ECLI:NL:RBLIM:2023:5506

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/03/269266 / HA ZA 19-492
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van eenvoudige gemeenschappen en personenvennootschappen tussen drie broers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de verdeling van verschillende eenvoudige gemeenschappen en personenvennootschappen tussen drie broers. De broers hebben gezamenlijk een aardbeiplantenteelt- en veredelingsbedrijf en hebben ook privé vermogen belegd in onroerend goed in binnen- en buitenland. De verhoudingen zijn verstoord, wat heeft geleid tot een rechtszaak waarin de verdeling van de gezamenlijke eigendommen wordt gevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de broers niet langer houdbaar is en heeft de ontbinding van de vennootschappen uitgesproken. De rechtbank heeft ook de verdeling van verschillende onroerende zaken en bankrekeningen behandeld, waarbij de waardepeildatum is vastgesteld op 31 december 2019. De rechtbank heeft de vorderingen van de partijen beoordeeld en heeft in verschillende gevallen beslist dat de onroerende zaken en bankrekeningen aan de broers moeten worden toegedeeld, met verplichtingen tot vergoeding van overbedeling. De zaak is complex door de verschillende eigendommen en de onderlinge verhoudingen tussen de broers, en de rechtbank heeft de partijen de gelegenheid gegeven om deskundigen te benoemen voor de waardering van de vennootschappen en de onroerende zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/269266 / HA ZA 19-492
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. N.E. Koelemaij te Assen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. W.B. Brusse te Almelo.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens vermeerdering van eis in conventie met producties
  • de akte overlegging producties van [eiser]
  • de antwoord akte van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
  • de akte indienen deskundigenrapport zijdens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] d.d. 26 november 2021
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [eiser] d.d. 26 januari 2022
  • de akte uitlaten deskundigenbericht zijdens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] d.d. 26 januari 2022
  • de akte uitlaten van [eiser] d.d. 23 februari 2022
  • de zijdens [eiser] op 9 september 2022 ingediende producties 14 tot en met 17
  • de zijdens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 9 september 2022 ingediende producties 17 tot en met 24
  • de zijdens [eiser] op 5 januari 2023 ingediende producties 18 tot en met 24
  • de op 19 januari 2023 gehouden mondelinge behandeling
  • de akte uitlating houdende producties 30 tot en met 33 tevens wijziging van eis zijdens [eiser] d.d. 22 februari 2023
  • de akte uitlating houdende producties 25 tot en met 40 tevens wijziging van eis zijdens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] d.d. 22 februari 2023
  • de antwoordakte tevens houdende producties 34 en 35 zijdens [eiser] d.d. 12 april 2023
  • de antwoordakte tevens houdende producties 41 tot en met 44 zijdens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] d.d. 12 april 2023.
  • de antwoord akte van [eiser] d.d. 28 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
In deze zaak gaat het om de verdeling van gemeenschappelijke eigendommen van drie broers die samen een conglomeraat van ondernemingen drijven en in onroerend goed hebben geïnvesteerd. Op een bepaald moment hebben zij ruzie gekregen en nu moet het tot verdeling van de gezamenlijke eigendommen komen. Hier komen zij in onderling overleg niet uit en vandaar dat in deze procedure over en weer verdeling wordt gevorderd. Ook heeft één broer, [eiser] , het idee dat de andere twee broers, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , informatie voor hem achterhouden. [eiser] vordert in deze procedure tevens het overleggen van stukken met betrekking tot verschillende onderwerpen.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn broers van elkaar en exploiteren al vele jaren gezamenlijk een aardbeiplantenteelt- en -veredelingsbedrijf in [vestigingsplaats] , [gemeente] . Het betreft een samenstel aan ondernemingen met in het middelpunt [bedrijfsnaam 3] . De drie broers zijn voor gelijke delen financieel gerechtigd in de resultaten van het bedrijf via certificaten van aandelen in de verschillende ondernemingen.
Tot 7 oktober 2019 vormden zij gezamenlijk het bestuur van de ondernemingen. Per die datum is [eiser] ontslagen als bestuurder.
3.2.
Naast deze ondernemingen hebben partijen gezamenlijk privé vermogen belegd in (onroerende zaken in) binnen- en buitenland (Oostenrijk en Dubai).
3.3.
In Nederland bezitten partijen in gezamenlijke eigendom een aantal registergoederen (percelen), waarvan sommige belast zijn met een hypotheek en andere niet. De percelen kunnen gegroepeerd worden naar locatie/adres en wel als volgt:
Percelen [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] . Dit betreft het woonhuis met toebehoren waar de moeder van de drie broers woont (zie verder bij de overwegingen) aan de [adres 1] te [plaats 1] ;
Percelen [kadastrale gegevens 5] en [kadastrale gegevens 6] . Dit zijn percelen die onder de personenvennootschap [bedrijfsnaam 1] vallen (zie hieronder 3.6);
Percelen [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 9] . Dit betreffen kleine percelen respectievelijk met een nutsvoorziening, bestaand uit water en met een Enexis stroomaansluiting;
Perceel [kadastrale gegevens 10] . Dit betreft een voormalige manege aan de [adres 2] te [plaats 2] , welke nu in gebruik is als huisvesting voor arbeidsmigranten, werkzaam bij [bedrijfsnaam 3] .
Percelen [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 15] , met adres [adres 3] en [adres 4] ( [kadastrale gegevens 15] ). Deze percelen worden gebruikt door [bedrijfsnaam 3] .
3.4.
Door partijen worden bij de ING Bank in Nederland twee rekeningen aangehouden van waaruit gezamenlijke kosten/investeringen voor onroerend goed worden voldaan en waarop inkomsten uit die investeringen (huur) binnenkomen. Een rekening eindigend op [rekeningnummer 1] is op naam gesteld van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Een rekening eindigend op [rekeningnummer 2] is op naam gesteld van [eiser] en [gedaagde 2] .
3.5.
Voor de onroerende zaak in Oostenrijk (het Chalet) wordt (mede ten behoeve van de op het Chalet rustende hypothecaire lening), op naam van partijen een bankrekening aangehouden bij Raiffeisenbank.
3.6.
Ook zijn partijen mondeling een tweetal personenvennootschappen aangegaan, genaamd [bedrijfsnaam 1] (hierna aan te halen als “ [bedrijfsnaam 1] ”) en [bedrijfsnaam 2] (verder aan te halen als “ [bedrijfsnaam 2] ”).
3.7.
Tussen [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds is onenigheid ontstaan. Deze onenigheid heeft geleid tot een breuk in de samenwerking en onderlinge verhoudingen. Oorzaak daarvan is onder andere de opname van in totaal € 54.000,-- van de gezamenlijke rekeningen door [eiser] op 21 en 22 oktober 2019.
3.8.
Vanwege de verstoorde verhoudingen wensen partijen tot een verdeling van de diverse gemeenschappen te komen.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser] vordert na de laatste wijziging van eis:
I. zo mogelijk alvorens verder te beslissen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om binnen achtenveertig uur na betekening van dit vonnis
aan [eiser] in afschrift te verstrekken:
- een volledig overzicht van de onroerende zaken welke partijen in gezamenlijk eigendom hebben (althans welke [eiser] in gezamenlijk eigendom heeft met [gedaagde 1] of met [gedaagde 2] of met beiden) in het Emiraat Dubai, zodanig dat hiermee een volledig
overzicht ontstaat van het aantal onroerende zaken dat het betreft, de
locaties waar zij gelegen zijn aldus dat zij traceerbaar zijn, het
grondoppervlakte per onroerende zaak en de vloeroppervlakte per
onroerende zaak en de aard en het gebruik van de onderscheidenlijke
onroerende zaken, en per onroerende zaak het ‘Land Number”, “Title
Deed Number” en ‘Makani Number” en zoveel als mogelijk een schatting
van de waarde, en afschriften van de eigendomstitels van deze
onroerende zaken, en het (op moment van mededeling na
vonniswijzing) openstaande deel van de nog te betalen koopprijs voor
de onroerende zaken te Dubai waar de koopprijs nog niet volledig van
betaald is;
behoudens sec kadastrale gegevens, indien deze reeds worden
gerecupereerd krachtens het gevorderde onder I-A;
en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voorts hoofdelijk te veroordelen om
binnen achtenveertig uur na betekening van het ten dezen te wijzen
vonnis aan [eiser] in afschrift te verstrekken:
- de (tussentijdse) financiële gegevens betreffende het gehele concern van
de [bedrijven] , waaronder in ieder geval de meest recente
maandcijfers en/of kwartaalcijfers van met name de (hoofd)vestigingen
in Nederland, Polen, Wit-Rusland en Turkije (steeds met inbegrip van
balansen) over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk
definitieve cijfers tot stand zijn gekomen, en conceptcijfers over de maand en/of
het kwartaal waarover meest recentelijk conceptcijfers zijn opgesteld; en
- de (tussentijdse) financiële gegevens betreffende [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]
, waaronder in ieder geval de meest recente maandcijfers en/of
kwartaalcijfers over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk
definitieve cijfers tot stand zijn gekomen, en conceptcijfers over de maand
en/of het kwartaal waarover meest recentelijk conceptcijfers zijn opgesteld;
en
- de (tussentijdse) financiële gegevens betreffende de in de Republiek Cyprus
gevestigde Limited waarin partijen gezamenlijk vennoot zijn, waaronder in
ieder geval de meest recente maandcijfers en/of kwartaalcijfers over de
maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk definitieve cijfers tot
stand zijn gekomen, en conceptcijfers over de maand en/of het kwartaal
waarover meest recentelijk conceptcijfers zijn opgesteld; en
- stukken waaruit het (op moment van mededeling na vonniswijzing
openstaande) obligo blijkt van de ten processe bedoelde hypotheekschulden
bij ING Bank NV. en de Raiffeisenbank; en
- overigens alle informatie aangaande gezamenlijke privébezittingen van
partijen met inbegrip van inzicht in de bankrekeningen, leningen bij banken
en andere bedrijven, waaronder Litouwen, en wat er privé in kas is, en
verder van alle privé-inkomsten uit gezamenlijke bezittingen, en van de
bedrijven van partijen gezamenlijk, waaronder de maatschappen, de
bedrijven te Polen, Wit-Rusland, Turkije, Litouwen en Cyprus, de
hotels/appartementen in Polen en Oostenrijk en bezittingen in Dubai, het
bedrijf [bedrijfsnaam 4] , en alle overige gezamenlijke bezittingen en de inkomsten
daaruit, alles opdat een compleet beeld kan worden gevormd van hetgeen er
ontvlochten en verdeeld dient te worden;
alles op straffe van door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 10.000,00 voor elk ingetreden etmaal dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, elke dwangsom te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf de dag van verbeurte tot aan de dag der algehele voldoening;
IA. zo mogelijk alvorens verder te beslissen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om binnen achtenveertig uur na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis een onherroepelijke volmacht te verstrekken aan Holland Legal Services FZ-LLC in persoon van [naam 1] (subsidiair: aan Loyens & Loeff Emirates BV.) om de kadastrale gegevens van de onroerende zaken in het Emiraat Dubai welke partijen in gezamenlijk
eigendom hebben (althans welke [eiser] in gezamenlijk eigendom heeft met [gedaagde 1] of met [gedaagde 2] of met beiden) in Dubai, met inbegrip van alle onroerende zaken die in Dubai kadastraal op naam van één of enkele van partijen staan, op te vragen bij de bevoegde autoriteiten in Dubai dan wel de Verenigde Arabische Emiraten, en aan partijen te
verstrekken, en in dit kader voorts:
primair:
