaat de rechtbank ervan uit dat dit geen (nieuwe) verweren zijn, waarop de rechtbank dient te beslissen.
Op grond daarvan komt de waarde van een door de legitimaris verworpen legaat van een bepaalde geldsom in mindering op zijn legitieme portie (anders gezegd: vindt imputatie of toerekening van het verworpen legaat op de legitieme portie plaats), tenzij sprake is van een zogenaamd inferieur legaat.
Van dit laatste is in deze zaak sprake, omdat de opeisbaarheid van de legaten in de testamenten van zowel vader als moeder wordt gekoppeld aan een termijn van een jaar (zie art. 4:73 lid 1, aanhef en sub c BW). De opeisbaarheid van het legaat in de nalatenschap van vader is verder uitgesteld ten gevolge van de wettelijke verdeling van die nalatenschap, namelijk tot na het overlijden van moeder (zie art. 4:81 lid 2, aanhef en sub b. jo. art. 4:81 lid 1 BW).
‘mijn legitieme’(pag. 1, 6e regel van onderen), van de
‘legitimaire massa/legitieme portie’(in de nalatenschap van moeder, pag. 2 onder 2.2., 5e regel) en van (de)
‘legitieme portie (van beide nalatenschappen tezamen)’(pag. 3, laatste al., regel 1). Nergens in de brief wordt melding gemaakt van (enige aanspraak op) het legaat in het testament van moeder. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was op de hoogte van de inhoud van dat testament. Tegen de achtergrond van het daarin bepaalde mocht (en moest) hij uit de brief opmaken dat de wil van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was gericht op het verwerpen van het legaat, om vervolgens aanspraak te maken op zijn legitieme portie.
‘legitimaire massa’en van
‘de legitieme’, maar die vermeldingen betreffen in hoofdzaak [eiser in conventie, verweerder in reconventie] legitieme portie in de nalatenschap van vader. Daar komt bij dat ook ter vaststelling van de omvang van het legaat in de nalatenschap van moeder eerst de omvang van de legitimaire massa en van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] legitieme portie moet worden vastgesteld, zodat het hanteren van de hiervoor genoemde woorden en begrippen als zodanig nietszeggend is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hoefde (en moest) daaruit niet te begrijpen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wil was gericht op het verwerpen van het legaat in het testament van moeder.
Anderzijds mocht [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit het gebruik van de genoemde woorden en begrippen in de correspondentie zijdens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uit dezelfde periode, om de genoemde redenen, niet afleiden dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] begreep dat de wil van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was gericht op het verwerpen van het legaat.
Kortom: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft het legaat in het testament van moeder verworpen, om aanspraak te kunnen maken op zijn legitieme portie, en die verwerping is geschied op 21 juni 2021.
4.4.4. Deze laatste vaststelling is van belang in verband met de toepasselijke termijnen.
Op grond van art. 4:73 lid 1-slot BW dient een inferieur legaat, om aan imputatie te ontkomen, te worden verworpen binnen drie maanden na het overlijden van de erflater. Moeder is overleden op [overlijdensdatum 2] 2020, zodat de verwerping uiterlijk op 30 juli 2020 had dienen te geschieden. Deze termijn is nadien verlengd tot 30 mei 2021 (zie rov. 2.15.). Gesteld noch gebleken is dat de termijn later opnieuw is verlengd.
Dit heeft tot gevolg dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het legaat in het testament van moeder weliswaar heeft verworpen, maar te laat om te verhinderen dat de door art. 4:73 lid 1 BW vooropgestelde imputatie plaatsvindt.
Om te ontkomen aan dit oordeel heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich beroepen op het bepaalde in artikel 4:201 BW (cva in rec., nr. 12 e.v.). Dit beroep faalt. Uit de genoemde bepaling volgt inderdaad dat legaten vormvrij kunnen worden aanvaard en verworpen. Juist op grond daarvan heeft in deze zaak te gelden dat de verwerping van het legaat is opgenomen in de brief van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 21 juni 2021 en niet, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bepleit, in de eerdere correspondentie tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (zie de rov. 4.4.2. en 4.4.3.).
