Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 maart 2023,
producties 16 tot en met 19,
[naam 3] heeft de onroerende zaak op enig moment ingrijpend verbouwd, om deze geschikt te maken voor gebruik als horecaonderneming. De eigendom van [adres 1] is daarna overgegaan op [naam 4] (1993) en [naam 5] (2008). In oktober 2011 is de onroerende zaak gesplitst in vijf appartementsrechten. Onmiddellijk daarna zijn de appartementsrechten ‘appartementsindex 1’ en ‘appartementsindex 3’ (hierna: [adres 3] + [adres 4] ) van [naam 5] overgegaan op [eisers in conventie, verweerders in reconventie]
[adres 1] en [adres 2] zijn in de loop van de jaren enkele keren gewijzigd. Uitgaande van de stellingen van partijen en van de omschrijvingen in de diverse door partijen in het geding gebrachte notariële aktes is dit als volgt gegaan:
- [adres 2] had in 1981, na de levering van [adres 1] aan [naam 3] , de
Percelen met een woonbestemming, waaronder [adres 1] en [adres 2] , zijn in het kader van ‘Mergelland-Oost’ qua ligging, omvang en inrichting ongewijzigd gebleven. Zij hebben wel nieuwe kadastrale aanduidingen gekregen (zie eerder rov. 2.4.).
In de lijst van rechthebbenden zijn niet opgenomen de in rov. 2.5. onder 8. en 10. genoemde erfdienstbaarheden. Hiertegen is door de toenmalige eigenaren van de percelen [adres 1] en [adres 2] geen bezwaar gemaakt. Ook in de akte van toedeling zijn de genoemde erfdienstbaarheden niet opgenomen.
In de lijst van rechthebbenden en in de akte van toedeling betreffende ‘Mergelland-Oost’ is wel opgenomen een erfdienstbaarheid van uitweg die betrekking heeft op [adres 1] als heersend erf en (in elk geval) perceel [adres 5] als dienend erf. De tekst luidt als volgt:
‘De erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar de openbare weg over de daarvoor in het terrein aanwezige overgang, inrit, duiker, brug of pad ten behoeve van kavel [kavelnummer 1] en ten laste van kavel [kavelnummer 2] ’.
) en ik hebben is dat het betreffende recht van de weg niet in de ter inzage gelegde lijst rechthebbenden opgenomen was. Waarom dit is gebeurd is niet meer na te gaan (misschien als gevolg van de complexe situatie met de appartementen, waarvoor ook rechten bestaan), maar juist vanwege dit soort mogelijke omissies wordt dit ter inzage gelegd. De toenmalige eigenaren van beide panden hebben dit niet via een bezwaar laten herstellen. Bij het sluiten van de lijst rechthebbenden was de erfdienstbaarheid dus feitelijk al verdwenen, wat gezien de situatie ter plaatse nooit had mogen gebeuren.
In de splitsingsakte betreffende [adres 1] uit 2011 (prod. 9 dv) en de notariële akte betreffende de levering door [naam 5] aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] uit 2011 (prod. 10 dv) wordt niet verwezen naar deze erfdienstbaarheid, maar enkel naar de wél in de akte van toedeling opgenomen erfdienstbaarheid (zie rov. 2.6.).
In overeenstemming met het bepaalde in de splitsingsakte wordt [adres 3] door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gebruikt als woonruimte. [adres 4] wordt in de splitsingsakte aangeduid als
‘zaalruimte’en wordt door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gebruikt als atelier, waarin ook gasten/klanten worden ontvangen. Het atelier is rechtstreeks toegankelijk van buiten via een deur in de zijgevel van de onroerende zaak op [adres 1] , op begane grond-niveau. Via deze deur bestaat toegang tot de openbare weg [straatnaam] (die ter plaats enkele meters lager is gelegen dan ter plaatse van de eerder genoemde voordeur), maar uitsluitend door te gaan/rijden over [adres 2] . De buitendeur in het atelier (hierna: de atelierdeur) bevindt zich, bezien vanaf de openbare weg, uiterst rechts in de zijgevel van de onroerende zaak op [adres 1] . Ter plaatse van de atelierdeur bevond zich in 1981 een poort. Deze poort is op een later moment vervangen door de atelierdeur, die bestaat uit twee houten vleugels (met daarin glas), omgeven door glas. De deuropening naar het atelier is (krap) 2.0 meter breed.
