De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“In artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) is
bepaald dat, in afwijking van artikel 7:2 van de Awb, de belanghebbende wordt gehoord op
zijn verzoek. Eiser heeft niet betwist dat hij in bezwaar niet heeft verzocht om een
hoorzitting. Volgens hem was dat ook niet vereist en had verweerder hem ook zonder
verzoek gelegenheid moeten geven om te worden gehoord. Ter onderbouwing van deze
stelling heeft hij ter zitting gewezen op het Besluit fiscaal bestuursrecht. Daarin is bepaald
dat het initiatief voor het horen van een belanghebbende, in afwijking van artikel 25, eerste
lid van de Awr, bij de inspecteur ligt. Eiseres stelt dat dit besluit ook op de onderhavige
zaak van toepassing is. De rechtbank overweegt dat het Besluit fiscaal bestuursrecht een
beleidsregel van de Staatssecretaris van Financiën betreft welke is gericht aan de
Belastingdienst. Op grond van artikel 4:81, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan
met betrekking tot een door hem of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel
door hem gedelegeerde bevoegdheid, beleidsregels vaststellen. Een bestuursorgaan kan
echter niet worden gebonden door een beleidsregel die een ander bestuursorgaan voor de
uitoefening van een eigen bevoegdheid heeft vastgesteld. Verweerder kan daarom niet
worden gebonden door de beleidsregels van de Staatssecretaris van Financiën. Dit zou
slechts anders zijn indien verweerder de (analoge) toepassing van deze beleidsregels heeft
aanvaard. Verweerder heeft het Besluit fiscaal bestuursrecht echter niet van overeenkomstige
toepassing verklaard. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de
beroepsgrond van eiser dat hij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord slaagt niet.”