te bepalen dat indien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen de voornoemde termijn aan deze veroordeling voldoen, het vonnis in de plaats treedt van een door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] opgemaakte akte, waarin zij deze vorenbedoelde volmacht verlenen aan de vorenbedoelde gevolmachtigde;
subsidiair:
aan de veroordeling dwangsommen te verbinden, zoals in goede justitie te bepalen;
IB zo mogelijk alvorens verder te beslissen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot voldoening van de kosten van de onder IA bedoelde gevolmachtigde, en daarbij te bepalen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] deze kosten rechtstreeks aan de gevolmachtigde dienen te voldoen maar dat [eiser] -bij betalingsweigering door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] - bevoegd is deze kosten voor te schieten door rechtstreekse betaling aan de gevolmachtigde en deze kosten op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te verhalen, subsidiair zodanig te beslissen over de kosten van de gevolmachtigde als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II. te verklaren voor recht dat de registergoederen kadastraal bekend [kadastrale gegevens 1] ,
[kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] , uitsluitend eigendom zijn van [gedaagde 1] en [eiser] (ieder voor de onverdeelde helft);
III. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om binnen achtenveertig uur na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis medewerking te verlenen aan correctie van de kadastrale inschrijving van de registergoederen kadastraal bekend [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] in zoverre hieruit zou blijken dat [gedaagde 2] hiervan voor een (onverdeeld) derde deel eigenaar is, opdat (correct) zal worden geregistreerd dat [gedaagde 1] en [eiser] (ieder voor de onverdeelde helft) eigenaar zijn, op straffe van een dwangsom — te verbeuren door elk van gedaagden die medewerking achterwege laat — van € 10.000,00 voor elk ingetreden etmaal dat verzuimd wordt aan het vonnis gevolg te geven, te vermeerderen met de wettelijke rente over iedere verbeurde dwangsom vanaf de dag van verbeurte tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. onder voorwaarde dat (na het verstrijken van de termijn van achtenveertig uren na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis) door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen honderd dagen gevolg wordt gegeven aan het gevorderde onder III, de kadastrale inschrijving van de registergoederen kadastraal bekend [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] in zoverre hieruit zou blijken dat [gedaagde 2] hiervan voor een (onverdeeld) derde deel eigenaar is, waardeloos te verklaren;
V. de verdeling te gelasten van de registergoederen in Nederland, kadastraal bekend [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] , [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] , [kadastrale gegevens 4] , [kadastrale gegevens 9] en [kadastrale gegevens 10] , tussen enerzijds [eiser] en anderzijds [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (naargelang wie van hen per registergoed mede-eigenaar is), en in dat kader:
Primair:
de verdeling aldus vast te stellen:
a. de registergoederen [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] , [kadastrale gegevens 9] en [kadastrale gegevens 10] (die nu van de [bedrijfsnaam 2] zijn, ieder voor een onverdeeld derde deel), geheel toe te bedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ieder voor de onverdeelde helft), tegen vergoeding door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] — die hiertoe hoofdelijk verbonden zullen zijn — van de overbedeling (terzake het onverdeelde derde deel dat nu aan [eiser] toekomt) — vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag — aan [eiser] ;
b. de registergoederen [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] (die nu van [gedaagde 1] en [eiser] zijn, ieder voor de onverdeelde helft), geheel toe te bedelen aan [gedaagde 1] , tegen vergoeding door [gedaagde 1] van de overbedeling (terzake de onverdeelde helft die nu aan [eiser] toekomt) — vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag — aan [eiser] (met dien verstande dat indien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] mochten verlangen dat de onverdeelde helft van [eiser] aan [gedaagde 2] wordt geleverd, [eiser] hiertegen geen bezwaar heeft, mits alsdan [gedaagde 2] de door de rechtbank bepaalde overbedeling voor de onverdeelde helft van [eiser] aan [eiser] zal vergoeden), dan wel voor het geval de rechtbank mocht oordelen dat deze registergoederen aan de [bedrijfsnaam 2] ieder voor het onverdeelde derde deel toekomen, te bepalen dat de verdeling plaatsvindt op vergelijkbare wijze als bedoeld onder a;
en een notaris aan te wijzen ten overstaan van wie de notariële akte van levering en toedeling dient te worden verleden onder (niet meer dan) de notariële bepalingen die hoogst noodzakelijk zijn om de verdeling conform het vonnis uit te voeren;
en te bepalen dat de notariële kosten (en kadasterkosten) zijn te dragen door de partij (en) die de registergoederen toebedeeld krijgt/krijgen;
subsidiair:
de verdeling vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling te gelasten, zoals de
rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VI. de verdeling te gelasten van de registergoederen in Nederland, kadastraal
bekend [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] . [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] , [kadastrale gegevens 15] en
[kadastrale gegevens 6] , en de aan deze registergoederen verbonden hypothecaire leningen bij ING Bank N.V. (zoals bestreken door de hypotheekakten zoals overgelegd door [eiser] als producties 11, 12 en 13 bij zijn verzoek voorlopig deskundigenbericht d.d. 13 september 2019) tussen enerzijds [eiser] en anderzijds [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , en in dat kader:
primair:
de verdeling aldus vast te stellen:
- de voormelde registergoederen (die nu van de [bedrijfsnaam 2] zijn, ieder
voor een onverdeeld derde deel), en de hieraan verbonden hypothecaire
leningen (waarvoor de [bedrijfsnaam 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn, in de
onderlinge verhoudingen ieder voor een onverdeeld derde deel) geheel toe te (delen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ieder voor de onverdeelde helft), tegen vergoeding door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] — die hiertoe hoofdelijk verbonden zullen zijn — van de overbedeling (terzake het onverdeelde derde deel van de overwaarde van deze registergoederen, dat nu aan [eiser] toekomt) — vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag — aan [eiser] ;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te gelasten om ervoor zorg te dragen dat [eiser] jegens ING Bank N.V. schriftelijk uit het hoofdelijk verband wordt ontslagen, en te bepalen dat de levering van de aandelen van [eiser] in de voormelde registergoederen niet eerder plaats behoeft te vinden dan nadat dit ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid, heeft plaatsgevonden;
- doch voorts te bepalen dat voor het geval de vorenbedoelde schuldeiser niet
binnen twee weken na vonniswijzing mocht hebben meegewerkt aan het schriftelijk ontslag van [eiser] uit het hoofdelijk verband, alle opeisbare schulden die voor rekening van de gemeenschap terzake de nu besproken goederen komen, eerst moeten zijn voldaan alvorens tot verdeling wordt overgegaan, en dat vervolgens de overwaarde wordt verdeeld conform het vermelde onder de voorgaande (en navolgende) opsommingsstreepjes (dan wel zoals subsidiair gevorderd);
- en (aanstonds) een notaris aan te wijzen ten overstaan van wie de notariële akte van levering en toedeling dient te worden verleden onder (niet meer dan) de notariële bepalingen die hoogst noodzakelijk zijn om de verdeling (en het ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid) conform het vonnis uit te voeren;
- en te bepalen dat de notariële kosten (en kadasterkosten) zijn te dragen door
de partij(en) die de registergoederen toebedeeld krijgt/krijgen;
subsidiair:
de verdeling vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling te gelasten, zoals de
rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VII. de verdeling te gelasten van de onroerende zaken in de Republiek Oostenrijk, te
[plaats 3] , [adres 5] , aldaar kadastraal bekend [kadastrale gegevens 16]
Kadastralgemeinde [kadastrale gemeente] , bestaande uit de percelen [perceelnummer 1] en
[perceelnummer 2] , en de aan deze onroerende zaken verbonden (hypothecaire) lening bij
de Raiffeisenbank te [plaats 4] tussen enerzijds [eiser] en anderzijds [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , en in dat kader:
primair:
de verdeling aldus vast te stellen:
- de voormelde onroerende zaken (die nu van de [bedrijfsnaam 2] zijn,
ieder voor een onverdeeld derde deel), en de hieraan verbonden (hypothecaire) lening (waarvoor de [bedrijfsnaam 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn, in de onderlinge verhoudingen ieder voor een onverdeeld derde deel) geheel toe te bedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ieder voor de onverdeelde helft), tegen vergoeding door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] — die hiertoe hoofdelijk verbonden zullen zijn — van de overbedeling (terzake het onverdeelde derde dccl van de overwaarde van deze onroerende zaken, dat nu aan [eiser] toekomt) — vast te stellen op een door de
rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag — aan [eiser] ;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te gelasten om ervoor zorg te dragen dat [eiser] jegens de Raiffeisenbank te [plaats 4] schriftelijk uit het hoofdelijk verband wordt ontslagen, en te bepalen dat de levering van de aandelen van [eiser] in de voormelde onroerende zaken niet eerder plaats behoeft te vinden dan nadat dit ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid, heeft plaatsgevonden;
- doch voorts te bepalen dat voor het geval de vorenbedoelde schuldeiser niet binnen twee weken na vonniswijzing mocht hebben meegewerkt aan het schriftelijk ontslag van [eiser] uit het hoofdelijk verband, alle opeisbare schulden die voor rekening van de gemeenschap terzake de nu besproken goederen komen, eerst moeten zijn voldaan alvorens tot verdeling wordt overgegaan, en dat vervolgens de overwaarde wordt verdeeld conform het vermelde onder de voorgaande (en navolgende) opsommingsstreepjes (dan wel zoals subsidiair gevorderd);
- en (aanstonds) een Nederlandse notaris als onzijdig persoon te benoemen die — voor het geval partijen het hier na vonniswijzing niet over eens kunnen worden — in de Republiek Oostenrijk een notaris (of hiermee vergelijkbare
plaatselijke functionaris) aanwijst ten overstaan van wie de (notariële) akte
van levering en toedeling dient te worden verleden onder (niet meer dan) de
notariële) bepalingen die hoogst noodzakelijk zijn om de verdeling (en het
ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid) conform het vonnis uit te voeren;
- en te bepalen dat de notariële kosten (en kadasterkosten) in Nederland en de
Republiek Oostenrijk zijn te dragen door de partijen die de onroerende
zaken toebedeeld krijgen;
subsidiair:
de verdeling vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling te gelasten, zoals de
rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VIII. de verdeling te gelasten van de onroerende zaken in de Verenigde Arabische Emiraten (Emiraat Dubai), bestaande uit (in ieder geval):
- [onroerende zaak 1] (aandeel [eiser] ten minste: 33,3 %);
- [onroerende zaak 2] (aandeel [eiser] ten minste: 22,7 %);
- [onroerende zaak 3] (aandeel [eiser] ten minste: 33,3 %);
- [onroerende zaak 4] (aandeel [eiser] ten minste: 29 %);
- [onroerende zaak 5] (aandeel [eiser] ten minste: 33,3 %);
- [onroerende zaak 6] (aandeel [eiser] ten minste: 33,3 %);
- [onroerende zaak 7] (aandeel [eiser] ten minste: 33,3 %);
- [onroerende zaak 8] (aandeel [eiser] ten minste: 33,3 %);
- eventuele andere onroerende zaken welke partijen gezamenlijk in de Verenigde Arabische Emiraten (Emiraat Dubai) hebben;
