ECLI:NL:RBLIM:2023:5697

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
C/03/294774 HA ZA 21-387
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke aansprakelijkheid bij onjuiste taxatie van een rijksmonument door een ontbonden maatschap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 20 september 2023, staat de aansprakelijkheid van een ontbonden maatschap centraal. Eiseres, eigenaar van een kerkgebouw en trafohuisje, had de maatschap in 2015 opdracht gegeven om een taxatie uit te voeren voor een schadeverzekering. De taxatie, gebaseerd op de herbouwwaarde, werd vastgesteld op € 533.000,00. Echter, de rechtbank oordeelt dat de herbouwwaarde te laag was vastgesteld, maar dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af, omdat zij niet kon bewijzen dat de fout van de maatschap heeft geleid tot een financieel nadeel. Eiseres had de kerk en het trafohuisje niet herbouwd na een brand in 2018, en de verzekeraar had slechts € 200.000,00 uitgekeerd. De rechtbank concludeert dat de schadevergoeding niet op de herbouwwaarde kan worden gebaseerd, omdat de voorwaarden van de verzekering niet zijn nageleefd. De proceskosten worden aan eiseres opgelegd, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/294774 / HA ZA 21-387
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg Lb,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden ] ,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 december 2021
- de akte (wijziging eis) van 5 januari 2022 van [eiseres]
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4
- het B16-formulier van 3 november 2022 van [eiseres] met producties 22 tot en met 25
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 november 2022
- de spreekaantekeningen van [eiseres]
- de conclusie van repliek met producties 26 tot en met 36
- de conclusie van dupliek met productie 5.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] was in 2015 eigenaar van een kerkgebouw ( [naam kerk] ) met trafohuisje gelegen aan de [adres] te [plaats] , dat is aangemerkt als Rijkmonument. De kerk was verhuurd aan een derde die er een restaurant in exploiteerde.
2.2.
[eiseres] heeft in verband met een af te sluiten schadeverzekering en het bepaalde in artikel 7:960 BW op 11 januari 2015 aan [maatschap] opdracht gegeven om een taxatie van de kerk en het trafohuisje uit te voeren op basis van de herbouwwaarde. De herbouwwaarde is door [maatschap] in het taxatierapport van 2 februari 2015 vastgesteld op € 533.000,00 inclusief btw [1] .
2.3.
[maatschap] is inmiddels ontbonden. [gedaagden ] zijn de voormalige maten van deze maatschap.
2.4.
Met ingang van 1 maart 2015 heeft [eiseres] de kerk en het trafohuisje tegen brand verzekerd bij Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. [2] (hierna: de verzekeraar). Het verzekerde bedrag was destijds € 533.000,00. Op de verzekering zijn de polisvoorwaarden P.G.3 [3] (Perfect gebouwenverzekering) van toepassing.
Artikel 13 van de polisvoorwaarden bevat geen garantie tegen onderverzekering en bepaalt:
Indien de verzekerde som lager is dan de waarde waarvan wordt uitgegaan bij de schaderegeling, vindt vergoeding van de vastgestelde schade en kosten plaats in verhouding van de verzekerde waarde onmiddellijk vóór de gebeurtenis en tot de toepasselijke maximua.
Artikel 11.2 van de polisvoorwaarden ziet op de vaststelling van de schadeomvang en luidt:
Uitgegaan wordt van:
a. de herbouwwaarde indien verzekerde binnen drie jaar tot herbouw (…) overgaat, alsmede op de voorwaarde dat verzekerde van herbouw of herstel binnen één jaar na de schadedatum schriftelijk mededeling heeft gedaan;
b. de verkoopwaarde indien aan het onder a. genoemde niet wordt voldaan, dan wel indien reeds voor de schade:
(…)
(…)
(…)
Bovendien zal (tenzij voor het gebouw een herbouwplicht geldt) van de verkoopwaarde worden uitgegaan indien:
  • het gebouw ten tijde van de schade ten verkoop stond aangeboden èn hetzij geheel of grotendeels leeg stond, hetzij al langer dan twee maanden buiten gebruik was;
  • (…)
2.5.