2.12. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] exploiteert in [adres 2] een B&B. Ten behoeve van haar gasten heeft zij (op basis van een vergunningsvoorwaarde daartoe verplicht door de gemeente) enkele parkeerplaatsen aangelegd op het onbebouwde deel van [adres 2] , aan de linkerkant (bezien van de openbare weg) van de woning c.a. op haar perceel.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft geen gevolg gegeven aan dit verzoek.
3.Het geschil
primair
in alle gevallen
bed and breakfast, op straffe van een dwangsom van € 100,- per keer met een maximum van € 10.000,-;
4.De beoordeling
4.2. De vorderingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben, onder meer, betrekking op een erfdienstbaarheid van uitweg met [adres 2] als dienend erf. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] stellen zich met hun vorderingen en in de toelichting daarop, grotendeels impliciet, op het standpunt dat:
(a) deze erfdienstbaarheid sinds 1981 bestaat ten behoeve van [adres 1] en dat zij,
gevestigdin 1981 (zie rov. 2.5. onder 8.) en dat de vorderingen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betrekking hebben op (onder meer) deze erfdienstbaarheid, ook al wordt in die vorderingen verwezen naar de leveringsakte tussen [naam 7] / [naam 8] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 22 augustus 2018 (waarin melding wordt gemaakt van het bestaan van, onder meer, deze erfdienstbaarheid; zie rov. 2.9.).
De rechtbank zal de desbetreffende vorderingen in deze zin verbeterd lezen.
8 september 2010 is vervallen (de zogenaamde titelzuiverende werking). De verwijzing naar deze erfdienstbaarheid in leveringsaktes van latere datum (zie rov. 2.9.) brengt hierin geen verandering. Ook hun beroep op de redelijkheid en billijkheid kan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in dit verband niet baten.
Gelet op het voorgaande kan van toewijzing van het onder I. primair gevorderde geen sprake zijn. Deze (deel)vordering zal worden afgewezen.
- a) niet vaststaat dat de erfdienstbaarheid uit 1981 is tenietgegaan door een fout van de herinrichtingscommissie en dat dit ook niet volgt uit de e-mail van de voormalige secretaris waarop [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zich beroepen, en
- b) ook al wordt daar anders over gedacht, de (eventuele) vordering van Van
De latere uitlatingen van [naam 1] (zie de desbetreffende producties bij de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 29 oktober 2022) doen aan dit een en ander niet wezenlijk af. Deze uitlatingen bevatten correcties, verduidelijkingen en nuanceringen van/op de eerder door haar ingenomen standpunten, die vooral het gevolg lijken te zijn van de reacties van partijen op haar eerste uitlating van juli 2010 en die in de kern niet afdoen aan die - op dat moment geheel onbevangen gedane - uitlating.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft voor de geschetste gang van zaken ook geen andere (eventueel) aannemelijke verklaring kunnen geven. Gelet op de feitelijke situatie waren enkele poorten en deuren in de zijgevel van de onroerende zaak op [adres 1] (ook) ten tijde van de herinrichting alleen bruikbaar als het recht bestond om over [adres 2] te gaan/rijden. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft niet kunnen uitleggen op grond waarvan de herinrichtingscommissie kan hebben gemeend dat daarvoor niet langer behoefte bestond aan de daartoe in 1981 gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg. Dat de herinrichtingscommissie de wél in de lijst van rechthebbenden en in de akte van toedeling opgenomen erfdienstbaarheid van uitweg (zie rov. 2.8.) heeft gezien als een passende vervanging voor de in 1981 gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg is niet aannemelijk. De beide erfdienstbaarheden zien op geheel verschillende openingen (deur vs. poorten) op geheel verschillende plaatsen (eerste etage vs begane grond, voorgevel vs. zijgevel) in de onroerende zaak op [adres 1] .
