4.3Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 november 2023, voor zover inhoudende:
Het is juist dat ik aangeefster brieven heb geschreven en gestuurd, maar dat is geen stalking. Deze brieven heb ik gestuurd met het doel om vrede te stichten met [naam slachtoffer] en om in mijn strijd met justitie, justitie te bereiken.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020 (pg. 4-5), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 4)
Ik wens aangifte/klacht te doen van stalking. Ik doe deze aangifte/klacht tegen mijn ex partner. Hij is genaamd [verdachte] .
Ondanks een contactverbod ontvingen mijn dochters [naam] en [naam] op 14 maart 2020 van [verdachte] een uitgebreide brief (gedateerd [plaats en datum] ), twee bladzijden aan beide zijden beschreven. Op 26 maart 2020 ontving mijn dochter [naam] een verjaardagskaart van [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] ).
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2021 (pg. 13-14), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 13)
Ik wens aangifte te doen van het overtreden van de Justitiële Voorwaarden. Ik doe deze aangifte tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1960 (roepnaam [naam] ).
[verdachte] heeft 4 keer, direct en indirect contact gezocht per post.
In mei 2021 ontving mijn moeder een verjaardagskaart die bestemd was voor mij. Deze kaart was gedateerd [plaats en datum] . In de kaart, die gericht was aan mij, stond dat [verdachte] mij feliciteerde met mijn 52e verjaardag. Hij vroeg of alles goed was in het [plaatsnaam 1] .
(pagina 13 en 14)
In mei 2021 ontving mijn moeder op haar adres een brief gericht aan mij en aan mijn dochters [naam] en [naam] . Deze was gedateerd [plaats en datum] . Het zijn vijf handgeschreven kantjes waarin hij informeert naar mijn dochters. Hij vraagt onder andere hoe het gaat in de coronatijd. Hij schrijft over zijn zoon en over zijn leven in de [detentieplaats] . In deze brief komt meermaals naar voren dat hij schijt heeft aan justitie. Letterlijk schrijft hij: voordat ik in [plaatsnaam 1] kom zijn we 4-5 maanden verder hoor. Maar ik loop gewoon door jullie straat hoor, dat heb ik me voorgenomen. Laat die criminele (Justitie) er maar eens wat van zeggen. Ik heb mijn antwoord klaar.
(pagina 14)
In augustus 2021 ontving de vader van mijn dochters, genaamd [naam] , twee brieven van [verdachte] . De eerste brief was gericht aan [naam dochter 1] en was gedateerd [plaats en datum] en de tweede brief was gericht aan [naam van vader dochters] . Het was een kort begeleidend briefje waarin stond dat de andere brief gericht was aan [naam dochter 1] en dat [naam van vader dochters] deze mocht lezen. Het was volgens [verdachte] niet aan mij om te beslissen of mijn dochters contact met hem zouden hebben. Dit briefje was gedateerd [plaats en datum] . In de brief gericht aan [naam dochter 1] staat onder andere dat hij het profiel van [naam dochter 1] van “babysitter [plaatsnaam 1] ” op internet was tegengekomen. Hij schrijft dat hij binnenkort weer naar [plaatsnaam 1] komt. Tevens schrijft hij dat hij ons alle vier weer bij elkaar gaat krijgen en dat hij niet boos is op ons maar wel op justitie. Dat is een criminele organisatie.
4.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2022 (pg. 43-44), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 43)
Ik wens aangifte te doen van het overtreden van de Justitiële Voorwaarden. Ik doe deze aangifte tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] (roepnaam [naam] ).
Op 2 februari 2021 kreeg ik weer een brief van [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] ). Het is nu een getypte brief en er staat geen afzender onder maar ik weet zeker dat deze brief van hem komt. Ik herken zijn handschrift op de envelop. Ik ben bang dat dit nooit stopt en wil dat het contactverbod verlengd wordt. Maar boven alles wil ik dat hij nooit meer contact met mij zoekt, dit heeft zo’n grote impact op mijn leven. Ik weet dat hij die brief heeft gestuurd want hij praat ook over [naam dochter 2] en [naam dochter 1] en dat zijn mijn dochters. In die brief staat ook informatie die hij niet kan weten dus hij mag op internet denk ik dan. Ik begrijp dat niet.
5.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juli 2022 (pg. 55), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 55)
Ik wens aangifte te doen van het overtreden van de Justitiële Voorwaarden. Ik doe deze aangifte tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] (roepnaam [naam] ).
Op 27 februari 2022 kreeg ik weer een brief van [verdachte] (gedateerd [datum] ). Op 4 mei ontving ik ook weer een brief (gedateerd [plaats en datum] ) en ik kreeg nog een verjaardagskaart (gedateerd [datum] ) en op 17 mei 2022 kreeg ik weer een lange brief (gedateerd [plaats en datum] ).
6.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 september 2022 (pg. 77-78), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 77)
Ik wens aangifte/klacht te doen van stalking. Ik doe deze aangifte/klacht tegen [verdachte] .
Nu heb ik voor de derde keer (sinds de laatste aangifte op 2 juli 2022) weer een brief ontvangen van [verdachte] en wil nu aangifte doen van stalking. Op 22 juni 2022 ontving ik weer een brief van [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] ) uit de [detentiegegevens] . Vandaag, woensdag 7 september 2022 kreeg ik een bericht dat er weer een brief van [verdachte] onderweg was.
7.
