ECLI:NL:RBLIM:2023:5892

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
03.105059.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter met bewezenverklaring van ontucht en seksueel binnendringen

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen 12 jaar oud was. De verdachte heeft deels bekend, maar ontkende het seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en deze gebruikt als bewijs. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2008, waarbij het slachtoffer herhaaldelijk werd misbruikt in de woning van de verdachte, alsook op andere locaties zoals in de bioscoop en op de rommelmarkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontucht heeft gepleegd en dat hij ook seksueel binnengedrongen is bij het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbare positie van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn verstandelijke beperking en de zorg voor zijn zoon.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van € 25.170,76, waarvan € 25.000,00 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de immateriële schade vastgesteld op € 3.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2008. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.105059.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1969,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. T.J.N. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 september 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De gemachtigde van de benadeelde partij is op de zitting gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:ontucht heeft gepleegd met zijn toenmalige stiefdochter [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.
Feit 2:handelingen heeft gepleegd met zijn toenmalige stiefdochter [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Daartoe heeft hij verwezen naar de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] die de officier van justitie betrouwbaar en consistent acht. Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [naam zus] (zus van aangeefster), [naam broer] (broer van aangeefster), [naam moeder] (moeder van aangeefster) en de verdachte zelf, waarin hij bekent dat hij met zijn hand in aangeefsters onderbroek is geweest en dat zij hem heeft afgetrokken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster geen steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster innerlijk tegenstrijdig zijn en op essentiële punten aantoonbaar onjuist.
Ook moet rekening worden gehouden met de persoon van de verdachte. De verdachte betreft een kwetsbaar persoon en heeft een verstandelijke beperking. Hij heeft verklaard dat hij zich veel niet kan herinneren en lijkt onder druk toch zaken te willen toegeven die niet hebben plaatsgevonden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de raadsman, beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal hiertoe eerst het juridisch kader inzake zedenzaken schetsen. Vervolgens zal zij uiteenzetten waarom zij de verklaringen van aangeefster wél betrouwbaar acht en waarom zij van oordeel is dat die verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Juridisch kader
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Alleen de verklaring van de aangeefster/aangever is, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster of aangever, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (slachtoffer) heeft afgelegd. Enkel een de auditu-verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wél kan een verklaring van een getuige die (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster/aangever op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde. [2]
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster innerlijk tegenstrijdig en aantoonbaar onjuist zijn. De rechtbank volgt de verdediging niet in dat standpunt.
Aangeefster heeft twee verklaringen afgelegd over hetgeen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 heeft plaatsgevonden. Haar verklaring tijdens het informatief gesprek zeden op 22 december 2022 stemt niet alleen op essentiële, maar ook op schijnbaar ondergeschikte onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte drie weken later. Tijdens de verhoren heeft aangeefster consistent en voldoende specifiek verklaard over de intensiteit, frequentie en duur van de seksuele handelingen die de verdachte met haar zou hebben uitgevoerd. In haar verhoren heeft aangeefster namelijk telkens op significante punten op min of meer gelijkluidende wijze het volgende verklaard over de ten laste gelegde seksuele handelingen en andere omstandigheden waaraan bij de beoordeling betekenis toekomt:
- ten aanzien van de locatie: het misbruik vond voornamelijk plaats in de woonkamer of op haar slaapkamer van de woning van de verdachte, gelegen aan de [adresgegevens verdachte] , maar het is ook één keer in de badkamer gebeurd, één keer in het zwembadje in de tuin, één keer op de rommelmarkt en één keer in de bioscoop;
- ten aanzien van het tijdstip: het misbruik vond plaats als haar moeder niet thuis was; meestal werd aangeefster ’s avonds uit bed gehaald als haar moeder was werken. Het gebeurde soms ook overdag op de slaapkamer van aangeefster als er verder niemand thuis was;
- ten aanzien van de periode en frequentie: het seksueel misbruik is begonnen toen aangeefster 10 jaar oud was en is gestopt toen zij 12 jaar oud was. Aangeefster heeft het, na ongeveer één jaar, aan haar broer en zusje verteld. Het seksueel misbruik is toen een tijd gestopt, maar op een gegeven moment begon de verdachte weer aan haar te zitten. Uiteindelijk heeft aangeefster het ook tegen een juf op de basisschool verteld, waarna een aantal hulpinstanties is ingeschakeld. Uiteindelijk is aangeefster met haar moeder, broer en zusje in december 2007 verhuisd.
