ECLI:NL:RBLIM:2023:6607

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
ROE 21/1886
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw uit een onbekende woonplaats, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV had op 28 september 2023 besloten deze uitkering te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn, met een vastgestelde mate van 24,18%. Dit besluit volgde op een tussenuitspraak van de rechtbank van 15 juni 2023, waarin het UWV was opgedragen om de motivering van het bestreden besluit te herstellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn nieuwe besluit, bestreden besluit II, de medische en arbeidskundige grondslagen onvoldoende had onderbouwd. De verzekeringsarts B&B had de klachten van eiseres niet volledig meegenomen in zijn beoordeling, en de rechtbank oordeelde dat er een zorgvuldigheidsgebrek was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek moet verrichten, waarbij de datum in geding op 28 september 2023 moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, bestreden besluit II vernietigd en het UWV opgedragen om een nieuw besluit te nemen op bezwaar, met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1886

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Unamic/HCN B.V. , gevestigd in Tilburg , derde-partij (hierna: ex-werkgever).

Procesverloop

De rechtbank heeft in het geding tussen partijen op 15 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan, (ECLI:NL:RBLIM:2023:3568), waarbij het UWV is opgedragen het in die tussenuitspraak vastgestelde gebrek in de motivering van het bestreden besluit van 3 juni 2021 (bestreden besluit I) te herstellen. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de tussenuitspraak.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het UWV een rapport van een verzekeringsarts B&B en een rapport van een arbeidsdeskundige B&B ingebracht. Ook heeft het UWV op 27 juli 2023 een nieuw besluit genomen (bestreden besluit II) die bestreden besluit I wijzigt. In bestreden besluit II heeft het UWV bepaald dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 24,18%. De WIA-uitkering van eiseres is daarom per 28 september 2023 beëindigd. Het UWV heeft de rechtbank, onder verwijzing naar artikel 6:19 Awb, verzocht om bestreden besluit II in de procedure te betrekken.
Nadat eiseres de gelegenheid heeft gekregen om op bestreden besluit II te reageren, heeft de rechtbank het onderzoek op 12 oktober 2023 gesloten.
Op 16 oktober 2023 heeft de rechtbank een brief van eiseres ontvangen waarin zij aangeeft dat zij op 6 november 2023 een afspraak heeft bij een medisch behandelaar en dat zij naar aanleiding daarvan nog informatie wil indienen. De rechtbank heeft dit opgevat als een verzoek tot heropening van het onderzoek. Dit verzoek is niet gehonoreerd.

Wat vindt het UWV

1. Het UWV vindt dat eiseres op 15 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten de WIA-uitkering met ingang van 28 september 2023 te beëindigen.
2. Het UWV heeft de medische grondslag van bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 24 juli 2023. De medische belastbaarheid is opgenomen in de FML van 24 juli 2023.
3. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van bestreden besluit II gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 24 juli 2023
.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres is het ook niet eens met bestreden besluit II. Zij is ziek en gediagnostiseerd. Zij snapt niet waarom de WIA-uitkering na twee jaar opeens gestopt is. Ook ontvangt zij graag de herberekening en is van mening dat zij ook over de jaren 2021 en 2023 een chronische tegemoetkoming moet ontvangen.

Waar het om gaat in deze zaak

5. De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen bestreden besluit I op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ook is gericht tegen bestreden besluit II. Het UWV heeft medegedeeld dat bestreden besluit II in de plaats komt van bestreden besluit I. Eiseres heeft hierdoor geen belang meer bij een beoordeling van haar beroep tegen bestreden besluit I. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank zal hierna beoordelen of bestreden besluit II berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag.
6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is waardoor haar WIA-uitkering per 28 september 2023 wordt beëindigd.

