ECLI:NL:RBLIM:2023:6814

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/306
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoogde forensenbelasting en de juridische grondslagen voor belastingheffing door gemeenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de forensenbelasting die door de gemeente Gulpen-Wittem aan eiseres is opgelegd. Eiseres, die haar hoofdverblijf in Amsterdam heeft, is eigenaar van een woning in Gulpen-Wittem en is aangeslagen voor een bedrag van € 1.460,- voor het belastingjaar 2022. Eiseres betwist de aanslag en stelt dat de forensenbelasting voornamelijk is ingevoerd om de woningmarkt te reguleren, wat volgens haar strijdig is met de Gemeentewet. De rechtbank oordeelt dat de gemeentelijke wetgever bij het verhogen van het tarief van de forensenbelasting rekening heeft gehouden met het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door forensen. De rechtbank concludeert dat de gemeente zijn bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor deze is gegeven. De rechtbank ziet geen strijd met algemene rechtsbeginselen, zoals het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, en oordeelt dat er geen sprake is van een individuele buitensporige last voor eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank draagt verweerder op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 306

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: T. Vertooren)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, verweerder (gemachtigden: L. Westhovens, J. Slijpen en R. Devue).

Procesverloop

Bij besluit met dagtekening 30 april 2022 heeft verweerder eiseres voor het belastingjaar 2022 aangeslagen in de forensenbelasting voor een bedrag van in totaal € 1.460,-.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de aanslag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Op 13 oktober 2023 heeft eiseres haar gronden van beroep aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres en haar echtgenoot hebben hun hoofdverblijf in Amsterdam . In de gemeente Gulpen-Wittem is zij eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Aan eiseres is, als niet-ingezetene van de gemeente Gulpen-Wittem, door verweerder een aanslag forensenbelasting opgelegd. Eiseres is het niet eens met deze aanslag.
De forensenbelasting: het juridische kader
2. Op grond van artikel 216 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening.
Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
3. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelastingen 2022 (de Verordening) heeft de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven naar een vast bedrag per woning. In het tweede lid is bepaald dat dit bedrag wordt verhoogd met een percentage van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen. Dit is de woz-waarde van de woning. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening bedraagt de belasting per woning € 280,-. Dit bedrag wordt op grond van het tweede lid verhoogd met 1,0% van de woz-waarde.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 118.000,- voor het belastingjaar 2022. Dit heeft op grond van artikel 5 van de Verordening geleid tot een aanslag forensenbelasting van € 1.460,- (€ 280,- + 1,0% x € 118.000,-). Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanslag gehandhaafd.
De omvang van het geschil
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen hoofdverblijf heeft in de gemeente en de woning gedurende meer dan negentig dagen van het jaar voor zich (en haar echtgenoot) beschikbaar houdt. Ook is niet in geschil dat de aanslag is opgelegd volgens het tarief dat is genoemd in de Verordening.
6. Eiseres heeft zich in haar gronden van beroep op het standpunt gesteld dat de forensenbelasting hoofdzakelijk het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad tot doel heeft en daarmee de forensenbelasting wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor die is bedoeld. De forensenbelasting is namelijk bedoeld als compensatie voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door woonforensen waarvoor geen bijdrage uit het Gemeentefonds wordt verkregen. Hiertoe heeft zij – voor zover dat betrekking heeft op de onderhavige Verordening – verwezen naar de tekst en totstandkoming van het amendement (2109) waarin een verdere verhoging van de forensenbelasting (na de eerdere verhoging door middel van het invoeren van een variabel tarief over 2020) wordt voorgesteld. Op grond van het vorenstaande concludeert eiseres dat de Verordening in strijd is met (de bedoeling van) artikel 223 van de Gemeentewet en het beginsel van détournement de pouvoir. Eiseres wijst er daarbij op dat er andere instrumenten voorhanden zijn om het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad tegen te gaan en vindt van belang dat haar woning op grond van de bestemming en functieaanduiding (‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ en ‘recreatiewoning’) niet tot de woningvoorraad behoort en dus daaraan ook niet kan worden onttrokken. Permanente bewoning is namelijk niet toegestaan (artikel 1.51 van het bestemmingsplan [adres] ). Zij wordt geraakt door de heffing die bedoeld is om eigenaren van recreatief gebruikte maar niet als zodanig bestemde woningen aan te pakken. Eiseres vindt het aan de forensenbelasting ten grondslag liggende reguleringsbeleid daarom in strijd met het gelijkheidsbeginsel (‘ongelijke gevallen moeten ongelijk worden behandeld’), het verbod op willekeur en het verbod op discriminatie.
