Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder wordt uitgelegd hoe tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
Wat zijn de relevante feiten?
7. Eiser is woonachtig te [woonplaats] , aan het adres [adres] . Dit op basis van een notariële akte van 13 december 1971, waarin is opgenomen dat aan hem een levenslang recht van vruchtgebruik toekomt. In de Basisregistratie Personen (BRP) stonden op dit adres ook ingeschreven de heer [naam zoon] (zoon van eiser) en de heer [naam] .
8. Het pand behoort in eigendom toe aan mevrouw [naam dochter] (dochter van eiser). Op de bovenverdieping bevindt zich de woning van eiser en op de benedenverdieping een voormalige winkel. Het winkelgedeelte wordt door de dochter van eiser verhuurd aan een derde. Het woon- en winkelgedeelte is door middel van (afgesloten) deuren van binnenuit met elkaar verbonden.
9. Op enig moment is door de dochter van eiser melding gemaakt van een verdachte situatie. De politie is naar aanleiding van deze melding binnengetreden in het pand.
De constateringen werden neergelegd in een bestuurlijke rapportage van 22 mei 2021. Uit de rapportage blijkt dat op woensdag 19 mei 2021 een tweetal in werking zijnde hennepkwekerijen met in totaal 995 hennepplanten werden aangetroffen. Deze hennepkwekerijen bevonden zich in twee ruimtes op de begane grond aan de achterzijde van de voormalige winkel. Bij het binnentreden van het woongedeelte werden aldaar aangetroffen eiser, de zoon van eiser en de heer [naam] .
10. Bij brief van 31 mei 2021 heeft de burgemeester eiser in kennis gesteld van het voornemen om tot sluiting van de woning voor de duur zes maanden over te gaan. Eiser heeft een zienswijze ingediend. De burgemeester heeft in de zienswijze geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken. De burgemeester heeft vervolgens de onder ‘inleiding’ opgenomen besluiten genomen.
Wat is het standpunt van eiser?
11. Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting van het woongedeelte op de bovenverdieping van het pand over te gaan, omdat van een verband tussen de woning en de aangetroffen hennepkwekerijen in het winkelgedeelte op de benedenverdieping geen sprake was. Eiser woonde (enkel) in het afgescheiden woongedeelte. Het winkelgedeelte werd door de eigenaresse verhuurd aan een derde. Eiser genoot daarvan geen vruchten en had daartoe ook geen toegang. De inpandige toegangsdeuren waren afgesloten en eiser beschikte niet over sleutels. Het vruchtgebruik zag (door rechtsverwerking) enkel nog het woongedeelte op de bovenverdieping van het pand. Ook fiscaalrechtelijk is het pand gesplitst in een woon- en winkelgedeelte.
12. Volgens eiser was de sluiting voorts onevenredig, vanwege een steeds verder verslechterende medische toestand. Zo is eiser bejaard en heeft hij dementie, kanker, diabetes, hoge bloeddruk en hartritmestoornissen. Naar eigen zeggen kan eiser enkel nog zitten en liggen en dus niet meer staan of lopen. Door deze medische toestand was eiser niet op de hoogte van de aanwezigheid van de hennepkwekerijen, zodat hem ter zake dan ook niets kan worden verweten. Daarnaast is eiser om die medische en financiële redenen aangewezen op de woning. Geschikte vervangende woonruimte was niet voorhanden. Ook stelt hij nog het tijdsverloop tussen het binnentreden en het feitelijk sluiten van de woning aan de orde, waaruit blijkt dat van een noodzaak geen sprake (meer) was. Bovendien had kunnen worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel.
13. Verder stelt eiser dat in de uitspraak op bezwaar een proceskostenveroordeling had dienen te worden uitgesproken. Dit nu het primaire besluit naar aanleiding van het bezwaar en de voorlopige voorziening is gewijzigd, nu daaraan een gebrek kleefde. Daarop wordt dan ook alsnog aanspraak gemaakt, alsook op een schadevergoeding.
14. Tot slot is door eiser ter zitting (mondeling) nog verzocht om een toekenning van immateriële schadevergoeding vanwege een schending van de redelijke termijn.
Wat is het standpunt van de burgemeester?