Hiervan uitgaande bestaat grond voor de correctie-achteraf waarvan sprake is in het eerder (rov. 4.6.) genoemde arrest van de Hoge Raad uit 2012, in die zin dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] nu, als gerechtigden tot [adres 4] , ten laste van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , als eigenaar van [adres 2] , op grond van de artikelen 6:212 jo. 6:103 BW aanspraak kunnen maken op het opnieuw vestigen van de erfdienstbaarheid van uitweg zoals gevestigd in 1981 en vervallen in 2010.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gesteld dat de verjaringstermijn is gaan lopen in oktober 2011, zodat de rechtsvordering is verjaard in oktober 2016. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gaat er daarbij van uit dat [naam 5] bij nauwkeurige lezing van de splitsingsakte inzake [adres 1] in oktober 2011 had kunnen ontdekken dat de erfdienstbaarheid uit 1981 was vervallen, en dat hetzelfde geldt voor [eisers in conventie, verweerders in reconventie] bij nauwkeurige lezing van de leveringsakte, eveneens uit oktober 2011.
Dat standpunt kan niet overtuigen, alleen al omdat het geen betrekking heeft op hetgeen [naam 5] en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daadwerkelijk bekend was. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat uit de tussen partijen vaststaande gang van zaken sinds september 2010 volgt dat geen van de opvolgende eigenaren van [adres 1] / [adres 3] + [adres 4] ( [naam 5] en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ) zich heeft gerealiseerd dat de herinrichting consequenties kon hebben gehad voor de erfdienstbaarheid van uitweg over [adres 2] , laat staan dat zij hebben geweten dat die erfdienstbaarheid ten gevolge van de herinrichting was vervallen. Pas in het voorjaar van 2020 (zie rov. 2.13.) zijn [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geconfronteerd met (de feitelijke gevolgen van) de inmiddels bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontstane opvatting over de gevolgen van de herinrichting.
4.11. Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vordering onder I. subsidiair en de vordering onder II.a. zal toewijzen, in die zin dat zij - zoals zij deze vorderingen begrijpt - [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal veroordelen om mee te werken aan het opnieuw vestigen van een erfdienstbaarheid van uitweg, met [adres 4] al heersend erf en [adres 2] als heersend erf, en verder conform de inhoud van de akte uit 1981 (rov. 2.5. onder 8.). De kosten van de vestiging dienen, gegeven de grondslag van de veroordeling (schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking) te worden gedragen door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De rechtbank zal aan deze veroordeling een dwangsomveroordeling verbinden, conform het bepaalde in het dictum.
‘omvang’van de opnieuw te vestigen erfdienstbaarheid van uitweg.
‘nieuwe in- en uitrit’mogelijk te maken.
De juistheid van deze uitleg vindt bevestiging in de feitelijke situatie in 1981, toen [adres 1] qua eigendom in één hand was en nog niet was opgesplitst in appartementen. Uit de door partijen overgelegde tekeningen volgt dat in de zijgevel van de onroerende zaak op [adres 1] toen twee poorten aanwezig waren (uiterst links, bezien vanaf de openbare weg, nu horend bij [adres 6] van [naam 9] , en uiterst rechts, nu horend bij [adres 4] ). De rechtbank gaat ervan uit dat het de bedoeling van de betrokken partijen is geweest dat het recht van uitweg kon worden uitgeoefend vanuit beide poorten (waarvan, in dit geding, alleen de poort aan de rechterzijde mogelijk relevant is).
[naam 4] heeft dit laatste in zijn schriftelijke verklaring (prod. 14 dv) bevestigd. Datzelfde heeft [naam 7] gedaan, in zijn e-mail van 29 juni 2020 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Toen [naam 7] (met [naam 8] ) in 2001 eigenaar werd van [adres 2] was de poort vervangen door de atelierdeur. Uit zijn e-mail blijkt dat [naam 7] er steeds van uit is gegaan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de atelierdeur gebruikten uit hoofde van de erfdienstbaarheid van uitweg uit 1981.
‘in dit verband niet (mag) worden gebruikt als afstelplaats of parkeerplaats voor voertuigen’. De opnieuw te vestigen erfdienstbaarheid is een erfdienstbaarheid van uitweg die, zeker in aanvang, veelal zal zijn gebruikt om met voertuigen van de eigenaar van het heersend erf naar de openbare weg te gaan (en omgekeerd). Dat gebruik is [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ook in de toekomst (weer) toegestaan. Uiteraard mag, nu dat veel minder belastend is, de uitweg ook als overpad vanuit en naar de atelierdeur - dus te voet - worden gebruikt.
