ECLI:NL:RBLIM:2023:7084

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
03.123404.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijk slachtoffer en letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid

Op 30 juni 2022 vond er een verkeersongeval plaats op de Langsteeg te Sint Geertruid, waarbij de verdachte als bestuurder van een Mercedes-Benz EQA een aanrijding veroorzaakte met een Nissan Murano. Bij dit ongeval kwam [slachtoffer 1] om het leven en raakte [slachtoffer 2] gewond. De verdachte reed met een snelheid van minimaal 88 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 60 kilometer per uur was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte verklaarde dat hij onwennig was in de elektrische auto en niet bekend was met de wegomstandigheden. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van 12 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak en betwistte de snelheid. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een taakstraf van 240 uren op, evenals een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger en zijn betrokkenheid bij de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.123404.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1969,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.A. Koers, advocaat kantoorhoudende te Leusden.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar/hinder op de weg.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA) blijkt dat de verdachte net voor het ongeval minimaal 88 kilometer per uur heeft gereden, waar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur toegestaan was. De officier van justitie benadrukt dat in de in de VOA opgenomen berekeningsmethode geen gebruik wordt gemaakt van de lengte van het bandenspoor als zodanig maar van de radius van dat spoor van 100 meter (zoals weergegeven op pagina 74 van de VOA). Deze berekening komt overeen met de snelheid die genoemd wordt in het EDR-rapport.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard in een drift/slip te zijn geraakt door een stuurcorrectie naar links. Hij is daarbij op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeerd terechtgekomen. De verdachte had nog niet eerder in een elektrische auto of automaat gereden en was niet bekend met de situatie ter plaatse. Er was sprake van een smalle, onoverzichtelijke weg, die om voorzichtigheid vraagt. Al deze feiten en omstandigheden samen leiden ertoe dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit en zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de berekeningen in de VOA op onjuistheden gebaseerd zijn. Er zou in de VOA bij het vaststellen van de door de verdachte gereden snelheid gerekend zijn met een bandenspoor van 100 meter, terwijl uit de AutoCad-tekening blijkt dat dit spoor ongeveer 65 meter was. De raadsvrouw heeft berekend dat de verdachte tussen de 64 en 83 kilometer per uur heeft gereden. Daarmee kan de ten laste gelegde snelheid van 88 kilometer per uur niet bewezen worden. Daarnaast droeg slachtoffer [slachtoffer 1] geen autogordel, waardoor er sprake is van eigen schuld. Volgens de verdediging is er slechts sprake van een tijdelijke onoplettendheid van de verdachte toen hij de stuurcorrectie maakte. Dat is onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hierbij verwijst de raadsvrouw naar de arresten van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:PHR:2004:AO5822) en 29 april 2009 (ECLI:NL:HR:2008:BD0544).
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen:
Verbalisant [naam 3] relateerde over de aanrijding [2] zakelijk weergegeven onder meer het volgende:
Op 30 juni 2022 vond er een ongeval plaats aan de buiten de bebouwde kom gelegen weg, de Langsteeg te Sint Geertruid, gemeente Eijsden-Margraten. De maximum toegestane snelheid ter plaatse is 60 kilometer per uur. De weg is bestemd voor verkeer in twee richtingen. Er is geen middenasbelijning, wel een onderbroken kantmarkering. Aan weerszijden bevindt zich een vrijliggend fiets-/bromfietspad, welke middels een groenhaag gescheiden worden van de rijbaan. De Langsteeg heeft een licht glooiend karakter en een bochtig wegverloop. De aanrijding vond plaats kort voorbij een neergaande bocht naar links en overgaand in een opgaande bocht naar rechts.
Bij de aanrijding waren betrokken een Mercedes-Benz EQA met kenteken [kenteken 1] , welke bestuurd werd door [verdachte] , en een Nissan Murano met kenteken [kenteken 2] , welke bestuurd werd door [slachtoffer 1] . Twee inzittende van de Mercedes, de bestuurder en de daarachter gezeten passagier [slachtoffer 2] , raakten gewond. De heer [slachtoffer 1] raakte zwaar gewond en overleed ter plaatse aan diens opgelopen verwondingen.
