ECLI:NL:RBLIM:2023:6273

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 20/3484 en 21/127
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten betreffende integriteitskwesties door de burgemeester en het college van Brunssum

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 26 oktober 2023, zijn twee beroepen behandeld van eiser tegen besluiten van de burgemeester en het college van de gemeente Brunssum. Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een integriteitskwestie. De burgemeester en het college hebben een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar eiser was van mening dat bepaalde passages ten onrechte waren geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende navraag had gedaan bij de Commissaris van de Koning over een rapport en dat de weigering om bepaalde passages openbaar te maken niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de burgemeester opgedragen om het rapport op te vragen en te beoordelen welke pagina's openbaar gemaakt kunnen worden. De rechtbank heeft de bestreden besluiten gedeeltelijk vernietigd en de burgemeester en het college veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in bestuurszaken en de verplichting van bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om informatie.

Uitspraak

ECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 20/3484 en ROE 21/127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaken tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.R.F.J. [eiser] ),
en

de burgemeester van de gemeente Brunssum

(gemachtigde: mr. L.H. Janssen)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum

(gemachtigde: mr. L.H. Janssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiser,
1) het beroep tegen het besluit op bezwaar van de burgemeester van 9 november 2020 (het bestreden besluit (1)) en
2) het beroep tegen het besluit op bezwaar van het college van 8 december 2020 (het bestreden besluit (2)).
1.1
Met het bestreden besluit (1) heeft de burgemeester beslist op het bezwaar van eiser tegen het besluit van 26 mei 2020. De burgemeester heeft het bezwaar voor een deel (voor zover het over de opheffing van de geheimhouding gaat) niet-ontvankelijk verklaard. Voor het overige is de burgemeester, onder aanvulling van de motivering van het besluit, bij het besluit van 26 mei 2020 gebleven. Met het besluit van 26 mei 2020 heeft de burgemeester het verzoek van eiser van 20 februari 2020, om de op het rapport van Governance & Integrity (G&I) van 14 november 2017 (het rapport (integriteitsrisico’s)) gelegde geheimhouding op te heffen, afgewezen en het verzoek om openbaarmaking van het rapport op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van dezelfde datum, aangevuld met de brief van 19 april 2020, gedeeltelijk toegewezen.
1.2
Met het bestreden besluit (2) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het besluit van 23 juni 2020 ongegrond verklaard. Het college is bij het besluit van 23 juni 2020 en het aanvullend besluit van 3 november 2020 gebleven. Met deze besluiten heeft het college het verzoek van eiser van 13 februari 2020 om openbaarmaking van documenten op grond van de Wob, aangevuld met de brief van 26 maart 2020, gedeeltelijk toegewezen. Naar aanleiding van het bezwaar heeft het college met het besluit van 5 augustus 2020 ook nog een deel van een document openbaar gemaakt dat het met het besluit van 23 juni 2020 verzuimd had openbaar te maken. Het college heeft in totaal 154 documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt, waarbij sommige documenten meerdere documenten omvatten. Eiser heeft het college gevraagd om alle informatie openbaar te maken die gaat of kan gaan over zijn functioneren en handelen als raadslid en wethouder, het vertrek van voormalig burgemeester [naam 1] , de (her)benoeming van eiser tot wethouder in de gemeente Brunssum of het verhinderen daarvan en de schadevergoedings- of grondkwestie (de brede integriteitskwestie). Het verzoek gaat over de periode van 1 januari 2016 tot aan het moment van indienen van het Wob-verzoek en over documenten die niet rechtstreeks aan eiser zijn gericht, maar wel over hem of zijn functioneren gaan.
2. De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op de zitting van
30 maart 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester en het college en, ook namens de burgemeester en het college, [naam 2] , werkzaam bij de gemeente van de burgemeester en het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of eiser procesbelang heeft bij de uitkomst van een deel van zijn beroep tegen het bestreden besluit (2). Zij beoordeelt daarna of de burgemeester het bezwaar van eiser met het bestreden besluit (1) terecht voor een deel niet-ontvankelijk heeft verklaard en vervolgens de kernberoepsgronden; eerst de beroepsgronden over het proces en dan de beroepsgronden over de inhoud van de bestreden besluiten.
3.1
De rechtbank heeft van de burgemeester en het college een geheel leesbare versie gekregen van documenten die zij (gedeeltelijk) openbaar hebben gemaakt (de 8:29-documenten). Zij heeft van het college de 8:29-documenten gekregen waar de besluiten van 23 juni 2020 en 5 augustus 2020 over gaan. De rechtbank heeft deze documenten, voor zover nodig, bij de beoordeling betrokken. De rechtbank mist 8:29-documenten waar het besluit van 3 november 2020 over gaat. De rechtbank is ambtshalve bekend dat één van die documenten (de brief van voormalig burgemeester [naam 3] van 5 januari 2018) bij de 8:29-documenten zit die zij van de Commissaris van de Koning (CvdK) heeft gekregen in de beroepszaak van eiser met zaaknummer ROE 21/632 waarin de rechtbank vandaag ook uitspraak doet. Omdat het niet efficiënt is om het onderzoek over het bestreden besluit (2) te heropenen om de brief van [naam 3] nog bij het college te kunnen opvragen, terwijl de rechtbank de brief heeft en van eiser mag bekijken, heeft de rechtbank de brief van [naam 3] van 5 januari 2018 die zij van de CvdK heeft gekregen bij de beoordeling van het beroep van eiser tegen het bestreden besluit (2) betrokken. Om uitspraak te kunnen doen heeft de rechtbank een ander document dat ze niet heeft (de brief van [naam 3] van 17 januari 2018) niet per se nodig en daarom niet alsnog bij het college opgevraagd.
Bij de 8:29-documenten van de CvdK zit ook het volledige rapport integriteitsrisico’s. Voor zover nodig heeft de rechtbank dat rapport, ook uit efficiëntieoverwegingen, bij de beoordeling van het bestreden besluit (1) betrokken.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij de uitkomst van een deel van het beroep tegen het bestreden besluit (2), de burgemeester het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit (1) terecht voor een deel niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat beide bestreden besluiten gedeeltelijk niet kunnen blijven bestaan. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot haar oordelen komt en welke gevolgen haar oordelen hebben.
5. Voor zover nog nodig staat in de bijlage bij de uitspraak wat in artikelen staat die de rechtbank in de uitspraak noemt. Daar waar de rechtbank in de uitspraak de Wob noemt bedoelt de rechtbank de inmiddels vervallen wet.