7. Verweerder volgt eiseres niet in het vorenstaande. Aan de heffing over 2022 ligt ook nog altijd ten grondslag het betalen van een compensatie voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door woonforensen waarvoor geen bijdrage uit het Gemeentefonds wordt verkregen. Dit blijkt uit het door eiseres overgelegde amendement (“De woonforensen ook gebruik maken van onze (toeristische) voorzieningen.”). De tariefstelling vindt verweerder niet onredelijk of willekeurig. Het belastbare feit van de forensenbelasting (zie hiervoor artikel 2 van de Verordening) maakt geen onderscheid tussen eigenaren van recreatie-woningen en eigenaren van recreatief gebruikte maar niet als zodanig bestemde woningen en daarom is er volgens verweerder geen sprake van strijd met de door eiseres genoemde beginselen.
8. Eiseres heeft haar gronden van beroep op 13 oktober 2023 aangevuld. Zij wijst op de belangen van eigenaren van recreatiewoningen (die hun woning niet aan de voorraad kunnen onttrekken). De (verdere) verhoging van de forensenbelasting is voor die groep niet redelijk, billijk en evenredig (nu het grootste deel van die verhoging aan het reguleren van de woningmarkt is toe te rekenen). Tot slot betoogt eiseres dat de verhoging van de forensenbelasting voor haar leidt tot een individuele buitensporige last als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Omdat eiseres de woning niet permanent mag bewonen, kan zij de forensenbelasting niet ontlopen. Omdat de belasting (met name) bedoeld is om het onttrekken van woningen uit de voorraad tegen te gaan en haar woning van die voorraad geen deel uitmaakt, wordt zij extra hard door de verhoging geraakt. Eiseres heeft hiertoe verwezen naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 januari 2023 [1] .
9. Verweerder heeft op zitting gesteld dat hij bij brief van 1 november 2023 een reactie op de aanvullende gronden van beroep heeft ingezonden. Die reactie heeft de rechtbank niet bereikt en ook eiseres is hiermee niet bekend. Verweerder heeft daarom de reactie op zitting voorgelezen. De rechtbank heeft de bode gevraagd een kopie van de reactie te maken en eiseres daarvan in het bezit te stellen. Eiseres heeft ter zitting hiertegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank was in de veronderstelling dat eiseres op zitting een kopie van de bode heeft ontvangen. In de middag na de behandeling van het beroep op een zitting heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank echter telefonisch laten weten de kopie niet van de bode te hebben gekregen. De rechtbank heeft daarom diezelfde middag een kopie van de reactie aan eiseres toegezonden.
10. In de betreffende reactie handhaaft verweerder zijn eerder ingenomen standpunten en verwijst hij ten aanzien van het standpunt van eiseres dat de verhoging van de forensen-belasting voor haar leidt tot een individuele buitensporige last, naar een uitspraak in een dwangsomzaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 maart 2004 [2] .
11. De gemachtigde van eiseres heeft verder tijdens eerdergenoemd telefoongesprek na afloop van de zitting te kennen gegeven zich “overvallen te hebben gevoeld” door de op zitting door verweerder gegeven reactie op het standpunt dat de verhoging van de forensen-belasting voor haar leidt tot een individuele buitensporige last. Zij vindt dat zij eerder in het bezit had moeten worden gesteld van verweerders reactie op dit punt, zodat zij zich daarop had kunnen voorbereiden. De rechtbank begrijpt hieruit dat eiseres (bij nader inzien) van mening is dat de reactie op dit punt in strijd is met de eisen van een goede procesorde en zij om die reden vindt dat dit deel van de reactie buiten beschouwing moet worden gelaten.
De beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank stelt voorop dat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij uitspraken van 25 januari 2023 [3] en 12 juli 2023 [4] heeft geoordeeld over de verbindendheid van de Verordening forensenbelasting Gulpen-Wittem 2020. Exceptief toetsend heeft het Gerechtshof in de hiervoor als eerste genoemde uitspraak het volgende geoordeeld:
“4.10. Zoals in 4.4. en 4.5. is overwogen is de gemeentelijke bevoegdheid om belasting te heffen ruim. Dat maakt dat het hof terughoudend moet zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de verhoging van de forensenbelasting in dit geval. Uit de tekst van het amendement en de behandeling in de raadsvergadering volgt dat de gemeente Gulpen-Wittem de verhoging van de forensenbelasting heeft ingevoerd om de kennelijk vastgelopen woningmarkt te verlichten. Weliswaar wordt in het amendement eveneens genoemd dat forensen ook gebruik maken van de voorzieningen van de gemeente, maar tijdens de behandeling in de raadsvergadering is daarop niet meer terug gekomen, terwijl de (vermeende) woningmarkteffecten uitgebreid aan de orde komen. Het hof gaat er daarom vanuit – mede gelet op de volgorde in de formulering van het amendement onder ‘overwegende dat’ – dat het hoofddoel dat de gemeentelijke wetgever met de verhoging van het tarief van forensenbelasting wilde bereiken het reguleren van de woningmarkt is geweest. Dit zou tot het oordeel kunnen leiden dat de gemeente haar bevoegdheid om forensenbelasting te heffen gebruikt als instrument om de woningmarkt te sturen. Het is de vraag of de forensenbelasting daarvoor het juiste middel is. De rechtsgrond voor de forensenbelasting moet namelijk, zoals in 4.6. is overwogen, worden gevonden in een vergoeding voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door niet-ingezetenen. Het hoofddoel dat de gemeentelijke wetgever nastreeft met de in geschil zijnde verhoging van de forensenbelasting is een ander doel.
4.11.
Daarbij komt dat uit de behandeling van het amendement tijdens de raadsvergadering van 7 november 2019 volgt dat de wethouder heeft geadviseerd om de voorgestelde wijziging pas in te voeren na onderzoek naar de vraag of de verhoging van de forensenbelasting ook het bedoelde effect heeft op de woningmarkt, of sprake is van leegstand en van spookgebieden zoals omschreven in het amendement en of daadwerkelijk sprake is van verdringing van starters op de woningmarkt door eigenaren van tweede woningen in het gebied van de gemeente. De gemeenteraad heeft het amendement echter aangenomen zonder een dergelijk onderzoek af te wachten. Hieruit volgt dat voorafgaand aan het aannemen van het amendement niet bekend was of de verdringing van starters op de woningmarkt werd veroorzaakt door tweede huiseigenaren en of de verhoging van de forensenbelasting wel het gewenste effect kon hebben. Ook volgt uit de behandeling van het amendement niet dat de gemeenteraad de negatieve gevolgen van de zeer forse verhoging in 2020 voor bestaande eigenaren van tweede woningen in de gemeente Gulpen-Wittem heeft afgewogen tegen het belang van de gemeente om de verhoging in te voeren. Dit alles maakt dat deze verhoging van de forensenbelasting in 2020 allerminst een schoonheidsprijs verdient.
4.12.
Het hof ziet zich geplaatst voor de vraag of hij, gelet op de beperkte toets die hij kan en mag aanleggen, zich in deze politieke keuze mag mengen. Uiteindelijk luidt het antwoord daarop naar het oordeel van het hof ontkennend. Aangezien de gemeentelijke wetgever bij de wijziging van de tarieven uitdrukkelijk ook heeft meegenomen dat forensen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen, is naar het oordeel van het hof geen sprake van belastingheffing die alleen is ingevoerd om de plaatselijke woningmarkt te reguleren. De gemeente heeft daarmee zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Verder is evenmin sprake van strijd met andere algemene rechtsbeginselen.”
13. Omdat, zoals blijkt uit het door eiseres genoemde amendement, de gemeentelijke wetgever bij het verhogen van het tarief ook dit jaar uitdrukkelijk heeft meegenomen dat forensen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen en er dus geen sprake is van belastingheffing die alleen is ingevoerd om de lokale woningmarkt te reguleren, ziet de rechtbank voor dit belastingjaar geen ruimte om anders te oordelen dan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in voormelde uitspraak over belastingjaar 2020 heeft gedaan. De gemeente heeft zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen ook dit belastingjaar niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Van strijd met hogere geschreven wetgeving en andere algemene materiële rechtsbeginselen is geen sprake.