Dit alles betekent dat de omvang van de legitimaire massa in de nalatenschap van moeder hierna buiten beschouwing kan blijven. De vaststelling daarvan dient geen doel. Ook het bepaalde in art. 4:73 lid 1, aanhef en sub d BW kan buiten beschouwing blijven. Hetzelfde geldt, in nauw verband hiermee, voor het beroep op inkorting zoals door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gedaan (zie
rov. 3.2.).
De vordering onder 2. zal, al met al, worden afgewezen. Datzelfde zal gebeuren met de vordering onder 3., voor zover die ziet op de nalatenschap van moeder.
De legitimaire massa
Art. 4:65 BW bepaalt, voor zover van belang, dat
‘legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f.’.De verruiming in verband met de giften heeft betrekking op alle handelingen (al dan niet schenkingen) die ertoe strekken dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt (zie art. 7:186 BW). Giften worden gewaardeerd naar het tijdstip van de prestatie (zie art. 4:66 lid 1 BW).
De beperking in verband met de schulden is in deze zaak in elk geval relevant in verband met de kosten van lijkbezorging (zie art. 4:7, aanhef en sub b BW en rov. 4.5.2.).
Zoals hierna zal blijken, verschillen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van mening over de omvang van de legitimaire massa.
Zijn vertrekpunt is de helft van het zuiver saldo van de nalatenschap
van vader, zoals (volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) berekend door (de adviseur van)
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (a) € 147.139,-.
Op dit bedrag worden drie correcties aangebracht:
- wegens te laag gewaarde inboedel: (€ 6.000,- :2 =) (b) € 3.000,-
- wegens te laag gewaardeerde woning: (€ 137.000,- : 2 =) (c) € 68.500,-
- wegens te laag gewaardeerde juwelen: (€ 3.000,- : 2 =) (d) € 1.500,-.
Vervolgens wordt de helft van de giften aan vier personen
bijgeteld:
- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (€ 1.793.941,83 :2 =) (e) € 896.971,-
(h) € 3.150,-.Dit levert een totaal aan legitimaire massa op van: € 1.203.014,-.
Van het in rov 4.5.1. onder (a) genoemde bedrag dient volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bedrag van € 5.461,- aan uitvaartkosten te worden afgetrokken.
Vertrekpunt volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is daarmee (€ 147.139,- -/- € 5.461,- = ): (a) € 141.678,-.
De drie door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangebrachte correcties onder (b)-(d) worden
betwist. Niettemin neemt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op:
- in verband met de inboedel: (€ 3.000,- :2 =) (b) € 3.000,-
- in verband met de juwelen: (€ 3.000,- : 2 =) (d) € 1.500,-.
Aan bij te tellen giften voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op:
- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (€ 979.253,- :2 =) (e) € 489.626,-
(h) € 3.150,-.
Dit levert een totaal aan legitimaire massa op van: € 720.208,-.
van € 79.604,- resteert dan een schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van (afgerond) € 40.431,-, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (prod. 48 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ).
Op alle andere punten zijn [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het oneens. De bedrijfsovername komt hierna afzonderlijk aan de orde (zie rov. 4.6.). In verband met enkele verhoudingsgewijs kleinere posten in de beide financiële overzichten overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat als vertrekpunt bij de berekening van de legitimaire massa moet worden genomen het in rov. 4.5.2. onder (a) genoemde bedrag
van € 141.678,-.
Dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank minder juist, alleen al omdat vader en moeder met een tussenruimte van ruim drie jaren zijn overleden en het niet voor de hand ligt dat de genoemde zaken ten tijde van het overlijden van moeder nog dezelfde waarde hadden als ten tijde van het overlijden van vader; dat geldt zeker voor de inboedel.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet (nader) toegelicht waarom zijn opstelling niettemin juist is. Daar komt bij dat ook [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn conclusie van antwoord in reconventie (in een passage die vooral verband houdt met zijn eigen vordering in conventie) uitdrukkelijk spreekt van
‘de inboedel en de juwelen van erflaatster’.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de posten ‘inboedel’ en ‘sieraden’ enkel verband houden met de nalatenschap van moeder. Die nalatenschap blijft hier, als gezegd, buiten beschouwing. Dit betekent dat de rechtbank de in rov. 4.5.1. onder (b) en (d) vermelde correcties niet zal overnemen.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de marktwaarde van de woning in de periode vóór deze procedure gesteld op
€ 232.000,- en heeft daaraan vastgehouden in zijn conclusie van antwoord (en in het daarbij gevoegde financiële overzicht, prod. 48). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich ter onderbouwing van dit bedrag op een taxatie van 5 juli 2016 van mw. [naam taxateur 1] van [naam makelaar 1] te [vestigingsplaats 1] (onderdeel van zijn prod. 8). Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren zijn ouders medio 2016 voornemens om de woning te verkopen en om te verhuizen naar elders en is de woning daarom getaxeerd.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de waarde van de woning in de dagvaarding (en in het daarbij gevoegde financiële overzicht, prod. 16) gesteld op € 369.000,-. Nadien heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn standpunt ingrijpend bijgesteld. Bij zijn (na de mondelinge behandeling genomen) akte van 17 augustus 2022 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (als prod. 18) een taxatierapport van [naam taxateur 2] van [naam makelaar 2] te [vestigingsplaats 2] van 18 juli 2022 overgelegd, dat (mede) betrekking heeft op de marktwaarde van de woning op [overlijdensdatum 1] 2016. Die waarde wordt door de taxateur gesteld op € 275.000,-. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dit bedrag overgenomen.
‘overdracht van de woning binnen familie verband’. In het rapport wordt vermeld dat als waarderingsmethode is gehanteerd de
‘objectvergelijking’(met de
‘kuberingsmethode’als controlemiddel, p. 4 rapport), maar beide, kennelijk, gehanteerde waarderingsmethodes worden niet nader toegelicht. Evenmin wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij hebben geleid tot de getaxeerde waarde.
De taxatie waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich beroept is eveneens gebaseerd op de objectvergelijking. Het rapport van [naam taxateur 2] bevat daarbij een analyse van de marktwaarde van de woning aan de hand van vier volgens de taxateur vergelijkbare objecten, die uitgebreid worden besproken en vergeleken. Als doel van de taxatie wordt vermeld
‘vaststellen van de marktwaarde van het object i.v.m. een erfkwestie’.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat, in het onderhavige kader, meer vertrouwen kan worden gesteld in de taxatie van [naam taxateur 2] dan in de taxatie van [naam makelaar 1] . Daar komt bij dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn betwisting van de betrouwbaarheid van de taxatie van [naam taxateur 2] slechts summier en weinig stellig heeft onderbouwd (bijvoorbeeld:
‘Indien de referentiewoningen later werden gerenoveerd kan dit een groot effect hebben op de waarde’).
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de door [naam taxateur 2] getaxeerde waarde hanteren bij de berekening van de legitimaire massa in de nalatenschap van vader. Dit betekent, de methodiek van partijen volgend, dat aan de in rov. 4.5.2. weergegeven berekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (die de rechtbank hierna tot uitgangspunt zal nemen) een correctiepost ter grootte van
((€ 275.000,- -/- € 232.000,- =) € 43.000,- : 2 =) = € 21.500,- moet worden toegevoegd.
Uit de inhoud van de conclusie van antwoord begrijpt de rechtbank dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot zijn stelling is gekomen omdat hij, doordat hem inzage is verstrekt in de bankafschriften van vader en moeder, heeft gezien dat zij op 8 augustus 2013 een bedrag van € 10.000,- hebben overgemaakt naar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , met de vermelding
‘meerwaarde 94’.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in zijn conclusie van antwoord gemotiveerd bestreden dat deze betaling een gift inhoudt. Samengevat komt zijn verweer erop neer dat hij de woning enige tijd van zijn ouders heeft gehuurd, dat hij met hun toestemming de woning ook heeft verbouwd, en dat hij met zijn ouders had afgesproken dat zij hem zouden compenseren voor de gemaakte verbouwingskosten als de woning zou worden verkocht en door de verbouwing een hogere verkoopwaarde zou worden gerealiseerd.