Een proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (VOA). [3] Hieruit volgt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De bestuurder van een personenauto, merk Mercedes-Benz, type EQA, met kenteken [kenteken 1] , heeft gereden op de Langsteeg, komende uit de richting van Mheer en rijdende in de richting van Herkenrade. De bestuurder van een personenauto, merk Nissan, type Murano, met kenteken [kenteken 2] , heeft gereden op de Langsteeg, komende uit de richting van Herkenrade en rijdende in de richting van Mheer. Ter hoogte van de plaats van het ongeval was de rijbaan van de Langsteeg ingericht voor verkeer komende uit tegengestelde rijrichtingen en had deze een breedte van ongeveer 5,75 meter.
De bestuurder van de betrokken Mercedes-Benz EQA heeft het wegverloop van de Langsteeg niet gevolgd en vervolgens een stuurcorrectie naar links gemaakt, waardoor hij op de linker weghelft terecht is gekomen en in botsing is gekomen met de Nissan Murano.
Uit de pre-crash data in het EDR rapport van de ACM - zijnde een tekstbestand van de ontsloten EDR data uit de betrokken Mercedes-Benz EQA - bleek dat de bestuurder van dit voertuig voorafgaande en ten tijde van het ongeval had gereden met een snelheid gelegen tussen 88 en 114 km per uur (snelheid kort voor de bots 88 km per uur), zijnde een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 60 km per uur. Vijf seconden voor de bots werd een snelheid geregistreerd van 105 km per uur. Van vijf tot 3 seconden voor de bots werd een versnelling geregistreerd tot een snelheid van 114 km per uur. Van 3 tot 0 seconden voor de bots werd een vertraging geregistreerd tot een snelheid van 88 km per uur.
Op 30 juni 2022 werd ter plaatse, door de forensisch arts dr. T. Pelzer, in het bijzijn van ons, verbalisanten [naam 1] en [naam 2] , de schouw verricht op het stoffelijk overschot van de bestuurder van de betrokken Nissan. Na de schouw concludeerde de voornoemde forensisch arts dat de bestuurder van de betrokken
Nissan was overleden ten gevolge van het opgelopen letsel, te weten een schedelfractuur en bijbehorende hevige bloedverlies, ten gevolge van hevig stomp mechanisch geweld.
De bestuurder van de betrokken Mercedes-Benz EQA had het ongeval kunnen vermijden, indien hij zijn snelheid had aangepast aan de situatie ter plaatse. Daardoor had hij het wegverloop van de Langsteeg kunnen volgen en zoveel mogelijk rechts kunnen houden. Ook had hij het wegverloop tijdig kunnen en moeten
waarnemen en had hij tijdig moeten anticiperen. Anderen kunnen immers ook het wegverloop volgen.
De geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2] [4] , vermeldt zakelijk weergegeven onder meer het volgende:
[slachtoffer 2] is op 30 juni 2022 onderzocht. Het uitwendig waargenomen letsel bestaat uit seatbelt sign, hematoom linker heupkom en een dwarse sternumfractuur (borstbeen).
Verbalisant [naam 3] relateerde over de genezingsduur van [slachtoffer 2] [5] zakelijk weergegeven onder meer het volgende:
Op 5 mei 2023 heb ik contact gehad met het slachtoffer [slachtoffer 2] . Hij vertelde dat hij sedert einde september c.q. begin oktober 2022 weer volledig aan het werk was.
De verdachte verklaarde tijdens het politieverhoor [6] zakelijk weergegeven onder meer:
Op 30 juni 2022 reed ik voor de eerste keer in een elektrische Mercedes-Benz EQA. Het was onwennig, want ik heb zelf een kleine benzineauto. Ik kom zelden op de Langsteeg.
