ECLI:NL:RBLIM:2023:6815

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
03.110079.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van ex-partner met contact- en locatieverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn ex-partner gedurende bijna drie jaar heeft belaagd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de vrijheid van de verdachte beperkt, met een contact- en locatieverbod voor een periode van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen en opgelegde contactverboden, stelselmatig brieven heeft gestuurd naar het slachtoffer, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot gevangenisstraf en de maatregel tot beperking van de vrijheid toegewezen, en de verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet leidt tot een uitsluiting van strafbaarheid. De zaak benadrukt de ernst van stalking en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.110079.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1960,
verblijvende in [detentiegegevens] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.N.R. Maenen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 november 2023. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord [naam] (juridisch medewerker Slachtofferhulp Nederland). De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
- in de periode tussen 3 februari 2020 en 9 maart 2023, [naam slachtoffer] heeft belaagd.

3.De voorvragen

De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie partieel niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging wegens schending van het ne bis in idem beginsel ex art. 68 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte voor het overtreden van het contactverbod opgelegd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 17 december 2018 driemaal een week vervangende hechtenis heeft uitgezeten. De brieven die de verdachte ondanks het contactverbod stuurde, en waarvoor hij in vervangende hechtenis heeft gezeten, zijn onderdeel van het dossier waarvoor de verdachte thans vervolgd wordt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Verdachte is bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 17 december 2018 wegens belaging van [naam slachtoffer] veroordeeld. Hierbij is aan hem opgelegd de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de verdachte voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] en voorts zich niet zal ophouden in de [adres] , op straffe van een week vervangende hechtenis per overtreding van de maatregel. Bij arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1104 r.o. 5.3.4. en 5.4.2.), heeft de Hoge Raad bepaald dat een beslissing op een vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis vanwege het niet naleven of niet hebben nageleefd van de in artikel 38v Sr bedoelde maatregel, niet een materiële einduitspraak in de zin van de artikelen 350-352 Sv betreft en aldus geen onherroepelijke beslissing van de strafrechter is zoals bedoeld in artikel 68 Sr. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging de officier van justitie (partieel) niet ontvankelijk te verklaren derhalve af.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij brieven heeft geschreven en verstuurd naar aangeefster, maar niet met de bedoeling haar te bedreigen of te stalken.
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de verdachte zijn brieven aan aangeefster instrumenteel inzette in zijn strijd tegen justitie. Het doel van het versturen van de brieven was om justitie tot actie te bewegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De bewijsmiddelen
1.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 november 2023, voor zover inhoudende:
Het is juist dat ik aangeefster brieven heb geschreven en gestuurd, maar dat is geen stalking. Deze brieven heb ik gestuurd met het doel om vrede te stichten met [naam slachtoffer] en om in mijn strijd met justitie, justitie te bereiken.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020 (pg. 4-5), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 4)
Ik wens aangifte/klacht te doen van stalking. Ik doe deze aangifte/klacht tegen mijn ex partner. Hij is genaamd [verdachte] .
Ondanks een contactverbod ontvingen mijn dochters [naam] en [naam] op 14 maart 2020 van [verdachte] een uitgebreide brief (gedateerd [plaats en datum] ), twee bladzijden aan beide zijden beschreven. Op 26 maart 2020 ontving mijn dochter [naam] een verjaardagskaart van [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] ).
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2021 (pg. 13-14), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 13)
Ik wens aangifte te doen van het overtreden van de Justitiële Voorwaarden. Ik doe deze aangifte tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1960 (roepnaam [naam] ).
[verdachte] heeft 4 keer, direct en indirect contact gezocht per post.
In mei 2021 ontving mijn moeder een verjaardagskaart die bestemd was voor mij. Deze kaart was gedateerd [plaats en datum] . In de kaart, die gericht was aan mij, stond dat [verdachte] mij feliciteerde met mijn 52e verjaardag. Hij vroeg of alles goed was in het [plaatsnaam 1] .