De rechtbank overweegt dat is gesteld noch gebleken dat vader en moeder de woning in of rond augustus 2013 hebben verkocht, of voornemens waren dit te doen. Van dit laatste is kennelijk sprake geweest in 2016 en ook toen is de woning (wel getaxeerd, maar) niet verkocht (zie rov. 4.5.6.). Wellicht moet de betaling op 8 augustus 2013 dan worden gezien als een voorschot. Dat is echter niet wat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld; zie hiervoor. Daar komt bij dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , onweersproken, heeft gesteld dat de verbouwing waar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op doelt, heeft plaatsgevonden in 1994. Dat is nagenoeg tien jaren voor de genoemde overboeking. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft, onweersproken, gesteld dat hij de woning als huurder heeft verlaten in 2006. Dat is vijf jaren voor de genoemde overboeking.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet toegelicht waarom vader en moeder de overboeking, niettegenstaande al het voorgaande, (pas c.q. al) hebben gedaan op 8 augustus 2013. Kortom: het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bevat erg veel ongerijmdheden, die afdoen aan de overtuigingskracht ervan.
Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft weersproken dat de betaling op 8 augustus 2013, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld, een gift (zoals omschreven in
rov. 4.5.) inhoudt, die relevant is voor de berekening van de legitimaire massa.
Dit betekent, de methodiek van partijen volgend, dat aan het in rov. 4.5.2. onder (e) weergegeven bedrag aan door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] erkende giften moet worden verhoogd met
(€ 10.000 :2 =) € 5.000,-. Het bedrag van de in aanmerking te nemen giften moet dan worden gesteld op (€ 489.626,- + € 5.000,- =) € 494.626,-.
Waarde van de goederen der nalatenschap: (a) € 141.678,-.
Bijtelling wegens te laag gewaardeerde woning: (c) € 21.500,-.
Mede in aanmerking te nemen giften:
- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] : (e) € 494.626,-
(h) € 3.150,-.
Totaal: € 743.708,-.
(€ 743.708,- :6 =) € 123.951,-. Na aftrek van de gift aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 79.604,- resteert dan een schuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 44.347,-.
nalatenschap van vader (zie hiervoor). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de door hem erkende giften opgevoerd in zijn financiële overzicht (prod. 48 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in zijn overzicht (prod. 16 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) een hoger bedrag aan (veronderstelde) giften aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgevoerd. Het verschil bedraagt € 804.687,-. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een gift tot dit bedrag ontvangen in het kader van de bedrijfsovername in 2000 (zie de rov. 2.4.-2.6.) [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat de bedrijfsovername heeft geleid tot de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde gift.
(a) dat in 2001 geen rapportage is opgemaakt waaruit een waarde blijkt waar de exploitatie nog juist lonend kan zijn,
(b) dat in de akte van de bedrijfsovername wordt bepaald dat het bij die akte geschonkene en de revenuen daarvan niet zullen vallen in enige huwelijksgemeenschap, en
(c) dat in dezelfde akte wordt bepaald dat de daarin eerder vermelde kwijtscheldingen niet als schenkingen behoeven te worden ingebracht in de nalatenschap van de schenker.
De bedrijfsovername door de Maatschap van de CV heeft plaatsgevonden in 2000 en wel tegen een waarde waarbij de exploitatie van het landbouwbedrijf door de Maatschap nog net lonend kon zijn. Die wijze van waarderen kan hebben betekend dat de Maatschap het landbouwbedrijf heeft overgenomen tegen een vergoeding die lager is dan de waarde ervan in het economisch verkeer. In zoverre kan sprake zijn geweest van een verrijking. Die verrijking heeft echter niet plaatsgevonden op basis van een bevoordelingsbedoeling bij vader en moeder, terwijl die bedoeling essentieel is om te kunnen spreken van een (voor de legitimaire massa relevante) gift. Een uitzondering moet worden gemaakt voor twee kwijtscheldingen, waarvan wordt erkend dat het relevante giften zijn.