en de aan een tweetal van deze onroerende zaken verbonden schuld terzake de (resterende) koopprijzen tussen enerzijds [eiser] en anderzijds [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , en in dat kader:
primair:deze onroerende zaken volledig (voor 100 %) toe te bedelen aan [eiser] (zonder dat aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een vergoeding uit onderbedeling toekomt), en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om — op hun kosten — aan tenaamstelling van [eiser] van deze zaken medewerking te verlenen, en die veroordeling te sterken door in goede justitie te bepalen dwangsommen, en de aan deze onroerende zaken verbonden schulden toe te bedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder hoofdelijke veroordeling van hen om [eiser] hiervan te vrijwaren, subsidiair deze schulden toe te bedelen aan partijen gezamenlijk voor in goede justitie te bepalen aandelen per (dan: voormalige) deelgenoot, dan wel hierover te beslissen zoals in goede justitie te bepalen;
subsidiair:
de verdeling aldus vast te stellen:
- de voormelde onroerende zaken (die nu van de [bedrijfsnaam 2] zijn, ieder voor een onverdeeld derde deel — c.q. afgerond 33,3 %— tenzij hiervoor anders aangegeven), en de aan een tweetal van deze zaken verbonden schulden voor de resterende koopprijzen (waarvoor de [bedrijfsnaam 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn, in de onderlinge verhoudingen ieder voor een onverdeeld derde deel, of wat betreft [eiser] in ieder geval nimmer voor een hoger gedeelte van die schuld dan dat) geheel toe te bedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ieder voor de onverdeelde helft), tegen vergoeding door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] - die hiertoe hoofdelijk verbonden zullen zijn- — van de overbedeling (terzake het onverdeelde derde deel- — dan wel in een enkel geval een iets afwijkend percentage zoals door de rechtbank vast te stellen- van de overwaarde van deze onroerende zaken, dat nu aan [eiser] toekomt)— vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag — aan [eiser] ;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te gelasten om ervoor zorg te dragen dat [eiser] jegens de tot de (resterende) koopprijzen gerechtigde schuldeiser(s) schriftelijk uit het hoofdelijk verband wordt ontslagen, en te bepalen dat de levering van de aandelen van [eiser] in de twee onroerende zaken waaraan die resterende schulden verbonden zijn niet eerder plaats behoeft te vinden dan nadat dit ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid, heeft plaatsgevonden;
- doch voorts te bepalen dat voor het geval de vorenbedoelde schuldeiser(s) niet binnen twee weken na vonniswijzing mocht(en) hebben meegewerkt aan het schriftelijk ontslag van [eiser] uit het hoofdelijk verband, alle opeisbare schulden die voor rekening van de gemeenschap terzake de nu besproken goederen komen, eerst moeten zijn voldaan alvorens tot verdeling wordt overgegaan, en dat vervolgens de overwaarde wordt verdeeld conform het vermelde onder de voorgaande (en navolgende) opsommingsstreepjes (dan wel zoals subsidiair gevorderd);
- en (aanstonds) een Nederlandse notaris als onzijdig persoon te benoemen die voor het geval partijen het hier na vonniswijzing niet over eens kunnen worden — in de Verenigde Arabische Emiraten (Emiraat Dubai) een notaris (of hiermee vergelijkbare plaatselijke functionaris) aanwijst ten overstaan van wie de (notariële) akte van levering en toedeling dient te worden verleden onder (niet meer dan) de (notariële) bepalingen die hoogst noodzakelijk zijn om de verdeling (en het ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid) conform het vonnis uit te voeren;
- en te bepalen dat de notariële kosten (en kadasterkosten) in Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten (Emiraat Dubai) zijn te dragen door de partijen die de onroerende zaken toebedeeld krijgen;
meer subsidiair:
de verdeling vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling te gelasten, zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
IX. de tussen partijen bestaande maatschappen [bedrijfsnaam 1] (handelsregisternummer [nummer 1] ) en [bedrijfsnaam 2] (handelsregisternummer [nummer 2] ) te ontbinden en de vereffening van deze maatschappen te bevelen, en in dat kader de verdeling te bevelen tussen [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds van alle goederen van deze maatschappen (met inbegrip van het ten behoeve van [bedrijfsnaam 1] aangeschafte perceel [kadastrale gegevens 5] , alsmede met inbegrip van alle schulden van de maatschappen), en in dit kader:
primair:
de verdeling aldus vast te stellen:
- de voormelde goederen (die nu van de [bedrijfsnaam 2] zijn, ieder voor een onverdeeld derde deel, respectievelijk — ten aanzien van de schulden — waarvoor de [bedrijfsnaam 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn, in de onderlinge verhoudingen ieder voor een onverdeeld derde deel) geheel toe te bedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ieder voor de onverdeelde helft), tegen vergoeding door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] — die hiertoe hoofdelijk verbonden zullen zijn — van de overbedeling (terzake het onverdeelde derde deel van de overwaarde van deze goederen, dat nu aan [eiser] toekomt) — vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag — aan [eiser] ;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te gelasten om ervoor zorg te dragen dat [eiser] jegens de (eventuele) schuldeisers van de maatschappen schriftelijk uit het hoofdelijk verband wordt ontslagen, en te bepalen dat de levering van de aandelen van [eiser] in de voormelde goederen niet eerder plaats behoeft te vinden dan nadat dit ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid, heeft plaatsgevonden;
- doch voorts te bepalen dat voor het geval de vorenbedoelde schuldeiser(s) niet binnen twee weken na vonniswijzing mocht(en) hebben meegewerkt aan het schriftelijk ontslag van [eiser] uit het hoofdelijk verband, alle opeisbare schulden die voor rekening van de gemeenschap terzake de nu besproken goederen komen, eerst moeten zijn voldaan alvorens tot verdeling wordt overgegaan, en dat vervolgens de overwaarde wordt verdeeld conform het vermelde onder de voorgaande (en navolgende) opsommingsstreepjes (dan wel zoals subsidiair gevorderd);
- en (aanstonds) een notaris aan te wijzen ten overstaan van wie de notariële akte van levering en toedeling dient te worden verleden onder (niet meer dan) de notariële bepalingen die hoogst noodzakelijk zijn om de verdeling (en het ontslag van [eiser] uit hoofdelijke aansprakelijkheid) conform het vonnis uit te voeren;
- en te bepalen dat de notariële kosten (en kadasterkosten) zijn te dragen door de partij(en) die de goederen toebedeeld krijgt/krijgen;
subsidiair:
de verdeling vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling te gelasten, zoals de
rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
X. per te verdelen goed de waardepeildatum als bedoeld onder V tot en met IX vast te stellen op 31 december 2019 of een in goede justitie te bepalen peildatum;
Xl. tussen partijen de verdeling te bevelen van de (aan elk van partijen voor een onverdeeld derde deel toekomende) saldi van de bankrekeningen bij ING Bank NV met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] per datum 21 oktober 2019 te 17:23 uur, onder verplichting van elk van partijen om alle opnames die zij vanaf 21 oktober 2019 te 17:24 uur van deze bankrekening gedaan hebben tot aan het moment dat de verdeling van alle goederen als bedoeld onder V tot en met IV is voltooid en uitgevoerd, in de verdeling van deze bankrekeningsaldi (rekenkundig) in te brengen (behoudens voor zover tegenover een dergelijke opname weer een storting is komen te staan), onder veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om terzake rekening en verantwoording aan [eiser] af te leggen, en de partij(en) die blijkt/blijken te zijn overbedeeld te veroordelen tot vergoeding van de overbedeling aan de andere partij(en), en te bepalen dat de bedoelde bankrekeningen zelf ten name dienen te worden gesteld van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en hen te veroordelen hiervoor zorg te dragen onder ontslag van [eiser] uit eventuele hoofdelijke aansprakelijkheid;
XII. van de ontvangen vruchten en inkomsten/opbrengsten (waaronder huuropbrengsten) van alle goederen als bedoeld onder V tot en met IX alsmede alle terzake ontstane en nog openstaande vorderingen op derden, en de met instemming van alle [bedrijfsnaam 2] gemaakte kosten en aangegane schulden ten behoeve van het beheer van deze goederen, alles voor zover ontvangen of opeisbaar geworden dan wel voldaan of aangegaan vanaf 21 oktober 2019 te 17:24 uur tot aan het moment dat de verdeling van het betreffende goed is voltooid en uitgevoerd, tussen partijen de verdeling te bevelen voor elk van partijen een derde deel), onder veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om terzake rekening en verantwoording aan [eiser] af te leggen en ervoor zorg te dragen dat [eiser] het hem toekomende ontvangt;
XIII. [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van datgene tot betaling waarvan [gedaagde 1] (al dan niet geheel of gedeeltelijk hoofdelijk naast [gedaagde 2] ) gehouden is uit hoofde van hetgeen wordt beslist op het gevorderde onder V tot en met XII;
XIV. [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van datgene tot betaling waarvan [gedaagde 1] (al dan niet geheel of gedeeltelijk hoofdelijk naast [gedaagde 1] ) gehouden is uit hoofde van hetgeen wordt beslist op het gevorderde onder IV tot en met XII;
XV. te bepalen dat de levering van de onverdeelde aandelen van [eiser] in de ten processe bedoelde goederen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (conform de beslissing op het gevorderde onder V tot en met XII) niet eerder behoeft plaats te vinden dan nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan hun hiertegenover staande betalingsverplichtingen aan [eiser] — en hun verplichting tot betaling van de kosten waartoe zij overigens in het ten dezen te wijzen vonnis worden veroordeeld zomede eventueel door hen verbeurde dwangsommen — hebben voldaan, dan wel hiertoe naar behoren zekerheid hebben gesteld opdat de (door)betaling aan [eiser] gelijktijdig met de levering kan plaatsvinden;
XVI. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen medewerking te verlenen aan de verdeling conform de beslissing op het gevorderde onder V tot en met XII (met inbegrip van het fourneren van de hiertoe benodigde gelden), binnen twee weken na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom — te verbeuren door elk van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die medewerking achterwege laat — van € 25.000,00 voor elk ingetreden etmaal dat verzuimd wordt aan het vonnis gevolg te geven, te vermeerderen met de wettelijke rente over iedere verbeurde dwangsom vanaf de dag van verbeurte tot aan de dag der algehele voldoening;
XVII. Elk van gedaagden in conventie (onverminderd de jegens hen gezamenlijk of afzonderlijk uitgesproken andere veroordelingen) te veroordelen te gehengen en te gedogen dat de verdeling van de in het voorgaande bedoelde goederen zal plaatsvinden conform de beslissingen op de voorgaande vorderingen;
XVIII. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het voorlopig deskundigenbericht met inbegrip van de kosten van de verzoekprocedure dienaangaande), alles voorts te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW in zoverre betaling binnen veertien dagen na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis uitblijft;
XIX. te verklaren voor recht dat de auto (BMW) met kenteken [kenteken] eigendom is van (alleen) [eiser] ;
XX. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot afgifte aan [eiser] , binnen achtenveertig uur na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, van:
de privé-eigendommen van [eiser] welke zich bevinden/behoren te bevinden in het kantoor van [eiser] in het bedrijfspand te [plaats 5] aan de [adres 6] :
- de wachtwoorden voor bankrekeningen, welke genoteerd zijn op documenten welke zich hier bevinden/behoren te bevinden;
- de computer;
- privédocumenten.