(pagina 13 en 14)
In mei 2021 ontving mijn moeder op haar adres een brief gericht aan mij en aan mijn dochters [naam] en [naam] . Deze was gedateerd [plaats en datum] . Het zijn vijf handgeschreven kantjes waarin hij informeert naar mijn dochters. Hij vraagt onder andere hoe het gaat in de coronatijd. Hij schrijft over zijn zoon en over zijn leven in de [detentieplaats] . In deze brief komt meermaals naar voren dat hij schijt heeft aan justitie. Letterlijk schrijft hij: voordat ik in [plaatsnaam 1] kom zijn we 4-5 maanden verder hoor. Maar ik loop gewoon door jullie straat hoor, dat heb ik me voorgenomen. Laat die criminele (Justitie) er maar eens wat van zeggen. Ik heb mijn antwoord klaar.
(pagina 14)
In augustus 2021 ontving de vader van mijn dochters, genaamd [naam] , twee brieven van [verdachte] . De eerste brief was gericht aan [naam dochter 1] en was gedateerd [plaats en datum] en de tweede brief was gericht aan [naam van vader dochters] . Het was een kort begeleidend briefje waarin stond dat de andere brief gericht was aan [naam dochter 1] en dat [naam van vader dochters] deze mocht lezen. Het was volgens [verdachte] niet aan mij om te beslissen of mijn dochters contact met hem zouden hebben. Dit briefje was gedateerd [plaats en datum] . In de brief gericht aan [naam dochter 1] staat onder andere dat hij het profiel van [naam dochter 1] van “babysitter [plaatsnaam 1] ” op internet was tegengekomen. Hij schrijft dat hij binnenkort weer naar [plaatsnaam 1] komt. Tevens schrijft hij dat hij ons alle vier weer bij elkaar gaat krijgen en dat hij niet boos is op ons maar wel op justitie. Dat is een criminele organisatie.
4.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2022 (pg. 43-44), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 43)
Ik wens aangifte te doen van het overtreden van de Justitiële Voorwaarden. Ik doe deze aangifte tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] (roepnaam [naam] ).
Op 2 februari 2021 kreeg ik weer een brief van [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] ). Het is nu een getypte brief en er staat geen afzender onder maar ik weet zeker dat deze brief van hem komt. Ik herken zijn handschrift op de envelop. Ik ben bang dat dit nooit stopt en wil dat het contactverbod verlengd wordt. Maar boven alles wil ik dat hij nooit meer contact met mij zoekt, dit heeft zo’n grote impact op mijn leven. Ik weet dat hij die brief heeft gestuurd want hij praat ook over [naam dochter 2] en [naam dochter 1] en dat zijn mijn dochters. In die brief staat ook informatie die hij niet kan weten dus hij mag op internet denk ik dan. Ik begrijp dat niet.
5.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2022 (pg. 55), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 55)
Ik wens aangifte te doen van het overtreden van de Justitiële Voorwaarden. Ik doe deze aangifte tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] (roepnaam [naam] ).
Op 27 februari 2022 kreeg ik weer een brief van [verdachte] (gedateerd [datum] ). Op 4 mei ontving ik ook weer een brief (gedateerd [plaats en datum] ) en ik kreeg nog een verjaardagskaart (gedateerd [datum] ) en op 17 mei 2022 kreeg ik weer een lange brief (gedateerd [plaats en datum] ).
6.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 september 2022 (pg. 77-78), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 77)
Ik wens aangifte/klacht te doen van stalking. Ik doe deze aangifte/klacht tegen [verdachte] .
Nu heb ik voor de derde keer (sinds de laatste aangifte op 2 juli 2022) weer een brief ontvangen van [verdachte] en wil nu aangifte doen van stalking. Op 22 juni 2022 ontving ik weer een brief van [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] ) uit de [detentiegegevens] . Vandaag, woensdag 7 september 2022 kreeg ik een bericht dat er weer een brief van [verdachte] onderweg was.
7.