Het geschrift, een brief van verdachte gericht aan aangeefster, d.d. [plaats en datum] (pg. 80), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
“Ik zou eigenlijk niet meer schrijven tot half augustus en dat zou ook gebeurd zijn als ik niet zoveel verdriet had gehad. Ik moet even iets van mij afschrijven, een klein stukje maar. Mijn grote verdriet komt door het onverwachte overlijden van [naam] afgelopen nacht om 00 u 20. Om 22 uur zat hij nog op mijn arm. Nu is hij inmiddels begraven om 10 u 20. Het is nu 11 u 45. Ik heb een enorm verdriet nu, ik heb de hele nacht zitten te halen en af en toe in slaap gevallen. Ik voelde zoveel verdriet maar ook voor het gemis van jou, van mijn kinderen en ook van [naam dochter 1] en [naam dochter 2] natuurlijk. Ik wou dit even delen. Hopelijk vind je dat niet erg.
Sorry [naam slachtoffer] , voor dit briefje. Het was echt niet de bedoeling en wilde echt tot half augustus wachten. Maar ik wilde mijn enorme verlies even kwijt. Afscheid nemen is zo moeilijk als je zo veel van iemand houd. En daarom ook mijn grote verdriet met jou. Ik hield echt ook zoveel van jou ook al liet ik dat niet genoeg blijken.”
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2022 (pg. 83), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [naam] – zakelijk weergegeven – :
Op 7 september 2022 werd door [naam slachtoffer] aangifte gedaan ter zake stalking. Op 8 september 2022 stuurde [naam slachtoffer] mij een bericht dat ze een brief had ontvangen van de heer [verdachte] . Een handgeschreven brief (29 kantjes, gedateerd [datum] ).
9.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2023 (pg. 113-114), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 113)
Ik wens aangifte te doen tegen mijn ex-partner [verdachte] , geboren op [geboortedatum] .
[verdachte] stuurt mij brieven, zeker om de paar maanden en ik vind dit ook weer stalking/belaging. Op 1 december 2022 kreeg ik weer een brief van hem (gedateerd [plaats en datum] ). Een lange geschreven brief van ongeveer 20 kantjes. Hij is weer in overtreding en ik doe weer aangifte tegen hem.
10.
Het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL 2300-2023060607 -2 d.d. 22 april 2023 (pg. 1-38), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [naam] – zakelijk weergegeven – :
(pagina 1)
Op 21 april 2023 ontving ik 3 brieven per mail van Slachtofferhulp Nederland. Deze brieven waren afkomstig van de heer [verdachte] en hij had deze gestuurd naar [naam slachtoffer] . De heer [verdachte] heeft een contactverbod met [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] had deze brieven doorgestuurd naar haar contactpersoon van Slachtofferhulp. Ik had eerder al op 19 april 2023 telefonisch contact met [naam slachtoffer] . Tijdens ons telefoongesprek vertelde ze mij dat ze inderdaad weer brieven had ontvangen van de heer [verdachte] (gedateerd [plaats en datum] en [plaats en datum] ). Ik ontving deze brieven op 21 april 2023 per mail.
11.
Het geschrift, een brief van verdachte gericht aan aangeefster, uit het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL 2300-2023060607-2 , d.d. [datum] (pg. 36-38), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – :
(pagina 37)
“Jammer, jammer dat je het gesprek niet durft aan te gaan met mij. Je zou zo bang voor me zijn. Maar voor mij hoef je geen angst te hebben, ik ga je niets doen en ook nooit van plan geweest. Integendeel, ik zou je er graag van af willen helpen van die angst, daarom jammer dat je het gesprek niet aandurft. Ik had je dit liever persoonlijk gezegd namelijk maar het is helaas niet anders. Ook als ik vanaf november in je straat kom [naam slachtoffer] , je hoeft er niet bang voor te zijn. Er gebeurd niets. Maar het is voor mij gewoon een principestrijd tegen justitie en trouwens ik zal er zelfs voor naar het Europees Hof toestappen als het moet.”
De bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte door het schrijven en versturen van brieven en kaarten wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen. Bij de beantwoording van deze vraag moet in aanmerking worden genomen de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte aangeefster (rechtstreeks danwel via familieleden) gedurende een periode van bijna drie jaar herhaaldelijk door het schrijven van (lange) brieven heeft lastiggevallen. Weliswaar bevestigt de verdachte dat hij de brieven aan aangeefster heeft verstuurd maar ontkent hij aangeefster daarmee gestalkt te hebben. De verdachte verklaarde dat hij deze brieven aan haar zou gebruiken als instrument in zijn strijd tegen justitie. Hij zou aangeefster de brieven sturen, terwijl dit niet mocht om op deze wijze in contact te komen met justitie. Ter terechtzitting verklaarde de verdachte echter tevens dat hij aangeefster brieven stuurde om vrede met haar te stichten. Ook uit de inhoud (van de brieven) zoals opgenomen in de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte met het sturen van de brieven en kaarten niet alleen als doel had (voor zover dit al een doel was en niet slechts een excuus) het openbaar ministerie te bereiken maar ook dat hij met aangeefster in contact bleef.. De verdachte is eerder veroordeeld voor de belaging van aangeefster. Hij wist dat hij geen contact (direct noch indirect) mocht hebben met haar. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen dermate intens en frequent zijn dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is. Voor wat betreft het vereiste oogmerk overweegt de rechtbank dat aangeefster geen keuze werd gelaten om zich aan het ontvangen van deze brieven te onttrekken. Aldus is er sprake van dwingen iets te dulden.
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de feiten en omstandigheden als vervat in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode tussen 3 februari 2020 en 9 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging.