ECLI:NL:RBLIM:2023:6150

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
03.047661.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisarts veroordeeld voor verkrachting en ontucht met patiënte

In de zaak tegen de verdachte, een huisarts, heeft de rechtbank Limburg op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een patiënte, die tussen 2015 en 2020 onder zijn behandeling was. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de patiënte, die verklaarde dat de verdachte tijdens medische onderzoeken ongepaste handelingen had verricht. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 4 oktober 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, waarbij hij de aangifte van de patiënte als betrouwbaar beschouwde en steunbewijs aanhaalde van getuigen en eerdere aangiftes tegen de verdachte. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en de betrouwbaarheid van de aangifte betwist, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de patiënte consistent en accuraat waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als huisarts en de kwetsbaarheid van de patiënte, en heeft hem schuldig bevonden aan zowel verkrachting als aanranding. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van € 5.307,19 aan de benadeelde partij betalen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.047661.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1969,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat, kantoorhoudende te Echt.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen en heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht. De vordering tot schadevergoeding is ter terechtzitting toegelicht door mr. Regter.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:als arts in de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 februari 2020 tijdens een medisch onderzoek zijn patiënte, [slachtoffer] , ontuchtige handelingen heeft verricht die mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam;
Feit 2:als arts in de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 februari 2020 tijdens een medisch onderzoek zijn patiënte, [slachtoffer] , meermalen heeft aangerand, althans dat hij als huisarts, werkzaam in de gezondheidszorg, tijdens een medisch onderzoek meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die patiënte was van verdachte.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide primair ten laste gelegde feiten. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] , die hij naar ontstaansgeschiedenis en inhoud voldoende betrouwbaar acht, alsmede op de aanwezigheid van voldoende steunbewijs uit andere bron(nen). Daartoe heeft hij, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Betrouwbaarheid aangifte [slachtoffer]
De totstandkoming van de aangifte van [slachtoffer] doet volgens de officier van justitie niets af aan de betrouwbaarheid van die aangifte. Niet is gebleken dat [slachtoffer] ’ verklaring inhoudelijk beïnvloed is door informatie afkomstig van derden. De officier van justitie concludeert daarnaast dat de verklaringen van [slachtoffer] inhoudelijk volledig, accuraat en consistent zijn.
Steunbewijs
Naast de verklaringen van [slachtoffer] baseert de officier van justitie zich voor de feiten 1 en 2 op de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , alsmede op de medische gegevens van [slachtoffer] en de stukken omtrent de plotselinge overstap van [slachtoffer] naar een andere huisarts.
De officier van justitie hanteert eveneens als steunbewijs uit andere bron de verklaringen van de patiënten [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , die in eerdere strafzaken tegen de verdachte aangifte deden, alsmede de getuigenverklaringen en medische stukken in deze eerdere zaken. Dit schakelbewijs illustreert volgens de officier van justitie in het handelen van de verdachte een gelijksoortige modus operandi ten aanzien van soortgelijke delicten. Deze modus operandi bestaat eruit dat de betrokken patiënten telkens kwetsbaar te noemen zijn vanwege hun leeftijd en/of fysieke en psychische gesteldheid; dat de verdachte telkens onderzoekshandelingen bij de patiënten uitvoerde die niet pasten bij hun initiële klachten; dat de verdachte tijdens deze onderzoeken geen medische handschoenen droeg; dat de seksuele handelingen die de verdachte uitvoerde bestonden uit vingerpenetratie, waarbij de patiënten veelal met hun rug naar de verdachte toe gepositioneerd werden; dat de verdachte geruststellende of kalmerende opmerkingen maakte; dat dit alles steeds in de besloten context van een medisch onderzoek plaatsvond, waarbij alleen de verdachte en de patiënte in kwestie aanwezig waren en dat verdachte vanuit zijn functie als huisarts de regie had.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten en daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Betrouwbaarheid aangifte [slachtoffer]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] ongeloofwaardig en onbetrouwbaar is en daarom niet als bewijs gebezigd dient te worden. Hij voert daartoe aan dat deze verklaring, al dan niet bewust beïnvloed door informatie van derden (inclusief de media), is geëvolueerd van een uitlating over een onprettig/ ongemakkelijk onderzoek naar seksueel binnendringen. [slachtoffer] twijfelt er immers zelf aan of de consulten wel correct verlopen zijn en praat er met een aantal mensen over alvorens zij na lange tijd pas aangifte doet. [slachtoffer] kan daarbij niet aangeven wanneer de vermeende gebeurtenissen exact plaats hebben gevonden. De raadsman noemt het uitermate vreemd dat [slachtoffer] , ondanks de beweerde ervaringen met de verdachte, niet eerder dan februari 2020 van huisarts is gewisseld.
Steunbewijs
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende steunbewijs is. De verklaringen van de getuigen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] zijn immers allemaal afkomstig uit dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] zelf, waardoor deze niet als steunbewijs kunnen dienen. Ten aanzien van de door [naam 1] en [naam 2] waargenomen emoties geldt daarnaast volgens de raadsman dat deze te ver van het vermeende incident verwijderd zijn om als steunbewijs te kunnen gelden.
De raadsman is tevens van mening dat de verklaringen van de vorige aangeefsters [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] in dezen niet als steunbewijs in de vorm van schakelbewijs kunnen dienen. Ten aanzien van feit 1 meent de raadsman dat, ondanks dat het door [slachtoffer] beschreven seksuele handelen, te weten: vingerpenetratie, deels overeenkomt met het handelen zoals beschreven door [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , de verschillen maken dat deze verklaringen niet als steunbewijs gebezigd dienen te worden. Daarnaast stelt de raadsman dat de eerder door de rechtbank aangenomen modus operandi niet blijkt uit dit dossier: [slachtoffer] verklaarde niet dat er sprake was van het voelen aan de buik; de verdachte maakte geen geruststellende of kalmerende opmerkingen; niet de verdachte maar [slachtoffer] zelf deed haar broek omlaag; de verdachte heeft de borsten van [slachtoffer] niet betast; en er is bij [slachtoffer] wel degelijk een passend inwendig onderzoek uitgevoerd wegens een blaasverzakking.