Het geschrift, een brief van verdachte gericht aan aangeefster, d.d. [plaats en datum] (pg. 80), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
“Ik zou eigenlijk niet meer schrijven tot half augustus en dat zou ook gebeurd zijn als ik niet zoveel verdriet had gehad. Ik moet even iets van mij afschrijven, een klein stukje maar. Mijn grote verdriet komt door het onverwachte overlijden van [naam] afgelopen nacht om 00 u 20. Om 22 uur zat hij nog op mijn arm. Nu is hij inmiddels begraven om 10 u 20. Het is nu 11 u 45. Ik heb een enorm verdriet nu, ik heb de hele nacht zitten te halen en af en toe in slaap gevallen. Ik voelde zoveel verdriet maar ook voor het gemis van jou, van mijn kinderen en ook van [naam dochter 1] en [naam dochter 2] natuurlijk. Ik wou dit even delen. Hopelijk vind je dat niet erg.
Sorry [naam slachtoffer] , voor dit briefje. Het was echt niet de bedoeling en wilde echt tot half augustus wachten. Maar ik wilde mijn enorme verlies even kwijt. Afscheid nemen is zo moeilijk als je zo veel van iemand houd. En daarom ook mijn grote verdriet met jou. Ik hield echt ook zoveel van jou ook al liet ik dat niet genoeg blijken.”
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2022 (pg. 83), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [naam] – zakelijk weergegeven – :
Op 7 september 2022 werd door [naam slachtoffer] aangifte gedaan ter zake stalking. Op 8 september 2022 stuurde [naam slachtoffer] mij een bericht dat ze een brief had ontvangen van de heer [verdachte] . Een handgeschreven brief (29 kantjes, gedateerd [datum] ).
9.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2023 (pg. 113-114), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 113)
Ik wens aangifte te doen tegen mijn ex-partner [verdachte] , geboren op [geboortedatum] .
[verdachte] stuurt mij brieven, zeker om de paar maanden en ik vind dit ook weer stalking/belaging. Op 1 december 2022 kreeg ik weer een brief van hem (gedateerd [plaats en datum] ). Een lange geschreven brief van ongeveer 20 kantjes. Hij is weer in overtreding en ik doe weer aangifte tegen hem.
10.
Het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL 2300-2023060607 -2 d.d. 22 april 2023 (pg. 1-38), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [naam] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 1)
Op 21 april 2023 ontving ik 3 brieven per mail van Slachtofferhulp Nederland. Deze brieven waren afkomstig van de heer [verdachte] en hij had deze gestuurd naar [naam slachtoffer] . De heer [verdachte] heeft een contactverbod met [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] had deze brieven doorgestuurd naar haar contactpersoon van Slachtofferhulp. Ik had eerder al op 19 april 2023 telefonisch contact met [naam slachtoffer] . Tijdens ons telefoongesprek vertelde ze mij dat ze inderdaad weer brieven had ontvangen van de heer [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] en [plaats en datum] ). Ik ontving deze brieven op 21 april 2023 per mail.
11.
Het geschrift, een brief van verdachte gericht aan aangeefster, uit het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL 2300-2023060607-2 , d.d. [datum] (pg. 36-38), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
(pagina 37)
“Jammer, jammer dat je het gesprek niet durft aan te gaan met mij. Je zou zo bang voor me zijn. Maar voor mij hoef je geen angst te hebben, ik ga je niets doen en ook nooit van plan geweest. Integendeel, ik zou je er graag van af willen helpen van die angst, daarom jammer dat je het gesprek niet aandurft. Ik had je dit liever persoonlijk gezegd namelijk maar het is helaas niet anders. Ook als ik vanaf november in je straat kom [naam slachtoffer] , je hoeft er niet bang voor te zijn. Er gebeurd niets. Maar het is voor mij gewoon een principestrijd tegen justitie en trouwens ik zal er zelfs voor naar het Europees Hof toestappen als het moet.”
De bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte door het schrijven en versturen van brieven en kaarten wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen. Bij de beantwoording van deze vraag moet in aanmerking worden genomen de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte aangeefster (rechtstreeks danwel via familieleden) gedurende een periode van bijna drie jaar herhaaldelijk door het schrijven van (lange) brieven heeft lastiggevallen. Weliswaar bevestigt de verdachte dat hij de brieven aan aangeefster heeft verstuurd maar ontkent hij aangeefster daarmee gestalkt te hebben. De verdachte verklaarde dat hij deze brieven aan haar zou gebruiken als instrument in zijn strijd tegen justitie. Hij zou aangeefster de brieven sturen, terwijl dit niet mocht om op deze wijze in contact te komen met justitie. Ter terechtzitting verklaarde de verdachte echter tevens dat hij aangeefster brieven stuurde om vrede met haar te stichten. Ook uit de inhoud (van de brieven) zoals opgenomen in de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte met het sturen van de brieven en kaarten niet alleen als doel had (voor zover dit al een doel was en niet slechts een excuus) het openbaar ministerie te bereiken maar ook dat hij met aangeefster in contact bleef.. De verdachte is eerder veroordeeld voor de belaging van aangeefster. Hij wist dat hij geen contact (direct noch indirect) mocht hebben met haar. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen dermate intens en frequent zijn dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is. Voor wat betreft het vereiste oogmerk overweegt de rechtbank dat aangeefster geen keuze werd gelaten om zich aan het ontvangen van deze brieven te onttrekken. Aldus is er sprake van dwingen iets te dulden.
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de feiten en omstandigheden als vervat in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode tussen 3 februari 2020 en 9 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode tussen 3 februari 2020 en 9 maart 2023 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te dulden (te weten het ontvangen van onophoudelijke lange brieven en/of kaarten) en/of vrees aan te jagen, door:
- aan die [naam slachtoffer] rechtstreeks, dan wel via de moeder en kinderen van die [naam slachtoffer] en via (andere) derden, (telkens en onophoudelijk) vele (lange) brieven en kaarten te schrijven en toe te zenden en te (laten) bezorgen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog N. van der Weegen en psychiater dr. T.W.D.P. van Os hebben over de geestvermogens van de verdachte (op 30 respectievelijk 31 oktober 2023) een rapport uitgebracht. De psycholoog is bovendien ter terechtzitting als deskundige gehoord. Beiden komen tot de conclusie dat zij, op grond van het onderzoek dat zij hebben verricht en afgaande op wat de verdachte als reden voor het versturen van de brieven etc. gezegd heeft, bij verdachte thans geen stoornis kunnen vaststellen.
Ter terechtzitting is tevens drs. J.A. Thompsen, verbonden aan [detentieplaats] , gehoord. Hij verklaarde dat hij onderliggende borderline problematiek (nog steeds) aanwezig acht. Met zijn collega’s in de tbs-kliniek concludeert hij dat voldaan is aan de criteria voor het vaststellen van een waanstoornis bij verdachte.
De rechtbank komt op basis van deze bevindingen en adviezen niet tot het oordeel dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid - geheel - uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.
Wel ziet de rechtbank, wat er ook zij van de verschillende conclusies van de deskundigen, aanleiding om de feiten aan de verdachte in verminderde mate toe te rekenen; dat zal nader aan bod komen bij de strafmotivering.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar (met aftrek van de te vorderen voorlopige hechtenis), met daarbij als bijzondere voorwaarden: een contact- en locatieverbod voor een straal van 500 meter van de woning van [naam slachtoffer] , een meldplicht bij de reclassering en toezicht door de reclassering. Zij heeft tevens de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
Daarnaast heeft zij gevorderd opnieuw op te leggen de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaar, met een maand vervangende hechtenis per overtreding en met dien verstande dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie met bovendien een groter voorwaardelijk deel. Zij heeft voorts aangevoerd dat een nieuwe tbs-maatregel niet op zijn plaats is nu daartoe bij gebrek aan een stoornis geen ruimte is en zulks bovendien niet doelmatig is. Zij heeft zich verzet tegen toewijzing van de vordering tot gevangenneming, nu er geen acuut gevaar uitgaat van de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn ex-partner gedurende een periode van bijna 3 jaar gestalkt. Hij heeft het slachtoffer stelselmatig (lange) brieven en kaarten geschreven, terwijl hij eerder al tot een tbs-maatregel en een contactverbod is veroordeeld wegens eerdere stalking van diezelfde ex-partner. Zelfs vanuit een tbs-kliniek, met contactverbod en een postmaatregel heeft de verdachte het slachtoffer met zijn brieven weten te bereiken. Daarmee heeft de verdachte het gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer verhoogd en op kwalijke wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het volhardende karakter van het handelen van de verdachte hindert het slachtoffer in haar dagelijks functioneren, zoals ook volgt uit de slachtofferverklaring. Hoewel geen sprake is van fysiek geweld en de belaging van afstand plaatsvond, kan dit wel worden aangemerkt als bijzonder indringend voor het slachtoffer. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een forse gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd.