Sinds 2016 stonden de kerk en het trafohuisje te koop [4] .
2.6.
In de zomer van 2018 heeft de verzekeraar [eiseres] bericht dat de verzekeringsovereenkomst per 1 oktober 2018 wordt beëindigd vanwege achterstallig onderhoud [5] .
2.7.
Op 18 september 2018 zijn de kerk en het trafohuisje door brand ernstig beschadigd. Op dat moment bedroeg de verzekerde som € 568.000,00 [6] .
2.8.
Op 26 november 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente) [eiseres] verzocht haar een plan van aanpak toe te sturen omdat op korte termijn voorzieningen getroffen moeten worden om het bouwwerk niet verder in verval te laten treden. Ook is verzocht te beschrijven hoe de renovatie en de restauratie zullen plaatsvinden [7] .
2.9.
In opdracht van de verzekeraar heeft [naam bedrijf 1] op 6 december 2018 een rapport uitgebracht over de schadeoorzaak [8] .
2.10.
Op 14 februari 2019 heeft de gemeente aan [eiseres] kenbaar gemaakt voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen omdat een plan van aanpak niet is ontvangen. Op 27 maart 2019 heeft de gemeente vervolgens besloten een last onder dwangsom op te leggen.
2.11.
[naam bedrijf 2] heeft in opdracht van de verzekeraar op 28 maart 2019 een rapport van expertise uitgebracht [9] . Volgens [naam bedrijf 2] was de verzekerde som onvoldoende en had deze minimaal € 1.450.000,00 exclusief btw moeten bedragen. Het rapport meldt dat verzekerde ermee ingestemd heeft dat ter finale kwijting de schade aan de opstal inclusief aanvullende dekkingen is vastgesteld op € 200.000,00.
2.12.
[eiseres] heeft de kerk en het trafohuisje niet herbouwd maar deze verkocht aan derden. De levering heeft plaatsgevonden op 23 december 2019 [10] .
2.13.
Op 20 januari 2020 heeft [eiseres] [maatschap] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt geleden te hebben omdat [maatschap] de herbouwwaarde niet juist heeft vastgesteld [11] . [gedaagden ] hebben afwijzend gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht verklaart dat de inmiddels ontbonden [maatschap] jegens [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten en deswege jegens [eiseres] schadeplichtig is geworden;
[gedaagden ] hoofdelijk in hun hoedanigheid van voormalig maat in de inmiddels ontbonden [maatschap] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen
primair: € 371.503,12 te vermeerderen met € 4.632,51 aan buitengerechtelijke kosten,
subsidiair: € 308.611,69, te vermeerderen met € 4.318,05 aan buitengerechtelijke kosten,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2018, althans een latere datum en de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen voert [eiseres] het volgende aan. [maatschap] heeft in het kader van de aan haar gegeven taxatieopdracht niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou mogen worden verwacht. Zij heeft de herbouwwaarde onjuist getaxeerd waardoor [eiseres] onderverzekerd was. [eiseres] heeft daardoor schade geleden. De verzekeraar heeft vanwege de onderverzekering niet alle schade die zij geleden heeft door de brand, vergoed. [eiseres] heeft haar schade berekend op € 371.503,12. Zij houdt [gedaagden ] als voormalig maten hiervoor aansprakelijk.
3.3.
[gedaagden ] voeren verweer. Zij erkennen dat de herbouwwaarde te laag is vastgesteld. Zij betwisten echter dat [eiseres] daardoor schade geleden heeft.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
rechtsvraag
4.1.
Tussen partijen staat vast dat [maatschap] de herbouwwaarde van de kerk en het trafohuisje te laag heeft vastgesteld. Of [eiseres] daardoor schade geleden heeft, is onderwerp van geschil.
artikel 11.2. van de polisvoorwaarden: herbouwwaarde of verkoopwaarde?
4.2.