- privé bankgegevens en facturen en alle roerende zaken in en rondom het bureau (het bureau zelf niet);
- bijna alle roerende zaken (alle roerende zaken waarvan niet expliciet blijkt dat zij bedrijfseigendom van de [bedrijven] zijn) in twee kasten tegen het kantoor van de medewerker, bij partijen bekend als [naam 2] ;
- de dozen op de grond onder de tafel (met inhoud);
- bijna alle roerende zaken (alle roerende zaken waarvan niet expliciet blijkt dat zij bedrijfseigendom van de [bedrijven] zijn) in de kast achter het bureau en erlangs, onder andere vele privédocumenten, een doos, munten, kaarten en sieraden et cetera en oude correspondentie (met uitzondering van die over aspergezaad), waarvan [eiser] de gezamenlijke waarde schat op meerdere tienduizenden euro’s;
- twee kasten aan het bureau links en rechts met alles wat zich hierin bevindt, vliegspullen andere roerende zaken (behalve de ordermappen);
- alle mappen met privé bankzaken van [eiser] , de persoonlijke holding van [eiser] ( [eiser] Holding B.V.) en zijn privéonderneming, klappers en dozen met privé zaken et ceteta;
- een oude pomp en kaarten in de hoek;
- oude mobiele telefoons, I-phone 4, en diverse oude Nokia telefoon’s met lader;
- de kentekenpapieren van de auto van de ex-echtgenote van [eiser] ;
- de privé-eigendommen van [eiser] welke zich bevinden/behoren te bevinden in de loods die in gebruik is bij [gedaagde 2] :
- een Delta-trike vliegtuig PH-1R4 met helm, en met originele propeller en onderdelen en met een reserve rode tank trike (het is ook mogelijk dat deze zich bij [gedaagde 1] in de garage bevindt);
- twee beige jerrycans en vier blauwe jerrycans en diverse roerende zaken die gewoonlijk op een oliedrum stonden;
- een auto van het merk Chrysler;
- een koffer met gereedschap en een koffer met boormachine, die gewoonlijk bij het drum olievat staan/stonden;
- de privé-eigendommen van [eiser] welke zich bevinden/behoren te bevinden bij [gedaagde 1] thuis:
- vlieg-overall met kast (welke normaliter aanwezig is/behoort te zijn in de garage hij het woonhuis van [gedaagde 1] );
- speelgoed uit de kindertijd van [eiser] bestaande uit Fleissmann treinen, wagons, rails, -transformatoren en toebehoren met huisjes et cetera;
- veel foto’s van vroeger (fotograferen was vroeger de hobby van [eiser] , maar hier heeft hij bijna niet meer van omdat dit alles bij [gedaagde 1] is gebleven);
- een dia-projector en alle bijbehorende dia’s;
- kinderschoolspullen uit de lagere school periode van [gedaagde 1] ;
- houtsnijwerk en hout met bijbehorende gereedschappen en bijbehorende materialen (welke zich bevinden/behoren te bevinden boven op zolder van
het oude kantoor) van wat [eiser] vroeger van grootvader [grootvader] geleerd heeft;
en voor het overige:
- alle andere roerende zaken van [eiser] welke zich in de macht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevinden;
ook wanneer deze zaken zich elders blijken te bevinden, dan conform in het bovenstaande is aangegeven als bij [eiser] laatst bekende verblijfplaats;
alles op straffe van door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te verbeuren dwangsommen van € 10.000,00 voor elke ingetreden etmaal dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, elke dwangsom te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf de dag van verbeurte tot aan de dag der algehele voldoening;
XXI. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen:
- ervoor zorg te dragen dat alle post bestemd voor [eiser] welke — tot aan de betekening van het ten dezen te wijzen vonnis — nog op het bedrijfspand te [plaats 5] aan de [adres 6] is ontvangen, alsmede alle e-mail welke is vanaf september 2019 tot aan de betekening van het ten dezen te wijzen vonnis is ontvangen op het e-mailadres [e-mailadres 1] , binnen achtenveertig uur na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis ter hand van [eiser] wordt gesteld (wat betreft de post in origineel, wat betreft de e-mails op een CD-ROM of USB-stick of dergelijke gegevensdrager; en
- eventuele post bestemd voor [eiser] welke na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis nog op voormeld bedrijfspand ontvangen wordt, onmiddellijk aan [eiser] door te zenden, alsmede ervoor zorg te dragen dat alle e-mail welke wordt ontvangen op het e-mailadres [e-mailadres 1] (totdat dit e-mailaccount wordt opgeheven) direct wordt doorgezonden aan [eiser] , per e-mailadres [e-mailadres 2] ;
- ervoor zorg te dragen dat binnen achtenveertig uur na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, aan alle e-mailadressen die in de e-mailbox behorend bij het e-mailadres [e-mailadres 2] als “contactpersoon” kenbaar zijn, een bericht wordt verzonden met het onderwerp “
emailadres [eiser]” (zonder verdere bijvoegingen) en met onderstaande inhoud (dan wel zodanige onderwerpregel en zodanige inhoud als de rechtbank in goede justitie mocht vermenen te behoren):

Geachte heer, mevrouw,
Hierbij berichten wij u dat de e-mailaccount [e-mailadres 1] niet meer in gebruik is bij de heer [eiser] (en [eiser] Holding BV). Indien u een e-mail wilt toezenden aan de heer [eiser] (persoonlijk,) en/of [eiser] Holding BV, verzoeken wij u om het voornoemde e-mailadres niet meer te gebruiken. De heer [eiser] geeft aan (zowel in privé als in hoedanigheid van bestuurder van [eiser] Holding BV) bereikbaar te zijn via het e-mailadres [e-mailadres 2] .
Met vriendelijke groet,[gedaagde 1] en [gedaagde 2]
met dien verstande dat bij de “ondertekening” in plaats van “
[gedaagde 1] en [gedaagde 2]” mag worden opgenomen: ‘
[bedrijfsnaam 3]. “
een en ander in het gebruikelijke lettertype en de gebruikelijke lettergrote en de gebruikelijke opmaak en zonder andere mededelingen en/of meningen hierbij te vermelden;
en het bewijs dat dit is gebeurd ter hand te stellen van [eiser] , in dier voege dat deze kan zien aan welke e-mailadressen deze mededeling verzonden is;
- ervoor zorg te dragen dat binnen achtenveertig uur na betekening van het ten
dezen te wijzen vonnis, elke e-mail die wordt ontvangen op het e-mailadres [e-mailadres 1] , automatisch wordt beantwoord met een bericht zoals onder het vorige opsommingsteken bedoeld, en dat deze wijze van automatisch antwoorden wordt gehandhaafd zolang dit e-mailadres nog niet is opgeheven, en dat dit e-mailadres nog voor ten minste een half jaar na vonniswijzing hiervoor wordt gehandhaafd;
- ten aanzien van de e-mailaccount in alle gevallen subsidiair: [eiser] toegang tot zijn kantoor en de e-mailaccount te verschaffen met medebrenging van een ICT-deskundige, zodat [eiser] de in het voorgaande bedoelde zaken ten aanzien van de e-mailaccount, zelf kan doen) regelen;
alles op straffe van door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te verbeuren dwangsommen van € 10.000,00 voor- elke ingetreden etmaal dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, elke dwangsom te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf de dag van verbeurte tot aan de dag der algehele voldoening;
XXII met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis.
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen na wijziging van eis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I
[eiser] te veroordelen om zorg te dragen voor opheffing van alle door [naam 3]
gelegde executoriale en conservatoire beslagen, zoals deze
blijken uit de als productie 25 bij de akte van 22 februari 2023 gevoegde beslagstukken, voor zover deze beslagen zijn gelegd op de gemeenschappelijke onroerende zaken van partijen in Nederland in het bijzonder de onroerende zaken kadastraal bekend [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] , [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] , [kadastrale gegevens 4] , [kadastrale gegevens 9] , [kadastrale gegevens 10] , [kadastrale gegevens 5] , [kadastrale gegevens 6]
, [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] , [kadastrale gegevens 15] en wel binnen één maand na het in deze te
wijzen (tussen) vonnis en hiervan een bewijsstuk aan de rechtbank en [gedaagde 2] en [gedaagde 1]
te doen toekomen binnen twee dagen nadat de beslagen voornoemd zijn
opgeheven;
II.
aan het onder het vorige punt gevorderde een dwangsom te verbinden van € 5.000,- per
dag, voor iedere dag dat [eiser] hiermee in gebreke blijft;
III.
de verdeling te gelasten van de registergoederen in Nederland kadastraal bekend [kadastrale gegevens 1]
, [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] , [kadastrale gegevens 4] (het woonhuis van moeder met toebehoren, [adres 1] in
[plaats 6] ), onder de opschortende voorwaarde dat de moeder van partijen (mevrouw
[moeder] , geboren [geboortedatum] -1935) haar één derde deel eigendom in
deze registergoederen heeft geleverd aan [gedaagde 2] en partijen daarmee voor elk één
derde eigenaar zijn van deze registergoederen en onder deze opschortende voorwaarde
deze registergoederen toe te delen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , elk voor een zelfde aandeel, onder vergoeding aan [eiser] van de eventuele overbedeling, vast te stellen op een bedrag van € 714.000,-- (volgens het taxatierapport van Arvalis d. d. 14 oktober 2021) althans op een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en voorts te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor de (notariële) eigendomsoverdracht van het aandeel in deze registergoederen kadastraal bekend [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] , [kadastrale gegevens 4] , noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiser] met bepaling dat de aldus op te maken leveringsakte rechtsgeldig en in de daartoe bestemde openbare registers kan worden ingeschreven;
IV.
[eiser] te veroordelen om, voor zover nodig, op eerste verzoek van de betrokken
notaris alle medewerking te verlenen, die de betroken notaris nodig acht om de levering
van de registergoederen met de kadastrale nummers [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] , [kadastrale gegevens 4] van moeder aan [gedaagde 2] te kunnen realiseren;
V.
aan het onder het vorige punt gevorderde een dwangsom te verbinden van € 5.000,- per
dag, voor iedere dag dat [eiser] hiermee in gebreke blijft;
VI.
een deskundigenonderzoek te bevelen naar de gemeenschappelijke onroerende zaken
van partijen in Dubai met het doel om ten aanzien van deze gemeenschappelijke
onroerende zaken voldoende informatie te verzamelen, zoals eigendomsbewijzen en/of
kadastrale beschrijvingen, die het mogelijk maken om de waarde van deze
gemeenschappelijke onroerende zaken te kunnen laten vaststellen en hiertoe het notaris
en advocatenkantoor Loyens en Loeff te benoemen, althans iemand verbonden aan dit
kantoor, dan wel een andere door de rechtbank in goede justitie aan te wijzen persoon
of kantoor en in dit verband zodanige verdere voorzieningen te treffen als de rechtbank
haar gerade zal voorkomen;
VII.
de tussen partijen bestaande maatschappen [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] ,
respectievelijk ingeschreven bij de kamer van koophandel onder de nummers [nummer 1]
en [nummer 2] , ten opzichte van [eiser] partieel te ontbinden en te bepalen dat
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] gerechtigd zijn om deze maatschappen gezamenlijk voort te
zetten, onder de voorwaarde dat aan [eiser] de gezamenlijke waarde van zijn
aandelen in deze maatschappen wordt vergoed, vast te stellen door een door de
rechtbank te benoemen waarderingsdeskundige en hiertoe het kantoor Arvalis B.V. te
Venlo te benoemen, althans iemand verbonden aan dit kantoor, dan wel een andere
door de rechtbank in goede justitie aan te wijzen persoon of kantoor en in dit verband
zodanige verdere voorzieningen te treffen als de rechtbank haar gerade zal voorkomen.
Dit alles onder de voorwaarde dat de ING bank bereid is tot het continueren van de bestaande financiering dan wel tot herfinanciering op dezelfde voorwaarden en [eiser] uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheden wordt ontslagen jegens de ING bank;
VIII.de verdeling te gelasten van de overige gezamenlijke registergoederen in Nederland
kadastraal bekend [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] , [kadastrale gegevens 9] , [kadastrale gegevens 10] , [kadastrale gegevens 11]
, [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] , [kadastrale gegevens 15] , (en [kadastrale gegevens 6] voor zover de rechtbank mocht oordelen dat
dit registergoed toch niet behoort tot het vermogen van [bedrijfsnaam 1] ) en deze
registergoederen toe te delen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , elk voor een zelfde aandeel, onder vergoeding aan [eiser] van de eventuele overbedeling, vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan de hand van het taxatierapport van Arvalis d.d. 14 oktober 2021 en voorts te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor de (notariële) eigendomsoverdracht van het aandeel in deze registergoederen kadastraal bekend [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] , [kadastrale gegevens 9] , [kadastrale gegevens 10] , [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] , [kadastrale gegevens 15] , (en [kadastrale gegevens 6] voor zover de rechtbank mocht oordelen dat dit registergoed toch niet behoort tot het vermogen van [bedrijfsnaam 1] ), noodzakeljke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiser] met bepaling dat de aldus op te maken leveringsakte rechtsgeldig en in de daartoe bestemde openbare registers kan worden ingeschreven;
IX
de verdeling te gelasten van de registergoederen in Oostenrijk te [plaats 3] ,
[adres 5] , aldaar kadastraal bekend “ [kadastrale gegevens 16] Katastralgerneinde
[kadastrale gemeente] , bestaande uit de percelen [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] ” en deze registergoederen, alsmede de geldlening bij de Raffeisenbank te [plaats 4] en het saldo op de betaalrekening bij deze bank toe te delen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , elk voor een zelfde aandeel, dit onder de voorwaarde dat [eiser] wordt ontslagen uit zijn eventuele hoofdelijke verplichtingen voortvloeiende uit de geldlening bij de Raiffeisenbank te [plaats 4] en onder vergoeding aan [eiser] van de eventuele overbedeling, vast te stellen op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag met als peildatum 31 december 2019.