Ten aanzien van feit 2 meent de raadsman dat het door [slachtoffer] beschreven voelen/drukken/duwen aan de anus en het voelen aan de liezen niet wordt beschreven door [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] . [naam 7] en [slachtoffer] verklaren wel beiden dat de verdachte tegen hen aanstond. Het is daarbij niet vreemd dat de verdachte mogelijk met zijn buik tegen de rug van [slachtoffer] is aangekomen, gelet op de afstand tussen arts en patiënt tijdens een dergelijke onderzoekshandeling. De verklaring van [slachtoffer] verschilt voorts op dit punt wezenlijk van die van [naam 7] , waardoor de door [slachtoffer] beschreven gedraging in die verklaring geen steun kan vinden. Daarnaast heeft de verdachte geen geruststellende of kalmerende opmerkingen gemaakt, maar alleen gezegd welke handelingen hij moest uitvoeren ten behoeve van het onderzoek.
Tot slot acht de raadsman het van belang dat het Tuchtcollege de klacht van [slachtoffer] op 30 augustus 2023 ongegrond heeft verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De aangifte van [slachtoffer] [2] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik ben globaal patiënt geweest bij dokter [verdachte] tussen 2015 en 2020. Het is in de laatste 2 jaar dat dit heeft plaatsgevonden. Het heeft plaatsgevonden in de praktijk van dokter [verdachte] .
Ik ben drie à vier keer bij dokter [verdachte] geweest voor mijn rug. Daarvan heeft hij twee keer aan mijn poepgat gevoeld. Iedere keer als ik een rug-onderzoek had, dan moest ik mijn broek uit doen en voorover bukken. Hij stond achter mij en drukte zich dan tegen mij aan. Hij voelde dan aan mijn liezen met zijn handen. Hij ging met zijn handen om mijn lichaam heen. Mijn broek was dan naar beneden en zijn handen waren op mijn blote huid. Mijn onderbroek zat dan iets lager dan zijn handen. Ik voelde dokter [verdachte] in mijn rug. Ik voelde zijn buik en onderlichaam tegen mij aan.
Ik moest mijn hemd helemaal omhoog doen en ook mijn broek naar beneden doen. Ik vroeg hem dan waarom ik mijn broek uit moest doen. Ik voelde dat hij naar mijn poepgat voelde. Ik vind niet dat het op deze manier hoort. Hij ging achter mij staan en voelde dan aan mijn liezen en hij stond dan achter mij. Ik vroeg dan "Wat ben je toch aan het doen?". Hij zei dan dat hij op deze manier dat onderzoek deed. Ik was dan ook bloot van onderen.
Hij zei kan je je hemd omhoog doen en je broek naar beneden. Ik zei dat ik rugpijn had in de onderrug. Ik zei “Waarvoor moet ik dat doen? Je moet toch niet helemaal bloot staan?”. Dokter [verdachte] stond achter mij en ik moest dan voorover bukken. Hij zei dan dat hij goed moest nakijken en navoelen. Ik deed de broek naar beneden omdat dat moest van hem. Hij zei dat ik de broek helemaal naar beneden moest doen. Hij zei dan ook "Het is goed zo". Ik had de broek dan ver genoeg naar beneden getrokken zoals hij dat vroeg.Ik heb gezegd: "Waarom moet die broek zo ver naar beneden? Ik heb toch last van mijn rug?". Hij zegt dat: "Ik moet je stuitje kunnen voelen".Hij voelde dan bij het poepgat met zijn vingers. Gewoon eventjes voelen daar. Hij zat er niet in, maar in de buurt van het poepgat. Hij zat dan niet bij mijn stuitje, maar verder, waar het eigenlijk niet hoort. Ik vind dat het stuitje hoger zit en daar hoort hij niet te zitten.Ik voelde dat zijn vingers in de buurt van mijn poepgat zitten. Hij wreef dan met zijn vingers op en neer.
Dat is niet alleen gebeurd. Ik had last van onderbuik en dokter [verdachte] heeft een inwendig onderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft een keer plaatsgevonden.
Ik moest op mijn rug op het bed gaan liggen en deed mijn benen wijd. Hij ging met de vingers bij vagina naar binnen. Dat deed hij met een hand. Ik weet niet wat hij met zijn andere hand deed. Hij ging toen maar heen en weer en heen en weer met zijn vinger. Ik vroeg toen: "Wat ben je nou aan het doen?". Hij zei dat mijn blaas weer verzakt was. Ik deed toen mijn benen een beetje bij elkaar. Hij deed zijn hand net boven mijn knie en duwde naar buiten. Hij zei dat hij het moest onderzoeken. Hij zei dat hij fatsoenlijk moest voelen of er iets is. Ik heb ze toen weer uit elkaar gehouden.
Hij ging met zijn vinger erin en heen en weer, ook over mijn kietelaar. Hij ging een heleboel keer heen en weer. Vier à vijf keer. Hij moest toen weer overnieuw beginnen. Hij zei: “Ik moet toch dat onderzoek doen”. Ik probeerde mijn benen dicht te doen. Hij deed mijn benen weer uit elkaar. Hij zei dat hij op deze manier het onderzoek moest doen. Ik durfde dan niks meer te zeggen. Ik had wel eens gezegd tegen hem dat ik het onderzoek heel onprettig vond maar hij zei daar niets over. De twee assistenten heb ik ook verteld wat hij had gedaan.
Dokter [verdachte] onderzocht mij zonder handschoenen. Dat geldt voor zowel het rug-onderzoek als het inwendig onderzoek. Hij waste daarna wel altijd zijn handen. Ik zag dat hij geen handschoenen aan had.
Ik heb mijn vriendin [naam 1] verteld dat dokter [verdachte] met zijn vingers naar binnen ging en dat hij mij onzedelijk betast heeft. Ik heb het haar verteld omdat ik er heel erg mee zat. Ik durfde dat niemand te vertellen. Ik heb het meteen een week later verteld. Er was toen net naar buiten gekomen dat [verdachte] dingen had gedaan. Ik heb gezegd dat hij dat ook bij mij heeft gedaan.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] [3] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[slachtoffer] kwam bij mij en zei dat ze iets wilde vertellen. Ze was bang omdat ze dacht dat ze niet werd geloofd.Ze vertelde dat hij onderzoek moest doen, dan zij zich moest bukken en dat hij van achter naar binnen ging. Toen ook nog van voren naar binnen.Zij had toen gezegd: "Moet dat nu zo lang"?Hij ging van voren op en neer en het duurde heel lang. Ze heeft ook haar nieuwe dokter verteld wat er is gebeurd.
Ze vertelde dat hij heeft gezegd: Ik moet je onderzoeken, trek je broek maar uit en buk je. (..) Ik heb het over dokter [verdachte] .
