Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
Uitgegaan wordt van:
- het gebouw ten tijde van de schade ten verkoop stond aangeboden èn hetzij geheel of grotendeels leeg stond, hetzij al langer dan twee maanden buiten gebruik was;
- (…)
3.Het geschil
primair: € 371.503,12 te vermeerderen met € 4.632,51 aan buitengerechtelijke kosten,
subsidiair: € 308.611,69, te vermeerderen met € 4.318,05 aan buitengerechtelijke kosten,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2018, althans een latere datum en de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
€ 250.000,00, na de brand afgezien heeft van de koop. [eiseres] stelt onder druk van de bestuursdwangaanschrijvingen van de gemeente (opnieuw) besloten hebben tot verkoop van de kerk en het trafohuisje samen met twee andere onroerende zaken. Voor deze drie onroerende zaken samen heeft zij slechts € 260.000,00 ontvangen omdat op de kerk en het trafohuis een herbouwplicht rust. Voor de kerk en het trafohuis heeft [eiseres]
€ 200.000,00 ontvangen van de verzekeraar. [eiseres] is daarom van mening dat zij schade geleden heeft door de onderverzekering.
de prijs van het gebouw bij verkoop exclusief de prijs van de grond.
- griffierecht € 1.666,00
- advocaatkosten
22 december 2021 geoordeeld dat [eiseres] , voor zover in haar bezit, de gevorderde stukken ter inzage heeft gegeven. De rechtbank heeft vervolgens ieder verdere beslissing aangehouden.
5.De beslissing
[gedaagden ] tot heden begroot op € 8.278,50 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
20 september 2023.