15. De burgemeester heeft sluiting van het volledige pand gelast voor de duur van zes maanden, vanwege het feit dat sprake was van een aanzienlijke overschrijding van het maximaal toegestane aantal hennepplanten voor eigen gebruik van maximaal vijf planten. Uit de hoeveelheid van 995 planten kan worden afgeleid dat deze bestemd waren voor handelsdoeleinden. De burgemeester acht zich daarom bevoegd op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Ook was de sluiting noodzakelijk en evenredig. Dit met name vanwege de ernst en de omvang van de overtreding, maar ook vanwege het feit dat het algemeen belang in dezen gediend is met handhaving.
16. Dat aan eiser geen verwijt kan worden gemaakt en het woongedeelte daarom niet gesloten had behoren te worden, volgt de burgemeester niet. Eiser is immers vruchtgebruiker van het volledige pand en had ook tot het winkelgedeelte wel degelijk toegang. In 2020 heeft eiser zelfs nog de toegang tot dit gedeelte van het pand verleend. De burgemeester stelt dan ook dat eiser redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de aanwezigheid van de hennepkwekerijen. In een dergelijk geval weegt de ernst van de overtreding zwaarder dan het persoonlijk belang van de betrokkene. Te meer nu sprake is van recidive en (gelet op de hoeveelheid planten) een ernstig geval en ondanks de aangevoerde bijzondere omstandigheden, die overigens onvoldoende zijn onderbouwd.
17. Tot een partiële sluiting had in dit geval ook niet overgegaan kunnen worden, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 februari 2020, waarin geoordeeld werd dat een pand met hetzelfde huisnummer in principe steeds in het geheel gesloten dient te worden. Het enkel sluiten van bepaalde delen daarvan is immers niet handhaafbaar, terwijl dit overigens ook in zou gaan tegen het doel van de sluiting.
18. De tijd tussen het aantreffen van de hennepkwekerijen en de daadwerkelijke sluiting van vier respectievelijk zeven maanden, acht de burgemeester voorts niet onredelijk lang en sluiting was ook nadien nog noodzakelijk. Er hebben zich immers zelfs na de feitelijke sluiting op 16 december 2021 nog diverse verdachte feiten voorgedaan, terwijl deze sluiting deels zo lang op zich heeft laten wachten door overmacht aan de zijde van de burgemeester (watersnood) en deels ten gevolge van de door eiser zelf verzochte voorlopige voorziening. Het volstaan met een minder ingrijpende maatregel wordt (mede) om die redenen én het Damoclesbeleid door de burgemeester ook niet passend gevonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Wat is het toetsingskader?
19. In artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet is het volgende bepaald:
"De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.”
20. In artikel 5:21, aanhef en onder a en b, van de Awb is het volgende opgenomen:
“Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.”
21. Ter uitvoering van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het Damoclesbeleid lokalen en woningen 2021 (Damoclesbeleid) vastgesteld.
22. In artikel 9, onder a, van het Damoclesbeleid is bepaald dat de woning wordt gesloten voor de duur van drie maanden indien sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst II behorend bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet. In artikel 11 van het Damoclesbeleid is bepaald dat de woning wordt gesloten voor de duur van zes maanden indien een dergelijke situatie een tweede keer wordt geconstateerd.
23. Onder ‘Reikwijdte van het beleid’ is vermeld dat de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang aanwezig wordt geacht indien sprake is van een handelshoeveelheid verdovende middelen, dan wel van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voor de uitleg waarvan aansluiting wordt gezocht bij het daartoe gestelde in de Aanwijzing Opiumwet. De bevoegdheid kan ook aanwezig zijn indien uit andere indicatoren dan handelshoeveelheden blijkt dat er sprake is van handel vanuit een pand. Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid:
- harddrugs: meer dan 0,5 gram, één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet
- softdrugs: meer dan 5 gram
- hennepplanten: meer dan 5 planten.
24. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit met inachtneming van het toetsingskader van de Afdeling.Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient op grond daarvan te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn. Dit zal in het hiernavolgende (onder andere) nader worden uiteengezet.
Heeft eiser nog procesbelang?