Procesbelang
6. Het beroep over het bestreden besluit (1) gaat ook over openbaarmaking van de documenten die aan G&I zijn verstrekt om de risico-inventarisatie te doen die geleid heeft tot het rapport integriteitsrisico’s
.Eiser is het er niet mee eens dat de burgemeester zegt dat zijn Wob-verzoek niet over deze documenten gaat. De rechtbank stelt vast dat documenten die G&I heeft gekregen om de risico-inventarisatie te doen openbaar waren toen eiser het beroep op 16 december 2020 instelde. Het college heeft namelijk documenten die G&I heeft gekregen om de risico-inventarisatie te doen met het besluit van 23 juni 2020 openbaar gemaakt. Eiser heeft daarom geen procesbelang bij de uitkomst van het beroep voor zover het over de openbaarmaking van deze documenten gaat. De rechtbank gaat het beroep voor zover het over deze documenten gaat daarom niet beoordelen.
7. Het beroep tegen het bestreden besluit (2) gaat (onder meer) over openbaarmaking van de ontslagbrief van [naam 1] en het rapport integriteitsrisico’s. De rechtbank stelt vast dat de ontslagbrief al openbaar was toen eiser het beroep op 13 januari 2021 instelde en dat het rapport toen al gedeeltelijk openbaar was. De rechtbank is (ambtshalve) bekend dat de CvdK de ontslagbrief met het besluit van 13 juli 2020 en de burgemeester het rapport integriteitsrisico’s met het besluit van 23 juni 2020 (gedeeltelijk) openbaar hebben gemaakt. Eiser kon opkomen tegen de openbaarmaking van documenten die aan G&I zijn verstrekt om de risico-inventarisatie te doen in de beroepsprocedure tegen het bestreden besluit (2) en tegen de openbaarmaking van het rapport integriteitsrisico’s in de beroepsprocedure over het bestreden besluit (1). Eiser heeft dat (deels) ook gedaan. De ontslagbrief is openbaar en valt daarom niet meer onder de Wob. Eiser heeft dan ook geen procesbelang bij de uitkomst van het beroep voor zover het over de openbaarmaking van deze documenten gaat. De rechtbank gaat het beroep voor zover het over deze documenten gaat daarom niet beoordelen.
Ontvankelijkheid
Beroepsgrond 1 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (1))
8. Eiser twijfelt eraan of op het rapport integriteitsrisico’s geheimhouding is gelegd. Eiser leidt uit een e-mail van een ambtenaar van de gemeente van de burgemeester aan het kabinet van de CvdK van 2 februari 2018 af dat er geheimhouding op het rapport is gelegd en vindt het wenselijk dat aan zijn verzoek om de geheimhouding op te heffen tegemoet wordt gekomen.
9. De rechtbank vat deze beroepsgrond zo op dat eiser het er niet mee eens is dat de burgermeester zijn bezwaar, voor zover het gaat over de opheffing van de geheimhouding, waarvan eiser denkt dat die op het rapport integriteitsrisico’s zou kunnen liggen, niet-ontvankelijk heeft verklaard. De burgemeester heeft gezegd dat op het rapport geen geheimhouding is gelegd. Dat de burgemeester hiervan ook uitgaat blijkt de rechtbank uit de beoordeling van de burgemeester over de openbaarmaking van het rapport. De burgemeester heeft bij die beoordeling er namelijk geen rekening mee gehouden dat op het rapport geheimhouding is gelegd. Daarom ziet de rechtbank in de e-mail waar eiser het over heeft geen reden om eraan te twijfelen dat op het rapport geen geheimhouding is gelegd en is zij van oordeel dat de burgemeester het bezwaar van eiser, voor zover het over de geheimhouding van het rapport integriteitsrisico’s gaat, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bezwaar van eiser is namelijk in zoverre niet gericht tegen een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen eiser bezwaar kon maken.
Beroepsgrond 1 slaagt daarom niet.
Beroepsgronden over het proces
Beroepsgrond 2 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (2))
10. Eiser voert aan dat de standpunten die het college in het verweerschrift van
20 augustus 2020 en tijdens de hoorzitting van 3 september 2020 heeft ingenomen geen deel uitmaken van het bestreden besluit (2). De standpunten zijn namelijk niet in het bestreden besluit (2) opgenomen en er ook niet aan toegevoegd. Het is volgens eiser daarom in strijd met het rechtszekerheids-, vertrouwens- en motiveringsbeginsel om het bestreden besluit (2) ook op die standpunten te baseren.
11. Uit het bestreden besluit (2) blijkt dat het college bij alle standpunten die het in het verweerschrift van 20 augustus 2020 en tijdens de hoorzitting van 3 september 2020 heeft ingenomen blijft en dat deze standpunten geheel deel uitmaken van het bestreden besluit (2). Op de zitting is duidelijk geworden dat eiser een kopie heeft gekregen van het verweerschrift en van het verslag van de hoorzitting vóórdat het college het bestreden besluit (2) heeft genomen. Onder deze omstandigheden staan de genoemde beginselen niet in de weg aan het in het bestreden besluit (2) alleen noemen van het verweerschrift en van wat op de hoorzitting is gezegd als motivering van dat besluit.
Beroepsgrond 2 slaagt daarom niet.
Beroepsgrond 3 (aangevoerd tegen beide bestreden besluiten)
12. Eiser voert ook aan dat de motivering van de bestreden besluiten (ook overigens) onvoldoende is. Eiser vindt (onder meer) dat de burgemeester en het college hadden moeten motiveren dat ze met persoonlijke beleidsopvattingen ook feitelijke gegevens niet openbaar hebben gemaakt. Eiser vindt ook dat het college niet duidelijk genoeg heeft gemaakt met welke weigeringsgrond het informatie heeft geweigerd openbaar te maken.
13. De burgemeester en het college hebben in de bestreden besluiten niet uitgelegd dat ze met persoonlijke beleidsopvattingen ook feitelijke gegevens niet openbaar hebben gemaakt terwijl dit wel het geval is. De rechtbank heeft dit in de 8:29-documenten gezien. De bestreden besluiten zijn daarom op dit punt niet goed gemotiveerd en in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Gelet ook op het besluit van 26 mei 2020, het besluit van 23 juni 2020 en de adviezen van de commissie voor de bezwaarschriften die onderdeel zijn van de bestreden besluiten, zijn de bestreden besluiten voor het overige goed gemotiveerd.