Wat vindt de rechtbank

7. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij al in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
8. In de tussenuitspraak is geoordeeld dat de motivering van de verzekeringsarts B&B, dat een spreekuurcontact met eiseres geen toegevoegde waarde had, onvoldoende is voor het oordeel dat hiervan kon worden afgezien. Hierbij is onder meer van belang geacht dat eiseres in bezwaar heeft aangegeven dat haar fysieke klachten waren toegenomen. Daarom is het UWV in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen door alsnog een spreekuurcontact door een verzekeringsarts B&B te laten uitvoeren.
9. De verzekeringsarts B&B heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak eiseres onderzocht op een spreekuur. In zijn rapport van 24 juli 2023 heeft hij de klachten die eiseres ervaart en de onderzoeksresultaten van het lichamelijk en psychisch onderzoek beschreven. De verzekeringsarts B&B heeft hierbij 15 juli 2020 als datum in geding aangehouden. Hij heeft geconcludeerd dat de medische klachten en beperkingen die eiseres nu ervaart in grote lijnen dezelfde zijn als per datum in geding. De verzekeringsarts B&B verwijst hierbij naar het verzekeringsgeneeskundig rapport van 5 december 2019 dat is opgesteld bij de WIA-beoordeling per einde wachttijd. De verzekeringsarts B&B neemt in de FML van 24 juli 2023 de beperkingen op die in de FML van 5 december 2019 zijn opgenomen en voegt nog enkele beperkingen toe.
10. In het rapport van 24 juli 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B op grond van de FML van 24 juli 2023 functies gezocht die eiseres in theorie kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 15 juli 2020 met de middelste van de drie geduide functies 75,82% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 24,18% arbeidsongeschikt is.
11. Het UWV heeft vervolgens bestreden besluit II genomen waarin is bepaald dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 24,18%. Omdat de arbeidsdeskundige B&B nieuwe functies heeft geduid in een andere SBC-code dan voorheen, moet er een nieuwe uitlooptermijn van twee maanden en één dag in aanmerking worden genomen na de datum van aanzegging van de betreffende functies. De WIA-uitkering van eiseres zal per 28 september 2023 worden beëindigd. Eiseres heeft daarom recht op een nabetaling van de WIA-uitkering over de periode van 4 augustus 2021 tot en met 27 september 2023.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B met het door hem verrichte aanvullend medisch onderzoek zoals beschreven in zijn rapport van 24 juli 2023, het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek feitelijk heeft hersteld. De verzekeringsarts B&B heeft een lichamelijk en psychisch onderzoek verricht om de medische feiten vast te stellen. Verder heeft hij alle klachten van eiseres beschreven en betrokken in zijn beoordeling. De rechtbank merkt echter op dat er nog steeds sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank stelt vast dat bij zowel het medisch als het arbeidskundig onderzoek de verzekeringsarts B&B en de arbeidsdeskundige B&B de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres hebben beoordeeld per 15 juli 2020. Het is echter vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat de datum in geding de datum is waarop aan het einde van de uitlooptermijn de uitkering wordt beëindigd als er nieuwe functies worden aangezegd. [1] Bij bestreden besluit I is de datum in geding gewijzigd naar 4 augustus 2021 omdat de WIA-uitkering van eiseres per deze datum zou worden beëindigd. Bij bestreden besluit II is de datum in geding nog een keer gewijzigd, naar 28 september 2023, omdat opnieuw nieuwe functies zijn geduid. Dit betekent dat relevante wijzigingen in de gezondheidssituatie van eiseres tussen 15 juli 2020 en 28 september 2023 moeten worden meegenomen bij de beoordeling. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 24 juli 2023 uitdrukkelijk dat hij de klachten die eiseres tijdens het spreekuur heeft vermeld, maar die er tijdens ‘de datum in geding’ (lees: 15 juli 2020) nog niet waren, niet heeft opgenomen in de FML. Het is de rechtbank niet duidelijk of deze genoemde klachten op de gewijzigde datum in geding van 28 september 2023 tot beperkingen in de FML zouden leiden. De verzekeringsarts B&B heeft dit in het rapport van 24 juli 2023 niet voldoende gemotiveerd. Het UWV moet dan ook een nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek verrichten waarbij als datum in geding 28 september 2023 wordt aangehouden. Daarbij moet worden onderzocht of de klachten die eiseres tijdens het spreekuur van 24 juli 2023 heeft vermeld tot beperkingen leiden in de FML.

Conclusie en gevolgen

13. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres gegrond is. Bestreden besluit II is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en daarnaast ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal bestreden besluit II vernietigen.
14. Gelet op het nog te verrichten onderzoek kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal zij het UWV opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De overige beroepsgronden hoeven daarom niet meer te worden besproken.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- het beroep tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II;
- draagt het UWV op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 10 november 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 10 november 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:220.