Toerekenbaarheid
De psychiater en psycholoog constateerden dat bij de verdachte thans geen sprake (meer) is van een psychische stoornis, althans dat deze in de huidige klinische setting niet (meer) zichtbaar is. Mede daarom heeft de officier van justitie geen nieuwe tbs-maatregel gevorderd. Ook de rechtbank ziet, al dan niet ambtshalve, onder de gegeven omstandigheden onvoldoende grond voor een nieuwe tbs-maatregel.
In hetgeen de deskundige Thompsen, verbonden aan de kliniek waar de verdachte momenteel verblijft, naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank echter wel aanleiding om de feiten verminderd toe te rekenen aan de verdachte. Uit de verklaring van deze deskundige blijkt immers dat de kliniek, die de verdachte gedurende een lange en intensieve periode kent, wel degelijk psychische problematiek aanwezig acht bij de verdachte, zoals borderline problematiek, grootheidswanen en cognitieve dissonantie. Daarbij ziet de kliniek naast complottheorieën in relatie tot justitie, ook nog steeds kenmerken van de verlaten stalker.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten aanzien van de belaging verminderd toerekeningsvatbaar is.
Conclusie
Mede indachtig de verminderde toerekenbaarheid zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar vordering tot oplegging van de maximale straf in dit soort gevallen. Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van hierna nog te bevelen voorlopige hechtenis, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de eerder toegewezen vorderingen tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis wegens overtreding van het contactverbod.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank ziet in de aard, de intensiteit en de duur van de belaging redenen om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, naast de algemene voorwaarden, de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij de reclassering; een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de directe omgeving van de woning van het slachtoffer, te weten de [straatnamen] te [plaatsnaam 1] .
Maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat, gezien de aard en ernst daarvan, een maatregel betreffende het gedrag rechtvaardigt. De rechtbank ziet dan ook grond om, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten én ter bescherming van het slachtoffer, een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor een periode van vijf jaar.
Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich zal onthouden van elke vorm van contact – direct of indirect – met het slachtoffer alsmede een locatieverbod voor de directe omgeving van de woning van het slachtoffer, te weten [straatnamen] te [plaatsnaam 1] . De rechtbank zal daarbij bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel(en) wordt voldaan, hechtenis voor de duur van maximaal twee weken zal worden toegepast, met een totale duur van maximaal zes maanden. Toepassing van de hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregelen niet op.
De rechtbank zal bovendien bevelen dat voornoemde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en/of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Dit betekent dat het contact- en locatieverbod ingaan op het tijdstip dat dit vonnis is uitgesproken.
Bevel gevangenneming
De officier van justitie heeft de gevangenneming van de verdachte gevorderd. Gelet op de bewezenverklaring, de overwegingen bij de strafmaat en het strafblad van de verdachte ziet de rechtbank reden om de gevangenneming te bevelen. De rechtbank betrekt hierbij in het bijzonder dat de verdachte ook in 2018 is veroordeeld voor de belaging van hetzelfde slachtoffer en een tbs-maatregel hem niet van hernieuwde belaging heeft weerhouden. Het gevaar voor herhaling wordt door de rechtbank als hoog ingeschat en mede gegeven de ernstige bezwaren die met de veroordeling gegeven zijn, zal de rechtbank de vordering toewijzen en de gevangenneming van de verdachte bevelen.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4500,-.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het aan immateriële schadevergoeding gevorderde bedrag van € 4500,- reëel en niet buitenproportioneel is. Zij vordert deze dan ook geheel toe te wijzen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Zij voert hiertoe aan dat de psychische ontreddering bij het slachtoffer groot is en dat de impact van de belaging op haar leven enorm is. De impact spreekt het meest duidelijk uit de wanhoopskreten in haar aangifte en de voorgelezen/voorgehouden slachtofferverklaring.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt het gevorderde bedrag te beperken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de geschetste psychische schade niet met bijbehorende artsenbezoeken of deskundigenrapportages zijn onderbouwd alsmede dat de zaak niet vergelijkbaar is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door de belaging rechtstreekse schade toegebracht.