De verdachte verklaarde ter terechtzitting [7] zakelijk weergegeven onder meer:
Het is juist dat ik op 30 juni 2022 te Sint Geertruid, gemeente Eijsden-Margraten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de weg, Langsteeg, een verkeersongeval heb veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 1]
,werd gedood en [slachtoffer 2] (zijnde passagier in de personenauto die ik bestuurde) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht Na het passeren van een tractor heb ik te veel naar rechts gestuurd en ben ik in de goot langs de weg beland. In plaats van te remmen, heb ik het gaspedaal ingeduwd. Ik ben in een drift/slip geraakt door een stuurcorrectie naar links en op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. Daar reed op dat moment [slachtoffer 1] in een personenauto. Hierdoor is een botsing ontstaan tussen de door mij bestuurde personenauto en de personenauto waarin [slachtoffer 1] reed.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Voldoende rechts rijden
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt door een stuurcorrectie te maken, waarna hij in een drift/slip op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daarmee onvoldoende rechts heeft gereden.
Snelheid
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tussen de 60 en 80 kilometer per uur reed. De raadsvrouw heeft berekend dat de verdachte tussen de 64 en 83 kilometer per uur heeft gereden.
Zowel de verklaring van de verdachte als de berekening van de raadsvrouw vinden geen steun in het dossier. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de berekening van de snelheid in de VOA. Deze berekening komt immers overeen met de snelheid uit het EDR-rapport. Hieruit blijkt dat de verdachte minimaal 88 kilometer per uur moet hebben gereden ten tijde van de botsing. Kort daarvoor is de snelheid verhoogd, hetgeen ook past bij de verklaring van de verdachte dat hij in plaats van te remmen, gas heeft gegeven. Omdat ter plaatse een maximumsnelheid gold van 60 kilometer per uur, stelt de rechtbank vast dat verdachte - door minimaal 88 kilometer per uur te rijden - met een te hoge snelheid heeft gereden.
De rechtbank is, indachtig de hiervoor geconstateerde verkeersovertredingen die door de verdachte zijn gepleegd, van oordeel dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. De rechtbank houdt daarbij ook nog rekening met de navolgende omstandigheden. De weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden is relatief smal met aan weerszijden een vrij liggend fietspad, welke gescheiden worden van de rijbaan door groenhagen. De weg is verder licht glooiend en verloopt bochtig. Kortom: de wegomstandigheden zijn zodanig dat ter plekke niet voor niets de maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur gold. Verdachte was bovendien onvoldoende bekend met deze wegomstandigheden en met het rijden in een elektrische voertuig. Daarnaast moest verdachte vlak voorafgaand aan het ongeval een tractor passeren. Van de verdachte mocht worden verwacht dat hij zijn rijgedrag aan deze omstandigheden aanzienlijk zou aanpassen. Dit heeft hij niet gedaan. Integendeel, de verdachte heeft met een veel hogere snelheid dan ter plekke is toegestaan gereden. Daarmee heeft de verdachte niet slechts kortstondig onoplettend, maar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen en is dus sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Slachtoffer [slachtoffer 1] is als gevolg van het door de verdachte veroorzaakte ongeval overleden.
Zwaar lichamelijk letsel dan wel tijdelijke verhindering in de uitvoering van de normale bezigheden
De rechtbank ziet zich vervolgens nog voor de vraag gesteld of het letsel van [slachtoffer 2] gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Eerst de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1051) volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Een veelvoorkomende categorie letsel betreft (bot)fracturen. Indien sprake is van een zodanige fractuur dat operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat die fractuur, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormt. Nu slachtoffer [slachtoffer 2] weliswaar een gebroken borstbeen heeft opgelopen, maar daarbij geen operatieve ingreep hoefde te worden uitgevoerd, is de rechtbank van oordeel dat in casu geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Wel is er, naar het oordeel van de rechtbank, sprake van letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitvoering van de normale bezigheden is ontstaan, nu uit
het met slachtoffer [slachtoffer 2] gevoerde telefoongesprek blijkt dat hij pas na enkele maanden zijn werk weer heeft kunnen hervatten.