De oorspronkelijke poort in [adres 4] , die ongeveer drie meter breed was, is inmiddels vervangen door de atelierdeur, die een opening van (krap) twee meter heeft. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben niet gesteld dat zij voornemens zijn om wijziging te brengen in de bestaande situatie. Uitgaande van de huidige breedte van de toegang tot [adres 4] via de atelierdeur kunnen als geëigende middelen van vervoer worden gezien, met name: fietsen, brommers, scooters en motoren en (smalle) personenauto’s en busjes. Met het te gebruiken voertuig zullen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] immers tot in het atelier moeten (kunnen) rijden; het parkeren van voertuigen op het dienend erf, vóór de atelierdeur (was en) is niet toegestaan.
Als gevolg hiervan zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de houten schuttingdelen voor de atelierpoort moeten verwijderen. Het is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toegestaan om op haar erf, conform haar eigen voorkeur, één of meer schuttingen te plaatsen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal er daarbij op moeten toezien dat zij de rechten van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in verband met de uitweg/het overpad van en naar de atelierdeur in [adres 4] respecteert.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen in het dictum.
4.17. Van de opnieuw te vestigen erfdienstbaarheid mag gebruik worden gemaakt door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , maar niet door de gasten/klanten die zij in het atelier willen ontvangen. De rechtbank gaat er namelijk van uit dat dit gebruik van [adres 2] niet was inbegrepen in de erfdienstbaarheid zoals in 1981 gevestigd. Uitgelegd zoals aangeduid in rov. 4.13., ziet de akte uit 1981 enkel op een erfdienstbaarheid van uitweg ten behoeve van de eigenaar van [adres 1] , om daarmee - in hoofdzaak met voertuigen - vanuit de onroerende zaak op het heersend erf te gaan naar de openbare weg (en omgekeerd). De akte biedt geen aanknopingspunten voor de opvatting dat het de bedoeling van de eigenaren van [adres 1] en [adres 2] is geweest dat de uitweg ook zou worden gebruikt door grotere aantallen bezoekers (gasten/klanten) aan [adres 1] . Hetzelfde geldt dan in de toekomst voor [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op basis van de nieuw te vestigen erfdienstbaarheid van uitweg ten behoeve van
[adres 4] .
Uit de eerder genoemde e-mail van [naam 7] , waarover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zich niet hebben uitgelaten, blijkt dat na 1981 geen sprake is geweest van de situatie waarin het gebruik van de uitweg als overpad voor gasten/klanten van het atelier in [adres 4] gedurende langere tijd probleemloos is toegestaan en (ook) door de eigenaar van [adres 2] is opgevat als vallend binnen het bereik van de erfdienstbaarheid. Een, eventueel, beroep op artikel
5:73 lid 1-slot BW had [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dus niet kunnen baten, en evenmin een beroep op verkrijgende verjaring, bij gebreke aan bezit en goede trouw.
De rechtbank zal ook deze beslissing neerleggen in het dictum.
‘ter bestendiging van de toestand waarin deze perceelsgedeelten zich thans ten opzichte van elkaar bevinden welke in strijd mochten zijn met het burenrecht en speciaal wat betreft de afvoer van hemelwater, gootwater, faecaliën, door goten, rioleringen of anderszins, het hebben van licht en uitzicht, inbalking en inankering’.
Deze erfdienstbaarheid had betrekking op [adres 1] en [adres 2] . De erfdienstbaarheid is niet opgenomen in de lijst van rechthebbenden en het plan van toedeling in het kader van ‘Mergelland-Oost’; iets anders is gesteld noch gebleken.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben belang, kunnen althans belang hebben, bij het bestaan van de erfdienstbaarheid. Dat geldt overigens ook voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (in dit geval zijn [adres 3] + [adres 4] en [adres 2] ten opzichte van elkaar zowel heersend als dienend erf).
Hetgeen werd overwogen in verband met de aanspraak op het opnieuw vestiging van de erfdienstbaarheid van uitweg is m.m. van toepassing op de onmiddellijk hiervoor genoemde erfdienstbaarheid
‘ter bestendiging van de toestand’onder 10. in de akte van 12 februari 1981 (zie rov. 2.5.). De rechtbank verbindt hieraan het oordeel dat ook deze erfdienstbaarheid opnieuw moet worden gevestigd. Naar aanleiding van de onderhavige zaak dient dat te gebeuren ten behoeve van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] als rechthebbenden op [adres 3] + [adres 4] .
