ECLI:NL:RBLIM:2023:6344

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 22/2738
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling verzoek om loskoppeling van aanvullende beurs

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de buitenbehandelingstelling van haar verzoek om bij de vaststelling van de aanvullende beurs met terugwerkende kracht geen rekening te houden met het inkomen van haar vader. De minister had eerder het verzoek om loskoppeling buiten behandeling gesteld omdat eiseres de gevraagde informatie niet had verstrekt. Na heroverweging heeft de minister het derde verzoek om loskoppeling toegewezen, waardoor het inkomen van de vader met terugwerkende kracht buiten beschouwing wordt gelaten. De rechtbank heeft eiseres gevraagd naar haar procesbelang, maar zij heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft, aangezien de minister aan haar verzoek heeft voldaan. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

Inleiding en procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de buitenbehandelingstelling van haar verzoek om bij de vaststelling van de aanvullende beurs met terugwerkende kracht geen rekening te houden met het inkomen van haar vader (het verzoek om loskoppeling).
1.1.
Met een besluit van 10 mei 2022 heeft de minister het eerste verzoek om loskoppeling (van 4 november 2021) buiten behandeling gesteld, omdat eiseres de gevraagde informatie/bewijsstukken niet heeft verstrekt. Met een besluit van 18 juli 2022 heeft de minister na heroverweging in bezwaar die buitenbehandelingstelling gehandhaafd.
1.2.
De minister heeft het bezwaar (van 13 juni 2022) tegen het besluit van
10 mei 2022 als een nieuw (tweede) verzoek om loskoppeling in behandeling genomen. Met een besluit van 3 september 2022 heeft de minister dat verzoek buiten behandeling gesteld, omdat eiseres de gevraagde informatie/bewijsstukken niet heeft verstrekt. Met het besluit van 27 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister na heroverweging in bezwaar deze buitenbehandelingstelling gehandhaafd. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, en daarover gaat het beroep dus.
1.3.
De minister heeft het bezwaar (van 1 oktober 2022) tegen het besluit van 3 september 2022 ook weer als een nieuw (derde) verzoek om loskoppeling in behandeling genomen. Met een besluit van 27 oktober 2022 heeft de minister dit verzoek toegewezen en met ingang van 1 oktober 2020 het inkomen van de vader buiten beschouwing gelaten.
1.4.
De rechtbank heeft eiseres met brieven van 31 januari 2023 en van 30 maart 2023 (kort gezegd) gevraagd welk belang zij nog heeft met het beroep. Eiseres heeft daar niet op gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft partijen vervolgens laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunt eiseres
2. Eiseres voert in beroep samengevat aan dat de minister haar een nadere termijn had moeten gunnen om de gevraagde gegevens alsnog te verstrekken voordat het verzoek
met het besluit van 3 september 2022 buiten behandeling werd gesteld en het bezwaar hiertegen met het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. Eisers had in augustus vakantie en was druk aan het werk, waardoor zij niet in de gelegenheid is geweest om een nadere termijn te vragen.
Beoordeling
3. De rechtbank ziet zich – ambtshalve – gesteld voor de vraag of eiseres voldoende
procesbelang heeft met dit beroep.
4. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1795) dat sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende
procesbelang.
5. De rechtbank stelt daarover vast dat de minister het derde verzoek om loskoppeling met een besluit van 27 oktober 2022 heeft toegewezen en dat met ingang van
1 oktober 2020 het inkomen van de vader buiten beschouwing wordt gelaten. De minister is daarmee alsnog aan het verzoek van eiseres tegemoetgekomen. De vraag is dan of eiseres met het beroep tegen de buitenbehandelingstelling van het eerdere (tweede) verzoek nog een resultaat kan bereiken dat voor haar feitelijk van betekenis is. Met andere woorden: of eiseres nog voldoende (proces)belang heeft met dit beroep. De rechtbank heeft eiseres daarom gevraagd welk belang zij nog heeft met dit beroep en (zo ja) om dat toe te lichten. Eiseres heeft daar niet op gereageerd en heeft ook niet gezegd dat zij nog op een zitting wil worden gehoord. Omdat eiseres niet heeft gesteld dat (en waarom) zij nog een belang heeft bij de beoordeling van dit beroep en ook de rechtbank niet is gebleken van een belang daarbij, is het beroep niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een (proces)belang.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
7. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 31 oktober 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.