In het kader van hun verweer dat [eiseres] geen schade heeft geleden door de foute taxatie voeren [gedaagden ] aan dat [eiseres] haar schade onterecht baseert op de herbouwwaarde. Op grond van artikel 11.2. van de polisvoorwaarden wordt de vergoeding, uit te keren door de verzekeraar, bepaald op basis van de verminderde verkoopwaarde in het geval niet tot herstel van de kerk wordt overgegaan. [eiseres] heeft de kerk en het trafohuisje niet hersteld, dus zou zij geen uitkering ontvangen hebben op basis van de herbouwwaarde. Het gebouw stond al jaren te koop en vóór de brand was er al overeenstemming bereikt over de verkoop met een andere koper. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verminderde verkoopwaarde als gevolg van de brand groter is dan de uitkering die zij heeft ontvangen van de verzekeraar. Dat [eiseres] schade heeft geleden door de onderverzekering is dus niet gebleken, aldus [gedaagden ]
4.3.
[eiseres] leest artikel 11.2. van polisvoorwaarden anders dan [gedaagden ] Zij meent dat zij op grond van dit artikel recht had op de herbouwwaarde omdat er bij een rijksmonument sprake is van een herbouwplicht, ook al is het pand erna verkocht in plaats van herbouwd. Na de brand is het pand immers onverkoopbaar door de verplichting tot herbouw. Dit blijkt uit het feit dat de oorspronkelijke koper, die de kerk wilde kopen voor
€ 250.000,00, na de brand afgezien heeft van de koop. [eiseres] stelt onder druk van de bestuursdwangaanschrijvingen van de gemeente (opnieuw) besloten hebben tot verkoop van de kerk en het trafohuisje samen met twee andere onroerende zaken. Voor deze drie onroerende zaken samen heeft zij slechts € 260.000,00 ontvangen omdat op de kerk en het trafohuis een herbouwplicht rust. Voor de kerk en het trafohuis heeft [eiseres]
€ 200.000,00 ontvangen van de verzekeraar. [eiseres] is daarom van mening dat zij schade geleden heeft door de onderverzekering.
4.4.
Uit het debat van partijen blijkt dat zij van mening verschillen of artikel 11.2. van de polisvoorwaarden dient te leiden tot uitkering van de herbouwwaarde of de verkoopwaarde.
4.5.
Bij de beoordeling van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende polisvoorwaarden mochten toekennen en op hetgeen zij op dit punt redelijkerwijs van elkaar (aan inzicht) mochten verwachten [12] . Nu over de polisvoorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting [13] .
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat niet gesteld of gebleken is dat partijen onderhandeld hebben over de inhoud van de polisvoorwaarden. Ook hebben partijen geen melding gemaakt van een toelichting die hoort bij de polisvoorwaarden. Niet betwist is dat [eiseres] bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst bijgestaan is door een deskundige partij, namelijk een assurantietussenpersoon.
4.7.
Tussen partijen staat vast dat niet voldaan is aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 11.2. sub a van de polisvoorwaarden [14] (herbouw) zodat deze passage niet kan dienen als grondslag voor de aanspraak op de herbouwwaarde.
4.8.
Gelet op de bewoordingen die staan bij sub b van artikel 11.2. van de polisvoorwaarden [15] begrijpt de rechtbank deze voorwaarden aldus dat in de volgende situaties slechts de verkoopwaarde wordt uitgekeerd:
ls niet herbouwd is binnen drie jaar met melding binnen een jaar;
de verzekerde het voornemen had tot afbraak, het gebouw bestemd was voor afbraak of onteigening, het gebouw onbewoonbaar of onbruikbaar was verklaard;
het gebouw ten tijde van de schade te koop stond èn het of deels/helemaal leeg stond of al langer dan twee maanden buiten gebruik was, tenzij voor het gebouw een herbouwplicht geldt;
het gebouw geheel of gedeeltelijk wordt gekraakt, tenzij voor het gebouw een herbouwplicht geldt.
4.9.