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen in het dictum, in dit geval (nu beide percelen zowel heersend als dienend erf zijn) zonder een aanvullende dwangsomveroordeling. De kosten van de vestiging dienen te worden gedragen door beide partijen, ieder voor de helft.
Datzelfde geldt voor de erfdienstbaarheid die in de akte uit 1981 is opgenomen onder 11. Daar komt bij dat deze erfdienstbaarheid betrekking heeft op [adres 1] , maar niet, voor zover na te gaan, op [adres 2] . Voor zover de vordering onder I. subsidiair (en alle andere vorderingen) betrekking heeft (hebben) op het bepaalde onder 9. en 11. in de akte uit 1981 zal de rechtbank de vordering(en) afwijzen.
De rechtbank zal de vordering afwijzen nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] onvoldoende hebben onderbouwd dat de werkzaamheden waarop zij hun vordering baseren daadwerkelijk zijn verricht en dat de daaraan verbonden kosten daadwerkelijk voor hun rekening zijn gekomen.
- explootkosten € 106,01
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3.).
bed and breakfastis, mede gelet op de ontbrekende toelichting, te onbepaald en zal worden afgewezen.
x liquidatietarief II :2, gelet op de zeer beperkte omvang van het debat).
5.De beslissing
‘Ten behoeve van de bij deze verkochte gedeelten van gemelde kadastrale percelen [kadasternummer 2] en [kadasternummer 1] , als heersende erven en ten laste van het aan de verkopers in eigendom verblijven resterend gedeelte van bovengemeld kadastrale perceel [kadasternummer 1] , als lijdend erf, wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van uitweg om via het lijdend erf te komen van- en te gaan naar het heersend erf en de openbare weg, zulks met alle daartoe geëigende middelen van vervoer. Deze erfdienstbaarheid houdt tevens in de bevoegdheid van de koper om op zijn kosten, deze weg te verbeteren daaronder begrepen het uitdiepen, teneinde de tot het heersend erf behorende kelders te kunnen bereiken. Van deze erfdienstbaarheid dient door de koper op de voor verkopers minst bezwarende wijze gebruik te worden gemaakt. De betreffende in- en uitrit mag in dit verband niet worden gebruikt als afstelplaats of parkeerplaats voor voertuigen.’,
‘ Ten behoeve en ten laste van de bij deze verkochte gedeelten van gemelde kadastrale percelen [kadasternummer 2] en [kadasternummer 1] en ten behoeve en ten laste van de aan verkopers verblijvende resterende gedeelten van evengemelde kadastrale percelen als respectievelijk wederkerig heersende en lijdende erven worden voorts bij deze gevestigd al zodanige erfdienstbaarheden als zijn vereist ter bestendiging van de toestand waarin deze perceelsgedeelten zich thans ten opzichte van elkaar bevinden welke in strijd mochten zijn met het burenrecht en speciaal wat betreft de afvoer van hemelwater, gootwater, faecaliën, door goten, rioleringen of anderszins, het hebben van licht en uitzicht, inbalking en inankering.’,waarbij de - door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan te wijzen - bij de vestiging van de erfdienstbaarheid te betrekken notaris zo nodig de kadastrale aanduidingen van heersend erf en dienend erf in overleg met partijen dient te actualiseren en waarbij de kosten van de vestiging worden gedeeld door partijen;
€ 250,00 per dag (of deel daarvan), tot het maximum van € 25.000,00 is bereikt, voor iedere dag (of deel daarvan) dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet binnen veertien dagen nadat zij daarvoor door
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] schriftelijk is uitgenodigd de onder 5.1. bedoelde medewerking verleent;
niet: de eventuele gasten/klanten van het atelier van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] - het recht geeft op:
(a) het gebruik van een uitweg over [adres 2] vanuit de atelierdeur in [adres 4] naar de openbare weg [straatnaam] conform het bepaalde in de rov. 4.15. en 4.16. van dit vonnis, en
€ 250,00 per dag (of deel daarvan), tot het maximum van € 25.000,00 is bereikt, voor iedere dag (of deel daarvan) dat niet of niet volledig gevolg geeft aan de veroordeling onder 5.5.;