ECLI:NL:RBLIM:2023:3568

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
ROE 21/1886
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en zorgvuldigheid van medisch onderzoek

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Limburg een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Schutrups, en het UWV, vertegenwoordigd door E.H.J.A. Olthof. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering, die door het UWV was vastgesteld op 0% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan deze beslissing ten grondslag lag, onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Dit was met name het geval omdat er geen fysiek spreekuurcontact had plaatsgevonden met een verzekeringsarts, wat volgens de rechtbank noodzakelijk was voor een deugdelijke beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen door middel van een fysiek spreekuurcontact met de verzekeringsarts. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op acht weken na verzending van de tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het medisch onderzoek en de noodzaak van een transparante beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1886

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Unamic/HCN B.V., gevestigd in Tilburg, derde-partij (hierna: ex-werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft de loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres beëindigd omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 0%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 3 juni 2021.
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen en dat zij een kopie van de uitspraak wil ontvangen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank zal in de tussenuitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als customer care associate voor 25,06 uur per week. Op 18 december 2017 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Na de wachttijd van 104 weken is eiseres per 16 december 2019 80 tot 100% arbeidsongeschikt bevonden. Per deze datum ontving eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering. Bij besluit van 12 mei 2020 heeft het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Tegen dit besluit heeft de ex-werkgever bezwaar ingediend. Bij brief van 15 januari 2021 heeft het UWV eiseres een voornemen tot wijziging van de beslissing van 12 mei 2020 gestuurd. Het UWV is na medisch en arbeidskundig onderzoek voornemens om de WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2. Eiseres heeft kenbaar gemaakt dat zij het niet eens is met het voornemen tot wijziging van het besluit van 12 mei 2020. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek het besluit genomen wat in de inleiding is genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 4 augustus 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 4 augustus 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 19 november 2020 en van 26 mei 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 november 2020.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 13 januari 2021 en 1 juni 2021
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt om de inhoud van haar reactie op het voornemen als herhaald en ingelast te beschouwen. Volgens eiseres is sprake van onzorgvuldig onderzoek door de verzekeringsarts B&B: er is geen medische informatie opgevraagd, er is sprake van vooringenomenheid, er heeft geen fysiek spreekuur plaatsgevonden en een deskundige beoordeling over de gestelde urenbeperking ontbreekt. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen zodat de ‘equality of arms’ gewaarborgd kan blijven. Zij verwijst hierbij naar de Korošec uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. [1]

Wat de rechtbank vindt

7. Aan een oordeel over de vraag of het UWV kan worden gevolgd in zijn standpunt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan de rechtbank op dit moment niet toekomen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek, dat aan dit standpunt ten grondslag ligt, onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarmee de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geldt als uitgangspunt dat betrokkene in de bezwaarfase door een (geregistreerde) verzekeringsarts B&B tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht indien de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en er in de primaire fase geen spreekuurcontact is geweest met een (geregistreerde) verzekeringsarts. In zo’n situatie kan alleen van een spreekuurcontact worden afgezien als de verzekeringsarts B&B voldoende kan motiveren dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie. [2] Hierbij geldt dat een beeldbelspreekuur niet gelijk kan worden gesteld met een fysiek spreekuur. Dit betekent niet dat een beeldbelspreekuur altijd onzorgvuldig is. Indien de verzekeringsarts B&B dit voldoende motiveert kan een beeldbelspreekuur als zorgvuldig worden gezien. [3]
9. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is geweest van een primair onderzoek met een verzekeringsarts, zoals ook door het UWV ter zitting is bevestigd. Er heeft slechts een beeldbelspreekuur plaatsgevonden met een verzekeringsarts B&B. In het rapport van 26 mei 2021 stelt de verzekeringsarts B&B dat hij tijdens het beeldbel contact psychisch/cognitief onderzoek heeft verricht en de anamnese heeft uitgediept. Dit gaf volgens de verzekeringsarts B&B voldoende informatie en voldoende onderzoeksbevindingen om een conclusie te trekken. Dat er geen lichamelijk onderzoek is verricht is volgens de verzekeringsarts B&B geen omissie. De bij eiseres aanwezige en kennelijk toegenomen fysieke klachten zijn tijdens het beeldbel contact besproken. Omdat aan de fysieke klachten volgens de verzekeringsarts B&B geen ziekte ten grondslag ligt is er volgens hem geen reden voor het aannemen van meer (fysieke) beperkingen. In het verweerschrift van 7 oktober 2021 stelt het UWV dat zij gelet op de specifieke omstandigheden als gevolg van Covid-19 hebben getracht een oplossing te vinden voor het gegeven dat er beperkte capaciteit was voor het laten plaatsvinden van fysieke hoorzittingen op kantoor. Het onderzoek door middel van beeldbellen in combinatie met de medische informatie van de behandelaars die bij de beoordeling is betrokken én het gegeven dat er volgens de verzekeringsarts B&B geen sprake was van toegevoegde waarde voor een lichamelijk onderzoek, maakt volgens het UWV dat zij op zorgvuldige wijze tot een gemotiveerd medisch oordeel hebben kunnen komen.
10. De rechtbank is van oordeel dat hiermee onvoldoende is gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact niet heeft hoeven plaatsvinden. Eiseres heeft in haar reactie op het voornemen om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen op 0%, gesteld dat een fysiek spreekuurcontact noodzakelijk is voor een juiste en transparante medische beoordeling. Daarnaast heeft er geen primair onderzoek plaatsgevonden. Gelet op de door eiseres aangegeven toename van fysieke klachten, had een medisch (lichamelijk) onderzoek in de vorm van een fysiek spreekuurcontact niet achterwege mogen blijven. Verder heeft eiseres ter zitting betoogt dat ook het psychisch onderzoek via beeldbellen volgens haar ontoereikend is geweest. De conclusie is dan ook dat voor een zorgvuldig onderzoek en een zorgvuldig rapport een fysiek spreekuurcontact met een verzekeringsarts (B&B) nodig is.
11. Gelet op wat hiervoor onder rechtsoverweging 8 tot en met punt 10 is overwogen, berust het bestreden besluit niet op een zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is dus in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van de artikelen 8:80a en 8:80b van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een fysiek spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B nodig. De verzekeringsarts B&B zal onderzoek moeten doen naar de lichamelijke en psychische klachten van eiseres. Voor zover daartoe aanleiding is, dient ook een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek plaats te vinden.
13. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
acht wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan, na het plaatsvinden van het spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B, met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
14. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres, na ontvangst van de herstelpoging van het UWV, in de gelegenheid stellen hierop binnen
twee wekente reageren. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan zonder een zitting.
15. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd is met de goede procesorde.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het UWV op binnen
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan op 15 juni 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De tussenuitspraak is verzonden op 15 juni 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld, tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.ECLI:CE:EHCR:2015:1008JUD007721212.
2.Zie onder andere ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Zie onder andere ECLI:NL:CRVB:2022:1016.