- ten aanzien van de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen plaatsvonden:
aangeefster werd vaak ’s avonds door de verdachte uit bed gehaald. Zij moest dan mee naar de woonkamer. De verdachte wilde dan dat zij aan hem ging zitten. Hij zat dan ook aan haar. Als het genoeg was, stuurde hij haar weer naar boven. De verdachte kwam nooit klaar. Overdag kwam de verdachte, als moeder was werken, naar de slaapkamer van aangeefster en ging hij naast haar op bed zitten.
- ten aanzien van de seksuele handelingen: de seksuele handelingen waarover aangeefster heeft verklaard zijn zeer specifiek van aard.
Daarnaast vinden de verklaringen van aangeefster op onderdelen steun in de verklaringen van haar broer, zusje, moeder én de verdachte, afgelegd bij de politie. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster derhalve betrouwbaar.
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster ( [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] 1996, heeft onder meer verklaard:
Ik was 10 jaar oud toen het seksueel misbruik door mijn stiefvader [verdachte] (hierna ook: de verdachte) begon, dat was rond 2006. Het heeft geduurd tot mijn 12e. Het gebeurde in de woning van mijn stiefvader gelegen aan de [adresgegevens verdachte] .
Het begon dat hij bij mij in de douche kwam staan en tegen mij aan kwam staan. Hij had geen kleren aan en ik had ook geen kleren aan. Hij kwam steeds dichter bij mij staan en hij wreef over mijn armen. Hij drukte zijn lichaam tegen mijn lichaam aan. Hij stond met zijn buik naar mijn buik toe. Toen kwam mijn moeder de badkamer op en heeft mij onder de douche uit getrokken.
Het begon steeds vaker dat hij mij ’s avonds als mijn moeder nachtdienst had, uit bed kwam halen. Hij kwam ook vaker, als mijn moeder werken was, overdag naar mijn kamer en ging dan aan mij zitten. Het is één keer in de bioscoop gebeurd. Eén keer op de badkamer en op de rommelmarkt één keer. De verdachte kwam mij vaker ’s avonds uit bed halen. Ik moest dan mee naar de woonkamer. Hij wilde dan dat ik aan hem ging zitten. Hij ging dan aan mij zitten. Als het genoeg was, stuurde hij mij weer naar boven. Dit gebeurde ongeveer 2 à 3 keer in de week als mijn moeder avond- of nachtdienst had.
Met aan hem zitten bedoel ik zijn piemel strelen. In het begin hoefde ik niet meer te doen. Hij verwachtte steeds meer. Ik moest zijn piemel in mijn mond doen. Hij ging ook steeds verder bij mij. Hij ging met zijn vingers bij mijn vagina strelen. Daarna ging hij met zijn vingers in mijn vagina en met zijn mond ook. Hij ging met zijn tong over mijn vagina heen. Hij ging over mijn borst strelen. Hij likte mijn vagina bij de binnenkant, bij mijn schaamlippen. Ik moest zijn piemel aaien en vasthouden. Hij pakte dan mijn hand vast en pakte met mijn hand zijn piemel vast en ging op en neer. Op een gegeven moment was hij er klaar mee. Hij deed dan mijn hand weg en zei dat ik naar boven moest gaan. Ik moest zijn piemel ook in mijn mond doen. Hij duwde zijn piemel dan steeds verder in mijn mond en ging dan op en neer in mijn mond. Hij lag dan op de bank en ik hing boven hem. Zijn benen lagen op de bank. Hij kwam dan niet klaar, maar stuurde mij gewoon naar boven als hij er klaar mee was. Het gebeurde ook als mijn moeder ochtenddienst had. Ik was dan altijd boven op mijn kamer. Hij kwam dan op mijn kamer en kwam dan naast me zitten en dan begon hij mij aan te raken. Hij kwam naast me zitten en ging met zijn vingers in mijn broek en raakte mijn vagina aan. Hij ging met zijn vingers in mijn vagina. Zijn vingers deed hij dan op en neer bewegen, daar bleef het dan bij. Het kwam niet vaak voor dat hij naar mijn kamer kwam overdag. Alleen als mijn broer en zusje niet thuis waren. Hij aaide over mijn borsten en zei dat hij niet kon wachten tot ik borsten had.
Het is één keer gebeurd dat we hadden gezwommen in de achtertuin met de verdachte, mijn broer en zusje. We moesten toen allemaal om de beurt naar boven om af te drogen. Eerst gingen mijn broer en zusje. Toen zij naar boven waren, moest ik de verdachte in het zwembad aanraken aan zijn piemel. Ik moest met mijn hand op en neer gaan over zijn piemel. Mijn hand was toen om zijn piemel heen. Daarna stuurde hij mij naar boven toe. Toen ik naar boven ging, kwam hij achter me aan en legde hij mij op de badkamergrond. Ik heb op de badkamer mijn eigen badpak uitgetrokken. De verdachte heeft zijn zwem-broek uitgetrokken. Toen ik op de grond lag, ging hij met zijn mond naar mijn schaam-lippen en ging hij met zijn tong mijn schaamlippen likken. Met zijn vingers ging hij in mijn vagina en ging daarmee op en neer. Toen hij hoorde dat mijn zusje naar boven kwam, stond hij op. Ik lag nog op de grond toen mijn zusje de badkamer binnen kwam. Zij pakte haar haarborstel en ging toen weer weg.
Het is ook een keer gebeurd in de bioscoop. Ik was toen met de verdachte en mijn zusje naar de bioscoop. De verdachte zat tussen ons in. Toen de film begon legde de verdachte zijn hand tussen mijn benen en ging met zijn hand over mijn vagina. Hij streelde mij over mijn kleding. Hij zei dat het een geheim was en dat ik het tegen niemand mocht zeggen, omdat wij anders weg moesten. Ook zei hij dat het mijn moeders schuld was dat zij hem niet genoeg gaf.
De verdachte stond vaker met spullen op de rommelmarkt. Eén keer zei hij dat ik iets mocht uitzoeken. Ik heb toen een grote knuffelhond uitgezocht. Deze moest ik van hem op mijn schoot leggen en hij ging toen met zijn hand in mijn broek. Hij ging toen met zijn vingers over mijn vagina. Hij ging met zijn vingers in mijn broek, maar boven mijn onderbroek. Op de rommelmarkt is dit maar één keer gebeurd.
Ik weet niet meer precies wat de laatste keer is geweest. Ik heb het na ongeveer één jaar tegen mijn broer en zusje verteld toen we buiten aan het spelen waren. Mijn broer was boos en ging heel slecht praten over de verdachte. Ik weet niet meer wat hij zei, maar wel dat ik het tegen mijn moeder moest vertellen. Ik heb mijn moeder in grote lijnen verteld wat er is gebeurd, maar niet gedetailleerd. Zij is toen met de verdachte gaan praten. Ik moest erbij komen zitten. Hij moest toen van mijn moeder sorry zeggen en dat het nooit meer mocht gebeuren. Ik had gehoopt dat we na het gesprek weg zouden gaan, maar dat was niet zo. De verdachte heeft toen een tijdje niets gedaan, maar op een gegeven moment begon hij weer aan me te zitten. Als we ’s avonds naar bed moesten stuurde hij mij als laatste naar bed zodat hij nog aan me kon zitten. Hij haalde me niet meer uit bed. Het misbruik stopte toen ik het op school had verteld tegen een juf. Ik zat toen in groep 6 of 7. Ik was toen bijna 12 jaar oud. [3]
Getuige [naam zus]
Deze getuige ( [naam zus] ), het zusje van aangeefster, heeft onder meer het volgende verklaard.
Veel details weet ik niet. Ik weet dat ze het op een gegeven moment heeft verteld tegen mijn broer en mij, op een bankje bij de speeltuin. Ik kan me veel gehuil herinneren. Mijn broer en ik hebben [slachtoffer] de belofte gemaakt dat we haar zouden beschermen tegen de verdachte. We hebben het er toen ook over gehad dat ze het tegen mijn moeder moest vertellen, maar dat durfde ze nog niet.
Ik kan me van het zwembad herinneren dat mijn broer en ik eerder moesten gaan douchen en omkleden. [slachtoffer] mocht met de verdachte in het zwembad blijven zitten. Ik zag de verdachte naast [slachtoffer] zitten in het zwembad. Ze zaten heel dicht op elkaar, maar verder kon ik niet veel zien. Dat [slachtoffer] met de verdachte in de badkamer was en dat ik binnen kwam om iets te pakken, weet ik alleen uit verhalen. Ik weet daar niks meer van, maar later zei [slachtoffer] tegen mij ‘dankjewel dat je de badkamer op kwam’ of woorden van gelijke strekking. Het kwam vaker voor dat [slachtoffer] langer mocht opblijven of dat zij wakker werd gemaakt. Het voelde voor mij alsof mijn zus door de verdachte werd voorgetrokken. Dit was als mijn moeder er niet was. [4]
Getuige [naam broer]
Deze getuige ( [naam broer] ), de broer van aangeefster, heeft onder meer het volgende verklaard.