13.1
Het college heeft in het besluit van 23 juni 2020 uitgelegd hoe eiser kan zien welke informatie op welke weigeringsgrond in de gedeeltelijk openbaargemaakte documenten onleesbaar is gemaakt. Het was duidelijker geweest als het college in de kantlijn bij onleesbaar gemaakte tekst de weigeringsgrond had genoemd, maar in dit geval was met de informatie in het besluit van 23 juni 2020 naast de documenten die het college openbaar heeft gemaakt duidelijk welke informatie het college met welke weigeringsgrond niet openbaar heeft gemaakt.
13.2
Beroepsgrond 3 slaagt daarom in beide zaken gedeeltelijk (alleen voor zover de burgemeester en het college niet gemotiveerd hebben dat ze ook feitelijke gegevens die niet van persoonlijke beleidsopvattingen gescheiden kunnen worden met persoonlijke beleidsopvattingen hebben geweigerd openbaar te maken).
Beroepsgrond 4 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (2))
14. Eiser voert verder aan dat artikel 6:19 van de Awb niet bedoeld is om te gebruiken als een bezwaarschriftprocedure loopt en dat het besluit van het college van
3 november 2020 niet aan de commissie voor de bezwaarschriften mocht worden voorgelegd.
15. Artikel 6:19 van de Awb veronderstelt dat een bestuursorgaan bevoegd is om (onder meer) een besluit waartegen een bezwaarschrift is gericht en waarover een bezwaarschriftprocedure loopt te wijzingen. Tegen deze achtergrond heeft de rechtbank eiser op de zitting gevraagd waarom het college artikel 6:19 van de Awb niet meer mocht gebruiken en de commissie niet over het besluit van 3 november 2020 mocht laten adviseren. Eiser heeft uitgelegd dat het college dit niet meer mocht doen omdat het onzorgvuldig is. Hij was namelijk al gehoord.
15.1
De rechtbank is niet met eiser eens dat het college, nadat eiser over zijn bezwaar was gehoord, geen gebruik meer mocht maken van zijn bevoegdheid een wijzigingsbesluit te nemen. Het college mag namelijk tijdens de hele bezwaarschriftprocedure van die bevoegdheid gebruikmaken. Als een wijzigingsbesluit tijdens een bezwaarschriftprocedure wordt genomen, heeft het bezwaar ook betrekking op het wijzigingsbesluit, tenzij partijen bij dat bezwaar onvoldoende belang hebben. De rechtbank stelt vast dat het college ervan uit is gegaan dat eiser voldoende belang had bij het bezwaar tegen het wijzigingsbesluit
(van 3 november 2020). Met het bestreden besluit (2) is het college namelijk ook bij dat besluit gebleven.
15.2
De rechtbank leest in beroepsgrond 4 ook dat eiser niet terecht vindt dat hij niet over het besluit van 3 november 2020 is gehoord. De rechtbank stelt vast dat het college eiser niet over het bezwaar tegen het besluit van 3 november 2020 heeft gehoord. Het college mag in de bezwaarschriftprocedure alleen afzien van het horen van de bezwaarmaker op één van de gronden genoemd in artikel 7:3 van de Awb. De rechtbank is niet gebleken dat één van deze gronden zich in dit geval voordeed. De gemachtigde van het college heeft op de zitting wel gezegd dat het college met het besluit van 3 november 2020 tegemoet is gekomen aan het verzoek van eiser, maar daarmee is niet voldaan aan de uitzonderingsgrond in artikel 7:3, aanhef en onder e, van de Awb. Daaraan is namelijk alleen voldaan als met het besluit van 3 november 2020 volledig aan het bezwaar van eiser tegemoet is gekomen en dat is niet het geval. De gemachtigde van het college heeft ook nog gezegd dat eiser de mogelijkheid heeft gehad om op het besluit van 3 november 2020 te reageren, maar dat is niet gelijk aan eiser de mogelijkheid geven om over het besluit van 3 november 2020 te worden gehoord. Het college heeft het bestreden besluit (2), voor zover het gaat over het besluit van 3 november 2020, daarom in strijd met artikel 7:2 van de Awb (de hoorplicht) genomen.
15.3
Beroepsgrond 4 slaagt daarom gedeeltelijk (alleen voor zover het college eiser niet heeft gehoord over het besluit van 3 november 2020).
Beroepsgrond 5 (aangevoerd in beide zaken)
16. Eiser voert aan dat hij op grond van artikel 10 van het EVRM recht heeft op informatievoorziening. Eiser schrijft (of schreef) columns in een plaatselijk huis-aan-huisblad, is publicist/columnist en wil samen met een paar juristen en bestuurders op grond van de gevraagde documenten een stuk in een vaktijdschrift publiceren. Eiser wil, als public watchdog, het maatschappelijk debat stimuleren, een goede en democratische bestuursvoering bewerkstelligen en onfrisse praktijken aan de kaak stellen. Eiser voert in dit verband tegen het bestreden besluit (2) verder nog aan dat het college door met toepassing van de weigeringsgronden in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g van de Wob en artikel 11 van de Wob openbaarmaking van informatie te weigeren het verbod van détournement de pouvoir heeft overtreden.
17. Het EHRM heeft in het Magyar arrest van 8 november 2016 [1] geoordeeld dat journalisten, social watchdogs of public interest groups aan artikel 10 van het EVRM, waarin het recht op vrijheid van meningsuiting is neergelegd, een recht op informatie kunnen ontlenen. De rechtbank is van oordeel dat eiser op grond van wat hij heeft aangevoerd daarmee niet gelijk te stellen is. Op grond van wat eiser heeft aangevoerd concludeert de rechtbank dat eiser als individuele persoon en samen met andere individuele personen maatschappelijke onderwerpen aan de kaak wil stellen. Individuele personen kunnen een recht op informatie niet aan artikel 10 van het EVRM ontlenen. [2] De bestreden besluiten zijn daarom al niet in strijd met artikel 10 van het EVRM.
17.1
Eiser heeft in dit verband, bij verschillende beroepsgronden, aangevoerd dat de burgemeester en het college ten onrechte geen rekening hebben gehouden met zijn persoon, het doel van zijn Wob-verzoek en zijn belangen. Omdat eiser geen recht op informatie aan artikel 10 van het EVRM kan ontlenen, hebben de burgemeester en het college al daarom met zijn persoon en het doel van zijn Wob-verzoek geen rekening hoeven te houden. Het persoonlijk belang van eiser kan bij de beoordeling van openbaarmaking van documenten op grond van de Wob geen rol spelen. Op grond van de Wob worden alleen het publieke belang bij openbaarheid van informatie in documenten afwogen tegen de belangen in artikel 10 en 11 van de Wob.