25. Nu de woning van eiser reeds van 16 december 2021 tot 16 juni 2022 gesloten is geweest, is de rechtbank allereerst genoodzaakt om (ambtshalve) te beoordelen of eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
26. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep bestaan als wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Wel wordt dan vereist dat door de betrokkene tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Eiser heeft in dat verband desgevraagd gesteld dat door hem diverse kosten werden gemaakt, zoals kosten huisarts en kosten voor de opvang van de hond van eiser, alsook schulden aan de zus van eiser vanwege zijn verblijf aldaar tijdens de sluiting. Daarnaast heeft eiser aanspraak gemaakt op een proceskostenvergoeding vanwege een hangende het bezwaar hersteld gebrek. De rechtbank vindt dat eiser daarmee tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de woningsluiting. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van onderhavig beroep.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
27. De rechtbank stelt vast dat in het pand 995 hennepplanten zijn aangetroffen. Niet in geschil is dat deze hoeveelheid (meer dan) voldoende is om aan te nemen dat deze niet voor eigen gebruik, maar voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd is. Gelet daarop was de burgemeester bevoegd om het pand te sluiten.
28. Dat de burgemeester slechts bevoegd was tot sluiting van het voormalige winkelgedeelte (en dus niet ook de woning van eiser op de bovenverdieping) volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk sprake van een functionele en bouwkundige eenheid. Er is immers sprake van één pand met één huisnummer en één eigenaar. Het woon- en winkelgedeelte is door middel van inpandige deuren met elkaar verbonden. De burgemeester mocht ervan uitgaan dat eiser een recht op vruchtgebruik heeft voor het gehele pand, zoals nog altijd uit het kadaster blijkt.
29. Dat het gerechtshof in fiscale zin niet is uitgegaan van een eenheid doet aan het hiervoor genoemde niet af, nu in die procedureenkel een aanslag onroerendezaakbelasting eigenaar en een aanslag watersysteemheffing gebouwd eigenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg (BSGW) aan de orde was. In de door eiser genoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2016 is - in tegenstelling tot hetgeen eiser stelt - ook niet uitdrukkelijk geoordeeld dat eiser ten gevolge van rechtsverwerking enkel nog vruchtgebruiker is van het woongedeelte.
30. Naar het oordeel van de rechtbank was de burgemeester dus bevoegd om het gehele pand te sluiten. De sluiting van het pand voor de duur van zes maanden is voorts in overeenstemming met het Damoclesbeleid, zodat het aankomt op de vraag of de sluiting van het pand noodzakelijk en evenredig was.
Was sluiting van de woning noodzakelijk?
31. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
32. Van belang daarvoor is dat in dezen twee volledig ingerichte hennepplangates met in totaal 995 hennepplanten werden aangetroffen. Hetgeen de burgemeester terecht kwalificeert als een ernstig geval, nu dit een grote overschrijding betreft van de maximaal toegestane hoeveelheid hennepplanten.
33. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat alsdan (in beginsel) mag worden aangenomen dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Hetgeen een belang bij sluiting oplevert, ondanks het feit dat geen daadwerkelijke overlast of feitelijke drugshandel geconstateerd werd. Te meer nu sprake is van recidive (de woning van eiser werd in 2015 al eens gesloten om vergelijkbare redenen).
34. Het tijdverloop tussen de constatering en feitelijke sluiting van zeven maanden, maakt het hiervoor genoemde niet anders. Deze termijn kan volgens de rechtbank - met inachtneming van de vaste rechtspraak van de Afdeling - niet als onredelijk worden aangemerkt.Te meer nu dit, zoals de burgemeester terecht opmerkt, (mede) het gevolg was van overmacht (watersnood) en de door eiser zelf verzochte voorlopige voorziening. Het tijdsverloop heeft dan ook niet tot gevolg dat de sluiting van het pand, daaronder op grond van al het hiervoor genoemde tevens begrepen de woning, niet meer noodzakelijk was.
Was sluiting van de woning evenredig?
35. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester het met de sluiting van het pand beoogde doel en het daarmee gediende belang zwaar heeft mogen laten wegen. Er is immers niet enkel sprake van een grote overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid hennepplanten, maar ook van recidive. Louter en alleen zeer zwaarwegende belangen aan de zijde van eiser zouden dan ook kunnen leiden tot de conclusie dat de sluiting van het pand voor de duur van zes maanden onevenredig is. Dergelijke zeer zwaarwegende belangen zijn in onderhavig geval niet aan de orde.