X
de verdeling te gelasten per peildatum 31 december 2019 van het saldo van de
gemeenschappelijke bankrekeningen bij de ING bank met de nummers:
- [rekeningnummer 1] t.n.v. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ( [gedaagde 1] en [gedaagde 2] )
- [rekeningnummer 2] t.n.v. [eiser] en [gedaagde 2] ( [eiser] en [gedaagde 2] )
en het saldo per 31 december 2019 toe te delen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , elk voor een zelfde aandeel, onder de verplichting om [eiser] één derde deel van het gezamenlijk saldo van deze rekeningen te vergoeden.
Subsidiair
De verdeling vast te stellen, dan wel de wijze van verdeling te gelasten, zoals de rechtbank in goedeJustitie vermeent te behoren.
XI
[eiser] te veroordelen om aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] elk te betalen een bedrag van € 19.900,32, zijnde een derde van de totale kosten, die via de gemeenschappelijke betaalrekeningen zijn betaald ten behoeve van de auto van [eiser] voornoemd, vermeerderd met de hierover te berekenen wettelijke rente vanaf 27 november 2019 tot aan de dag van voldoening;
XII
[eiser] te veroordelen om aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] elk te betalen een bedrag van € 6.675,-- , zijnde bij elkaar de helft (€ 13.350,--) van de totale kosten (€ 26.700,--) die zijn voldaan aan de door de rechtbank benoemde deskundige Arvalis, vermeerderd met de hierover te berekenen wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 zijnde de datum van betaling van dit bedrag subsidiair vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag van voldoening;
XIII
Met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na datum van het te wijzen vonnis.
4.5.
[eiser] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en reconventie

5.1.
Het geschil tussen partijen in zowel conventie als in reconventie ziet in hoofdzaak op een verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschappen in binnen- en buitenland, de (partiële) ontbinding van de tussen hen bestaande personenvennootschappen, alsmede op met de verdeling samenhangende vorderingen tot het verstrekken van inlichtingen/informatie. De rechtbank zal de vorderingen in conventie en reconventie, gelet op de onderlinge samenhang gezamenlijk beoordelen. De rechtbank zal daarbij de volgende volgorde aanhouden:
De (partiele) ontbinding van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]
Het onroerend goed in Dubai en de bijbehorende exhibitievordering
De overige exhibitievorderingen
e peildatum voor de verdeling
Het onroerend goed in Oostenrijk met hypotheek en bijbehorende bankrekeningen
Het onroerend goed in Nederland
De gelegde beslagen
De bankrekeningen bij ING
I. De BMW
Afgifte privé-eigendommen
Post en email [eiser]
A.
De (partiële) ontbinding van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]
(vordering IX conventie en vordering VII reconventie)
Personenvennootschap
5.2.
De broers zijn het erover eens dat tussen hen twee personenvennootschappen bestaan waarin zij gezamenlijk een bedrijf uitoefenen, te weten [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , die bij mondelinge overeenkomst zijn aangegaan. Op grond van de wederzijds betrokken stellingen staat eveneens vast dat zij in beide gevallen een duurzame samenwerking zijn overeengekomen waarin ieder is gehouden tot een inbreng van gelijke (geldelijke) middelen, met als doel een gezamenlijk vermogensrechtelijk voordeel te behalen dat onderling in gelijke delen zal worden verdeeld, waarbij inbreng en te behalen voordeel worden gealloceerd op een daarvoor opgerichte gemeenschappelijke “en/of-rekening”.
5.3.
Hoewel partijen zich vermoedelijk niet diepgaand hebben bezonnen over de juridische vorm van hun samenwerkingsverband moet in de eerste plaats duidelijkheid worden geschapen over de aard van hun rechtsverhouding: een maatschap of een vennootschap onder firma (vof).
5.4.
De broers hebben de afspraken over hun samenwerking niet schriftelijk vastgelegd. De overeenkomst van de vof is echter vormvrij. Artikel 22 Wetboek van Koophandel (WvK) schrijft weliswaar voor dat de vof moet worden aangegaan bij een authentieke of onderhandse akte, maar dat is slechts een dwingend bewijsvoorschrift, zodat het ontbreken van een akte niet direct leidt tot het oordeel dat van het bestaan van een vof geen sprake is (vgl. ECLI:NL:RBMNE:2021:1595). Daarbij is van belang dat de vof een vorm van een maatschap is. Het bestaan van de maatschap hoeft door de maten niet met een akte te worden bewezen. Vennoten bij een vof kunnen, bij het ontbreken van een vennootschapsakte, daarom wel bewijzen dat tussen hen een maatschap bestaat. Als de maatschap een onderneming drijft, optreedt onder een gemeenschappelijke naam en geen commanditaire vennootschap is, dan is zij op grond van artikel 16 WvK als een vof aan te merken.
5.5.
Nu partijen (zowel in de processtukken als ter mondelinge behandeling) hebben gesteld dat in beide gevallen sprake is van een maatschap waarin gezamenlijk en onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf wordt uitgeoefend, is naar het oordeel van de rechtbank in beide gevallen sprake van een vof als bedoeld in artikel 16 e.v. WvK , waarop de voor de maatschap geldende bepalingen (artikelen 7A:1655-1688 BW) in beginsel van overeenkomstige toepassing zijn.
(Partiële) ontbinding
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat zowel in [bedrijfsnaam 1] als [bedrijfsnaam 2] de onderlinge samenwerking tot uitoefening van een gezamenlijk bedrijf niet langer houdbaar is, nu de verhoudingen tussen [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds ernstig en duurzaam zijn verstoord. Partijen zijn het erover eens dat die samenwerking dient te worden beëindigd.
5.7.
[eiser] heeft de rechtbank verzocht zowel [bedrijfsnaam 1] als [bedrijfsnaam 2] na ontbinding te vereffenen en te verdelen en de goederen toe te delen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met vergoeding van de overbedeling aan [eiser] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de rechtbank verzocht de vennootschapsovereenkomsten op grond van gewichtige redenen partieel te ontbinden, in die zin dat aan de ontbinding door de rechtbank de voorwaarden worden verbonden dat zowel [bedrijfsnaam 1] als [bedrijfsnaam 2] door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen worden voortgezet, waarbij aan [eiser] de waarde van zijn aandeel in [bedrijfsnaam 1] en in [bedrijfsnaam 2] wordt vergoed onder voorwaarde dat de ING Bank bereid is tot continuering van de bestaande financiering dan wel tot herfinanciering op dezelfde voorwaarden en [eiser] uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheden wordt ontslagen jegens de ING Bank.
5.8.
De rechtbank stelt voorop dat niet gebleken is dat partijen enige voorziening zijn overeengekomen omtrent de mogelijkheid tot opzegging aan een vennoot (uitstoting) of voortzetting door de overige vennoten ingeval van ontbinding op grond van gewichtige redenen, zodat in beginsel de optie tot voortzetting van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] door twee van de drie vennoten niet op tafel ligt. Dat klemt in dit geval nu tussen partijen een veelheid aan ondernemingen en gemeenschappen bestaat, waarvan de financiering niet afzonderlijk is geregeld maar als geheel, zodat vereffening en verdeling bij gebreke van een algehele herfinanciering gevolgen kan hebben die vele malen verderstrekkend zijn dan enkel de privé situatie van de drie broers. Daarbij heeft de rechtbank ook – maar niet uitsluitend – oog voor de werknemers van het [bedrijven] . Juist de mogelijkheid om tot een algehele herfinanciering met de bancaire kredietverstrekker te kunnen komen en zodanig – zoveel als mogelijk – de verdere exploitatie van het [bedrijven] , dat door de bank reeds bij de afdeling bijzonder beheer is ondergebracht, in stand te houden, ligt ten grondslag aan het verzoek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Door [eiser] is geen belang naar voren gebracht dat zich verzet tegen voortzetting van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] door zijn beide broers, anders dan dat hij de voorkeur geeft aan vereffening en verdeling.
5.9.
Op grond van artikel 7A:1684 lid 1 BW, welk artikel zowel op de maatschap als de vof van toepassing is, kan iedere vennoot wegens gewichtige redenen ontbinding vorderen. [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen aldus ieder vorderen [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] te ontbinden voor zover sprake is van gewichtige redenen. Van een gewichtige reden in de zin van dit artikel is sprake indien, alle omstandigheden in aanmerking genomen, van de vennoten redelijkerwijs geen voortzetting van de vof kan worden gevraagd. Onder gewichtige redenen vallen zowel de situaties waarin een van de vennoten toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, als die waarin sprake is van overmacht (vgl. Rb. Arnhem 5 december 2007, LJN BC1178). Doel en strekking van voormelde wetsbepaling is dat vennoten, in dit geval dus de broers, niet gedwongen kunnen worden te blijven samenwerken, wanneer dat in redelijkheid niet langer van hen kan worden gevergd. Dit betekent dat ook grond bestaat voor ontbinding van de vennootschappen onder firma wanneer zij niet meer met elkaar kunnen samenwerken vanwege de wijze waarop zij op elkaar reageren (incompatibilité des humeurs), zonder dat kan worden gezegd dat deze reacties voortvloeien uit aan [eiser] enerzijds of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds toe te rekenen tekortkomingen (vgl. Hof ’s-Gravenhage 24 mei 1968, NJ 1969, 439, WPNR 5102). Voor de toewijsbaarheid van de vordering is niet nodig vast te stellen aan wie der partijen de onmogelijkheid van samenwerking is gelegen. De oorzaak kan ook aan eigen zijde zijn gelegen en partijen kunnen over en weer de ontbinding op dezelfde oorzaak vorderen.
5.10.
Op basis van de stellingen van partijen kan worden vastgesteld dat tussen [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds sprake is van een dergelijke incompatibilité des humeurs. Uit de over en weer betrokken stellingen volgt namelijk dat iedere vorm van samenwerking reeds geruime tijd is stilgevallen en partijen elkaar feitelijk enkel nog tegenwerken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs van de vennoten geen voortzetting van het bestaande vennootschappelijk verband met drie vennoten kan worden verlangd, zodat de rechtbank besluit tot ontbinding van de beide personenvennootschappen wegens gewichtige redenen.
5.11.
Een zodanige ontbinding heeft geen terugwerkende kracht. De rechtbank kan de gevorderde ontbinding evenwel ex artikel 7A:1684 tweede lid BW toewijzen onder door de rechtbank te stellen voorwaarden, wat de mogelijkheid biedt om bij toepassing van artikel 7A:1684 BW te beslissen dat één of meer vennoten op grond van gewichtige redenen de vennootschap zal moeten verlaten, ook in die gevallen waarin de overeenkomst niets bepaalt omtrent voortzetting door de overige vennoten in geval van ontbinding op grond van gewichtige redenen.
5.12.
De rechtbank ziet in de hiervoor uiteengezette omstandigheden aanleiding aan de ontbinding ex artikel 7A:1684 tweede lid BW in dit geval de volgende voorwaarden te verbinden: (i) de vennootschapsovereenkomst zal worden ontbonden op zodanige wijze dat deze ontbinding slechts betrekking heeft op één van de vennoten, te weten [eiser] , (ii) de beide overige vennoten, te weten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , zijn gerechtigd beide vennootschappen gezamenlijk voort te zetten en (iii) door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dient aan [eiser] de waarde van zijn aandeel in beide vennootschappen per datum ontbinding (te weten: per datum van dit vonnis) te worden vergoed.
5.13.
De rechtbank zal voor de waardering van het vennootschapsaandeel een deskundige benoemen, die de waarde van het vennootschapsaandeel van [eiser] in beide vennootschappen per datum van dit vonnis dient te begroten. De deskundige dient een accountant te zijn met een specifieke kennis van en deskundigheid in de agrarische sector. Nu tussen partijen op basis van de wederzijds ingenomen stellingen vaststaat dat de inbreng in de vennootschappen uitsluitend ziet op ingebracht kapitaal en door partijen dienaangaande geen nadere afspraken zijn gemaakt, is de rechtbank voorshands van oordeel dat de deskundige voor de waardering van het aandeel van [eiser] in de beide vennootschappen kan volstaan met (a) de vermogenswaarde van het ingebrachte voor zover dit niet door zijn aandeel in een eventueel verlies van de vennootschappen mocht zijn opgeteerd, (b) te vermeerderen met een vergoeding van zijn aandeel in een eventueel opgebouwd gemeenschappelijk (im)materieel actief (voor zover daarvan sprake is) en (c) een aandeel in de nog niet verdeelde winst. Wanneer in plaats van een nog niet verdeelde winst sprake is van niet genomen verliezen, zal zijn aandeel daarin worden vastgesteld via verrekening met hetgeen hem toekomt (vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2020, r.o. 9.5, ECLI:NL:GHSHE:2020:765).
