Wat de rechtbank vindt
7. Aan een oordeel over de vraag of het UWV kan worden gevolgd in zijn standpunt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan de rechtbank op dit moment niet toekomen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek, dat aan dit standpunt ten grondslag ligt, onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarmee de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geldt als uitgangspunt dat betrokkene in de bezwaarfase door een (geregistreerde) verzekeringsarts B&B tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht indien de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en er in de primaire fase geen spreekuurcontact is geweest met een (geregistreerde) verzekeringsarts. In zo’n situatie kan alleen van een spreekuurcontact worden afgezien als de verzekeringsarts B&B voldoende kan motiveren dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie.Hierbij geldt dat een beeldbelspreekuur niet gelijk kan worden gesteld met een fysiek spreekuur. Dit betekent niet dat een beeldbelspreekuur altijd onzorgvuldig is. Indien de verzekeringsarts B&B dit voldoende motiveert kan een beeldbelspreekuur als zorgvuldig worden gezien.
9. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is geweest van een primair onderzoek met een verzekeringsarts, zoals ook door het UWV ter zitting is bevestigd. Er heeft slechts een beeldbelspreekuur plaatsgevonden met een verzekeringsarts B&B. In het rapport van 26 mei 2021 stelt de verzekeringsarts B&B dat hij tijdens het beeldbel contact psychisch/cognitief onderzoek heeft verricht en de anamnese heeft uitgediept. Dit gaf volgens de verzekeringsarts B&B voldoende informatie en voldoende onderzoeksbevindingen om een conclusie te trekken. Dat er geen lichamelijk onderzoek is verricht is volgens de verzekeringsarts B&B geen omissie. De bij eiseres aanwezige en kennelijk toegenomen fysieke klachten zijn tijdens het beeldbel contact besproken. Omdat aan de fysieke klachten volgens de verzekeringsarts B&B geen ziekte ten grondslag ligt is er volgens hem geen reden voor het aannemen van meer (fysieke) beperkingen. In het verweerschrift van 7 oktober 2021 stelt het UWV dat zij gelet op de specifieke omstandigheden als gevolg van Covid-19 hebben getracht een oplossing te vinden voor het gegeven dat er beperkte capaciteit was voor het laten plaatsvinden van fysieke hoorzittingen op kantoor. Het onderzoek door middel van beeldbellen in combinatie met de medische informatie van de behandelaars die bij de beoordeling is betrokken én het gegeven dat er volgens de verzekeringsarts B&B geen sprake was van toegevoegde waarde voor een lichamelijk onderzoek, maakt volgens het UWV dat zij op zorgvuldige wijze tot een gemotiveerd medisch oordeel hebben kunnen komen.
10. De rechtbank is van oordeel dat hiermee onvoldoende is gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact niet heeft hoeven plaatsvinden. Eiseres heeft in haar reactie op het voornemen om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen op 0%, gesteld dat een fysiek spreekuurcontact noodzakelijk is voor een juiste en transparante medische beoordeling. Daarnaast heeft er geen primair onderzoek plaatsgevonden. Gelet op de door eiseres aangegeven toename van fysieke klachten, had een medisch (lichamelijk) onderzoek in de vorm van een fysiek spreekuurcontact niet achterwege mogen blijven. Verder heeft eiseres ter zitting betoogt dat ook het psychisch onderzoek via beeldbellen volgens haar ontoereikend is geweest. De conclusie is dan ook dat voor een zorgvuldig onderzoek en een zorgvuldig rapport een fysiek spreekuurcontact met een verzekeringsarts (B&B) nodig is.
11. Gelet op wat hiervoor onder rechtsoverweging 8 tot en met punt 10 is overwogen, berust het bestreden besluit niet op een zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is dus in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van de artikelen 8:80a en 8:80b van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een fysiek spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B nodig. De verzekeringsarts B&B zal onderzoek moeten doen naar de lichamelijke en psychische klachten van eiseres. Voor zover daartoe aanleiding is, dient ook een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek plaats te vinden.
13. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
acht wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan, na het plaatsvinden van het spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B, met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
14. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres, na ontvangst van de herstelpoging van het UWV, in de gelegenheid stellen hierop binnen
twee wekente reageren. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
15. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd is met de goede procesorde.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.