36. Zoals onder r.o. 28 en 29 reeds overwogen, is niet vast komen te staan dat eiser ten gevolge van rechtsverwerking enkel nog vruchtgebruiker is van het woongedeelte, zodat alle overige delen van het pand volgens de rechtbank dus ook onder de verantwoordelijkheid van eiser vallen. Eiser had daardoor in ieder geval redelijkerwijs op de hoogte kunnen en moeten zijn van de aanwezigheid van de hennepkwekerijen. Dat eiser dat feitelijk niet was omdat hij geen sleutels en dus geen toegang tot het winkelgedeelte van het pand had - hetgeen de rechtbank overigens niet aannemelijk acht - komt voor zijn risico en rekening.
36. De door eiser overgelegde medische gegevens maken dit niet anders, nu daaruit ook niet kan worden afgeleid dat eiser om die reden(en) niet op de hoogte had kunnen zijn van de hennepkwekerijen. Aan eiser kan dus wel degelijk een persoonlijk verwijt gemaakt worden, zodat de sluiting van het pand om die redenen niet onevenredig is.
38. Ook kan uit de medische gegevens niet expliciet worden afgeleid dat sprake is van een bijzondere binding met de woning. Wel blijkt daaruit dat eiser een groot aantal aandoeningen heeft, waarvoor hij diverse vormen van medicatie moet gebruiken en dat hij aangewezen is op intensieve hulp en begeleiding. Daaruit volgt echter niet dat eiser juist op deze woning is aangewezen, of dat zijn gezondheidsproblemen zouden verergeren als hij in een andere woning zou verblijven. In tegendeel, uit de medische gegevens volgt dat een verblijf elders wellicht aangewezen is gelet op de mobiliteitsproblemen van eiser. Bovendien is niet gesteld, noch gebleken dat de sluiting en/of de daarmee verband houdende consequenties van (onder meer) het verblijf van eiser elders, negatieve medische gevolgen voor eiser hebben gehad. Het besluit is ook daarom dus niet onevenredig.
39. Ook het standpunt van eiser dat het besluit onevenredig zou zijn omdat geschikte vervangende woonruimte voor eiser én zijn hond om financiële redenen niet voorhanden zou zijn volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft genoegzaam onderbouwd dat er voor eiser - gelet op zijn medische klachten - passende woonruimte op korte termijn gevonden zou kunnen worden via verschillende instanties. Gesteld noch gebleken is dat eiser heeft getracht via die aangedragen kanalen aan vervangende woonruimte te komen. Verder is ter zitting gebleken dat eiser op het moment van de sluiting van de woning wel degelijk over vervangende woonruimte beschikte, namelijk bij zijn zus. Dit betekent dat eiser door de sluiting niet op straat kwam te staan, terwijl door eiser niet aannemelijk gemaakt is dat daaraan dusdanige kosten verbonden waren dat op grond daarvan van sluiting had moeten worden afgezien.
Vergoeding van de proceskosten in bezwaar
40. Voor een vergoeding van de door eiser gemaakte kosten in bezwaar vanwege een gebrek in het primaire besluit ziet de rechtbank geen aanleiding.
41. In dat kader is van belang dat kosten, die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb enkel door de burgemeester vergoed dienen te worden indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan de burgemeester te wijten onrechtmatigheid.
42. Van herroepen is in het geval van een heroverweging als bedoeld in artikel 7:11 van de Awb slechts sprake indien het primaire besluit naar aanleiding daarvan wordt gewijzigd voor wat betreft het rechtsgevolg. Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat ook deze beroepsgrond niet slaagt.
Conclusie en materiële schadevergoeding
43. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor zover eiser een vergoeding heeft willen vorderen voor de ten gevolge van de sluiting geleden materiële schade, stelt de rechtbank vast dat hij niet voor schadevergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schadevergoeding
44. De vraag of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door verweerder en de bestuursrechter is behandeld, het processuele gedrag van eiseres tijdens de hele procesgang, en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van eiseres.
45. De redelijke termijn voor de behandeling van het beroep, inclusief de procedure in bezwaar, bedraagt in beginsel twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan.
46. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift van eiser door de burgemeester op
11 oktober 2021 tot de datum waarop de rechtbank deze einduitspraak doet, is de termijn van twee jaren nog niet verstreken. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.