ECLI:NL:RBLIM:2023:5809

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 2027
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning na hennepkwekerij

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 28 september 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker, eigenaar van een woning die verhuurd was, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Venlo, dat hem verplichtte de woning te sluiten vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker en zijn kinderen ten tijde van de inval niet in de woning woonden en dat zijn claim dat hij er weer is gaan wonen niet onderbouwd is. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien hij geen bewijs heeft geleverd van zijn huidige woonstatus in de woning. Bovendien is het besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig, gezien de bevindingen van de politie en de zorgplicht van de verhuurder. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, wat betekent dat de burgemeester de woning kan sluiten zonder te wachten op de uitkomst van het bezwaar. Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2027

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigden: mr. J.H.L. Antonides en mr. T.J.N. Hameleers),
en

de Burgemeester van de gemeente Venlo

(gemachtigde: mr. E.P.B. Moors), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 16 augustus 2023 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd (bestreden besluit) die ertoe strekt dat hij met ingang van 31 augustus 2023 de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) moet sluiten en voor een jaar gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft de burgemeester voorafgaand aan de zitting gevraagd of de burgemeester bereid is om in afwachting van de zitting en de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit. De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank laten weten het besluit te schorsen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Wat ging aan het verzoek vooraf?

2. Verzoeker is eigenaar van de woning. Gesteld wordt dat hij de woning heeft verhuurd aan [huurder] (hierna: [huurder]). [huurder] stond ook ingeschreven op het adres van de woning vanaf 21 september 2022. Op 26 april 2023 is de politie, naar aanleiding van een MMA-melding, de woning binnengetreden en is Luong aangehouden. In het totaal zijn 420 hennepplanten, 10 stekjes hennepplanten, 16 assimilatielampen, 5 LED-lampen, diverse apparatuur ten behoeve van temperatuur-, lucht- en vochtregeling en diverse andere benodigdheden ten behoeve van het installeren en in werking houden van een hennepkwekerij in beslag genomen. Tevens was er sprake van gevaarzetting, diefstal van stroom en minimaal één eerdere oogst. Dit staat in een bestuurlijke rapportage van de politie aan de burgemeester van 11 juni 2023.
2.1.
Naar aanleiding van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester verzoeker en [huurder], bij separate brieven van 26 juni 2023 laten weten dat hij voornemens is de woning te sluiten. Beiden hebben geen gebruik gemaakt van het indienen van een zienswijze. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen.
2.2.
Anders dan verzoeker, heeft [huurder] geen bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Evenmin heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
4. Volgens vaste rechtspraak vormt een financieel belang op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen: als verzoeker in een bodemprocedure uiteindelijk materieel in het gelijk zou worden gesteld omdat de sluiting onrechtmatig is, staat het hem immers vrij om, indien hij meent schade geleden te hebben, een schadevergoeding te vorderen. Het treffen van een voorlopige voorziening kan wel in beeld komen als het financiële belang zodanig zwaarwegend is dat sprake is van een financiële noodsituatie of de continuïteit van een onderneming wordt bedreigd. Verzoeker heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de sluiting van de woning voor hem onomkeerbare financiële problemen ontstaan. Hierin is dus geen spoedeisend belang gelegen.
4.1.
Namens verzoeker is voorts het spoedeisend belang erin gelegen, zoals voor het eerst op zitting naar voren is gekomen, dat hij zijn woning moet verlaten met zijn twee minderjarige kinderen. Hij stelt namelijk dat hij nadat de hennepplantage geruimd is en voordat de burgemeester tot handhaving is overgegaan, weer zijn intrek in de woning heeft genomen met zijn twee kinderen. Toen hij de woning verhuurde aan [huurder] verbleef hij met zijn kinderen elders. Onduidelijk is waar en bij wie verzoeker die periode verbleven heeft en waarom hij daar niet kon blijven. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet betwist wordt dat verzoeker en zijn kinderen ten tijde van de inval door de politie en het oprollen van de hennepkwekerij niet woonachtig waren in de woning. Voor het eerst op zitting wordt gesteld althans verduidelijkt dat verzoeker er nadien weer zegt te zijn gaan wonen met zijn kinderen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker dit standpunt niet onderbouwd heeft. Op geen enkele manier is gebleken dat verzoeker zijn intrek wederom heeft genomen in de woning en per wanneer dit gebeurd zou zijn. Het ligt op de weg van verzoeker om dit aan te tonen. Bijvoorbeeld door middel van foto’s, verklaringen van buren, (financiële) stukken of iets dergelijks. Verzoeker heeft echter niets overgelegd. Hij was ook niet zelf bij de zitting aanwezig om opheldering en/of toelichting te verschaffen. Het feitencomplex is de voorzieningenrechter dan ook (te) onduidelijk gebleven. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel op dat verweerder ter zitting heeft aangegeven, mocht verzoeker in bezwaar kunnen aantonen dat hij er woont zoals hij zelf betoogt, dat verweerder daarop zijn standpunt mogelijk zal bijstellen in verband met de belangen van de minderjarige kinderen van verzoeker.
4.2.
Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker, op grond van wat aan drugs en goederen in de woning is aangetroffen, ermee rekening had moeten houden dat de burgemeester hiertegen handhavend zou kunnen optreden. Het was immers een omvangrijke hennepplantage. Het komt dan ook voor verzoekers rekening en risico dat hij de woning wederom, naar hij stelt maar niet gebleken is, als woonruimte is gaan gebruiken. Onder deze omstandigheden heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben.
Is de sluiting evident onrechtmatig?
5. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat het ontbreken van spoedeisend belang niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg staat, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
5.1.
De voorzieningenrechter is op voorhand echter niet gebleken dat het besluit van
16 augustus 2023 evident onrechtmatig is, gelet op de (niet betwiste) bevindingen die in de bestuurlijke rapportage staan. De voorzieningenrechter wijst daarbij op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] (Afdeling) waaruit volgt dat van degene die een pand verhuurt wordt verwacht dat die zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij voldaan heeft aan zijn zorgplicht als verhuurder. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er ook nog op dat een sluiting van een woning ziet op de woning en wat daar is aangetroffen, en dus niet persoonsgebonden is en daarom in mindere mate ziet op de (ver)huurder. De sluiting van de woning voor een jaar vindt de voorzieningenrechter in dit geval niet evident onrechtmatig of onredelijk.
6. Aan een verder inhoudelijk oordeel van de sluiting komt de voorzieningenrechter niet toe, omdat de beoordeling beperkt is tot de vraag of een voorlopige voorziening getroffen moet worden: dat is hier niet het geval, omdat er geen spoedeisend belang is en het besluit niet evident onrechtmatig is.

Wat betekent deze uitspraak voor verzoeker?

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de burgemeester niet met het sluiten van de woning hoeft te wachten totdat op het bezwaar is beslist. Voor een proceskostenveroordeling en een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 28 september 2023
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 september 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2443 en de uitspraak van 3 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2251.