Ingevolge artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek, kan een benadeelde partij recht hebben op schadevergoeding indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:793) heeft daarbij als uitgangspunt geformuleerd dat, om vast te kunnen stellen dat sprake is van aantasting “op andere wijze”, de benadeelde partij geestelijk letsel moet hebben opgelopen en dat dit letsel naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Als dat geestelijke letsel niet op die manier kan worden vastgesteld, kan toch sprake zijn van aantasting in de persoon op andere wijze, als de aard en de ernst van de normschending (het bewezenverklaarde feit) en de gevolgen ervan (de impact) dat meebrengen. Die gevolgen moeten wel voldoende concreet zijn onderbouwd, tenzij die gevolgen gelet op de aard en de ernst van de normschending zo voor de hand liggen, dat de aantasting ook zonder die concrete onderbouwing mag worden aangenomen.
Het psychisch letsel is niet onderbouwd met (medische) stukken en kan daarmee in beginsel niet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. Echter, is de rechtbank gelet op de aard en ernst van de belaging zoals hiervoor in de strafmotivering al is overwogen, van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat de aantasting in de persoon op andere wijze ook zonder die onderbouwing met stukken kan worden aangenomen.
Evenwel ziet de rechtbank aanleiding om de hoogte van het schadebedrag te beperken. Zij stelt dit naar billijkheid vast op 1.500 euro. Voor het overige, waarvoor een nadere onderbouwing nodig is, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. De rechtbank is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, wanneer de benadeelde partij nu in de gelegenheid zou worden gesteld om die onderbouwing alsnog te leveren.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzing tot een bedrag van 1.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Stafrecht opleggen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres] of op telefoonnummer [nummer] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met aangeefster [naam slachtoffer] geboren op [geboortegegevens] ;
de veroordeelde bevindt zich niet in de volgende straten: [straatnamen] te [plaatsnaam 1] .
  • geeft aan Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te [plaatsnaam 2] de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Maatregel: contact- en locatieverbod
- legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor een periode van vijf jaren inhoudende dat:
o de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ;
o de veroordeelde zich niet bevindt in de straten: [straatnamen] te [plaatsnaam 1] .
  • bepaalt de duur van de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan op twee weken, met een maximum van zes maanden, en met dien verstande dat de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft;
  • beveelt dat deze maatregel
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen € 1500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 9 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat een bedrag van € 1500,-, ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 9 maart 2023 tot de dag der algehele voldoening; Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verstaat dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Voorlopige hechtenis
- beveelt de
gevangennemingvan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld , voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.N.F. Roelofs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 november 2023.
Buiten staat
Mr. M.J.H. van den Hombergh is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode tussen 3 februari 2020 en 9 maart 2023 in de gemeente [plaatsnaam 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen (te weten met verdachte te praten en/of verdachte terug te schrijven), niet te doen (te weten hem te verraden en/of het contact blijvend te beëindigen), te dulden (te weten het ontvangen van onophoudelijke lange brieven en/of kaarten) en/of vrees aan te jagen, door:
- aan die [naam slachtoffer] rechtstreeks, dan wel via de moeder en/of kinderen van die [naam slachtoffer] en/of via (andere) derden, (telkens en/of onophoudelijk) vele (lange) brieven en/of kaarten te schrijven en toe te zenden en/of te (laten) bezorgen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022189499 , gesloten d.d. 26 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 140.