17.2
De rechtbank is niet gebleken dat het college de bevoegdheid om openbaarmaking van informatie te weigeren op de weigeringsgronden in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob en de weigeringsgrond in artikel 11 van de Wob voor een ander doel heeft gebruikt dan ter bescherming van de belangen die met deze gronden worden beschermd.
17.3
Beroepsgrond 5 slaagt daarom in beide zaken niet.
Beroepsgronden over de inhoud van de bestreden besluiten
Beroepsgrond 6 (aangevoerd tegen beide bestreden besluiten)
18. Eiser voert ook aan dat het onderzoek naar documenten dat de burgemeester en het college hebben verricht onvolledig was.
18.1
Omdat de burgemeester alleen een niet complete versie van het rapport integriteitsrisico’s heeft en het complete rapport volgens eiser had moeten hebben, had de burgemeester het complete rapport bijvoorbeeld bij de CvdK moeten opvragen. Eiser is uit documenten die hij heeft gebleken dat de CvdK het rapport van een ambtenaar van de gemeente van de burgemeester heeft gekregen. Eiser wijst op twee e-mailberichten van 2 en 5 februari 2018.
18.2
Eiser mist bij de documenten die het college openbaar heeft gemaakt nog pagina’s van het rapport van G&I van 5 oktober 2017 “Benoemingstoets Kandidaat-Wethouder” over zijn benoeming als wethouder, de brief van [naam 1] aan G&I met de adviesopdracht aan G&I die geleid heeft tot het rapport integriteitsrisico’s, de opdrachtaanvaarding, het positieve rapport van G&I over het risicoadvies naar aanleiding van het over hem door
[naam 4] van G&I opgemaakte risicoprofiel, het verslag van het gesprek dat [naam 1] en [naam 4] hebben gehad nadat [naam 4] eiser op 2 november 2020 het positieve advies heeft verteld, een verklaring van de gemeente Brunssum van 27 maart 2018, verslagen van gesprekken die in het kader van een klachtprocedure bij de provincie zijn gehouden en nog documenten over de schadevergoedings- of grondkwestie. Eiser stelt dat algemeen bekend is dat [naam 1] en [naam 3] veel gebruik hebben gemaakt van WhatsApp en e-mail en dat als [naam 3] een opdracht van de CvdK of de minister van BZK heeft gehad die opdracht onder het bereik van zijn Wob-verzoek valt.
19. De burgemeester zegt dat hij geen reden heeft gezien om het rapport bij de CvdK op te vragen omdat het rapport, voor zover hij weet, niet verspreid is.
20. Het college zegt dat het niet meer documenten heeft die onder het Wob-verzoek van eiser vallen dan de documenten die het (gedeeltelijk) openbaar heeft gemaakt.
21. Als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat het een bepaald document niet of niet meer heeft en een dergelijke mededeling komt niet ongeloofwaardig voor, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat het bestuursorgaan, in tegenstelling tot de uitkomst van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch nog heeft. [3] Een bestuursorgaan heeft een document als het document fysiek bij dat bestuursorgaan aanwezig is en voor dat bestuursorgaan bestemd is. [4] Het bestuursorgaan moet uitleggen hoe het naar documenten heeft gezocht. Of de mededeling dat een bestuursorgaan een bepaald document niet of niet meer heeft niet ongeloofwaardig voorkomt hangt af van hoe grondig het bestuursorgaan naar documenten heeft gezocht. [5]
21.1
Het college heeft uitgelegd dat het naar papieren en digitale documenten heeft gezocht en dat het alle bestuurders en medewerkers van zijn gemeente die mogelijk op enige manier te maken hebben gehad met het onderwerp van het Wob-verzoek van eiser heeft gevraagd om alle correspondentie daarover te verzamelen en in te leveren of inzage te geven in hun e-mailbox. Het college heeft toegelicht dat het naar digitale documenten heeft gezocht in het gemeentelijk zaaksysteem Verseon waarin alles wat van belang is wordt opgeslagen. Het college heeft daarnaast meerdere oud-bestuurders en oud-medewerkers gevraagd om toestemming te geven om hun e-mailboxen, die Parkstad IT bewaart, op te vragen en open te stellen. In e-mailboxen van oud-bestuurders en oud-medewerkers die het college heeft ingezien heeft het naar documenten gezocht. Het college heeft ook alle (oud)-bestuurders en (oud)-medewerkers die mogelijk op enigerlei wijze te maken hebben gehad met het onderwerp van het Wob-verzoek van eiser gevraagd of zij beschikken over SMS- en/of WhatsAppberichten die betrekking hebben op het onderwerp en bij het hoofd informatiemanagement nagevraagd of SMS- en/of WhatsAppberichten van oud-bestuurders en oud-medewerkers bewaard worden wat niet het geval is.
21.2
De rechtbank is van oordeel dat de omschreven gang van zaken niet laat zien dat het college niet grondig heeft gezocht naar documenten die het zelf heeft. De mededeling dat het college niet meer documenten heeft die onder het bereik van het Wob-verzoek van eiser vallen dan de documenten die het na dat onderzoek (gedeeltelijk) openbaar heeft gemaakt, komt de rechtbank daarom niet ongeloofwaardig voor. Met wat eiser aanvoert stelt hij verder alleen dat er meer documenten (over de door hem genoemde aangelegenheden) zijn en dat is te weinig om aan te kunnen nemen dat het college de documenten die hij mist daadwerkelijk heeft. [6] Eiser heeft daarom met wat hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de mededeling van het college niet geloofwaardig is.
21.3
De rechtbank merkt hierbij op dat het college de brief van [naam 1] openbaar heeft gemaakt en dat het positieve rapport, blijkens het rapport van G&I van 5 oktober 2017, alleen in uitzonderlijke gevallen en op verzoek van de kandidaat wordt opgemaakt, wat niet is gebleken.
21.4
Als iemand openbaarmaking van documenten vraagt die een bestuursorgaan niet heeft, maar wel had moeten hebben, mag van dat bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten nog te krijgen. [7] Er bestaat geen verplichting voor een bestuursorgaan om extern navraag te doen naar documenten waarvan niet duidelijk is of ze bestaan of hebben bestaan. [8]
21.5
De rechtbank heeft het onderzoek in e-mailboxen van oud-bestuurders en oud-medewerkers als extern onderzoek aangemerkt omdat het college die e-mailboxen niet meer fysiek heeft en kennelijk zonder toestemming daar ook niet meer in kan. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat niet blijkt dat het college de e-mailboxen extern in bewaring heeft gegeven om niet te hoeven voldoen aan haar verplichtingen op grond van de Wob.
21.6
Het rapport van G&I van 5 oktober 2017 zit bij de stukken die op de zaak betrekking hebben en bij de 8:29-documenten. Het rapport bevat alle onderdelen die het rapport volgens de inhoudsopgave heeft. De paginanummering loopt door en de laatste pagina bevat een disclaimer zodat het rapport niet oogt als een onvolledig rapport. Op grond hiervan en omdat eiser alleen maar zegt dat hij na aanvulling van het rapport met het besluit van 5 augustus 2020 nog pagina’s van het rapport mist, vindt de rechtbank niet aannemelijk dat er een volledigere versie van dit rapport bestaat die het college nog had moeten hebben. Het college had dan ook geen of niet meer extern onderzoek dan zij reeds heeft gedaan naar dit rapport moeten doen.
21.7
Van de overige documenten die eiser mist heeft eiser niet duidelijk gemaakt of ze bestaan of hebben bestaan. Het college hoefde daarom ook geen verder extern onderzoek naar deze documenten te doen.
21.8
De rechtbank weet ambtshalve (uit de zaak van eiser met zaaknummer ROE 21/632) dat het volledige rapport integriteitsrisico’s bestaat. Uit de informatie in het rapport die de burgemeester openbaar heeft gemaakt blijkt dat het een rapport is dat G&I in het kader van de uitoefening van een overheidstaak voor een voormalig burgemeester heeft gemaakt. Omdat niet blijkt dat het rapport niet bewaard had moeten blijven, had de burgemeester het rapport nog moeten hebben. De burgemeester heeft dit ook onderkend. De burgemeester heeft bij [naam 1] en G&I navraag gedaan, maar het volledige rapport niet gekregen. De burgemeester heeft met de navraag bij [naam 1] en G&I echter niet alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om het rapport te krijgen. De burgemeester had in e-mailberichten die eiser noemt, samen met de brief van [naam 3] van 5 januari 2018, die het college met het besluit van 3 november 2020 openbaar heeft gemaakt, en de e-mails van
9 januari 2018 14:47 uur en 15:42 uur, die het college met het besluit van 23 juni 2020 openbaar heeft gemaakt, een aanknopingspunt moeten zien om, in elk geval in de bezwaarfase, nog bij de CvdK navraag te doen. Het bestreden besluit (1) is dus niet zorgvuldig genoeg voorbereid en in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
21.9
Beroepsgrond 6 slaagt daarom in de zaak over het bestreden besluit (1). Beroepsgrond 6 slaagt niet in de zaak over het bestreden besluit (2).
Beroepsgrond 7 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (2))
22. Eiser mist bij de documenten die het college openbaar heeft gemaakt verder nog documenten die gaan over de mediation waaraan hij vóór 2016 op verzoek van het college heeft deelgenomen.
23. Het college vindt dat documenten over de mediation niet onder het bereik van het Wob-verzoek van eiser vallen.
24. De rechtbank is met het college eens dat documenten over de mediation waaraan eiser vóór 2016 heeft deelgenomen buiten het bereik van het Wob-verzoek van eiser vallen. Eiser heeft met het Wob-verzoek namelijk alleen om openbaarmaking van documenten gevraagd over de periode vanaf 1 januari 2016 tot het moment van indienen van het Wob-verzoek. Naar documenten van vóór 2016 had het college naar aanleiding van het Wob-verzoek dus niet hoeven te zoeken.
Beroepsgrond 7 slaagt daarom niet.
Beroepsgrond 8 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (2))
25. Eiser vindt niet terecht dat het college namen van ambtenaren die wegens hun functie in de openbaarheid treden onleesbaar heeft gemaakt. Dat het college dat heeft gedaan leidt eiser af uit de brief van [naam 3] van 5 januari 2018. Eiser zegt dat het college in deze brief de naam van de gemeentesecretaris en de voormalig burgemeester onleesbaar heeft gemaakt. Eiser vindt ook niet terecht dat het college de namen van functionarissen van G&I in die brief en in de brief van [naam 3] van 17 januari 2018 onleesbaar heeft gemaakt. Het bewust meewerken aan foute zaken valt volgens eiser namelijk niet onder de uitzonderingsgrond in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, ook niet als ambtenaren dat doen. Eiser vindt dat het college betrokken ambtenaren in elk geval ten onrechte niet heeft gevraagd of het college hun naam openbaar mocht maken.
26. Het college heeft besloten namen van ambtenaren die wegens hun functie in de openbaarheid treden openbaar te maken. Namen van ambtenaren die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden heeft het college onleesbaar gemaakt. Het college heeft ook de namen van functionarissen van G&I onleesbaar gemaakt. Het college vindt het algemeen belang niet opwegen tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken ambtenaren en functionarissen.
27. Namen zijn persoonsgegevens en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van kan zich verzetten tegen openbaarmaking van namen, ook als het namen zijn van personen in functie. [9] Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer verzet zich tegen openbaarmaking van namen van ambtenaren die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk maakt dat het belang van openbaarheid in het concrete geval zwaarder weegt. [10] Ambtenaren treden vanwege hun functie in de openbaarheid als zij bijvoorbeeld mandaat hebben om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen of te ondertekenen en als zij de openbaarheid opzoeken namens of onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan. [11]
27.1
De rechtbank heeft een geheel leesbare versie van de brief van [naam 3] van
5 januari 2018 gezien. Eén passage in de brief gaat over een andere bestuurlijke aangelegenheid dan die waar het Wob-verzoek van eiser over gaat dat hij bij het college heeft ingediend. Deze passage heeft de rechtbank daarom buiten de beoordeling gelaten. In het deel van de brief dat onder het Wob-verzoek van eiser valt heeft het college de naam van de gemeentesecretaris noch de naam van de voormalig burgemeester onleesbaar gemaakt. Waar eiser van uitgaat is dan ook niet juist en kan overigens niet als onderbouwing dienen voor zijn standpunt dat het college ook in andere documenten namen van ambtenaren die wegens hun functie in de openbaarheid treden onleesbaar heeft gemaakt.