5.14.
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de te benoemen deskundige door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dient te worden voldaan en dat zij een derde deel van het voorschot (als aandeel van [eiser] ) in mindering mogen brengen op het aan [eiser] uit te keren bedrag aan waarde van zijn aandeel in de personenvennootschappen.
5.15.
De zaak zal naar de rol worden verwezen, zodat partijen zich bij akte uit kunnen laten over de persoon van de te benoemen deskundige. De rechtbank stelt partijen daarbij in de gelegenheid drie deskundigen van hun voorkeur voor te stellen en drie deskundigen met wie zij zich niet kunnen verenigen, en om deze keuze te motiveren. Indien partijen niet tot een overeenkomstige aanbeveling komen, zal de rechtbank met inachtneming van de door partijen ingediende ‘lijstjes’ zelf een keuze maken, waarbij de rechtbank zich vrij acht een deskundige te benoemen waartegen partijen niet op voorhand (deugdelijk gemotiveerd) bezwaar hebben gemaakt,
5.16.
Ten slotte stelt de rechtbank hierbij vast dat zowel het perceel [kadastrale gegevens 5] als [kadastrale gegevens 6] in het vermogen van [bedrijfsnaam 1] vallen. Zij zullen dus niet bij de afzonderlijke verdeling van de gezamenlijke registergoederen betrokken worden. De rechtbank is als volgt tot dit oordeel gekomen.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat perceel [kadastrale gegevens 6] naar zijn wetenschap niet in het vermogen van [bedrijfsnaam 1] valt.
Naar aanleiding van dit standpunt hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onderbouwd met stukken gesteld waarom het perceel [kadastrale gegevens 6] wèl tot het vermogen van [bedrijfsnaam 1] valt. Kort gezegd komt dit erop neer dat een oom van partijen aan zijn erven een boerderij met cultuurgrond gelegen aan de [adres 7] met het kadastrale nummer [kadastrale gegevens 17] heeft nagelaten. De erven hebben de boerderij met cultuurgrond toegedeeld aan de drie broers. Om dit te financieren hebben de drie broers ten behoeve van [bedrijfsnaam 1] bij ING Bank een financiering aangevraagd. Vervolgens is in opdracht van [bedrijfsnaam 1] een splitsing van het kadastrale perceel aangevraagd in een deel voor de boerderij en een deel voor cultuurgrond. Dit is gerealiseerd waarna de boerderij is verkocht en alleen nog de cultuurgrond, zoals gewenst, in [bedrijfsnaam 1] overbleef. De cultuurgrond heeft de nieuwe kadastrale nummers [kadastrale gegevens 5] en [kadastrale gegevens 6] gekregen.
Het had op de weg van [eiser] gelegen hierop gemotiveerd te reageren, maar dat heeft hij niet gedaan. Daarom is het standpunt van [eiser] dat perceel [kadastrale gegevens 6] niet in het vermogen van [bedrijfsnaam 1] valt, onvoldoende onderbouwd.
B.
De onroerende zaken in Dubai en de bijbehorende exhibitievorderingen
(vordering I, IA, IB en VIII in conventie en vordering VI in reconventie)
5.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij gezamenlijk privégeld hebben geïnvesteerd in Dubai en dat [gedaagde 1] daarvoor namens hen allen heeft zorggedragen. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesteld dat ieder van de broers ongeveer € 600.000,- uit privémiddelen ‘naar Dubai heeft gestuurd’ en dat ook huurinkomsten uit Dubai van de broers opnieuw, al dan niet via de makelaar, ter (her)investering zijn aangewend.
5.18.
[eiser] wil tot een verdeling van de gezamenlijke onroerende zaken komen, voor zover daarvan sprake is. Daarvoor is een overzicht van de gezamenlijke bezittingen in Dubai nodig en informatie die waardering van de gezamenlijke bezittingen mogelijk maakt, zoals – naar [eiser] stelt – het grondoppervlakte per onroerende zaak en de vloeroppervlakte per onroerende zaak en de aard en het gebruik van de onderscheidenlijke onroerende zaken, en per onroerende zaak het ‘Land Number”, “Title Deed Number” en ‘Makani Number” en afschriften van de eigendomstitels van deze onroerende zaken. De enige voor [eiser] beschikbare informatie is volgens hem een door [gedaagde 1] opgesteld overzicht van de onroerende zaken in Dubai (overgelegd als productie 13 bij akte van [eiser] d.d. 8 januari 2020). Dit overzicht vermeldt het volgende:
“30-12-2019
onderstaand de OG zaken zoals verdeeld. Waarde erachter vermeld vertegenwoordigd de aankoopwaarde per nu, deze waarde zal ongeveer de marktwaarde zijn op dit moment schat ik.
[app. nummer 1] [onroerende zaak 1] ( [gedaagde 2] 33,3% / [eiser] 33,3% / Ard 33,3%) € 458.760; (ongeveer 159 m²)
[villa nummer] [onroerende zaak 2] ( [gedaagde 2] 22,7% / [eiser] 22,7% / Ard 54,6%) € 251.300; (0 m²)
[app. nummer 2] [onroerende zaak 3] ( [gedaagde 2] 33,3% / [eiser] 33,3%/ Ard 33,3%) € 505.464; (1557 sqft)
[onroerende zaak 4] ( [gedaagde 2] 42% / [eiser] 29% / Ard 29%) € 875.400; (ongeveer 1258 sqft)
[onroerende zaak 5] ( [gedaagde 2] 33,3% / [eiser] 33,3%/ Ard 33,3%) € 457.978; (ongeveer 629 sqft)
[onroerende zaak 6] ( [gedaagde 2] 33,3% / [eiser] 33,3%/ Ard 33,3%) € 357.600; (ongeveer 629 sqft)
[onroerende zaak 7] ( [gedaagde 2] 33,3% / [eiser] 33,3%/ Ard 33,3%) € 740.530; (2778 sqft)
[onroerende zaak 8] ( [gedaagde 2] 33,3% / [eiser] 33,3%/ Ard 33,3%) € 430.160; (1620 sqft)
Zie op plattegrond locatie per object.
Overige gegevens zijn niet in mijn bezit.”
5.19.
Van de in dit overzicht vermelde onroerende zaken hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij akte van 12 april 2023 nadere stukken ingebracht. Hieruit blijkt dat de overgelegde “Title Deeds” – nog daargelaten welke rechtsgevolgen uit een dergelijke Title Deed kunnen worden afgeleid – alleen op naam van [gedaagde 1] zijn gesteld, met uitzondering van de onder 1. genoemde onroerende zaak ten aanzien waarvan de Title Deed op naam van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is gesteld. [eiser] wordt in geen van de overgelegde “Title Deeds” genoemd. Met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] constateert [eiser] op grond van de overgelegde bescheiden dat hij geen eigenaar is van de onroerende zaken. Daarover zijn partijen het kennelijk eens.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat [eiser] van een van de in de lijst genoemde onroerende zaken als mede-eigenaar (en dus deelgenoot van een gemeenschap) kan worden aangemerkt. Gelet hierop bestaat geen rechtsgrond voor de door [eiser] gevorderde verdeling van de in de lijst genoemde onroerende zaken en is deze vordering niet toewijsbaar. De vordering in conventie onder VIII zal dan ook worden afgewezen.
5.20.
[eiser] vordert in conventie onder I afgifte van diverse bescheiden ten aanzien van de onroerende zaken in Dubai. Een dergelijke vordering kan worden toegewezen als aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Eén van die vereisten is dat degene die om inzage in bescheiden verzoekt een rechtmatig belang daarbij heeft dat direct en concreet is. [eiser] heeft daartoe aangevoerd dat hij de verzochte bescheiden nodig heeft om tot verdeling van de onroerende zaken in Dubai te komen. Omdat de vordering daartoe wordt afgewezen, is dit gestelde belang niet meer aanwezig.
5.21.
[eiser] heeft ook gesteld dat er in Dubai enkele panden meer zijn dan genoemd in de lijst, die verdeeld zouden moeten worden. [eiser] heeft deze stelling, hoewel dat op zijn weg had gelegen, echter niet onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt. De door [eiser] aangedragen feiten en omstandigheden bieden geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat partijen gezamenlijk hebben geïnvesteerd in andere dan in de lijst opgenomen onroerende zaken. In de aangifte inkomstenbelasting over 2019 van [eiser] (productie 27 bij akte uitlating van 22 februari 2023 zijdens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ) staan bij rechten op onroerende zaken in het buitenland geen andere onroerende zaken opgenomen dan vermeld op de hiervoor bedoelde lijst. Ook de verdeling van mogelijke andere gezamenlijke panden in Dubai kan dus niet als rechtmatig belang dienen om de vordering onder I ten aanzien van de onroerende zaken in Dubai toe te wijzen.
5.22.
De vordering onder I zal dan ook ten aanzien van de onroerende zaken in Dubai worden afgewezen.
5.23.
Ook de vordering onder IA in conventie tot het doen van nader onderzoek door een deskundige naar de bezittingen van partijen in Dubai zal worden afgewezen en onder IB om de kosten daarvan voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te laten komen. De gestelde noodzaak daartoe was gelegen in het komen tot verdeling van deze bezittingen en die noodzaak is er niet meer omdat niet gebleken is dat er gemeenschappelijke bezittingen in Dubai zijn.
5.24.
Ook vordering VII in reconventie die eveneens ziet op het doen van nader onderzoek door een deskundige naar de bezittingen in Dubai zal om dezelfde voormelde redenen worden afgewezen.
5.25.
De conclusie is dan ook dat alle vorderingen terzake van onroerende zaken in Dubai, de vordering tot verkrijging van informatie daaronder begrepen, zullen worden afgewezen.
C.
De overige exhibitievorderingen
(vordering I in conventie)
5.26.
[eiser] vordert onder 1 afgifte van diverse bescheiden. Zoals hierboven overwogen moet aan de vereisten van artikel 843a Rv zijn voldaan, wil de vordering voor toewijzing in aanmerking komen. Deze vereisten houden in dat:
(1) de persoon die inzage, afschrift of uittreksel vordert daarbij een rechtmatig belang heeft wat direct en concreet is;
(2) dat het om bepaalde bescheiden gaat die duidelijk omschreven zijn;
(3) dat de bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarin degene die de vordering instelt partij is;
(4) dat de vordering wordt ingesteld tegen degene die de gevorderde bescheiden onder zijn berusting of tot zijn beschikking heeft.
Voorts hoeft aan een vordering tot inzage niet te worden voldaan als kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd of als er gewichtige redenen zijn de stukken niet af te geven of ter inzage te geven.
5.27.
Hieronder zal steeds eerst schuin gedrukt weer worden gegeven wat de vordering van [eiser] inhoudt en dan volgen de overwegingen van de rechtbank.
5.28.
[eiser] vordert in afschrift te verstrekken de (tussentijdse) financiële gegevens betreffende het gehele concern van de [bedrijven] , waaronder in ieder geval de meest recente maandcijfers en/of kwartaalcijfers van met name de (hoofd)vestigingen in Nederland, Polen, Wit-Rusland en Turkije (steeds met inbegrip van balansen) over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk definitieve cijfers tot stand zijn gekomen, en conceptcijfers over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk conceptcijfers zijn opgesteld.
5.28.1.
De rechtbank is van oordeel dat de hier gevorderde informatieverstrekking van gegevens ten aanzien van het hele [bedrijven] niet toewijsbaar is om de volgende redenen.
5.28.2.
Uit de stukken volgt dat het concern van de [bedrijven] samenhangt met [bedrijfsnaam 3] Dit is een rechtspersoon even als de niet nader aangeduide Limited in Cyprus. Eventuele verzoeken/vorderingen voor informatieverstrekking dienen te worden gericht aan de betreffende rechtspersonen. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien waarom [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , die in de onderhavige procedure als privé persoon worden aangesproken, gehouden zouden zijn om informatie te verstrekken over die rechtspersonen. Er is dan ook niet voldaan aan vereiste (4) van artikel 843a Rv.
5.28.3.
Daarnaast is de vordering onvoldoende concreet. Zo is niet duidelijk welke bedrijven begrepen dienen te worden onder het concern van [bedrijven] . Evenmin is duidelijk op welke Cypriotische Limited [eiser] doelt nu geen naam en/of registratienummer wordt vermeld.
5.29.
[eiser] vordert in afschrift te verstrekken de (tussentijdse) financiële gegevens betreffende [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , waaronder in ieder geval de meest recente maandcijfers en/of kwartaalcijfers over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk definitieve cijfers tot stand zijn gekomen, en conceptcijfers over de maand
en/of het kwartaal waarover meest recentelijk conceptcijfers zijn opgesteld.
5.29.1.
De rechtbank ziet geen grond om deze vordering tot verstrekking van financiële gegevens over [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] toe te wijzen. [eiser] beschikt als vennoot van deze personenvennootschappen al over de jaarstukken en kan de betreffende gegevens als vennoot ook verkrijgen via de accountant van de personenvennootschappen. Daarnaast zal de deskundige die het aandeel van [eiser] in de partieel te ontbinden personenvennootschappen dient te begroten, de cijfers van de personenvennootschappen daarbij dienen te betrekken en zijn bevindingen/berekeningen inzichtelijk dienen te maken door middel van de onderliggende financiële stukken. [eiser] zal de verlangde gegevens dus ook via die weg krijgen. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt dan ook niet in te zien dat [eiser] een rechtmatig belang heeft (vereiste 1) bij de gevorderde (afzonderlijke) informatieverstrekking door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.30.
[eiser] vordert in afschrift te verstrekken de (tussentijdse) financiële gegevens betreffende de in de Republiek Cyprus gevestigde Limited waarin partijen gezamenlijk vennoot zijn, waaronder in ieder geval de meest recente maandcijfers en/of kwartaalcijfers over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk definitieve cijfers tot stand zijn gekomen, en conceptcijfers over de maand en/of het kwartaal waarover meest recentelijk conceptcijfers zijn opgesteld.
5.30.1.
De rechtbank ziet geen grond om deze vordering tot verstrekking van financiële gegevens over een niet nader omschreven Limited in Cyprus toe te wijzen omdat de niet nader aangeduide Limited in Cyprus een rechtspersoon is. Eventuele verzoeken/vorderingen voor informatieverstrekking dienen dan ook te worden gericht aan de Limited. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien waarom [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , die in de onderhavige procedure als privé persoon worden aangesproken, gehouden zouden zijn om informatie te verstrekken over de Limited. Er is dan ook niet voldaan aan vereiste (4) van artikel 843a Rv.
5.31.
[eiser] vordert in afschrift te verstrekken stukken waaruit het (op moment van mededeling na vonniswijzing openstaande) obligo blijkt van de ten processe bedoelde hypotheekschulden bij ING Bank NV. en de Raiffeisenbank.
5.31.1.
[eiser] onderbouwt dit door te stellen dat hij in het kader van de verdeling van het onroerend goed ook de bijbehorende hypothecaire schulden moeten worden verdeeld. Hiervoor dient de omvang van die schulden bekend te zijn. Inmiddels hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] informatie over de obligo’s van de hypotheekschulden bij ING Bank N.V. en Raiffeisenbank verschaft per 31 december 2019 in productie 17, 22, 23 en 24. Ter zitting hebben partijen verklaard 31 december 2019 als peildatum voor de verdeling te willen hanteren. [eiser] heeft in zijn vordering onder X ook verzocht 31 december 2019 als peildatum voor de verdeling van het onroerend goed te hanteren. De rechtbank stelt daarmee vast dat [eiser] geen belang meer heeft bij zijn vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
5.32.
[eiser] vordert in afschrift alle informatie aangaande gezamenlijke privébezittingen van partijen met inbegrip van inzicht in de bankrekeningen, leningen bij banken en andere bedrijven, waaronder Litouwen, en wat er privé in kas is, en verder van alle privé-inkomsten uit gezamenlijke bezittingen, en van de bedrijven van partijen gezamenlijk, waaronder de maatschappen, de bedrijven te Polen, Wit-Rusland, Turkije, Litouwen en Cyprus, de hotels/appartementen in Polen en Oostenrijk en bezittingen in Dubai, het bedrijf [bedrijfsnaam 4] , en alle overige gezamenlijke bezittingen en de inkomsten daaruit, alles opdat een compleet beeld kan worden gevormd van hetgeen er ontvlochten en verdeeld dient te worden.
5.32.1.
Aan vereiste (2) van 843a Rv dat het om bepaalde bescheiden moet gaan die voldoende concreet omschreven zijn, is niet voldaan. De rechtbank zal deze vordering dan ook afwijzen.
D.
Peildatum voor de verdeling
5.33.
Partijen hebben ter zitting verklaard het eens te zijn over het hanteren van 31 december 2019 als peildatum voor de verdeling. [eiser] vordert na eiswijziging onder X per te verdelen goed de waardepeildatum als bedoeld onder V tot en met IX vast te stellen op 31 december 2019 of een in goede justitie te bepalen peildatum. Dit komt er op neer dat hij als peildatum voor de verdeling van de onroerende zaken 31 december 2019 wil aanhouden, wat overeenkomt met zijn standpunt ter zitting. Omdat partijen ter zitting hebben aangegeven akkoord te gaan – in grote lijnen - met de in het taxatierapport vastgestelde marktwaarde in 2021 van de diverse onroerende zaken, begrijpt de rechtbank dit standpunt aldus dat partijen wensen om 31 december 2019 aan te houden als peildatum voor welke activa en passiva er in de te verdelen deelgemeenschappen vallen. De rechtbank zal dit zo ook toepassen.
5.34.
In zijn antwoordakte van 12 april 2023 stelt [eiser] onder randnummer 18 plotseling dat hij de ‘datum levering’ voor het onroerend goed wil aanhouden omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anders aanzienlijk zouden worden bevoordeeld. Wat hij hiermee bedoelt en waar dit toe moet leiden, werkt hij verder in het geheel niet uit. Zo geeft hij niet aan of naar zijn idee al het onroerend goed opnieuw moet worden getaxeerd. De rechtbank verwerpt dit standpunt van hem daarom als onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal voor [eiser] ’s standpunt aanhouden wat hij telkens per te verdelen onroerend goed heeft gesteld.
5.35.
[eiser] stelt verder nog dat er inkomsten uit onroerend goed na 31 december 2019 zijn ‘doorgelopen’, die eveneens met [eiser] zouden moeten worden verdeeld. Hier heeft hij aparte vorderingen voor ingesteld die in het hiernavolgende ook zullen worden besproken.
E.
Het onroerend goed in Oostenrijk met bijbehorende hypotheek en bankrekening
(vordering VII en XII in conventie en vordering IX in reconventie)
5.36.
Partijen bezitten gezamenlijk, ieder voor een onverdeeld derde deel, een chalet gelegen in [plaats 3] aan de [adres 5] (kadastraal bekend [kadastrale gegevens 16] Kadastralgemeinde [kadastrale gemeente] , bestaande uit de percelen [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] ) en nader aan te duiden als “het Chalet”. Partijen zijn het erover eens dat het Chalet aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kan worden toebedeeld tegen vergoeding van een/derde van de overwaarde (taxatiewaarde verminderd met de hypothecaire schuld) daarvan aan [eiser] . Partijen zijn het er ook over eens dat de hypothecaire geldlening aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten worden toegedeeld. Partijen zijn het er voorts over eens dat [eiser] moet worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Als peildatum voor de verdeling van de bijbehorende hypothecaire lening willen partijen 31 december 2019 hanteren. Uit het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] overgelegde rekeningafschrift van de Raiffeisenbank met IBAN [rekeningnummer 3] (productie 24), volgt dat het saldo van de hypothecaire lening op dat moment € 548.238,78 bedroeg.
5.37.
Het Chalet is door taxateur Fischer blijkens diens taxatierapport (als onderdeel van het deskundigenrapport van Arvalis dat door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als productie 15/16 is overgelegd) getaxeerd op een marktwaarde van € 1.569.000 per 7 juni 2021. Partijen hebben tijdens de zitting te kennen gegeven dat zij het eens zijn met deze marktwaarde.
Fischer heeft over het derde deel van deze waarde (€ 523.000,--) een mede-eigendomsaftrek toegepast van 15% en de marktwaarde van het derde deel gewaardeerd op afgerond € 445.000,-- . De reden voor deze aftrek zou gelegen zijn in de redenering dat verkoop van een onverdeeld aandeel een lagere marktwaarde heeft omdat daar minder belangstelling voor bestaat. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] willen voor de verdeling van € 445.000 uitgaan terwijl [eiser] voor de verdeling wil uitgaan van € 523.000,-.
Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor een dergelijke aftrek omdat geen sprake is van verkoop van een/derde deel (aan een derde) maar toedeling daarvan aan de andere deelgenoten. Daarom dient een/derde van de marktwaarde van het Chalet te worden gehanteerd en niet de marktwaarde van een onverdeeld een/derde deel van het Chalet. Zonder toedeling van het Chalet aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zou immers ook de volledige verkoopopbrengst (lees: marktwaarde zonder aftrek) in gelijke delen worden verdeeld.
5.38.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het Chalet aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal worden toegedeeld onder de verplichting om aan [eiser] wegens overbedeling te vergoeden een/derde deel van de overwaarde ter hoogte van € 1.020.761,22 (1.569.000,-- minus 548.238,78) ofwel een bedrag van
€ 340.253,74. Dit alles onder de verplichting voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om voor hun eigen rekening te nemen en geheel als eigen schuld te voldoen de hypothecaire schuld bij Raiffeisenbank. Aan deze wijze van verdeling wordt de voorwaarde verbonden, dat [eiser] wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op het Chalet rustende hypothecaire lening.
5.39.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen ook om ‘het saldo op de betaalrekening’ bij Raiffeisenbank aan hen toe te delen. Het betreft een rekening op naam van alledrie de broers bij Raiffeisenbank in Oostenrijk met het nummer IBAN: [rekeningnummer 4] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bij hun akte van 22 februari 2023 als productie [kadastrale gegevens 3] een afschrift overgelegd van de betreffende rekening met het saldo per 31 december 2019, te weten € 2.467,51. [eiser] voert hiertegen geen verweer, zodat dit saldo voor ieder een gelijk deel aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal worden toegedeeld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn hierdoor jegens [eiser] voor een bedrag van overbedeeld
€ 822,50wat zij aan hem moeten vergoeden. Het overschrijven van de rekening op naam van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zonder [eiser] , zal door alledrie de broers in samenwerking met de Raiffeisenbank moeten worden bewerkstelligd.
5.40.
Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesteld dat het Chalet wordt verhuurd en dat de huuropbrengsten op deze rekening binnenkomen. [eiser] vordert onder XII in conventie verdeling van de ontvangen vruchten en inkomsten uit onder meer het Chalet onder verrekening van de kosten tot het moment dat de verdeling is voltooid. Hij vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hierover verantwoording afleggen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gesteld dat het afleggen van rekening en verantwoording niet nodig is omdat [eiser] zelf over alle bankafschriften kan beschikken, de rekening staat immers ook op zijn naam, en de relevante informatie uit andere stukken kan vernemen die hij tot zijn beschikking heeft, zoals de aangifte inkomstenbelasting. Verder stellen zij dat na 31 december 2019 niets hoeft te worden verrekend en afgerekend omdat die datum als peildatum voor de verdeling geldt.
5.41.