In het verlengde hiervan heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verwezen naar fiscale jurisprudentie van de Hoge Raad, die erop neerkomt dat de voorwaardelijke kwijtschelding in het kader van de BOF weliswaar een ongelijke behandeling van vermogensbestanddelen inhoudt, maar zijn rechtvaardiging vindt in het algemeen belang dat is gemoeid met de continuïteit van ondernemingen (en de onbelemmerde voortzetting van de activiteiten van familiebedrijven in het bijzonder).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft vervolgens gewezen op civiele jurisprudentie van de Hoge Raad, met betrekking tot de vraag of een vermogensverkrijging in het kader van de BOF een gift c.q. schenking inhoudt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft met name gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AN8172) en op de daarop voortbouwende uitspraak van 20 maart 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BF1043), waarin als volgt wordt overwogen:
‘in (…) het arrest van de Hoge Raad van 13 februari 2004 (…), ter zake van een situatie als de onderwerpelijke, waarin een voorheen door ouders en dochter in maatschapsverband uitgeoefend agrarisch bedrijf wordt voortgezet door de dochter, (is) onder meer (…) overwogen "dat (...) de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten in een gemeenschap worden beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, die in het algemeen in de weg staan aan een waardering die voortzetting van een (nog juist lonend) bedrijf onmogelijk maakt (...)". Hieruit vloeit voort dat in het algemeen sprake zal zijn van nakoming van een verplichting - en niet van de bedoeling tot bevoordeling die is vereist voor het aannemen van een schenking - voor zover waardering op een lagere waarde dan de economische waarde noodzakelijk is om voortgezette bedrijfsuitoefening te verzekeren’.
‘Dat [appellant twee] in 1989 en in 1996 de landbouwgronden van erflater heeft overgenomen tegen de waarde in verpachte staat is een uitvloeisel van de hiervoor omschreven contractuele verhouding tussen erflater en [appellant twee]. Van een gift is geen sprake. Bij erflater heeft de bevoordelingsbedoeling ontbroken nu de verkopen/overdrachten zijn geschied met het oog op de voortzetting, de continuïteit van het bedrijf dat erflater mede heeft geëxploiteerd’.
‘Indien door de beherende vennoot sub 2[ [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , rechtbank]
gebruik wordt gemaakt van het in dit artikel omschreven recht tot voortzetting heeft de beherende vennoot sub 2 het recht de hierna omschreven onroerende zaken te kopen en in eigendom te verwerven, in verband waarmee de commanditaire vennoot en diens echtgenote aan de beherende vennoot sub 2 een recht van koop verlenen, welk door de beherende vennoot sub 2 bij deze wordt aanvaard.
De bedrijfsovername heeft, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , geleid tot de toedeling van bepaalde onroerende zaken aan vader (in zijn privévermogen) en van de overige onroerende goederen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (in privé, niet als maat). Aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (in privé) werden ook het melkquotum en de mestproductierechten toebedeeld. Aan de Maatschap werden de roerende activa (waaronder veestapel en machines) toebedeeld.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat in deze zaak enkel de toedelingen aan hem relevant zijn en dat zij geen giften inhouden, om de genoemde reden. Dit is anders in verband met een tweetal kwijtscheldingen die vader en moeder in verband met de bedrijfsovername in zijn voordeel hebben gedaan. Deze kwijtscheldingen (tot een bedrag van ruim € 42.000) heeft hij daarom als giften meegenomen in zijn berekening van de legitimaire massa.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de Belastingdienst akkoord gedaan met de bedrijfsovername zoals (mede) verzorgd door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , waardoor in oktober 2011 een aanzienlijk bedrag aan schenkingsrecht (ruim € 173.000,-) definitief is kwijtgescholden.
Dat het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opgestelde rapport niet een berekening bevat van de overnameprijs waarbij de voortzetting van de exploitatie nog juist lonend kan zijn, is niet relevant. De in het kader van de bedrijfsovername verrichte taxaties hebben geleid tot de vaststelling van deze prijs. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist niet dat bij deze overnameprijs geen sprake is van een gift. Zijn stelling dat de bedrijfsovername toch heeft geleid tot een gift aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] komt er dus op neer dat de overnameprijs nóg lager was dan de prijs waarbij de voortzetting van de exploitatie juist lonend kon zijn. Dat is onwaarschijnlijk en door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook niet onderbouwd.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwijst naar de akte van de bedrijfsovername, maar laat onvermeld dat de door hem aangehaald passage enkel betrekking heeft op de (door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als giften erkende) kwijtscheldingen, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanleiding had moeten zijn om zijn stellingen uit te breiden en meer uitgebreid
te onderbouwen. Dat is niet gebeurd in zijn conclusie van antwoord in reconventie (die
voor een belangrijk deel betrekking heeft op de conventie) en evenmin tijdens de mondelinge behandeling en in de daarna genomen Akte verandering/vermeerdering van de gronden.
Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is nog wel aangevoerd dat de bedrijfsovername ertoe heeft geleid dat bepaalde onroerende zaken niet aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn toebedeeld, maar aan vader in zijn privévermogen, en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] destijds in de veronderstelling verkeerde dat
hijdeze laatste onroerende zaken (waaronder de woning) op enig moment zou erven. Inmiddels weet hij beter, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , want ook de aan vader in zijn privévermogen toebehorende zaken maken inmiddels deel uit van de aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomende nalatenschap van moeder (waarin inbegrepen de goederen van vader). Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan hieruit worden afgeleid dat vader en moeder ten tijde van de bedrijfsovername wel degelijk de bedoeling hadden om [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te bevoordelen.
4.6.8. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanvullend gestelde betwist. Volgens hem is het altijd de bedoeling van vader en moeder geweest dat hij alle bedrijfsgebouwen zou overnemen. Achteraf gezien was het beter geweest als dat meteen in 2000 was gebeurd. Vader en moeder hebben het andersluidende advies van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgenomen, waardoor financieel nadeel is ontstaan en waardoor de verstandhouding tussen vader en moeder en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is verslechterd.
De stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] over (zijn verwachting met betrekking tot) de aan vader in zijn privévermogen toebedeelde onroerende zaken hebben geen betrekking op de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betaalde overnamesom, en zijn daarom irrelevant, gegeven de grondslag van de vordering. De stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook gemotiveerd weersproken. De kwestie is, als gezegd, niet relevant; bewijslevering is daarom niet aan de orde.
Dit betekent dat de in rov. 4.5.9. opgenomen financiële opstelling geen aanpassing behoeft. Hetzelfde geldt voor de daarin opgenomen berekening van de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende legitieme portie in de nalatenschap van vader. Die bedraagt € 123.951,-, met een restantschuld aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 44.347,- (en niet de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder 1. gevorderde € 120.898,-, zie rov. 3.1.).
In verband met de schenking van € 10.000,- komt de (eventuele) aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé niet aan de orde, omdat die schenking, voor zover relevant, is verwerkt in de legitimaire massa in de nalatenschap van vader en daarmee doorwerkt in de hoogte van de aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende legitieme portie. Voor het overige blijft de schenking buiten beschouwing, dit als gevolg van de toe te passen imputatie (zie rov. 4.4.5.). Om die reden komt ook de inkorting, die eventueel had kunnen leiden tot aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in privé, niet aan de orde.
De vordering onder 2. zal worden afgewezen, evenals de vordering onder 3., voor zover betrekking hebbend op de legitieme portie in de nalatenschap moeder (zie eerder rov. 4.4.5.).
De vordering onder 3., voor zover betrekking hebben op de legitieme portie in de nalatenschap vader, en de vordering onder 4. zijn ten gevolge van de toewijzende beslissing op de vordering onder 1. niet aan de orde.
4.7.4.
Uitvoerbaarheid bij voorraad: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verzocht om het vonnis, voor zover daarin vorderingen in conventie worden toegewezen, niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De daarvoor aangevoerde redenen kunnen niet overtuigen. Daarbij is vooral van belang dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ervan uitgaat dat de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volledig zullen worden toegewezen. Dat is niet het geval. In plaats van in totaal € 343.105,- aan hoofdsom zal worden toegewezen
€ 44.347,-. Het - zoals wordt gesteld: ‘enorme’ - restitutierisico is niet nader toegelicht.
De rechtbank zal het verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dan ook niet honoreren. Zekerheidstelling door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is, gelet op het voorgaande, evenmin aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen en overweegt daartoe als volgt.
Deze situatie is niet aan de orde, gelet op de in conventie genomen beslissingen (waaraan het gestelde in reconventie niet afdoet).
Ook deze situatie is niet aan de orde, gelet op de in conventie genomen beslissingen (waarbij, opnieuw, het gestelde in reconventie niet afdoet aan die beslissingen).
Deze situatie doet zich niet voor, in die zin dat uit hetgeen in conventie in verband met de bedrijfsovername werd overwogen volgt, dat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat de bedrijfsovername op fiscaal- en vennootschapsrechtelijk-correcte wijze heeft plaatsgevonden, waaruit kan volgen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als adviseur zijn werk ook correct heeft gedaan. Mocht dit laatste niet het geval zijn, dan heeft te gelden dat is gesteld noch gebleken dat zijn adviezen hebben geleid (of nog kunnen leiden) tot enige nadeel voor de nalatenschap van moeder en/of voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Dit laatste geldt des te meer als wordt gelet op de uitkomst van de onderhavige procedure in conventie (waarbij het gestelde in reconventie opnieuw niet afdoet aan die beslissingen).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat in deze situatie het bedrag van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten nadele van de
nalatenschap van moeder veroorzaakte kosten, op grond van de redelijkheid en billijkheid, dient te worden verrekend met het bedrag waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit die nalatenschap aanspraak kan maken.
De rechtbank begrijpt dat de vordering ziet op hetzelfde bedrag als de vordering onder 1. (namelijk € 75.604,92) en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich ter onderbouwing van de vordering onder 3. beroept op de feiten en omstandigheden die hij ook ten grondslag heeft gelegd aan de vorderingen onder 1. en 2. (zie rov. 3.6. en cve in rec. nr. 197).
4.8.6. De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inmiddels (de bedrijfsovername is al lang achter de rug) in een grotendeels feitelijke relatie ten opzichte van elkaar staan. Dat betekent dat hun relatie wordt beheerst door de maatschappelijke zorgvuldigheid en, voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schuldeiser is van de nalatenschap van moeder, door de redelijkheid en billijkheid. Kennelijk baseert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn vordering onder 3. alleen op de laatste grondslag.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft onderbouwd: (a) waarom [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een zodanig verwijt kan worden gemaakt van zijn opstelling jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de fase vóór deze procedure en tijdens de procedure, dat hij aansprakelijkheid moet aanvaarden van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde kosten, en (b) waarom de redelijkheid en billijkheid een deugdelijke grondslag vormt voor een vordering ter zake.
In het voorgaande is gebleken dat de opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in deze procedure, ook bij de rechtbank, vragen oproept. Dat geldt bijvoorbeeld voor de beperkte inhoud van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] processtukken, waarvan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zonder twijfel nadeel heeft ondervonden (zie rov. 4.2.).
Daar komt bij dat de rechtbank op verscheidene punten stellingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft
verworpen.
Anderzijds is de rechtbank op twee niet-onbelangrijke punten uitdrukkelijk niet akkoord gegaan met de opstelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Het betreft hier de waarde van de woning en de schenking van € 10.000,- (zie de rov. 4.5.7 en 4.5.8.). Daarbij is van belang [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook
vóór deze procedure jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze - inmiddels verworpen - standpunten heeft
ingenomen.
Verder wijst de rechtbank erop dat uit de overgelegde correspondentie kan blijken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de fase vóór deze procedure heeft gestreefd naar het bereiken van een schikking. Dat dan in den beginne iets té eenzijdige standpunten worden ingenomen is niet ongebruikelijk. Gesteld noch gebleken is dat het alleen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te wijten is dat, ondanks zijn herhaaldelijk uitgesproken bereidheid daartoe (die dan kennelijk niet oprecht was), geen regeling in der minne is getroffen.
Verder heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] er terecht op gewezen dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende heeft verhelderd: (e) door wie in welke hoedanigheid de opdrachten aan de diverse adviseurs zijn gegeven, (f) in welke hoedanigheid of hoedanigheden [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] thans als eiser ter zake optreedt, en (g) dat de overgelegde facturen (enkel) betrekking hebben op de onderhavige zaak (en de voorgeschiedenis ervan). Ook op deze verweren heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende gereageerd.
4.8.10. Verder wijst de rechtbank erop (h) dat een belangrijk deel van de vordering betrekking heeft op de feitelijk gemaakte proceskosten in de onderhavige zaak. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet verhelderd waarom hij daarop aanspraak kan maken, in het licht van de heersende jurisprudentie. Daarin wordt immers geoordeeld dat een dergelijk vordering alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, waarvan pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven, waarvan pas sprake kan zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, en waarbij de rechter terughoudendheid past, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (zie o.m. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828,
Grand Café Duka/Achmea).
Nadere bewijslevering is niet aan de orde, mede omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alle kans heeft gehad om te reageren op de verweren van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , door zijn stellingen uit te breiden en beter te motiveren, terwijl hij dit niet, maar in elk geval onvoldoende, heeft gedaan.
5.De beoordelingDe rechtbank
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde;
20 december 2023.