27.2
Het college heeft de namen van functionarissen van G&I in de brieven van [naam 3] van 5 en 17 januari 2018 in het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze functionarissen onleesbaar mogen maken. Dat eiser vindt dat deze functionarissen bewust meewerken aan fouten zaken laat niet het publieke belang bij openbaarheid van deze namen overwicht hebben. Het college heeft daarom in redelijkheid geen andere afweging hoeven te maken. Voor namen van ambtenaren over wie eiser denkt als over genoemde functionarissen is dat niet anders.
27.3
Een verplichting om betrokken ambtenaren te vragen of hun naam openbaar mag worden gemaakt bestaat niet. [12] Het college hoefde betrokken ambtenaren dan ook niet te vragen of het hun naam openbaar mag maken.
27.4
Beroepsgrond 8 slaagt daarom niet.
Beroepsgrond 9 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (2))
28. Eiser vindt ook niet terecht dat het college op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob weigert informatie openbaar te maken omdat het informatie is die tegen het college, een ander bestuursorgaan of derden te gebruiken is. Openbare jaarrekeningen en financiële gegevens zijn volgens eiser in principe openbaar. Het kan geen bedrijfsgevoelige informatie meer zijn omdat de opdrachten zijn verstrekt en de betalingen gedaan.
29. Het college heeft op deze grond geweigerd (uur)tarieven en kosten per reiskilometer van BING, G&I en de professoren [naam 5] en [naam 6] openbaar te maken. Het college vindt dat dit bedrijfsgevoelige informatie is omdat openbaarmaking ervan de concurrentiepositie van genoemde derden kan schaden en hen daardoor onevenredig kan benadelen wat het college met het onleesbaar maken van de tarieven en kosten wil voorkomen.
30. De rechtbank is het met het college eens. Inzicht in hoe aan genoemde derden betaalde bedragen die in de jaarrekening openbaar zijn gemaakt zijn opgebouwd kan de concurrentiepositie van genoemde derden bij het aangaan van overeenkomsten in de toekomst onevenredig benadelen. Potentiële partijen kunnen met deze informatie namelijk ten nadele van genoemde derden hun voordeel doen. Dat de opdrachten zijn verstrekt en de betalingen gedaan wil daarom dus niet zeggen dat de onleesbaar gemaakte bedragen geen bedrijfsgevoelige informatie meer kan zijn. Het college heeft openbaarmaking van de (uur)tarieven en kosten per reiskilometer van genoemde derden daarom in redelijkheid op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob mogen weigeren.
Beroepsgrond 9 slaagt daarom niet.
Beroepsgrond 10 (aangevoerd tegen beide bestreden besluiten)
31. Eiser betwist dat het rapport integriteitsrisico’s bedoeld is voor intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen inhoudt die niet in niet tot personen herleidbare vorm openbaar kunnen worden gemaakt.
31.1
Eiser betwist op dezelfde grond dat het college de brief van [naam 3] van
5 januari 2018 niet openbaar kan maken. Eiser vindt ook dat het college de betrokkenen om instemming met openbaarmaking van hun persoonlijke beleidsopvattingen had kunnen vragen. Eiser voert verder nog aan dat documenten van de CvdK en van G&I niet bedoeld kunnen zijn voor intern beraad omdat de CvdK en G&I een eigen belang te beschermen hadden, zodat het college deze documenten openbaar had moeten maken.
31.2
Verwevenheid van feitelijke gegevens met persoonlijke beleidsopvattingen vindt eiser niet aan de orde.
32. De burgemeester vindt dat het rapport integriteitsrisico’s een rapport is dat bedoeld is voor intern beraad en dat in de onleesbaar gemaakte passages van het rapport persoonlijke beleidsopvattingen staan die niet openbaar worden gemaakt. Omdat eiser weet wie de opsteller is van het rapport heeft de burgemeester niet de mogelijkheid gezien om het rapport in zoverre toch openbaar te maken maar dan in niet tot personen herleidbare vorm.
33. Het college vindt dat op pagina 4 van de brief van [naam 3] van 5 januari 2018, naast informatie over een andere bestuurlijke aangelegenheid, persoonlijke beleidsopvattingen staan en heeft deze informatie daarom onleesbaar gemaakt.
34. Intern beraad, in artikel 11, eerste lid van de Wob, is het ‘beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan’. Van intern beraad is alleen sprake als degene die het document heeft opgesteld of de inhoud voor zijn rekening neemt de bedoeling heeft gehad dat het document voor zichzelf zou dienen of voor het gebruik van anderen binnen de overheid. Het interne karakter wordt bepaald door het oogmerk waarmee het document is opgesteld. Ook documenten van externen kunnen worden aangemerkt als documenten die zijn opgemaakt voor intern beraad. Ook hierbij is het oogmerk waarmee het document is opgesteld bepalend. Het interne karakter van het beraad komt te vervallen als daarbij een externe is betrokken die een eigen belang behartigt dat als zodanig bij het beraad een rol speelt. [13]
34.1
De rechtbank heeft de versie van het rapport integriteitsrisico’s die zij van de burgemeester als 8:29-document heeft gekregen bekeken. Uit het rapport, voor zover het openbaar is gemaakt, blijkt dat [naam 1] G&I heeft gevraagd om advies over integriteitsrisico’s door de benoeming van eiser tot wethouder. [naam 1] heeft dat gevraagd om inzicht te krijgen in integriteitsrisico’s. Hij was voornemens om zich naar aanleiding van het rapport een zelfstandig oordeel te vormen over het al dan niet aanwezig zijn van integriteitsrisico’s en wilde, als hij dat nodig vond, de fractievoorzitters in een besloten bijeenkomst hierover informeren. Het rapport was dus bedoeld voor [naam 1] als burgemeester (van de gemeente Brunssum) om binnen de overheid te gebruiken. Het is daarom een document dat bedoeld is voor intern beraad.
34.2
Met de brief van 5 januari 2018 heeft [naam 3] de CvdK over de voortgang in Brunssum, zijn indrukken over de bestuurscrisis en de acties die inmiddels in gang zijn gezet geïnformeerd. Dit blijkt uit een openbaar deel van de brief. Daaruit maar ook verder uit de inhoud van de brief die openbaar is blijkt dat de brief bedoeld is voor de CvdK om zijn overheidstaak te kunnen uitvoeren en dus om binnen de overheid te gebruiken. Het is daarom een document dat bedoeld is voor intern beraad.