14. De rechtbank overweegt dat de inhoud van het amendement (en de brief van burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 28 augustus 2020) er op duiden dat de raad kennis had van de negatieve gevolgen van de verhoging voor de groep niet-ingezetenen met een eigen woning en die gevolgen geacht moet worden te zijn betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank acht in navolging van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in voormelde uitspraak dan ook geen sprake van strijd met andere algemene rechtsbeginselen, zoals het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, en ziet geen grond om de verhoging buiten toepassing te laten.
15. De rechtbank overweegt dat de Gemeentewet de gemeente vrijlaat in het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de forensenbelasting. Omdat de rechtbank een wettelijk voorschrift terughoudend moet toetsen, is voor rechterlijk ingrijpen alleen plaats indien sprake is van een apert buitensporig tarief dat leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. De wetgever heeft bij de forensenbelasting geen beperkingen gesteld aan het percentage of het daaruit voortvloeiende bedrag waarmee de belasting ten opzichte van een vorig jaar mag stijgen. Hoewel eiseres moet worden toegegeven dat de forensenbelasting een hoog bedrag betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in relatieve en absolute zin sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing.
16. De subsidiaire en meer subsidiaire standpunten van eiseres in haar gronden van beroep zien toe op de houdbaarheid van het door de gemeente gevoerde reguleringsbeleid. Eiseres vindt dat verweerder andere wegen had kunnen (moeten) bewandelen om het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad tegen te gaan en dat zijn beleid strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, het verbod op willekeur, het evenredigheidsbeginsel en het verbod op discriminatie. Omdat eiseres (onbestreden) voldoet aan de voorwaarden van de forensenbelasting en de rechtbank de daaraan ten grondslag liggende Verordening in het vorenstaande verbindend heeft geacht (omdat ook het gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen door forensen is meegenomen), kan een beoordeling van die standpunten achterwege worden gelaten. De validiteit van die argumentatie kan namelijk niet afdoen aan de rechtmatigheid van de forensenbelasting.
17. Eiseres heeft voor het eerst in haar aanvullende gronden van beroep betoogd dat de verhoging van de forensenbelasting voor haar leidt tot een individuele buitensporige last als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
18. Verweerder heeft op zitting op dit standpunt gereageerd. Hij heeft een eerder op 1 november 2023 opgestelde reactie voorgelezen. De rechtbank is op zitting niet gebleken dat de gemachtigde van eiseres zich hierdoor “overvallen voelde”. Hij heeft op zitting hierop gereageerd en zich toen ook niet bezwaard tegen het late tijdstip van verweerders reactie. Gelet hierop en omdat verweerders reactie niet meer behelsde dan een verwijzing naar en het overnemen van de overwegingen uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ziet de rechtbank geen reden om verweerders reactie op dit punt in strijd met de eisen van een goede procesorde te achten en om die reden buiten beschouwing te laten. Op grond hiervan heeft de rechtbank evenmin reden gezien om naar aanleiding van het telefonisch contact van de gemachtigde van eiseres met de rechtbank het onderzoek te heropenen en hem gelegenheid te geven om (hernieuwd) hierop te reageren.
19. De rechtbank acht in dit geval, anders dan dat in de door eiseres aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch het geval was, geen sprake van een individuele buitensporige last als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
Niet gebleken is namelijk dat het bestemmingsplan, behalve permanente bewoning, ook verhuur onmogelijk maakt. Bovendien zijn er ook geen aanvullende (persoonlijke) omstandigheden aangevoerd die maken dat de verhoging van de forensenbelasting haar extra hard treft en dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een individuele en buitensporige last.
20. Uit het voorgaande volgt dat voor het onverbindend achten of buiten toepassing laten van de Verordening vanwege strijd met algemene rechtsbeginselen geen aanleiding bestaat.
Conclusie
21. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanslag terecht aan eiseres is opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond.
22. De rechtbank ziet in de gebrekkige motivering van het bestreden besluit, waarin slechts op het aanvullende bezwaar (‘tekstcorrectie’) en niet op het uitgebreidere bezwaarschrift wordt ingegaan, aanleiding om verweerder op te dragen eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier op 22 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 november 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

4.ECLI:NL:GHSHE: 2023:2303, nog niet gepubliceerd.