[slachtoffer] heeft tegen [naam zus] en mij verteld dat de verdachte aan haar zat. Ze heeft het verteld op een dag toen we buiten waren. Ik denk dat ik toen in de brugklas zat. Dit was in een speeltuintje op de heen of terugweg naar de bibliotheek. Ik kan mij niet herinneren wat [slachtoffer] precies zei, maar ik wist wel dat het niet oké was. Ik wist op dat moment ook al dat er iets niet klopte en dat er iets bezig was doordat ik al vaker dingen had gezien die niet kunnen, zoals dat de verdachte op de bank aan [slachtoffer] zat. Dat hij met zijn hand in haar broek zat bijvoorbeeld. Ik weet niet meer precies hoe vaak dat was, maar wel dat het vaker was. Ik weet ook nog dat het in het zwembad is gebeurd. Ik moest dan eerder weg en [slachtoffer] mocht blijven. Toen keek ik vanuit het raam en zag ik dat. Ik heb tussen de één en vijf keer gezien dat de verdachte in haar onderbroek heeft gezeten. Ik voelde dat het niet oké was, maar waarom wist ik niet. [5]
Getuige [naam moeder]
, moeder van aangeefster, heeft onder meer het volgende verklaard.
Ik deed de post en [slachtoffer] was die keer met mij meegegaan. [slachtoffer] zei dat ze mij iets wilde vertellen en ze vroeg of ik dan niet boos wilde worden. [slachtoffer] zei tegen mij dat de verdachte dingen met haar deed die niet goed waren. We zijn toen thuis gekomen. De verdachte stond in de keuken. Ik heb tegen hem gezegd dat [slachtoffer] mij iets had verteld en dat ik haar geloofde. Ik heb toen aan de verdachte gevraagd wat er van waar was. De verdachte zei toen “het is zo, maar ze is zo mooi”. Ik weet nog dat ik [slachtoffer] een keer onder de douche uit heb gehaald. Zij stond daar samen met de verdachte. Dit was voordat [slachtoffer] melding heeft gedaan. Ik ben naar de verdachte gegaan en ik heb hem gevraagd waar hij mee bezig was. Ik dacht toen dat dit een eenmalige actie was. Hij zei toen sorry en dat het stom van hem was. [6]
De verdachte
De verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard.
Ik weet niet meer alles. Ik heb er spijt van. Het is zoveel jaar geleden. Ik weet nog dat ik bij haar in de broek ben geweest. Dit was beneden op de bank in mijn woning.
(Opmerking rechtbank: O: is een opmerking van de verbalisanten, V is een vraag van de verbalisanten, A het antwoord van verdachte).
V: Je zegt ik weet er niet meer alles van want het is al lang geleden, wat weet je wel nog?
A: Dat ik bij haar in de broek ben geweest.
V: Wat was dat dan?
A: Wat ik fout gedaan had.
V: Wat heb je fout gedaan dan?
A: Ik zei al, ik weet niet meer alles.
V: Wat dan?
A: Dat ik bij haar in de broek ben geweest.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Weet ik niet precies. Twee keer ofzo weet ik niet precies.
V: Wat vind je ervan dat zij aangifte gedaan heeft?
A: Ja.. Het is logisch dat het niet goed is wat er gebeurd is.
V: Wat vind je ervan dat ze daar aangifte van gedaan heeft?
A: Ja, is wel erg wat ik gedaan heb, maar waarom pas na 16 jaar? 16 of 17 jaar. Het is erg wat ik gedaan heb, die twee dingen wat ik zei.
V: Je zegt ik heb er spijt van, vertel eens?
A: Over dat in de douche, en dat bij haar in de broek. Ik heb daar spijt van. Dat heb ik ook gezegd.
O: Je zei je was met je hand in de onderbroek.
O: Tijdens het voorlezen door de advocaat merkt de verdachte op: Ik heb wel wat aangeraakt, maar niet met de vinger in geweest.
V: Je zegt dat het twee keer gebeurd is dat je met je hand in haar onderbroek was en een keer onder douche, maar [slachtoffer] heeft verklaard dat zij 10 jaar oud was toen het begon en dat zij 12 jaar oud was toen het seksueel misbruik stopte. Vertel?