34.3
Van de 8:29-documenten maken geen deel uit stukken van G&I waarin persoonlijke beleidsopvattingen onleesbaar zijn gemaakt. De rechtbank heeft wel één document aangetroffen dat afkomstig is van het kabinet van de CvdK dat het college als een document voor intern beraad aanmerkt en waarin een passage onleesbaar is gemaakt omdat er volgens het college persoonlijke beleidsopvattingen in staan. Uit het openbaargemaakte deel van het document blijkt dat de CvdK vraagt om het onderzoeksrapport, de precieze onderzoeksopdracht die de professoren [naam 6] en [naam 5] hebben gekregen en informatie over de Verklaring omtrent het Gedrag die eiser heeft overgelegd. Hieruit leidt de rechtbank af dat het document is bedoeld voor de adressant en om binnen de overheid te gebruiken. De rechtbank blijkt niet dat dit een document is voor beraad waarin het belang dat de CvdK behartigt een rol speelt. Dit blijkt de rechtbank ook niet uit de onleesbaar gemaakte passage. Het is daarom een document bedoeld voor intern beraad.
34.4
Persoonlijke beleidsopvattingen in artikel 11 van de Wob zijn opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daarover aangevoerde argumenten. Artikel 11, eerste lid, van de Wob beschermt niet alleen opvattingen van ambtenaren maar ook van bestuurders en externen die in de sfeer van het interne beraad zijn betrokken. Het doel van artikel 11 van de Wob is het zeker stellen van een ongestoorde uitwisseling van opvattingen. Als feitelijke gegevens zo met persoonlijke beleidsopvattingen zijn verweven dat ze niet van die opvattingen te scheiden zijn mag openbaarmaking van deze gegevens ook op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob worden geweigerd. [14]
Met het oog op een goede bestuursvoering kan een bestuursorgaan persoonlijke beleidsopvattingen openbaar maken in niet tot personen herleidbare vorm. Dat staat in artikel 11, tweede lid, van de Wob. Een bestuursorgaan komt hieraan niet toe als bekend is van wie de opvattingen zijn of te herleiden is van wie de opvattingen zijn. [15]
34.5
De burgemeester heeft in het 8:29-document van het rapport integriteitsrisico’s passages gemarkeerd die niet openbaar zijn omdat er persoonlijke beleidsopvattingen in staan. In de gemarkeerde passage op de pagina’s, 3, 5 onder 2, eerste passage, en 7 onder “Risico’s vanwege de zoon van de heer [eiser] ”, eerste alinea, ziet de rechtbank geen persoonlijke beleidsopvattingen staan. De burgemeester heeft openbaarmaking van deze passages daarom niet op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, mogen weigeren. Het bestreden besluit (1) is in zoverre in strijd met artikel 11, eerste lid, van de Wob genomen.
34.6
In de andere gemarkeerde passages staan wel persoonlijke beleidsopvattingen van de schrijver van het rapport over integriteitsrisico’s die zich kunnen voordoen als eiser tot wethouder wordt benoemd. De burgemeester heeft openbaarmaking van de andere passages mogen weigeren om de ongestoorde uitwisseling van opvattingen te kunnen beschermen.
34.7
De rechtbank heeft gezien dat op pagina 4 van de brief van [naam 3] van 5 januari 2018 twee passages staan. De eerste passage gaat over een andere bestuurlijke aangelegenheid dan die waar het Wob-verzoek van eiser over gaat dat hij bij het college heeft ingediend. Zoals al gezegd laat de rechtbank deze passage buiten beschouwing. De andere passage gaat over de bestuurlijke aangelegenheid waarover het Wob-verzoek van eiser gaat. Deze passage bevat persoonlijke beleidsopvattingen over een bestuurlijke aangelegenheid. Het college heeft openbaarmaking van deze passage mogen weigeren om de ongestoorde uitwisseling van opvattingen te kunnen beschermen.
34.8
De rechtbank is met het college eens dat in de onleesbaar gemaakte passage van het aangetroffen document afkomstig van het kabinet van de CvdK persoonlijke beleidsopvattingen staan van de schrijver van het document. Het college heeft openbaarmaking van deze passage daarom ook mogen weigeren om de ongestoorde uitwisseling van opvattingen te kunnen beschermen.
34.9
De (beperkte) feitelijke informatie in de onleesbaar gemaakte passages is geen informatie die van de persoonlijke beleidsopvattingen te scheiden is. De burgemeester en het college hebben deze informatie daarom niet openbaar hoeven te maken.
34.1
De burgemeester en het college hebben de onleesbaar gemaakte informatie niet in niet tot personen herleidbare vorm openbaar hoeven te maken. Eiser weet namelijk van wie de persoonlijke beleidsopvattingen zijn of zou daar met de informatie die al openbaar is vrij eenvoudig achter kunnen komen. Het college heeft de betrokkenen niet moeten vragen of zij instemmen met openbaarmaking van hun opvattingen omdat daarvoor geen verplichting bestaat. [16]
34.11
Beroepsgrond 10 slaagt daarom in de zaak over bestreden besluit (1) gedeeltelijk (alleen voor zover de burgemeester de gemarkeerde passages op de pagina’s, 3, 5 onder 2, eerste passage, en 7 onder “Risico’s vanwege de zoon van de heer [eiser] ”, eerste alinea, heeft geweigerd openbaar te maken op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob). In de zaak over bestreden besluit (2) slaagt beroepsgrond 10 niet.
35. Wat eiser verder nog heeft aangevoerd is na beoordeling van de kerngronden principieel van aard en leidt niet tot een andere uitspraak. De rechtbank bespreekt dat daarom niet.

Conclusie en gevolgen

36. Het beroep tegen het bestreden besluit (1) is niet ontvankelijk voor zover het gaat over de documenten die aan G&I zijn verstrekt om de risico-inventarisatie te doen die geleid heeft tot het rapport integriteitsrisico’s
.Het beroep van eiser tegen het bestreden besluit (2) is niet-ontvankelijk voor zover het gaat over de ontslagbrief van [naam 1] en het rapport integriteitsrisico’s. De rechtbank heeft de beroepen voor zover ze over deze documenten gaan niet beoordeeld.