Conclusie
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Primair
op 30 juni 2022 te Sint Geertruid, in de gemeente Eijsden-Margraten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Langsteeg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer 1] , werd gedood en een ander, te weten [slachtoffer 2] (zijnde passagier van verdachte) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, heeft gereden met een snelheid van ten minste ongeveer 88 kilometer per uur en (daarbij) in een drift/slip is geraakt door een stuurcorrectie en (vervolgens) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen, zulks op het moment dat een personenauto, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer 1] , reeds dicht was genaderd, waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Primair
eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zodanig letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging voor een jaar. In zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de OM-richtlijnen, de ernst van de gevolgen - die eruit bestaan dat er een persoon is komen te overlijden en een persoon lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het handelen van de verdachte - en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om matiging van de door de officier van justitie geëiste taakstraf en heeft verzocht geen onvoorwaardelijke rijontzegging aan de verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, zijn vrijwilligerswerk als trainer bij lokale voetbalclubs en omdat hij mantelzorger is voor zijn dementerende moeder. De verdediging benadrukt dat de verdachte nog altijd kampt met de gevolgen van het gebeurde en slecht slaapt. Hij heeft EMDR-therapie gehad omdat hij aanvankelijk maandenlang niet functioneerde. Ten slotte heeft de verdachte contact gezocht met de nabestaanden van het overleden slachtoffer. Hij heeft daarmee dus oog voor het door hem aangerichte leed.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven en daarbij een aanrijding veroorzaakt met een hem tegemoetkomende auto. De inzittende van deze auto is daarbij komen te overlijden. Ook heeft één van de inzittenden in de auto van de verdachte letsel opgelopen, waardoor hij tijdelijk niet heeft kunnen werken. Dit is een ernstig feit met onomkeerbare gevolgen. Door onoplettendheid en onvoorzichtigheid van verdachte is een kostbaar mensenleven verloren gegaan en blijven familie en nabestaanden achter met het verlies van hun dierbare.
De rechtbank overweegt dat strafoplegging niet alleen plaatsvindt met inachtneming van de gevolgen van de gemaakte verkeersfouten, maar vooral ook moet worden afgezet tegen de ernst van die gemaakte verkeersfouten en de mate van schuld daaraan van de verdachte. In dit geval draagt de verkeersfout van de verdachte, zoals hiervoor al is vermeld, de gradatie van ‘aanmerkelijke schuld’ in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS inzake overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en in het bijzonder bij de categorie ‘aanmerkelijke schuld’ en ‘de dood ten gevolge’. Voor het met aanmerkelijke schuld veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval geldt een oriëntatiepunt van 240 uren taakstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 12 maanden.
Ter terechtzitting is gebleken dat het ongeval de verdachte ernstig heeft aangegrepen en dat hij heeft geprobeerd contact met de nabestaanden van [slachtoffer 1] op te nemen. Daarnaast is gebleken dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, zijn vrijwilligerswerk als trainer bij lokale voetbalclubs en omdat hij mantelzorger is voor zijn dementerende moeder. Deze persoonlijke omstandigheden van de verdachte rechtvaardigen het om een deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen.
Alles overwegende zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis opleggen, evenals een rijontzetting voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.T.H.L. van de Bergh, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2023.
Buiten staat
Mr. Van de Bergh en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Sint Geertruid, in de gemeente Eijsden-Margraten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Langsteeg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer 1] , werd gedood en/of een ander, te weten [slachtoffer 2] (zijnde passagier van verdachte) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, heeft gereden met een snelheid van ten minste ongeveer 88 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) in een drift/slip is geraakt door een stuurcorrectie en/of (vervolgens) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen, zulks op het moment dat een personenauto, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer 1] , reeds dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding/botsing is ontstaan met/tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto;
Subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Sint Geertruid, in de gemeente Eijsden-Margraten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Langsteeg, heeft gereden met een snelheid van ten minste ongeveer 88 kilometer per uur, althans een hogere snelheid dan de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een voor de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of (daarbij) in een drift/slip is geraakt door een stuurcorrectie en/of (vervolgens) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen, zulks op het moment dat een personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding/botsing is ontstaan met/tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022099369-1, gesloten d.d. 5 mei 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 132.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 5 mei 2023, pg. 2 en 4.
3.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 20 april 2023, pg. 13, 21-24, 85
4.Geneeskundige verklaring opgemaakt door arts Thijs d.d. 18 augustus 2022, pg. 116.
5.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. 5 mei 2023, pg. 8.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2022, pg. 106.
7.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 november 2023.