In deze zaak doen de situaties b) en d) die zich niet voor. Dan blijven over de situaties a) en c). Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van situatie c). Als al aangenomen wordt dat het pand nog te koop [16] stond (ook al was er voor de brand kennelijk een mondelinge koopovereenkomst gesloten [17] ) dan nog geldt dat niet gebleken is dat voldaan is aan het vereiste dat het pand deels/helemaal leeg stond of langer dan twee maanden buiten gebruik was. Dat betekent dat de rechtbank de discussie tussen partijen over de uitleg van de tenzij-bepaling van situatie c) verder onbesproken kan laten. Vaststaat dat niet binnen drie jaar herbouwd is [18] , zodat sprake is van situatie a). Op grond van de polisvoorwaarden zou alleen de verkoopwaarde uitgekeerd zijn door de verzekeraar.
Schade door onderverzekering?
4.10.
Vervolgens is de vraag wat de verkoopwaarde was en of dit bedrag hoger geweest zou zijn dan het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag, rekening houdend met de clausule over onderverzekering in de polisvoorwaarden [19] .
4.11.
De rechtbank stelt vast dat in de polisvoorwaarden in artikel 1.9. het begrip ‘verkoopwaarde’ als volgt is omschreven:
de prijs van het gebouw bij verkoop exclusief de prijs van de grond.
4.12.
Uit het rapport van [naam bedrijf 2] [20] blijkt dat geen onafhankelijk makelaar ingeschakeld is om de schade op basis van de verkoopwaarde, zoals omschreven in artikel 1.9. van polisvoorwaarden, vast te stellen.
4.13.
Dat de kerk en het trafohuisje niet in goede staat verkeerden, blijkt allereerst uit het feit dat het achterstallig onderhoud voor de verzekeraar aanleiding was om de verzekering op te zeggen tegen 1 oktober 2018 [21] . Ook de koper die vóór de brand mondeling met [eiseres] een koopovereenkomst gesloten heeft, maakt in zijn eerste bod op het gebouw [22] melding van de slechte staat van onderhoud, waarbij verwezen wordt naar een rapport van [naam bedrijf 3] . Met deze (eerste) koper is kennelijk uiteindelijk overeenstemming bereikt over een bedrag van € 250.000,00. [gedaagden ] wijzen naar het oordeel van de rechtbank terecht erop dat de grond onderdeel is van deze koopprijs, terwijl op grond van artikel 1.9. van de polisvoorwaarden bij de bepaling van de verkoopprijs alleen rekening gehouden moet worden met de prijs van het gebouw en niet met de prijs van de grond. Informatie over de prijs van de grond heeft [eiseres] niet verstrekt. Ook stukken ter onderbouwing van de verkoopprijs van het gebouw na de brand ontbreken. In het licht van het gemotiveerde verweer van [gedaagden ] heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat de verkoopprijs van de kerk en het trafohuis (exclusief de prijs van de grond) hoger was dan het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag van € 200.000,00 [23] .
4.14.
In de dagvaarding heeft [eiseres] nog aangevoerd dat, in het kader van de door hem geleden schade als gevolg van de fout, ook rekening gehouden moet worden met huurderving voor een periode van tien weken die hij begroot op € 5.584,62 inclusief btw waarbij zij uitgaat van een huurprijs van € 2.000,00 exclusief btw. [eiseres] wijst daarbij op het bepaalde in artikel 5.7 van de polisvoorwaarden.
4.15.
Bij conclusie van antwoord hebben [gedaagden ] de omvang van deze schade betwist omdat er geen stukken ter onderbouwing van deze schade in het geding gebracht zijn.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat voorafgaand aan de mondelinge behandeling de huurovereenkomst waaruit de huurprijs blijkt niet in het geding gebracht is. Evenmin zijn er andere bewijsstukken, zoals bijvoorbeeld bankafschriften waaruit de huurbetalingen blijken, overgelegd. Deze stukken zijn later ook niet bij de conclusie van repliek in het geding gebracht. Gelet op het verweer van [gedaagden ] over de omvang van deze schade had [eiseres] deze informatie in het geding moeten brengen ter onderbouwing van haar stelling. Nu [eiseres] dit heeft nagelaten, zal de rechtbank de stelling dat bij de beoordeling van de gestelde schade ook rekening gehouden moet worden met een post van € 5.584,62 aan huurderving verwerpen.