Zij vertelde toen wat hij deed bij de onderzoeken en dat ze dat heel erg onprettig vond en niet fijn.[slachtoffer] vertelde me dat ze tegen de dokter had gezegd: “Wat doe je?”. De dokter zou hebben gezegd: “Dat hoort bij het onderzoek, dat moet zo”.[slachtoffer] zei toen tegen mij: “Dat kan toch niet dat zo erin en eruit, dat doe je toch niet”. Toen ze het me vertelde was het duidelijk wat ze bedoelde.Z
e vertelde dat het ook het in de vagina was en wrijven langs de kietelaar.
[slachtoffer] was heel emotioneel en huilde. Als ze echt verdrietig is, huilt ze.Maar toen ze dit tegen mij vertelde was het heel heftig, ze was erg emotioneel. Dat ze zo emotioneel was, kwam niet zo vaak voor. Alleen als er wat was, als ze verdriet had en ze me daarover vertelde. Dat was niet zo vaak. (..) Ik las haar wel eens voor uit de krant, dat er meer vrouwen aangifte hadden gedaan tegen [verdachte] . Maar als ik het er over had werd [slachtoffer] stil en teruggetrokken.
[slachtoffer] is trouwens nog steeds erg emotioneel als het over [verdachte] gaat. Nog steeds is het heel zwaar voor haar.
Ze heeft het me verteld voordat ze naar een andere huisarts ging.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] [4] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik ben waarnemend huisarts in de praktijk van [naam 10] en in die hoedanigheid heb ik [slachtoffer] enkele keren gezien omdat zij patiënt is. [slachtoffer] heeft verteld dat er bij haar vorige huisarts eigenlijk een aanranding heeft plaats gevonden. Bij een medisch onderzoek waarvan zij aangeeft dat dat haar inziens niet was geïnitieerd. Dat voorval heeft ze meermaals bij mij vermeld de afgelopen tijd.
Zij vertelde mij dat haar vorige huisarts een medisch onderzoek bij haar deed. Zij vroeg zich af of daar wel noodzaak toe was. En dan hebben we het over een vaginaal "onderzoek". In ieder geval, een onderzoek waarbij ze vaginaal betast werd, met de vraag of dat inderdaad noodzakelijk was. Ze zei dat ze een rug-onderzoek had en dat ze hele rare positie moest aannemen, dat was voor haar geen normaal onderzoek, zei ze.Ze heeft me dat twee keer verteld en twee keer was het een identiek verhaal. De eerste keer was 16 maart 2022 en de tweede keer 28 oktober 2022.
Ze zei dat bij dat vaginale onderzoek voor haar gevoel de vinger er continu in en uit ging. Met betrekking tot het rug-onderzoek stond hij dan achter haar. Ze moest dan bepaalde posities aannemen die voor haar maakten dat ze het geen normaal medisch onderzoek vond.
Toen [slachtoffer] het vertelde werd ze emotioneel en begon ze te huilen. Ook had ze minder oogcontact mogelijk door schaamte. .
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] [5] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Ik heb eerder verklaard dat er vrouwelijke patiënten waren die mij verteld hadden over dingen die misschien niet klopten. [slachtoffer] was een van die vrouwen.
Wat ik me herinner daarover is dat mevrouw een paar dingen omschreef wat niet medisch leek qua onderzoek. Vaginaal onderzoek wat niet naar behoren verliep.
Zij vroeg geloof ik dat het iets in de trant was of het normaal was als iemand met de vingers vaginaal ging onderzoeken, dat dit heel snel op en af ging. Bewegingen die dan werden gemaakt met de vingers, of dat normaal was dat dit dan heel snel heen en weer ging. Dat is wat ik me nog kan herinneren.
De aangifte van [naam 7] [6] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Dokter [verdachte] heeft mij op een hele onprofessionele manier inwendig onderzocht terwijl het niet nodig was.
Ik ging naar dokter [verdachte] omdat ik maagpijn had. Dokter [verdachte] zei tegen mij dat ik op dat ligbed moest gaan liggen. Ik ben daarop gaan liggen. Ik moest mijn truitje omhoog doen. Hij voelde aan mijn maag en ging steeds meer naar onderen. Hij vroeg mij of ik mijn broek uit wilde doen om te kijken of het bij de baarmoeder vandaan kwam. Ik heb mijn schoenen, broek en onderbroek uitgedaan en ben weer gaan liggen op dat bedje. Toen ging ik op mijn rug liggen. Toen ging hij mij inwendig onderzoeken. Hij zei alleen: “Ik ga eens kijken of het daar iets mee te maken heeft”.
Hij ging met een vinger naar binnen in het middelste gat. Hij bleef er heel lang in. Hij maakte een soort ronde beweging met zijn vinger. Ik denk dat dit drie minuten duurde, zo voelde dat tenminste. Toen zei ik “Stop, het doet me pijn”. Hij zei toen dat ik moest ontspannen. Hij heeft geen handschoenen gedragen tijdens het inwendige onderzoek.
[verdachte] stond tussen de behandeltafel en mij in. [verdachte] stond heel kort achter mij, met de voorkant van zijn lichaam tegen de achterkant van mijn lichaam. Hij stond echt tegen me aan. Ik voelde zijn stijve geslachtsdeel achter, onderin mijn rug.
De aangifte van [naam 8] [7] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Dokter [verdachte] heeft met die vingers in mijn pruim gedaan. Dat is twee keer gebeurd.
De eerste keer vroeg aan mij dat ik naar de achterdeur moest komen om te kijken hoe het eruit zag, de schurft. De schurft zat op mijn benen, rug en een beetje op mijn bovenlichaam. Niet in de buurt van mijn pruim. Hij zei dat ik naar de tafel moest gaan. Ik zei: "Wat ga je nou doen?”. Ik legde mijn handen op de tafel om me vast te houden, want ik kan niet zonder rollator. Dokter [verdachte] stond achter mij en trok me de broek en onderbroek af tot halverwege de onderbenen. Toen ging hij met twee vingers naar binnen. Die bewoog hij op en neer. Ik weet niet meer precies wat ik zei. Het was ongeveer iets van: "Wat ga je nou doen?" En toen zei hij: "Blijf maar rustig staan."