A: Ik heb echt geen twee jaar aan die meid gezeten.
V: Wat dan wel?
A: Nee. Dat weet ik niet precies. Misschien een paar maanden of een half jaar. Absoluut niet twee jaar, daar durf ik mijn huis voor in de fik te steken.
V: Wat is daar dan gebeurd in het zwembad?
V: Hoe vaak is dat gedaan dat ze jou moest aftrekken?
O: [verdachte] steekt een vinger omhoog.
V: Ik zie dat je je vinger omhoog steekt?
A: Is één keer gebeurd. [7]
Bewijsoverweging
Niettegenstaande de ontkenning van de verdachte dat hij bij aangeefster seksueel is binnengedrongen, acht de rechtbank dit toch bewezen op basis van hetgeen hierboven is opgenomen. De rechtbank heeft al overwogen dat zij de verklaringen van aangeefster betrouwbaar vindt. Aangeefster heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen. De rechtbank heeft geen aanleiding de aangeefster op dit specifieke punt niet te geloven. Daar komt bij dat de verklaring over de setting waarbinnen het binnendringen zou zijn gebeurd (op de badkamer, nadat aangeefster en verdachte in een zwembadje in de tuin hadden gezeten), steun vindt in de verklaringen van de broer en het zusje over dat zwembadje én de herinnering van het zusje dat aangeefster dankbaar was dat zij de badkamer was binnengekomen.
Conclusie
De bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien leveren naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 ontucht heeft gepleegd met zijn stiefdochter [slachtoffer] , die destijds de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt (feit 1) en acht tevens bewezen dat hij seksueel bij haar is binnengedrongen (feit 2).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, bestaande die ontucht telkens hierin dat hij
- de vagina en de borsten van [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt,
- de hand van [slachtoffer] op zijn penis heeft gelegd en vervolgens [slachtoffer] met haar hand op- en neergaande bewegingen heeft laten maken en zijn penis heeft laten strelen door [slachtoffer] ,
- zijn hand in de onderbroek van [slachtoffer] heeft gedaan en
- aan de vagina van [slachtoffer] heeft gelikt.
feit 2:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd
feit 2
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de proces-opstelling van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij strafoplegging rekening te houden met de persoon van de verdachte en zijn blanco strafblad. De verdachte heeft openheid van zaken gegeven en spijt betuigd. Hij zal zijn baan en woning verliezen bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast heeft de verdachte de zorg voor zijn zoon, die een verstandelijke beperking heeft en bij hem woont. Een taakstraf is passend, gelet ook op vergelijkbare zaken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer] meermalen seksueel misbruikt. Dit misbruik is begonnen toen [slachtoffer] nog maar 10 jaar oud was en heeft mede bestaan uit seksueel binnendringen. De verdachte had als stiefvader één van de belangrijkste bakens van veiligheid en geborgenheid voor [slachtoffer] moeten zijn. In plaats daarvan heeft hij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene en als stiefvader op haar had. Hij heeft alleen maar oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, zonder zich te bekommeren om de schade die hij daarmee bij [slachtoffer] en de overige gezins- en familieleden aanrichtte. De verdachte heeft door zijn handelen op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Daarbij heeft hij tevens het vertrouwen dat haar moeder in hem mocht stellen als partner en stiefvader zeer ernstig beschaamd. Maar dat niet alleen. Ook haar broer en zus lijden nog steeds onder het gebeuren. Laatstgenoemden hebben op de zitting van de rechtbank een slachtofferverklaring laten voorlezen. Daarin merken zij op: “Dat [slachtoffer] na zoveel jaren eindelijk aangifte heeft gedaan, is niet omdat ze na alles gewoon vrolijk verder kon met haar leven. Het heeft jaren geduurd voordat ze er klaar voor was. Wij hebben [slachtoffer] moeten zien worstelen met school, relaties of überhaupt het leven. We dragen haar verdriet met ons mee.”