Slotsom
4.17.
Op basis van voorgaande overwegingen concludeert de rechtbank dat ook al heeft [maatschap] een fout gemaakt bij de taxatie van de kerk en het trafohuis, [eiseres] niet aangetoond heeft dat zij door die fout schade geleden heeft. De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] daarom afwijzen.
Proceskosten
4.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de rechtbank [eiseres] veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagden ] tot heden begroot op:
  • griffierecht € 1.666,00
  • advocaatkosten
totaal € 8.278,50
4.19.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is bepaald.
4.20.
Bij een separate veroordeling in de nakosten, zoals door [gedaagden ] is verzocht, bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat. [24]
In het incident
4.21.
De rechtbank heeft in het vonnis in incident ex artikel 843a Rv van
22 december 2021 geoordeeld dat [eiseres] , voor zover in haar bezit, de gevorderde stukken ter inzage heeft gegeven. De rechtbank heeft vervolgens ieder verdere beslissing aangehouden.
4.22.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden ] ten aanzien van diverse stukken kenbaar gemaakt, gelet op de toen door [eiseres] gegeven toelichting, geen behoefte meer te hebben aan afschriften van bepaalde in het proces-verbaal nader omschreven stukken. Met partijen is afgesproken dat [eiseres] na de mondelinge behandeling nog de volledige polis 2015 in het geding zou brengen en zij het rapport van [naam bedrijf 3] zou opvragen bij de makelaar.
4.23.
Bij conclusie van repliek is de volledig polis 2015 overgelegd. Met betrekking tot het rapport van [naam bedrijf 3] , dat is opgesteld in opdracht van de eerste koper, heeft [eiseres]
aangevoerd dat zij het heeft opgevraagd bij de makelaar, maar dat deze zich niet kan herinneren het ooit te hebben gehad.
4.24.
Uit de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat [eiseres] het rapport ooit zelf in haar bezit gehad heeft. Uit de e-mail van de eerste koper aan de makelaar van 13 september 2018 om 00:21 uur blijkt niet dat het rapport als bijlage meegestuurd was. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank geen grond om, ondanks de uitkomst van deze procedure in de hoofdzaak, [eiseres] te verplichten [gedaagden ] in het bezit te stellen van een afschrift van dit rapport.
Proceskosten
4.25.
Gelet op de uitkomst van het incident zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van
[gedaagden ] tot heden begroot op € 8.278,50 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In het incident
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
20 september 2023.
type: me

Voetnoten

1.Productie 1 dagvaarding
2.Productie 29 conclusie van repliek
3.Productie 3 dagvaarding
4.Zie p. 33 van productie 20 antwoordconclusie in incidentele vordering ex artikel 843a Rv
5.Zie p. 33 van productie 20 antwoordconclusie in incidentele vordering ex artikel 843a Rv
6.Productie 13 dagvaarding
7.Bijlage bij productie 19 antwoordconclusie in incidentele vordering ex artikel 843a Rv
8.Productie 20 antwoordconclusie in incidentele vordering ex artikel 843a Rv
9.Productie 2 incidentele vordering ex artikel 843a Rv
10.Productie 21 antwoordconclusie in incidentele vordering ex artikel 843a Rv
11.Productie 8 dagvaarding
12.Hoge Raad 11 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5157
13.Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793
14.Zie rov. 2.4
15.Zie rov. 2.4.
16.Zie rov. 2.5.
17.Zie e-mail 14 september 2018 van Corio Makelaars, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling
18.Zie rov. 2.12.
19.Zie rov. 2.4.
20.Zie rov. 2.11.
21.Zie rov. 2.6.
22.Zie e-mail 13 september 2018 00:21, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling
23.Zie rov. 2.11.
24.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, r.o. 2.3.