De tweede keer keek hij eerst mijn keel na, dat deed hij in de woonkamer. Daarna pakte hij me bij de hand en moest ik mee naar de slaapkamer voor buikonderzoeken.Hij zei dat ik even op bed moest gaan liggen en dat hij naar mijn buik zou kijken. Eerst deed hij de broek en onderbroek naar beneden en toen ging hij zitten op het bed. Hij ging eerst naar mijn buik kijken, nee niet kijken, voelen. Toen hij klaar was met de buik, zaten die twee vingers er weer in. Ik zei toen: "Schei er mee uit.” Maar hij bleef door gaan met de vingers in mijn pruim op en neer gaan.
De aangifte van [naam 9] [8] vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Ik kon heel goed met dokter [verdachte] opschieten, het was een goede huisarts. Hij kende mij door en door. Hij kwam geregeld over de vloer omdat ik de ziekte van Tietze heb en regelmatig onderzocht moet worden.
De eerste keer dat ik een onderzoek vreemd vond verlopen, kwam dokter [verdachte] voor een borstonderzoek. Hij ging toen tussen mijn benen. Ik dacht: dit is een liesonderzoek, dat kan een dokter doen. Dus ik heb daar niks van gezegd en het gewoon toegestaan.
De tweede keer was ik weer voor die Tietze, en toen heeft hij mijn borsten weer gepakt, heel overdreven bij de tepels.
De derde keer was in de badkamer. Hij ging me toen heel erg tussen de benen bespelen. Ik wist niet wat me overkwam. Ik wilde daar wat van zeggen, maar toen deed hij een vinger op de mond. Hij deed het op behoorlijke, grove manier. Ik stond aan de grond genageld. Ik trilde helemaal. Ik wist niet wat ik ermee aan moest.
Hij heeft toen op een grove manier bevredigd dat ik niet meer wist waar ik het zoeken moest. Het was op de blote huid. Op het laatst heeft hij bijna zijn hand nog erin gedaan. Hij deed zijn vingers in mijn vagina. Hij is toen aan het kneden geweest. En toen ging hij zijn handen wassen.
Uit het medisch dossier van [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 maart 2020 [9] blijkt onder meer dat er bij [slachtoffer] sprake is van mentale retardatie/ intellectuele achterstand hetgeen zich onder meer uit in het moeilijk kunnen maken van keuzes. Daarnaast blijkt uit een notitie dat [slachtoffer] d.d. 26 februari 2020 is overgestapt naar een andere huisarts.
De eigen waarneming van de rechtbankter terechtzitting:
Tijdens het voorlezen van de slachtofferverklaring door [slachtoffer] , sloeg haar stem over en begon zij te huilen.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Bewijsminimum
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is alleen de verklaring van de aangeefster/aangever, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kunnen opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad [10] kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster of aangever, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (d.w.z. het slachtoffer) heeft afgelegd. Enkel een de auditu-verklaring levert op zichzelf onvoldoende steunbewijs op. Wél kan een verklaring van een getuige die (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster/aangever op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De eerste vraag die zich aandient, is of de verklaring van [slachtoffer] - gelet op de door de verdediging opgeworpen verweren - betrouwbaar is. Immers, enkel betrouwbare verklaringen kunnen als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. Indien de eerste vraag bevestigend beantwoord wordt, dient zich vervolgens de tweede vraag aan: is er voldoende steun voor die verklaringen te vinden in ander bewijsmateriaal?
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] gelet op de volledigheid, de accuraatheid en de consistentie daarvan.
Naar het oordeel van rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer] volledig, accuraat en consistent. [slachtoffer] heeft twee maal een verklaring afgelegd bij de politie, te weten de verklaring in de kader van een informatief gesprek zeden en de daaropvolgende aangifte. [slachtoffer] heeft daarbij telkens op hoofdlijnen hetzelfde verklaard, zonder daarbij belangrijke details weg te laten. [slachtoffer] verklaart tijdens beide verklaringen onder meer over de geruststellende opmerkingen die de verdachte tijdens de onderzoeken gemaakt heeft en verklaarde bovendien in detail en consistent over de specifieke handelingen die de verdachte uitvoerde, waarbij zij ook haar eigen positie beschrijft en waar de verdachte zich op dat moment bevond.
Dat [slachtoffer] ’ verklaring consistent is, vindt voorts bevestiging in hetgeen de opvolgend huisarts, getuige [naam 2] , verklaart. Immers [slachtoffer] vertelde ook hem twee keer een identiek verhaal, zo verklaarde [naam 2] . Ook uit de verklaringen van getuigen [naam 1] en [naam 3] blijkt dat [slachtoffer] tegen hen in vergelijkbare bewoordingen heeft gesproken.
De verklaringen van [slachtoffer] analyserend, kunnen er naar het oordeel van de rechtbank geen punten worden benoemd die wijzen op onbetrouwbaarheid van die verklaringen. De verklaringen zijn volledig, accuraat en consistent.
Ten aanzien van de door de verdediging gestelde evolutie van [slachtoffer] ’ verklaring overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer] twijfelde aanvankelijk of de door de verdachte uitgevoerde handelingen onderdeel van de onderzoeken uitmaakten, kort gezegd of dit ‘normaal’ was. [slachtoffer] vertelde tegen haar vriendin, getuige [naam 1] een week na het door de verdachte verrichte onderzoek wat haar overkomen was. Daarna bevroeg [slachtoffer] de huisartsassistenten om te toetsen of haar twijfel over de gang van zaken gegrond was: dat bleek het geval te zijn. In de visie van de rechtbank zijn de stappen die [slachtoffer] heeft gezet niet vreemd en betreft het een natuurlijk totstandkomingsproces.
Evenmin volgt de rechtbank het verweer van de verdediging dat [slachtoffer] beïnvloed zou zijn door berichten in de media en dat haar verklaring daardoor onbetrouwbaar zou zijn. Het is immers een bekend fenomeen dat slachtoffers van zedenzaken - mede vanwege de secundaire victimisatie en/of uit schaamte - terughoudendheid betrachten bij het doen van een aangifte. Een mediabericht over iets soortgelijks als wat zij hebben meegemaakt, kan juist die slachtoffers een beslissende zet geven om hun verhaal bij de politie te doen. Uit het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer] ’ verklaring inhoudelijk beïnvloed is door mediaberichten omtrent de verdachte.
Gelet op voornoemde, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en als uitgangspunt kan dienen bij de verdere beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
Steunbewijs
Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat schakelbewijs als steunbewijs kan dienen. [11] Met de term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.
Een andere mogelijke bron waarin steunbewijs kan worden gevonden zijn waarnemingen, van niet bij het delict betrokken personen, betreffende bepaalde emoties, gedragsveranderingen of (fysieke) gesteldheden bij het (vermeende) slachtoffer. Deze 'toestand' van het (vermeende) slachtoffer wordt dan geweten aan het tenlastegelegde feit. [12]
Een aspect dat hierbij een wezenlijke rol speelt, is het tijdstip waarop een dergelijke
waarneming wordt gedaan: hoe korter deze waarneming na het vermeende delict plaatsvindt
(direct of kort erna), hoe belangrijker de rol van een dergelijke waarneming is binnen een
bewijsconstructie.
De rechtbank constateert in dit kader dat het handelen van de verdachte, zoals beschreven in de aangiftes van [slachtoffer] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , op essentiële punten overeenkomsten vertoont. Zo gaat het bij alle vier de aangeefsters om (door hun vergevorderde leeftijd of psychische gesteldheid) kwetsbare patiënten van verdachte. Daarnaast voerde de verdachte telkens onderzoeken uit die niet pasten bij de klachten die de aangeefsters hadden. Tijdens het uitvoeren van de onderzoeken droeg de verdachte geen medische handschoenen. Tevens maakte de verdachte daarbij veelal geruststellende of kalmerende opmerkingen of handgebaren.
Ten aanzien van feit 1 en de door [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] in hun aangiftes beschreven handelingen constateert de rechtbank dat er telkens sprake is van een vingerpenetratie, waarna er vingerbewegingen in de vagina worden gemaakt.
Ten aanzien van feit 2 en de door [naam 7] in haar aangifte beschreven handelingen constateert de rechtbank in het bijzonder dat er overeenkomsten op essentiële punten zijn. De aangeefsters moesten met hun rug richting de verdachte gaan staan en voorover bukken. De verdachte stond achter de aangeefsters, met de onderkant van zijn lichaam en/of buik en/of zijn stijve geslachtsdeel tegen de aangeefsters aan.
De rechtbank is van oordeel dat de handelswijze van de verdachte bij alle aan hem
tenlastegelegde feiten essentiële overeenkomsten vertoont. Het gaat derhalve om een soortgelijke modus operandi. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs op dat de verdachte de door aangeefster aangegeven handelingen bij haar heeft verricht.
Daar komt nog bij dat de getuige [naam 1] zeer kort na de gedraging van de verdachte, hevige emoties heeft waargenomen bij de aangeefster: zij verklaarde immers dat [slachtoffer] erg emotioneel was, huilde en dat het heel heftig was. Volgens [naam 1] reageerde [slachtoffer] normaliter alleen op een dergelijke manier als er wat ergs aan de hand was en ze verdrietig was. Dat kwam volgens [naam 1] niet vaak voor. [naam 1] benoemt tijdens het afleggen van haar getuigenverklaring, in december 2022, dat [slachtoffer] op dat moment nog altijd emotioneel is en hetgeen er gebeurd is haar nog altijd zwaar valt. Getuige [naam 2] bevestigt deze waarneming in zijn getuigenverklaring. Hij heeft meermaals met [slachtoffer] over het tenlastegelegde gesproken en telkens begon [slachtoffer] te huilen en maakte zij minder oogcontact. De rechtbank heeft tijdens het voorlezen van de slachtofferverklaring door [slachtoffer] eveneens waargenomen dat [slachtoffer] nog altijd emotioneel is: haar stem sloeg over en zij begon te huilen.
Juridische kwalificatie
Door de rechtbank dient vervolgens te worden beoordeeld hoe het handelen van de verdachte
dient te worden gekwalificeerd. Aan de verdachte is onder feit 1 primair tenlastegelegd verkrachting ex artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht en onder feit 2 aanranding ex artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting (feit 1) en aanranding (feit 2) te komen, moet worden vastgesteld dat de dader door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam danwel tot het dulden van ontuchtige handelingen. [13] Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van zodanig dwingen slechts sprake kan zijn indien verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van feitelijkheden kan sprake zijn, indien handelingen van de dader plaatsvonden in een situatie waarin het slachtoffer afhankelijk is (geworden) van de dader en het voor het slachtoffer zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er daarom sprake was van dwang van de kant van de dader. Evenzeer kan van feitelijkheden worden gesproken als verdachte misbruik maakt van een overwicht op het slachtoffer en dat slachtoffer onder zodanige psychische druk zet dat het slachtoffer geen weerstand meer kan bieden. [14]
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat
geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert dan of
sprake is geweest van 'andere feitelijkheden' waardoor de verdachte het slachtoffer heeft
gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen. De rechtbank
oordeelt in dit verband als volgt.
De verdachte had in zijn hoedanigheid als huisarts overwicht op [slachtoffer] , waardoor er een afhankelijkheidsrelatie tussen beiden bestond. In zijn hoedanigheid van huisarts en misbruik makend van de tussen een arts en zijn patiënte bestaande vertrouwensrelatie wist de verdachte, in de beslotenheid van de spreekkamer, [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van seksuele handelingen. Hierbij heeft verdachte het ten onrechte doen voorkomen tegenover [slachtoffer] alsof die handelingen in het kader van medische onderzoeken nodig en op de gebruikelijke medische wijze (lege artis) uitgevoerd waren. Daarnaast was [slachtoffer] - blijkens de aantekeningen die de verdachte nota bene zelf in haar medisch dossier maakte - een kwetsbare patiënte: zij had een intellectuele achterstand en kon onder meer moeilijk keuzes maken. [slachtoffer] verklaarde aangaande feit 1 dat zij haar benen bij elkaar deed, maar de verdachte deze weer uit elkaar deed. Toen de verdachte zei dat hij het moest onderzoeken en fatsoenlijk moest voelen of er iets is, heeft zij de verdachte daarop zijn gang laten gaan. Ten aanzien van feit 2 verklaarde [slachtoffer] dat zij aan de verdachte vroeg wat hij aan het doen was. De verdachte antwoordde daarop dat hij op deze manier het onderzoek deed. De verdachte heeft aldus bewust uitingen van weerstand door [slachtoffer] genegeerd en daarmee ingespeeld op haar psychische kwetsbaarheid. De verdachte handelde daarbij tevens onverhoeds en onvoorzien.
Gelet op de kwetsbaarheid aangeefster, de afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte als arts en aangeefster als patiënte, het psychische overwicht dat de verdachte had en het vertrouwen dat de aangeefster jarenlang in hem, als huisarts had, kon de aangeefster zich niet aan de situatie onttrekken. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een uit omstandigheden voortvloeiend overwicht, dat dwang impliceert. Er is dan ook sprake van andere feitelijkheden die ertoe hebben geleid dat de aangeefster niet in staat was zich te weren tegen het handelen van de verdachte.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair aan de verdachte tenlastegelegde
onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 26 februari 2020 in de gemeente Brunssum
door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid van huisarts van die [slachtoffer] en derhalve bekend met de lichamelijke en psychische gesteldheid van die [slachtoffer] en daarbij misbruik makend van de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, in het kader van een medisch onderzoek en/of medische controle
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat en/of aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij op
het bed moest/wilde gaan liggen en zij haar broek en onderbroek uit moest/wilde trekken en/of
- onverhoeds en onvoorzien zonder het dragen van medische handschoenen zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en vervolgens onverhoeds en onvoorzien met zijn, verdachtes, vingers heen en weer is gegaan en/of heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt in de vagina van die [slachtoffer] en
- onverhoeds en onvoorzien zonder het dragen van medische handschoenen met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand de clitoris van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en/of betast en met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt
op/tegen/over de clitoris van die [slachtoffer] en
- toen die [slachtoffer] aan hem, verdachte, had toegevoegd woorden (van de strekking): “Wat ben je nou aan het doen?”, aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd woorden (van de strekking): “Ja, ik moet toch controleren of het goed is, dat doe ik zo.” en/of “Ik moet toch dat onderzoek doen.” en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat haar blaas weer verzakt was en/of
- toen die [slachtoffer] haar benen bij elkaar had gedaan, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het moest onderzoeken en/of dat hij op deze manier het onderzoek moest doen en
- met zijn, verdachtes, hand het been van die [slachtoffer] (weer) naar buiten heeft geduwd en/of gedaan en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij fatsoenlijk moest voelen of er iets was, in welke psychische overwichts- en afhankelijkheidssituatie die [slachtoffer] zich niet of niet voldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte en daaraan geen of niet voldoende weerstand kon en/of durfde te bieden.
Feit 2 primair:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 26 februari 2020 in de gemeente Brunssum
meermalen, telkens door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van
ontuchtige handelingen, te weten het meermalen, telkens
- met zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan gaan en/of blijven staan en/of drukken en/of brengen van zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam op/tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] en
- vervolgens zonder het dragen van medische handschoenen met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in/aan de (ontblote) liezen van die [slachtoffer] voelen en/of duwen en bij/in de buurt van de (ontblote) anus van die [slachtoffer] voelen en/of op en neer wrijven
en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid van huisarts van die [slachtoffer] en derhalve bekend met de lichamelijke en psychische gesteldheid van die [slachtoffer] en daarbij misbruik makend van de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt, meermalen, telkens in het kader van een medisch onderzoek en/of medische controle
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar broek en onderbroek naar beneden en/of omlaag moest doen en dat zij haar shirt en/of hemd omhoog moest doen en dat zij voorover moest bukken en
- toen die [slachtoffer] vroeg waarom zij dat moest doen voor pijn in de onderrug, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het goed moest nakijken en navoelen en
- toen die [slachtoffer] aan hem, verdachte, had toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Waarom moet die broek zo ver naar beneden, ik heb toch last van mijn rug?”, aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Ik moet je stuitje kunnen voelen.” en
- achter die [slachtoffer] is gaan staan en zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam op/tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan heeft gedrukt en/of gebracht en/of met zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan is gaan en/of blijven staan en
- (vervolgens) zijn, verdachtes, armen en/of handen (van achteren) om het lichaam van die [slachtoffer] heen heeft geslagen en/of gedaan en
- onverhoeds en onvoorzien zonder het dragen van medische handschoenen met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in/aan de (ontblote) liezen van die [slachtoffer] heeft gevoeld en/of geduwd en
- onverhoeds en onvoorzien zonder het dragen van medische handschoenen met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in de buurt van en/of bij de anus van die [slachtoffer] is gekomen en/of heeft gevoeld en/of geduwd en/of (op en neer) heeft gewreven en
- toen die [slachtoffer] aan hem, verdachte, had toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Wat ben je toch aan het doen?”, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij op deze manier dat onderzoek deed,
in welke psychische overwichts- en afhankelijkheidssituatie die [slachtoffer] zich niet of niet voldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan die ontuchtige handelingen van verdachte en/of daaraan geen of niet voldoende weerstand kon en/of durfde te bieden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het/de volgende strafbare feit/en op:
Feit 1 primair:
verkrachting.
Feit 2 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De gezondheidspsycholoog drs. [naam 11] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 25 mei 2020 een rapport uitgebracht en geconcludeerd dat er bij de verdachte geen sprake is van psychopathologie in engere zin. De psycholoog ziet bij bewezenverklaring vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen aanleiding om te adviseren het ten laste gelegde in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Hierbij benadrukt de officier van justitie dat de verdachte, in zijn vertrouwensrelatie tussen arts en kwetsbare patiënt, op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] . Door dit handelen heeft hij bovendien de hele beroepsgroep van (huis)artsen geschaad. De officier van justitie heeft in zijn strafeis rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht met het oog op de eerder op 31 oktober 2022 door de rechtbank aan verdachte opgelegde gevangenisstraf. Nu er in de eerdere strafzaak reeds een beroepsverbod opgelegd is, eist de officier van justitie dat niet nogmaals in deze strafzaak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meerdere tenlastegelegde feiten komt, verzocht om geen beroepsverbod op te leggen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Er is geen stoornis bij de verdachte vastgesteld. Daarnaast draagt de verdachte de zorg voor zijn autistische zoon.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich, in zijn hoedanigheid als huisarts, schuldig gemaakt aan een verkrachting en meerdere aanrandingen van een kwetsbaar slachtoffer. De verdachte had uit hoofde van zijn functie kennis van de psychische kwetsbaarheid van het slachtoffer. In zijn hoedanigheid van huisarts en misbruik makend van de tussen een arts en zijn patiënte bestaande vertrouwensrelatie wist de verdachte, in de beslotenheid van de spreekkamer, het kwetsbare slachtoffer te dwingen tot het dulden van seksuele handelingen, welke mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Door op zodanige wijze te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van het slachtoffer.
