14.7Beroepsgrond 3 slaagt daarom in alle drie de zaken niet.
Beroepsgrond 4 (aangevoerd tegen het bestreden besluit (2))
15. Eiser vindt niet terecht dat de minister voor Rechtsbescherming zijn naam niet openbaar heeft gemaakt. Hij heeft namelijk gezegd dat zijn naam openbaar mag zijn, ook in zijn Justitiële Documentatie.
16. De minister heeft persoonsgegevens van eiser, waaronder zijn naam, niet openbaar gemaakt omdat het informatie is als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), in het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van eiser en omdat hij verplicht is informatie die hij krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) krijgt geheim te houden. De minister heeft zich beroepen op artikelen 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob en op artikel 52 van de Wjsg.
17. De naam van eiser is geen bijzonder persoonsgegeven als bedoeld in artikel 9 van de AVG. De minister heeft de naam van eiser ook niet gekregen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, zodat de naam van eiser daarom ook geen persoonsgegeven is als bedoeld in artikel 10 van de AVG en artikel 52 van de Wjsg. De minister heeft de naam van eiser namelijk met de aanvraag om een VOG en in het kader van de afhandeling van een klacht over de duur van de VOG-aanvraag van eiser zelf gekregen. De naam van eiser is ook geen nationaal identificatienummer, zodat artikel 87 van de AVG ook niet van toepassing is. Zijn naam valt wel onder artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Die bepaling is echter niet van toepassing als degene van wie de naam is heeft ingestemd met openbaarmaking van de naam, zoals in dit geval. De minister heeft openbaarmaking van de naam van eiser dan ook ten onrechte geweigerd op de weigeringsgrond in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob en artikel 52 van de Wjsg. De minister heeft de naam van eiser ook niet mogen weigeren op de weigeringsgrond in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
Beroepsgrond 4 slaagt dus.
Beroepsgrond 5 (aangevoerd tegen de bestreden besluiten (1), (2) en (3))
18. Eiser voert aan dat de CvdK en de ministers ten onrechte namen van al dan niet gemandateerde en in de openbaarheid tredende ambtenaren niet openbaar hebben gemaakt. Openbaarmaking van namen vindt eiser van belang om aan te kunnen tonen dat ambtenaren niet wilden meewerken, onder dwang hebben meegewerkt of spontaan medewerking hebben verleend aan foute zaken. Eiser voert verder aan dat de CvdK en de ministers ten onrechte niet aan de betrokken ambtenaren hebben gevraagd of zij bezwaar hebben tegen openbaarmaking van hun naam.
19. De CvdK en de minister van BZK hebben namen van ambtenaren die wegens hun functie in de openbaarheid treden openbaargemaakt. Zij en de minister voor Rechtsbescherming hebben namen van ambtenaren die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden niet openbaar gemaakt in het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van die ambtenaren. De CvdK en de minister van BZK zeggen dat zij niet verplicht zijn om ambtenaren te vragen of zij bezwaar hebben tegen het openbaar maken van hun naam. De CvdK en de ministers zeggen (ook) dat het oogmerk van eiser in een Wob-procedure niet relevant is.
20. Namen van ambtenaren zijn persoonsgegevens en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van ambtenaren kan zich verzetten tegen openbaarmaking van hun namen. Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer verzet zich tegen openbaarmaking van namen van ambtenaren die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk maakt dat het belang van openbaarheid in het concrete geval zwaarder weegt.