Ontucht en seksueel binnendringen zijn zeer ernstige feiten. Dergelijke feiten brengen niet alleen bij de direct betrokkenen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar ook in de gehele maatschappij. In beginsel worden voor dit soort feiten dan ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf weliswaar past bij de feiten, maar niet bij de (kwetsbare) persoon van de verdachte. In dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook na het plegen van deze feiten, inmiddels 15 jaar geleden, is de verdachte niet meer met justitie in aanraking geweest. De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het advies van de reclassering van 14 september 2023. Daaruit volgt dat de verdachte wordt gezien als een kwetsbare man; er is sprake van beperkte verstandelijke vermogens en de verdachte kan zaken moeilijk overzien. Randvoorwaardelijk heeft de verdachte zijn leven goed op orde. Hij woont samen met zijn jongste verstandelijk beperkte zoon waar hij de zorg voor heeft. Daarnaast heeft de verdachte een koopwoning en inkomen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. In geval van een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf. Daarbij merkt de reclassering op dat de verdachte geen financiële reserves heeft, waardoor er de kans is dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de verdachte zijn hypotheek niet meer kan betalen en zijn woning zal kwijtraken.
Gelet op de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en in het bijzonder het belang van de bij de verdachte inwonende zoon, ziet de rechtbank af van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat neemt echter niet weg dat uit het oogpunt van normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding een forse straf op zijn plaats is. De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de ernst van de feiten te onderstrepen en de verdachte te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 25.170,76, waarvan € 25.000,00 voor geleden immateriële schade. Voor wat betreft de immateriële schade is aansluiting gezocht bij de smartengeldgids. De materiële schade is onderverdeeld in de schadeposten: reiskosten (€ 120,00) en factuur huisarts (€ 50,76).
Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schade heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat dit bedrag, gelet op vergelijkbare zaken, moet worden gematigd.
Voorts heeft de officier van justitie gevraagd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat sprake is van psychisch letsel. Daarnaast is de raadsman van mening dat het causaal verband tussen de feiten en de opgevoerde immateriële schade moeilijk is vast te stellen omdat er in het dossier diverse oorzaken worden genoemd voor de klachten van het slachtoffer. Daarmee levert de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Ook heeft de raadsman gewezen op vergelijkbare zaken waarbij fors lagere bedragen aan smartengeld zijn toegekend. Tot slot heeft de raadsman verzocht om de ingangsdatum van de wettelijke rente op een latere datum vast te stellen, omdat het niet voor rekening van de verdachte moeten komen dat het slachtoffer pas jaren later aangifte heeft gedaan.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schade is door de verdediging niet betwist en is geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Nu de vordering de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt zij voor toewijzing gereed.
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade ex artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts in beperkte gevallen toewijsbaar is. De Nederlandse wet kent immers een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 BW geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die het slachtoffer stelt te hebben geleden, valt onder categorie b. Uit het eerste lid onder b van voormeld artikel volgt dat voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, indien de benadeelde (onder meer) in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door de verdachte gepleegde feiten een ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit van het slachtoffer, waardoor zij in haar persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig.
Bij de begroting van de immateriële schade in deze zaak houdt de rechtbank met name rekening met de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden, zoals deze zijn benoemd bij de strafmaatbepalende factoren en met de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en ziet daarin reden om een (aanmerkelijk) lagere vergoeding toe te kennen, dan de vergoeding die wordt gevorderd. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 BW en begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 3.500,00. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering daartoe, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen voor het hiervoor vastgestelde bedrag van de schade van het slachtoffer.
Proceskosten
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt ten behoeve van rechtsbijstand. Deze worden als gevorderde proceskosten aangemerkt. De gevorderde proceskosten ad. € 10,00 zullen dan ook worden toegewezen.
Wettelijke rente
Op grond van artikel 6:119 BW is de wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat de schade optreedt. De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen reden om daarvan af te wijken en zal de wettelijke rente laten ingaan vanaf 1 januari 2008.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op 10,00 euro;
  • verklaart de vordering tot immateriële schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk;
  • legt aan de verdachte op
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. D.W.H.M. Wolters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 oktober 2023.
Buiten staat
Mr. D.W.H.M. Wolters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996,
bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte,
- de vagina en/of de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of aangeraakt en/of gestreeld en/of
- de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis, heeft gelegd en/of vervolgens die [slachtoffer] met haar hand op- en neergaande bewegingen heeft laten maken en/of zijn, verdachtes, penis heeft laten strelen door die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, registratienummer 2022197095-1, gesloten op 17 april 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 208.
2.HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , dossierpagina’s 10 tot en met 18.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam zus] , dossierpagina’s 31 tot en met 36.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam broer] , dossierpagina’s 40 tot en met 44.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder] , dossierpagina 95.
7.Het proces-verbaal van de verklaring van de verdachte, dossierpagina’s 192 tot en met 208.