3.3Het oordeel van de rechtbank
De aangifte van [slachtoffer]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik ben globaal patiënt geweest bij dokter [verdachte] tussen 2015 en 2020. Het is in de laatste 2 jaar dat dit heeft plaatsgevonden. Het heeft plaatsgevonden in de praktijk van dokter [verdachte] .
Ik ben drie à vier keer bij dokter [verdachte] geweest voor mijn rug. Daarvan heeft hij twee keer aan mijn poepgat gevoeld. Iedere keer als ik een rug-onderzoek had, dan moest ik mijn broek uit doen en voorover bukken. Hij stond achter mij en drukte zich dan tegen mij aan. Hij voelde dan aan mijn liezen met zijn handen. Hij ging met zijn handen om mijn lichaam heen. Mijn broek was dan naar beneden en zijn handen waren op mijn blote huid. Mijn onderbroek zat dan iets lager dan zijn handen. Ik voelde dokter [verdachte] in mijn rug. Ik voelde zijn buik en onderlichaam tegen mij aan.
Ik moest mijn hemd helemaal omhoog doen en ook mijn broek naar beneden doen. Ik vroeg hem dan waarom ik mijn broek uit moest doen. Ik voelde dat hij naar mijn poepgat voelde. Ik vind niet dat het op deze manier hoort. Hij ging achter mij staan en voelde dan aan mijn liezen en hij stond dan achter mij. Ik vroeg dan "Wat ben je toch aan het doen?". Hij zei dan dat hij op deze manier dat onderzoek deed. Ik was dan ook bloot van onderen.
Hij zei kan je je hemd omhoog doen en je broek naar beneden. Ik zei dat ik rugpijn had in de onderrug. Ik zei “Waarvoor moet ik dat doen? Je moet toch niet helemaal bloot staan?”. Dokter [verdachte] stond achter mij en ik moest dan voorover bukken. Hij zei dan dat hij goed moest nakijken en navoelen. Ik deed de broek naar beneden omdat dat moest van hem. Hij zei dat ik de broek helemaal naar beneden moest doen. Hij zei dan ook "Het is goed zo". Ik had de broek dan ver genoeg naar beneden getrokken zoals hij dat vroeg.Ik heb gezegd: "Waarom moet die broek zo ver naar beneden? Ik heb toch last van mijn rug?". Hij zegt dat: "Ik moet je stuitje kunnen voelen".Hij voelde dan bij het poepgat met zijn vingers. Gewoon eventjes voelen daar. Hij zat er niet in, maar in de buurt van het poepgat. Hij zat dan niet bij mijn stuitje, maar verder, waar het eigenlijk niet hoort. Ik vind dat het stuitje hoger zit en daar hoort hij niet te zitten.Ik voelde dat zijn vingers in de buurt van mijn poepgat zitten. Hij wreef dan met zijn vingers op en neer.
Dat is niet alleen gebeurd. Ik had last van onderbuik en dokter [verdachte] heeft een inwendig onderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft een keer plaatsgevonden.
Ik moest op mijn rug op het bed gaan liggen en deed mijn benen wijd. Hij ging met de vingers bij vagina naar binnen. Dat deed hij met een hand. Ik weet niet wat hij met zijn andere hand deed. Hij ging toen maar heen en weer en heen en weer met zijn vinger. Ik vroeg toen: "Wat ben je nou aan het doen?". Hij zei dat mijn blaas weer verzakt was. Ik deed toen mijn benen een beetje bij elkaar. Hij deed zijn hand net boven mijn knie en duwde naar buiten. Hij zei dat hij het moest onderzoeken. Hij zei dat hij fatsoenlijk moest voelen of er iets is. Ik heb ze toen weer uit elkaar gehouden.
Hij ging met zijn vinger erin en heen en weer, ook over mijn kietelaar. Hij ging een heleboel keer heen en weer. Vier à vijf keer. Hij moest toen weer overnieuw beginnen. Hij zei: “Ik moet toch dat onderzoek doen”. Ik probeerde mijn benen dicht te doen. Hij deed mijn benen weer uit elkaar. Hij zei dat hij op deze manier het onderzoek moest doen. Ik durfde dan niks meer te zeggen. Ik had wel eens gezegd tegen hem dat ik het onderzoek heel onprettig vond maar hij zei daar niets over. De twee assistenten heb ik ook verteld wat hij had gedaan.
Dokter [verdachte] onderzocht mij zonder handschoenen. Dat geldt voor zowel het rug-onderzoek als het inwendig onderzoek. Hij waste daarna wel altijd zijn handen. Ik zag dat hij geen handschoenen aan had.
Ik heb mijn vriendin [naam 1] verteld dat dokter [verdachte] met zijn vingers naar binnen ging en dat hij mij onzedelijk betast heeft. Ik heb het haar verteld omdat ik er heel erg mee zat. Ik durfde dat niemand te vertellen. Ik heb het meteen een week later verteld. Er was toen net naar buiten gekomen dat [verdachte] dingen had gedaan. Ik heb gezegd dat hij dat ook bij mij heeft gedaan.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
[slachtoffer] kwam bij mij en zei dat ze iets wilde vertellen. Ze was bang omdat ze dacht dat ze niet werd geloofd.Ze vertelde dat hij onderzoek moest doen, dan zij zich moest bukken en dat hij van achter naar binnen ging. Toen ook nog van voren naar binnen.Zij had toen gezegd: "Moet dat nu zo lang"?Hij ging van voren op en neer en het duurde heel lang. Ze heeft ook haar nieuwe dokter verteld wat er is gebeurd.
Ze vertelde dat hij heeft gezegd: Ik moet je onderzoeken, trek je broek maar uit en buk je. (..) Ik heb het over dokter [verdachte] .
Zij vertelde toen wat hij deed bij de onderzoeken en dat ze dat heel erg onprettig vond en niet fijn.[slachtoffer] vertelde me dat ze tegen de dokter had gezegd: “Wat doe je?”. De dokter zou hebben gezegd: “Dat hoort bij het onderzoek, dat moet zo”.[slachtoffer] zei toen tegen mij: “Dat kan toch niet dat zo erin en eruit, dat doe je toch niet”. Toen ze het me vertelde was het duidelijk wat ze bedoelde.Z
e vertelde dat het ook het in de vagina was en wrijven langs de kietelaar.
[slachtoffer] was heel emotioneel en huilde. Als ze echt verdrietig is, huilt ze.Maar toen ze dit tegen mij vertelde was het heel heftig, ze was erg emotioneel. Dat ze zo emotioneel was, kwam niet zo vaak voor. Alleen als er wat was, als ze verdriet had en ze me daarover vertelde. Dat was niet zo vaak. (..) Ik las haar wel eens voor uit de krant, dat er meer vrouwen aangifte hadden gedaan tegen [verdachte] . Maar als ik het er over had werd [slachtoffer] stil en teruggetrokken.
[slachtoffer] is trouwens nog steeds erg emotioneel als het over [verdachte] gaat. Nog steeds is het heel zwaar voor haar.
Ze heeft het me verteld voordat ze naar een andere huisarts ging.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik ben waarnemend huisarts in de praktijk van [naam 10] en in die hoedanigheid heb ik [slachtoffer] enkele keren gezien omdat zij patiënt is. [slachtoffer] heeft verteld dat er bij haar vorige huisarts eigenlijk een aanranding heeft plaats gevonden. Bij een medisch onderzoek waarvan zij aangeeft dat dat haar inziens niet was geïnitieerd. Dat voorval heeft ze meermaals bij mij vermeld de afgelopen tijd.
Zij vertelde mij dat haar vorige huisarts een medisch onderzoek bij haar deed. Zij vroeg zich af of daar wel noodzaak toe was. En dan hebben we het over een vaginaal "onderzoek". In ieder geval, een onderzoek waarbij ze vaginaal betast werd, met de vraag of dat inderdaad noodzakelijk was. Ze zei dat ze een rug-onderzoek had en dat ze hele rare positie moest aannemen, dat was voor haar geen normaal onderzoek, zei ze.Ze heeft me dat twee keer verteld en twee keer was het een identiek verhaal. De eerste keer was 16 maart 2022 en de tweede keer 28 oktober 2022.
Ze zei dat bij dat vaginale onderzoek voor haar gevoel de vinger er continu in en uit ging. Met betrekking tot het rug-onderzoek stond hij dan achter haar. Ze moest dan bepaalde posities aannemen die voor haar maakten dat ze het geen normaal medisch onderzoek vond.
Toen [slachtoffer] het vertelde werd ze emotioneel en begon ze te huilen. Ook had ze minder oogcontact mogelijk door schaamte. .
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Ik heb eerder verklaard dat er vrouwelijke patiënten waren die mij verteld hadden over dingen die misschien niet klopten. [slachtoffer] was een van die vrouwen.
Wat ik me herinner daarover is dat mevrouw een paar dingen omschreef wat niet medisch leek qua onderzoek. Vaginaal onderzoek wat niet naar behoren verliep.
Zij vroeg geloof ik dat het iets in de trant was of het normaal was als iemand met de vingers vaginaal ging onderzoeken, dat dit heel snel op en af ging. Bewegingen die dan werden gemaakt met de vingers, of dat normaal was dat dit dan heel snel heen en weer ging. Dat is wat ik me nog kan herinneren.
De aangifte van [naam 7]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Dokter [verdachte] heeft mij op een hele onprofessionele manier inwendig onderzocht terwijl het niet nodig was.
Ik ging naar dokter [verdachte] omdat ik maagpijn had. Dokter [verdachte] zei tegen mij dat ik op dat ligbed moest gaan liggen. Ik ben daarop gaan liggen. Ik moest mijn truitje omhoog doen. Hij voelde aan mijn maag en ging steeds meer naar onderen. Hij vroeg mij of ik mijn broek uit wilde doen om te kijken of het bij de baarmoeder vandaan kwam. Ik heb mijn schoenen, broek en onderbroek uitgedaan en ben weer gaan liggen op dat bedje. Toen ging ik op mijn rug liggen. Toen ging hij mij inwendig onderzoeken. Hij zei alleen: “Ik ga eens kijken of het daar iets mee te maken heeft”.
Hij ging met een vinger naar binnen in het middelste gat. Hij bleef er heel lang in. Hij maakte een soort ronde beweging met zijn vinger. Ik denk dat dit drie minuten duurde, zo voelde dat tenminste. Toen zei ik “Stop, het doet me pijn”. Hij zei toen dat ik moest ontspannen. Hij heeft geen handschoenen gedragen tijdens het inwendige onderzoek.
[verdachte] stond tussen de behandeltafel en mij in. [verdachte] stond heel kort achter mij, met de voorkant van zijn lichaam tegen de achterkant van mijn lichaam. Hij stond echt tegen me aan. Ik voelde zijn stijve geslachtsdeel achter, onderin mijn rug.
De aangifte van [naam 8]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Dokter [verdachte] heeft met die vingers in mijn pruim gedaan. Dat is twee keer gebeurd.
De eerste keer vroeg aan mij dat ik naar de achterdeur moest komen om te kijken hoe het eruit zag, de schurft. De schurft zat op mijn benen, rug en een beetje op mijn bovenlichaam. Niet in de buurt van mijn pruim. Hij zei dat ik naar de tafel moest gaan. Ik zei: "Wat ga je nou doen?”. Ik legde mijn handen op de tafel om me vast te houden, want ik kan niet zonder rollator. Dokter [verdachte] stond achter mij en trok me de broek en onderbroek af tot halverwege de onderbenen. Toen ging hij met twee vingers naar binnen. Die bewoog hij op en neer. Ik weet niet meer precies wat ik zei. Het was ongeveer iets van: "Wat ga je nou doen?" En toen zei hij: "Blijf maar rustig staan."
De tweede keer keek hij eerst mijn keel na, dat deed hij in de woonkamer. Daarna pakte hij me bij de hand en moest ik mee naar de slaapkamer voor buikonderzoeken.Hij zei dat ik even op bed moest gaan liggen en dat hij naar mijn buik zou kijken. Eerst deed hij de broek en onderbroek naar beneden en toen ging hij zitten op het bed. Hij ging eerst naar mijn buik kijken, nee niet kijken, voelen. Toen hij klaar was met de buik, zaten die twee vingers er weer in. Ik zei toen: "Schei er mee uit.” Maar hij bleef door gaan met de vingers in mijn pruim op en neer gaan.
De aangifte van [naam 9]vermeldt – zakelijk weergegeven – onder meer:
Ik kon heel goed met dokter [verdachte] opschieten, het was een goede huisarts. Hij kende mij door en door. Hij kwam geregeld over de vloer omdat ik de ziekte van Tietze heb en regelmatig onderzocht moet worden.
De eerste keer dat ik een onderzoek vreemd vond verlopen, kwam dokter [verdachte] voor een borstonderzoek. Hij ging toen tussen mijn benen. Ik dacht: dit is een liesonderzoek, dat kan een dokter doen. Dus ik heb daar niks van gezegd en het gewoon toegestaan.
De tweede keer was ik weer voor die Tietze, en toen heeft hij mijn borsten weer gepakt, heel overdreven bij de tepels.
De derde keer was in de badkamer. Hij ging me toen heel erg tussen de benen bespelen. Ik wist niet wat me overkwam. Ik wilde daar wat van zeggen, maar toen deed hij een vinger op de mond. Hij deed het op behoorlijke, grove manier. Ik stond aan de grond genageld. Ik trilde helemaal. Ik wist niet wat ik ermee aan moest.
Hij heeft toen op een grove manier bevredigd dat ik niet meer wist waar ik het zoeken moest. Het was op de blote huid. Op het laatst heeft hij bijna zijn hand nog erin gedaan. Hij deed zijn vingers in mijn vagina. Hij is toen aan het kneden geweest. En toen ging hij zijn handen wassen.
Uit het medisch dossier van [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 maart 2020blijkt onder meer dat er bij [slachtoffer] sprake is van mentale retardatie/ intellectuele achterstand hetgeen zich onder meer uit in het moeilijk kunnen maken van keuzes. Daarnaast blijkt uit een notitie dat [slachtoffer] d.d. 26 februari 2020 is overgestapt naar een andere huisarts.
De eigen waarneming van de rechtbankter terechtzitting:
Tijdens het voorlezen van de slachtofferverklaring door [slachtoffer] , sloeg haar stem over en begon zij te huilen.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
Bewijsminimum
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is alleen de verklaring van de aangeefster/aangever, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kunnen opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raadkan worden afgeleid dat niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster of aangever, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (d.w.z. het slachtoffer) heeft afgelegd. Enkel een de auditu-verklaring levert op zichzelf onvoldoende steunbewijs op. Wél kan een verklaring van een getuige die (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster/aangever op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De eerste vraag die zich aandient, is of de verklaring van [slachtoffer] - gelet op de door de verdediging opgeworpen verweren - betrouwbaar is. Immers, enkel betrouwbare verklaringen kunnen als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. Indien de eerste vraag bevestigend beantwoord wordt, dient zich vervolgens de tweede vraag aan: is er voldoende steun voor die verklaringen te vinden in ander bewijsmateriaal?
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] gelet op de volledigheid, de accuraatheid en de consistentie daarvan.
Naar het oordeel van rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer] volledig, accuraat en consistent. [slachtoffer] heeft twee maal een verklaring afgelegd bij de politie, te weten de verklaring in de kader van een informatief gesprek zeden en de daaropvolgende aangifte. [slachtoffer] heeft daarbij telkens op hoofdlijnen hetzelfde verklaard, zonder daarbij belangrijke details weg te laten. [slachtoffer] verklaart tijdens beide verklaringen onder meer over de geruststellende opmerkingen die de verdachte tijdens de onderzoeken gemaakt heeft en verklaarde bovendien in detail en consistent over de specifieke handelingen die de verdachte uitvoerde, waarbij zij ook haar eigen positie beschrijft en waar de verdachte zich op dat moment bevond.
Dat [slachtoffer] ’ verklaring consistent is, vindt voorts bevestiging in hetgeen de opvolgend huisarts, getuige [naam 2] , verklaart. Immers [slachtoffer] vertelde ook hem twee keer een identiek verhaal, zo verklaarde [naam 2] . Ook uit de verklaringen van getuigen [naam 1] en [naam 3] blijkt dat [slachtoffer] tegen hen in vergelijkbare bewoordingen heeft gesproken.
De verklaringen van [slachtoffer] analyserend, kunnen er naar het oordeel van de rechtbank geen punten worden benoemd die wijzen op onbetrouwbaarheid van die verklaringen. De verklaringen zijn volledig, accuraat en consistent.
Ten aanzien van de door de verdediging gestelde evolutie van [slachtoffer] ’ verklaring overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer] twijfelde aanvankelijk of de door de verdachte uitgevoerde handelingen onderdeel van de onderzoeken uitmaakten, kort gezegd of dit ‘normaal’ was. [slachtoffer] vertelde tegen haar vriendin, getuige [naam 1] een week na het door de verdachte verrichte onderzoek wat haar overkomen was. Daarna bevroeg [slachtoffer] de huisartsassistenten om te toetsen of haar twijfel over de gang van zaken gegrond was: dat bleek het geval te zijn. In de visie van de rechtbank zijn de stappen die [slachtoffer] heeft gezet niet vreemd en betreft het een natuurlijk totstandkomingsproces.
Evenmin volgt de rechtbank het verweer van de verdediging dat [slachtoffer] beïnvloed zou zijn door berichten in de media en dat haar verklaring daardoor onbetrouwbaar zou zijn. Het is immers een bekend fenomeen dat slachtoffers van zedenzaken - mede vanwege de secundaire victimisatie en/of uit schaamte - terughoudendheid betrachten bij het doen van een aangifte. Een mediabericht over iets soortgelijks als wat zij hebben meegemaakt, kan juist die slachtoffers een beslissende zet geven om hun verhaal bij de politie te doen. Uit het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer] ’ verklaring inhoudelijk beïnvloed is door mediaberichten omtrent de verdachte.
Gelet op voornoemde, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en als uitgangspunt kan dienen bij de verdere beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
Steunbewijs
Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat schakelbewijs als steunbewijs kan dienen.Met de term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.
Een andere mogelijke bron waarin steunbewijs kan worden gevonden zijn waarnemingen, van niet bij het delict betrokken personen, betreffende bepaalde emoties, gedragsveranderingen of (fysieke) gesteldheden bij het (vermeende) slachtoffer. Deze 'toestand' van het (vermeende) slachtoffer wordt dan geweten aan het tenlastegelegde feit.
Een aspect dat hierbij een wezenlijke rol speelt, is het tijdstip waarop een dergelijke
waarneming wordt gedaan: hoe korter deze waarneming na het vermeende delict plaatsvindt
(direct of kort erna), hoe belangrijker de rol van een dergelijke waarneming is binnen een
bewijsconstructie.
De rechtbank constateert in dit kader dat het handelen van de verdachte, zoals beschreven in de aangiftes van [slachtoffer] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] , op essentiële punten overeenkomsten vertoont. Zo gaat het bij alle vier de aangeefsters om (door hun vergevorderde leeftijd of psychische gesteldheid) kwetsbare patiënten van verdachte. Daarnaast voerde de verdachte telkens onderzoeken uit die niet pasten bij de klachten die de aangeefsters hadden. Tijdens het uitvoeren van de onderzoeken droeg de verdachte geen medische handschoenen. Tevens maakte de verdachte daarbij veelal geruststellende of kalmerende opmerkingen of handgebaren.
Ten aanzien van feit 1 en de door [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] in hun aangiftes beschreven handelingen constateert de rechtbank dat er telkens sprake is van een vingerpenetratie, waarna er vingerbewegingen in de vagina worden gemaakt.
Ten aanzien van feit 2 en de door [naam 7] in haar aangifte beschreven handelingen constateert de rechtbank in het bijzonder dat er overeenkomsten op essentiële punten zijn. De aangeefsters moesten met hun rug richting de verdachte gaan staan en voorover bukken. De verdachte stond achter de aangeefsters, met de onderkant van zijn lichaam en/of buik en/of zijn stijve geslachtsdeel tegen de aangeefsters aan.
De rechtbank is van oordeel dat de handelswijze van de verdachte bij alle aan hem
tenlastegelegde feiten essentiële overeenkomsten vertoont. Het gaat derhalve om een soortgelijke modus operandi. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs op dat de verdachte de door aangeefster aangegeven handelingen bij haar heeft verricht.
Daar komt nog bij dat de getuige [naam 1] zeer kort na de gedraging van de verdachte, hevige emoties heeft waargenomen bij de aangeefster: zij verklaarde immers dat [slachtoffer] erg emotioneel was, huilde en dat het heel heftig was. Volgens [naam 1] reageerde [slachtoffer] normaliter alleen op een dergelijke manier als er wat ergs aan de hand was en ze verdrietig was. Dat kwam volgens [naam 1] niet vaak voor. [naam 1] benoemt tijdens het afleggen van haar getuigenverklaring, in december 2022, dat [slachtoffer] op dat moment nog altijd emotioneel is en hetgeen er gebeurd is haar nog altijd zwaar valt. Getuige [naam 2] bevestigt deze waarneming in zijn getuigenverklaring. Hij heeft meermaals met [slachtoffer] over het tenlastegelegde gesproken en telkens begon [slachtoffer] te huilen en maakte zij minder oogcontact. De rechtbank heeft tijdens het voorlezen van de slachtofferverklaring door [slachtoffer] eveneens waargenomen dat [slachtoffer] nog altijd emotioneel is: haar stem sloeg over en zij begon te huilen.
Juridische kwalificatie
Door de rechtbank dient vervolgens te worden beoordeeld hoe het handelen van de verdachte
dient te worden gekwalificeerd. Aan de verdachte is onder feit 1 primair tenlastegelegd verkrachting ex artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht en onder feit 2 aanranding ex artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting (feit 1) en aanranding (feit 2) te komen, moet worden vastgesteld dat de dader door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam danwel tot het dulden van ontuchtige handelingen.Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van zodanig dwingen slechts sprake kan zijn indien verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van feitelijkheden kan sprake zijn, indien handelingen van de dader plaatsvonden in een situatie waarin het slachtoffer afhankelijk is (geworden) van de dader en het voor het slachtoffer zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er daarom sprake was van dwang van de kant van de dader. Evenzeer kan van feitelijkheden worden gesproken als verdachte misbruik maakt van een overwicht op het slachtoffer en dat slachtoffer onder zodanige psychische druk zet dat het slachtoffer geen weerstand meer kan bieden.
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat
geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert dan of
sprake is geweest van 'andere feitelijkheden' waardoor de verdachte het slachtoffer heeft
gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen. De rechtbank
oordeelt in dit verband als volgt.
De verdachte had in zijn hoedanigheid als huisarts overwicht op [slachtoffer] , waardoor er een afhankelijkheidsrelatie tussen beiden bestond. In zijn hoedanigheid van huisarts en misbruik makend van de tussen een arts en zijn patiënte bestaande vertrouwensrelatie wist de verdachte, in de beslotenheid van de spreekkamer, [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van seksuele handelingen. Hierbij heeft verdachte het ten onrechte doen voorkomen tegenover [slachtoffer] alsof die handelingen in het kader van medische onderzoeken nodig en op de gebruikelijke medische wijze (lege artis) uitgevoerd waren. Daarnaast was [slachtoffer] - blijkens de aantekeningen die de verdachte nota bene zelf in haar medisch dossier maakte - een kwetsbare patiënte: zij had een intellectuele achterstand en kon onder meer moeilijk keuzes maken. [slachtoffer] verklaarde aangaande feit 1 dat zij haar benen bij elkaar deed, maar de verdachte deze weer uit elkaar deed. Toen de verdachte zei dat hij het moest onderzoeken en fatsoenlijk moest voelen of er iets is, heeft zij de verdachte daarop zijn gang laten gaan. Ten aanzien van feit 2 verklaarde [slachtoffer] dat zij aan de verdachte vroeg wat hij aan het doen was. De verdachte antwoordde daarop dat hij op deze manier het onderzoek deed. De verdachte heeft aldus bewust uitingen van weerstand door [slachtoffer] genegeerd en daarmee ingespeeld op haar psychische kwetsbaarheid. De verdachte handelde daarbij tevens onverhoeds en onvoorzien.
Gelet op de kwetsbaarheid aangeefster, de afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte als arts en aangeefster als patiënte, het psychische overwicht dat de verdachte had en het vertrouwen dat de aangeefster jarenlang in hem, als huisarts had, kon de aangeefster zich niet aan de situatie onttrekken. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een uit omstandigheden voortvloeiend overwicht, dat dwang impliceert. Er is dan ook sprake van andere feitelijkheden die ertoe hebben geleid dat de aangeefster niet in staat was zich te weren tegen het handelen van de verdachte.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair aan de verdachte tenlastegelegde
onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.