36.1
De beroepen zijn verder gegrond. Eiser heeft namelijk met beide beroepen gedeeltelijk gelijk gekregen. Voor zover eiser gelijk heeft gekregen kunnen de bestreden besluiten niet blijven bestaan. De rechtbank zal de bestreden besluiten daarom vernietigen op de punten waar eiser gelijk heeft en de burgemeester een herstelopdracht geven.
36.2
De rechtbank gaat de burgemeester opdragen:
  • de ontbrekende pagina’s van het rapport integriteitsrisico’s bij de CvdK op te vragen en te beoordelen of deze pagina’s van het rapport openbaar kunnen worden gemaakt en
  • de gemarkeerde passage op de pagina’s, 3, 5 onder 2, eerste passage, en 7 onder “Risico’s vanwege de zoon van de heer [eiser] ”, eerste alinea, openbaar te maken, omdat de weigeringsgrond in artikel 11 van de Wob die de burgemeester heeft toegepast daarop niet van toepassing is.
De rechtbank merkt bij het eerste punt nog op dat de versie van het rapport die de burgemeester heeft overeenkomt met dat deel van het volledige rapport dat de CvdK heeft.
36.3
De burgemeester en het college hoeven niet alsnog te motiveren dat ze ook feitelijke gegevens die niet van de persoonlijke beleidsgegevens gescheiden kunnen worden met persoonlijke beleidsopvattingen hebben geweigerd openbaar te maken. De rechtbank heeft gezien dat dit het geval is en geoordeeld dat de burgemeester en het college deze gegevens niet openbaar hebben hoeven te maken. Bovendien kunnen de burgemeester en het college, zonder dat ze informatie prijsgeven die ze niet openbaar hoeven te maken, niet meer motivering geven dan dat ze ook openbaarmaking van deze gegevens weigeren omdat ze zo met persoonlijke beleidsopvattingen verweven zijn dat ze er niet van kunnen worden gescheiden. Het college hoeft eiser niet alsnog te horen omdat eiser in beroep de gelegenheid heeft gehad om te zeggen wat hij wilde zeggen. In zoverre laat de rechtbank het bij een vernietiging van de bestreden besluiten.
37. Omdat de beroepen gegrond zijn, moeten de burgemeester en het college de griffierechten aan eiser vergoeden die eiser voor de behandeling van de beroepen heeft betaald. De burgemeester en het college moeten ook elk voor de helft aan eiser een proceskostenvergoeding betalen voor kosten van rechtsbijstand die eiser voor de behandeling van de beroepen heeft moeten maken. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in totaal € 1.674,- en bestaat uit een vergoeding voor het indienen van de beroepschriften en deelname aan de zitting (tweemaal 1 punt met een waarde van € 837,- per punt). De rechtbank heeft bij het bepalen van de vergoeding er rekening mee gehouden dat de beroepen samenhangen.

Beslissing

De rechtbank:
1)
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit (1) gedeeltelijk niet-ontvankelijk (voor zover het gaat over de documenten die aan G&I zijn verstrekt om de risico-inventarisatie te doen die geleid heeft tot het rapport integriteitsrisico’s);
- verklaart het beroep verder gegrond en vernietigt het bestreden besluit (1) gedeeltelijk (voor zover de burgemeester:
  • niet bij de CvdK heeft nagevraagd of hij het volledig rapport integriteitsrisico’s had;
  • de gemarkeerde passages op de pagina’s, 3, 5 onder 2, eerste passage, en 7 onder “Risico’s vanwege de zoon van de heer [eiser] ”, eerste alinea, op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob heeft geweigerd openbaar te maken en
  • niet heeft gemotiveerd dat hij op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob ook feitelijke gegevens die niet van de persoonlijke beleidsgegevens gescheiden kunnen worden met persoonlijke beleidsopvattingen heeft geweigerd openbaar te maken);
- draagt de burgemeester op:
  • de ontbrekende pagina’s van het rapport integriteitsrisico’s bij de CvdK op te vragen en te beoordelen of deze pagina’s van het rapport openbaar kunnen worden gemaakt en
  • de gemarkeerde passage op de pagina’s, 3, 5 onder 2, eerste passage, en 7 onder “Risico’s vanwege de zoon van de heer [eiser] ”, eerste alinea, op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob openbaar te maken;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 178,- aan eiser vergoedt en
- veroordeelt de burgemeester tot betaling aan eiser van de helft van € 1.674,- voor vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten.
2)
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit (2) gedeeltelijk niet-ontvankelijk (voor zover het beroep gaat over de ontslagbrief van [naam 1] en het rapport integriteitsrisico’s);
- verklaart het beroep verder gegrond en vernietigt het bestreden besluit (2) gedeeltelijk (voor zover het college:
  • eiser niet heeft gehoord over het besluit van 3 november 2020 en
  • niet heeft gemotiveerd dat hij op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob ook feitelijke gegevens die niet van de persoonlijke beleidsgegevens gescheiden kunnen worden met persoonlijke beleidsopvattingen heeft geweigerd openbaar te maken);
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser vergoedt en
- veroordeelt het college tot betaling aan eiser van de helft van € 1.674,- voor vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 oktober 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 oktober 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan tegen de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zij kan dat doen met een brief, hoger beroepschrift genoemd, waarin zij uitlegt waarom zij het in zoverre niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Artikel 6:19 van de Awb:
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Artikel 7:2, eerste lid, van de Awb:
Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Artikel 7:3 van de Awb:
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Artikel 7:12, eerste lid, van de Awb:
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob:
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Artikel 11 van de Wob:
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

Voetnoten

1.EHRM (GK) 8 november 2016, Magyar Helsinki Bizottság t. Hungary (nr. 18030/11)
2.ABRvS18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2427)
3.ABRvS 22 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:709)
4.ABRvS 4 augustus 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1743)
5.ABRvS 10 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:292)
6.ABRvS 6 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4135)
7.ABRvS 22 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:1745)
8.ABRvS 21 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2477)
9.ABRvS 18 juli 2007 (ECLI:NL:RVS:BA9807)
10.ABRvS 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:321)
11.ABRvS 25 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3253) en ABRvS 12 juni 2013 ECLI:NL:RVS:2013:CA288283)
12.ABRvS 6 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3713)
13.ABRvS 12 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023 2689
14.ABRvS 1 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1542), Kamerstukken II, 1987/88, 19 859, nr. 6, blz. 13-14 en TK, 1986-1987,
15.ABRvS 21 augustus 2002, AB 2003, 42
16.Memorie van Toelichting Wob p. 38