De verdachte heeft zijn bijzondere verantwoordelijkheid als huisarts en zijn aan deze positie verbonden overwicht ernstig misbruikt. De verdachte genoot als huisarts het vertrouwen van zijn patiënte en slachtoffer. De verdachte heeft niet alleen dit in hem gestelde vertrouwen op een zeer negatieve wijze beschaamd. Door zijn handelen heeft hij ook een negatieve invloed teweeggebracht op het vertrouwen dat mensen in het algemeen behoren te kunnen hebben in degenen die in de gezondheidszorg actief zijn.
Het kwetsbare slachtoffer was jarenlang patiënte bij de verdachte. Tot op heden benadrukt zij nog altijd dat de verdachte ‘in principe geen slechte dokter is’. In plaats van de benodigde zorg te verlenen, heeft de verdachte echter misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had ter bevrediging van zijn eigen behoeften.
De nare gevolgen voor het slachtoffer blijken onder meer uit de slachtofferverklaring tijdens de terechtzitting. Het slachtoffer heeft veel moeite gehad om überhaupt naar voren te treden en haar verhaal te doen en is tot op heden zeer geëmotioneerd als ze geconfronteerd wordt met het gebeurde. Zij krijgt vooralsnog hulp van een psycholoog om de gevolgen van het handelen van de verdachte te kunnen verwerken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 1 september 2023. De verdachte is niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk delict. Het hoger beroep tegen de eerdere veroordeling van 31 oktober 2022 onder parketnummer 03.024500.20 loopt immers nog.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten geldt voor een verkrachting in beginsel als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank is, gezien dit oriëntatiepunt en in acht nemend dat de verdachte zich naast de onder feit 1 bewezenverklaarde verkrachting ook schuldig heeft gemaakt aan het meermaals aanranden van het slachtoffer (feit 2), van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 12 maanden onvoldoende recht doet aan de ernst en laakbaarheid van de bewezenverklaarde gedragingen. Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat in het voornoemde vonnis van oktober 2022, waarop de officier van justitie zijn strafeis volgens eigen zeggen heeft gebaseerd, rekening is gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn. Daarvan is in deze strafzaak echter geen sprake. Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het eerder opgelegde beroepsverbod voor de duur van vijf jaren, ziet de rechtbank geen aanleiding om thans wederom een beroepsverbod op te leggen.
Er zijn in korte tijd diverse zedenzaken tegen de verdachte gestart. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke straf opleggen. De proeftijd zal worden gesteld op drie jaren.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.855,43.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, namelijk tot een bedrag van € 5.355,43, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de materiële schade vordert de officier van justitie de toewijzing van het gehele gevorderde bedrag van € 355,43. Ten aanzien van de immateriële schade vordert hij dit bedrag te matigen tot € 5.000,-, gelet op het bedrag dat in de eerdere strafzaak is toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde reiskosten advocaat ad € 4,48 en de factuur psycholoog ad € 98,85. Ten aanzien van de gevorderde reis- en parkeerkosten ad € 194,- en € 58,- heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze kosten onvoldoende onderbouwd zijn, nu onduidelijk is dat het 29 consulten waren. Derhalve zou de benadeelde partij ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade ad € 7.500,- stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit bedrag gematigd dient te worden, nu er tevens andere zaken bij [slachtoffer] spelen en niet vast te stellen is wat de exacte gevolgen van de verdenking zijn.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Rechtstreekse schade
Aan de benadeelde partij [slachtoffer] is rechtstreeks schade toegebracht door beide bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
Materiële schade
Reis- en parkeerkosten
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de gevorderde reis- en parkeerkosten gedeeltelijk onderbouwd heeft. Blijkens de afsprakenlijst hebben er 24 fysieke afspraken (waarvan één in 2022 en 23 in 2023) op een andere locatie dan bij de benadeelde partij thuis plaatsgevonden. Daarmee acht de rechtbank € 160,34 aan reiskosten en € 48,- aan parkeerkosten toewijsbaar.
Factuur psycholoog
Nu de gevorderde kosten factuur psycholoog ad € 98,85 niet betwist zijn, acht de rechtbank deze kosten toewijsbaar.
De rechtbank acht in totaal € 307,19 aan materiële schade toewijsbaar.
Immateriële schade
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vordering voorop dat als schade die het gevolg
is van een onrechtmatige daad een nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, de
benadeelde op grond van artikel 6:106, lid l, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek
(hierna: BW) recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, onder meer
in het geval van aantasting in persoon op andere wijze. Van de in artikel 6:106, aanhef en
onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt reeds van het bestaan van geestelijk letsel. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending eveneens meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal bij de bepaling van het toe te kennen bedrag aansluiting zoeken bij de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, categorie 3. Gelet daarop acht de rechtbank de toewijzing van een bedrag van € 5000,- billijk.
Hoogte schadevergoeding
De rechtbank stelt de hoogte van de schadevergoeding vast op € 5.307,19 en wijst dit bedrag toe. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot betaling van het hiervoor genoemde schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 26 februari 2020 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
Nu de gevorderde kosten advocaat ad € 4,48 niet betwist zijn, acht de rechtbank deze kosten toewijsbaar als zijnde proceskosten.
Kostenveroordeling
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de kosten van voornoemde benadeelde partijen, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op € 4,48.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 242 en 246 Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te Brunssum, gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om aan deze benadeelde partij te betalen
€ 5.307,19,bestaande uit € 307,19 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 26 februari 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
€ 5.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 februari 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. J. Trifunović, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Na wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat
Feit 1 primair
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 februari 2020 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid van huisarts van die [slachtoffer] en derhalve bekend met de lichamelijke en/of psychische gesteldheid van die [slachtoffer] en/of (daarbij) misbruik makend van de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (in het kader van een medisch onderzoek en/of medische controle)
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat en/of aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij op het bed moest/wilde gaan liggen en/of zij haar broek en/of onderbroek uit moest/wilde trekken, althans haar onderlichaam moest/wilde ontkleden en/of
- ( onverhoeds en/of onvoorzien) (zonder het dragen van medische handschoenen) zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (onverhoeds en/of onvoorzien) met zijn, verdachtes, vinger(s) heen en weer is gegaan en/of (een) heen en weer gaande beweging(en) heeft gemaakt in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- ( onverhoeds en/of onvoorzien) (zonder het dragen van medische handschoenen) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand de clitoris van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en/of betast en/of zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand op/tegen de clitoris van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of over de clitoris van die [slachtoffer] heeft gewreven en/of met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand heen en weer is gegaan en/of (een) heen en weer gaande beweging(en) heeft gemaakt op/tegen/over de clitoris van die [slachtoffer] en/of
- toen die [slachtoffer] aan hem, verdachte, had toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Wat ben je nou aan het doen?”, aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Ja, ik moet toch controleren of het goed is, dat doe ik zo.” en/of “Ik moet toch dat onderzoek doen.” en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat haar blaas weer verzakt was en/of
- toen die [slachtoffer] haar benen bij elkaar had gedaan, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het moest onderzoeken en/of dat hij op deze manier het onderzoek moest doen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer] (weer) naar buiten en/of uit elkaar heeft geduwd en/of gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het onderzoek verder wilde doen en/of dat hij fatsoenlijk moest voelen of er iets was,
in welke (psychische en/of lichamelijke) overwichts- en/of afhankelijkheidssituatie die [slachtoffer] zich niet of niet voldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan die seksuele handeling(en) van verdachte en/of daaraan geen of niet voldoende weerstand kon en/of durfde te bieden en/of verdachte voornoemde handeling(en) (telkens) zodanig plotseling en/of onverhoeds en/of onvoorzien heeft gepleegd en/of (telkens) een zodanige situatie voor die [slachtoffer] heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en tijdig) af te weren en/of te voorkomen;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 17 februari 2020 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, terwijl hij (als huisarts) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn, verdachtes, hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft verdachte tijdens een medisch onderzoek en/of medische controle meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- (zonder het dragen van medische handschoenen) zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (een) heen en weer gaande beweging(en) in de vagina van die [slachtoffer] gemaakt en/of
- (zonder het dragen van medische handschoenen) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand de clitoris van die [slachtoffer] aangeraakt en/of betast en/of zijn,
verdachtes, vinger(s) en/of hand op/tegen de clitoris van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of over de clitoris van die [slachtoffer] gewreven en/of (een) heen en weer gaande beweging(en) gemaakt op/tegen/over de clitoris van die [slachtoffer] ;
Feit 2 primair
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 februari 2020 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan gaan en/of blijven staan en/of drukken en/of brengen van zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam op/tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) (zonder het dragen van medische handschoenen) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in/aan de (ontblote) liezen van die [slachtoffer] voelen en/of duwen en/of bij/in de buurt van de (ontblote) anus van die [slachtoffer] voelen en/of duwen en/of (op en neer) wrijven
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid van huisarts van die [slachtoffer] en derhalve bekend met de lichamelijke en/of psychische gesteldheid van die [slachtoffer] en/of (daarbij) misbruik makend van de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (in het kader van een medisch onderzoek en/of medische controle)
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar broek en/of onderbroek naar beneden en/of omlaag moest doen en/of dat zij haar shirt en/of hemd (helemaal) omhoog (tot onder haar borsten) moest doen en/of dat zij voorover moest bukken en/of
- toen die [slachtoffer] vroeg waarom zij dat moest doen voor pijn in de onderrug, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het goed moest nakijken en navoelen en/of
- toen die [slachtoffer] aan hem, verdachte, had toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Waarom moet die broek zo ver naar beneden, ik heb toch last van mijn rug?”, aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Ik moet je stuitje kunnen voelen.” en/of
- achter die [slachtoffer] is gaan staan en/of zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam op/tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan heeft gedrukt en/of gebracht en/of met zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan is gaan en/of blijven staan en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, armen en/of handen (van achteren) om het lichaam van die [slachtoffer] heen heeft geslagen en/of gedaan en/of
- ( onverhoeds en/of onvoorzien) (zonder het dragen van medische handschoenen) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in/aan de (ontblote) liezen van die [slachtoffer] heeft gevoeld en/of geduwd en/of
- ( onverhoeds en/of onvoorzien) (zonder het dragen van medische handschoenen) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in de buurt van en/of bij de anus van die [slachtoffer] is gekomen en/of heeft gevoeld en/of geduwd en/of (op en neer) heeft gewreven en/of
- toen die [slachtoffer] aan hem, verdachte, had toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Wat ben je toch aan het doen?”, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij op deze manier dat onderzoek deed,
in welke (psychische en/of lichamelijke) overwichts- en/of afhankelijkheidssituatie die [slachtoffer] zich niet of niet voldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan die ontuchtige handeling(en) van verdachte en/of daaraan geen of niet voldoende weerstand kon en/of durfde te bieden en/of verdachte voornoemde handeling(en) (telkens) zodanig plotseling en/of onverhoeds en/of onvoorzien heeft gepleegd en/of (telkens) een zodanige situatie voor die [slachtoffer] heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en tijdig) af te weren en/of te voorkomen;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 17 februari 2020 in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij (als huisarts) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of
maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers is/heeft verdachte tijdens een medisch onderzoek en/of een medische
controle meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes, (onder)lichaam tegen (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] aan gaan en/of blijven staan en/of zijn, verdachtes, buik en/of de voorkant van zijn, verdachtes,
(onder)lichaam gedrukt en/of gebracht op/tegen de rug en/of (de achterkant van) het (onder)lichaam van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (zonder het dragen van medische handschoenen) met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) in/aan de (ontblote) liezen van die [slachtoffer] gevoeld en/of geduwd en/of bij/in de buurt van de (ontblote) anus van die [slachtoffer]
gevoeld en/of geduwd en/of (op en neer) gewreven;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022162136, gesloten d.d. 17 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 969.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 31 oktober 2022, pg. 903, 904, 906, 907, 908 en 909.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 22 december 2022, pg. 923, 924 en 926.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 6 januari 2023, pg. 929.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 10 februari 2023, pg. 943.
6.Het proces-verbaal van aangifte [naam 7] d.d. 18 september 2019, pg. 333, 336, 337, 338, 340 en 341.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] d.d. 4 september 2019, pg. 278 t/m 280 en 282.
8.Het proces-verbaal van aangifte [naam 9] d.d. 20 juni 2019, pg. 139, 140, 144, 150 en 151.
9.Het geschrift: medisch dossier – [slachtoffer] , pg. 2 t/m 40 (los toegevoegd aan het dossier).
10.Zie: Hoge Raad 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en Hoge Raad 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.
11.Zie onder meer: Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216.
12.Zie onder meer: Hoge Raad 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:957.
13.Zie onder meer: Hoge Raad 14 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:865.
14.Zie onder meer: Hoge Raad 2 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ1188