De rechtbank zal de vordering van [eiser] op dit punt als onvoldoende onderbouwd afwijzen. Omdat [eiser] over de relevante gegevens beschikt, althans zou kunnen beschikken, mag van hem verwacht worden dat hij zelf met een onderbouwd standpunt komt over welk bedrag hem per saldo toekomt aan ontvangen vruchten/inkomsten minus gemaakte kosten, waaronder de betaalde hypotheeklasten na 31 december 2019, terzake van het Chalet. [eiser] heeft hierover echter geen standpunt ingenomen. Verder is de rechtbank met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van oordeel er na 31 december 2019 niets meer te verdelen en verrekenen valt omdat dit voortvloeit uit het gegeven dat partijen kiezen voor 31 december 2019 als peildatum waarop de omvang van de te verdelen gemeenschappen wordt gefixeerd.
F.
Het onroerend goed in Nederland
5.42.
Partijen vragen beiden om de verdeling te gelasten van de volgende percelen.
Percelen [kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] . Dit betreft het woonhuis met toebehoren van moeder (zie verder bij de overwegingen) aan de [adres 1] te [plaats 1] ;
Percelen [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 9] . Dit betreffen kleine percelen respectievelijk met een nutsvoorziening, bestaand uit water en met een Enexis stroomaansluiting;
Perceel [kadastrale gegevens 10] . Dit betreft een voormalige manege aan de [adres 2] te [plaats 2] , welke nu in gebruik is als huisvesting voor arbeidsmigranten, werkzaam bij [bedrijfsnaam 3] .
Percelen [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 15] , met adres [adres 3] en [adres 4] ( [kadastrale gegevens 15] ). Deze percelen worden gebruikt door [bedrijfsnaam 3] .
[kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4] (woning moeder)
(vorderingen II, III, IV en V in conventie en vorderingen III, IV en V in reconventie)
5.43.
Deze kadastrale aanduidingen hebben betrekking op voormalige eigendommen van de ouders van partijen bestaande uit een woonhuis met erf, tuin, loods en paardenstal aan de [adres 1] en cultuurgrond aan de [adres 8] , de [adres 9] en de [adres 10] te [plaats 7] . Arvalis heeft dit alles bij elkaar op 14 oktober 2021 getaxeerd op € 714.000,-. Dit is de waarde in verhuurde en verpachte staat. Momenteel huurt de moeder van partijen het woonhuis van haar zoons. Op deze eigendommen rust geen hypotheek.
5.44.
De ouders van partijen hebben deze registergoederen mondeling verkocht en bij akte van 9 januari 2014 heeft levering aan de kopers plaatsgevonden.
5.45.
Partijen twisten over de vraag wie als kopers en eigenaar van deze registergoederen zijn aan te merken. [eiser] stelt dat hij en [gedaagde 1] ieder voor een onverdeelde helft eigenaar zijn. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat zij samen met [eiser] ieder voor een derde onverdeeld aandeel eigenaar zijn. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wensen toedeling aan hen tegen de taxatiewaarde van € 714.000,- onder de verplichting om aan [eiser] een/derde van de taxatiewaarde, dat is € 238.000,- te vergoeden. [eiser] wenst toedeling aan [gedaagde 1] tegen de taxatatiewaarde onder de verplichting om aan hem de helft van de taxatiewaarde te vergoeden, dat is € 357.000,-.
5.46.
Voordat de rechtbank kan toedelen, moet eerst worden beslist wie eigenaren zijn van deze registergoederen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
5.47.
Voor het standpunt van [eiser] dat alleen hij en [gedaagde 1] eigenaar zijn, bestaat onvoldoende grond. In de hiervoor bedoelde notariële akte van levering van 9 januari 2014 wordt [gedaagde 2] weliswaar niet zelf als koper genoemd maar alleen als schriftelijk gevolmachtigde van kopers [gedaagde 1] en [eiser] , maar dat is onvoldoende om daaruit af te leiden dat volledige eigendom van de betreffende registergoederen is geleverd aan [eiser] en [gedaagde 1] samen. In de akte staat namelijk ook opgenomen “
Verkoper heeft blijkens een met koper mondelinge aangegane koopovereenkomst aan koper verkocht en levert op grond daarvan aan koper, die blijkens voormelde overeenkomst van verkoper heeft gekocht en bij deze aanvaardt samen en ieder voor een/derde (1/3) aandeel, de eigendom van: […]”
De rechtbank volgt evenmin de stelling van [eiser] dat het de bedoeling was om de onverdeelde eigendom van de betreffende registergoederen aan hem en [gedaagde 1] te leveren. Partijen zijn namelijk bij het kadaster ingeschreven als ieder voor een/derde onverdeeld eigenaar in de betreffende registergoederen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] daartegen eerder dan in het kader van deze procedure heeft geprotesteerd. Daar komt bij dat [moeder] (de moeder van partijen die nog in de woning woont) bij verklaring van 29 oktober 2019 (productie 5 bij conclusie van antwoord) schrijft dat het nooit de bedoeling is geweest dat [eiser] en [gedaagde 1] ieder voor 50% eigendom zouden verkrijgen en dat alles is verkocht aan [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor ieder een onverdeeld een/derde deel zoals ingeschreven bij het kadaster.
5.48.
Het moet er dus voor worden gehouden dat een/derde onverdeelde eigendom van de betreffende registergoederen nog niet door verkopers aan [gedaagde 2] is geleverd en nog geleverd moet worden. Dit betekent dat de eigendom van de betreffende registergoederen op dit moment rust bij [eiser] , [gedaagde 1] en de verkopende partij voor ieder een/derde deel.
5.49.
Bij akte uitlating na mondelinge behandeling hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] laten weten de notaris opdracht te hebben gegeven om de levering door de moeder van een/derde aandeel in de registergoederen aan [gedaagde 2] alsnog te realiseren. Ook moet er volgens hen hiertoe nog overleg met het kadaster en de Belastingdienst worden gepleegd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aangegeven het bewijs in het geding te brengen in de procedure als de levering heeft plaatsgevonden. Dat is nog niet gebeurd.
5.50.
Een vordering tot verdeling van de betreffende registergoederen, waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding) betekent dat de rechter zijn beslissing op die vordering slechts kan geven in een geding waarin allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt (zie o.a. HR 10-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:411). Laat degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding na om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te roepen, dan dient de rechtbank, naar aanleiding van een daarop gericht verweer dan wel ambtshalve, gelegenheid te geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv binnen een door de rechtbank te stellen termijn.
5.51.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen tot verdeling over en weer nog niet toewijsbaar zijn zolang [gedaagde 2] zijn derde deel van de eigendom van de registergoederen nog niet geleverd heeft gekregen. Indien de moeder eigenaresse blijft dan zal zij in het geding moeten worden opgeroepen op de voet van artikel 118 Rv. De rechtbank geeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de gelegenheid om op de rol van 18 oktober 2023 bij akte de notariële akte van levering door de moeder aan [gedaagde 2] in het geding te brengen ofwel de moeder van partijen in het geding op te roepen ex artikel 118 Rv tegen de rol van 18 oktober 2023. In dat laatste geval dienen bij de oproeping de in afschrift de reeds gewisselde processtukken aan de moeder in afschrift ter beschikking te worden gesteld. Op de genoemde roldatum zal de moeder dan in de gelegenheid worden gesteld haar standpunt ten aanzien van de verdeling van de woning bij akte kenbaar te maken.
[kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 9] (kleine percelen met nutsvoorziening)
(vordering V in conventie en vordering VIII in reconventie)
5.52.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen hierover overeenstemming bestaat; deze percelen, waaraan geen hypotheek is gekoppeld, dienen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te worden toebedeeld. In het taxatierapport is aan deze kleine percelen met een nutsvoorziening geen waarde toegekend. De rechtbank zal deze percelen dan ook toedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen een waarde nihil. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen ook – kort gezegd – dat dit vonnis voor medewerking van [eiser] in de plaats komt. De rechtbank zal dit niet toewijzen maar de rechtbank zal [gedaagde 1] en [gedaagde 2] pas verplichten de vordering uit hoofde van overbedeling aan [eiser] te betalen nadat de eigendomsoverdracht is bewerkstelligd, zodat het in [eiser] ’s belang is mee te werken aan de eigendomsoverdracht.
[kadastrale gegevens 10]( [adres 2] )
(vordering V in conventie en vordering VIII in reconventie)
5.53.
Dit perceel, waaraan geen hypotheek is gekoppeld, is door Arvalis op 21 oktober 2021 getaxeerd op € 404.000,-. Met betrekking tot dit perceel vorderen beide partijen in hun stukken dat wordt toegedeeld aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Op de mondelinge behandeling is echter door [eiser] aangegeven dat hij het niet eens is met de getaxeerde waarde omdat hij van een projectontwikkelaar heeft gehoord dat het perceel potentie heeft als bouwgrond en de waarde €1,2 miljoen zou zijn. Daarom wil hij bij toedeling ervan aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een meerwaardeclausule. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het niet eens met de stelling van [eiser] . Zij wijzen erop dat [eiser] bij de deskundige in de gelegenheid is geweest te reageren op de getaxeerde waarde maar dat niet heeft gedaan zodat van de getaxeerde waarde uitgegaan dient te worden. Zij gaan echter akkoord met toedeling aan hem voor een waarde van € 1,2 miljoen. [eiser] wil het perceel niet voor dat bedrag toegedeeld krijgen.
5.54.
De rechtbank ziet hierin – alsook in de toedeling van de overige percelen die allemaal aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden toegedeeld – aanleiding om genoemd perceel aan [eiser] toe te delen. De rechtbank zal dit doen tegen de taxatiewaarde van € 404.000,- nu [eiser] , zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] terecht stellen, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn geweest, niet gereageerd heeft op de door de deskundige getaxeerde waarde. Hieruit volgt dat [eiser] terzake van overbedeling verplicht is om
€ 269.333,33aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te vergoeden.
[kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] en [kadastrale gegevens 15]( [adres 3] en [adres 4] )
(vordering VI in conventie en vordering VIII in reconventie)
5.55.
Deze registergoederen bestaan uit
- een bedrijfswoning
- appartementencomplexen I en II met ieder 10 appartementen waarin per appartement plek is voor 12 personen
- een voormalige jongveestal in gebruik voor logiesverblijf voor eigen werknemers (maximaal 42 personen)
- een voormalige koeienstal in gebruik als recreatieruimte
- voorzieningen
- cultuurgrond.
Bij elkaar zijn deze registergoederen in het taxatierapport van 21 oktober 2021 van Arvalis getaxeerd op € 2.673.000,-. Hieraan is een hypothecaire lening verbonden bij ING Bank N.V. met het nummer [rekeningnummer 5] . De hypotheekschuld per 31 december 2019 bedraagt € 480.040,- (productie 17 en productie 22 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ).
5.56.
[eiser] vordert toedeling aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen de taxatiewaarde en tegen vergoeding door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan hem van een/derde van de overwaarde met ontslag van [eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen ook dat deze registergoederen aan hen worden toegedeeld onder vergoeding aan [eiser] van de overwaarde en daarbij te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van – kort samengevat – de medewerking van [eiser] aan de levering.
5.57.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen echter dat niet wordt uitgegaan van de taxatiewaarde maar van een lager bedrag. Zij stellen dat de appartementencomplexen dienen als huisvesting voor arbeidsmigranten en dat de gemeente uitsluitend een vergunning heeft verleend om deze huisvesting te gebruiken als onderdeel van het agrarische bedrijf wat op de [adres 11] is gevestigd. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] handhaaft de [gemeente] streng hierop om een algemeen inzetbaar “Polenhotel” te voorkomen. Dit moet volgens hen een sterk waardedrukkend effect van 40% op de waarde van het appartementencomplex hebben terwijl de deskundige hier geen rekening mee heeft gehouden. [eiser] voert verweer hiertegen.
5.58.
De rechtbank volgt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet in hun stelling dat een lagere waarde dan de taxatiewaarde moet worden genomen. De deskundige heeft uitgebreid gereageerd op de bezwaren die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen dit punt in het conceptrapport hebben geuit. Zijn reactie houdt in dat er veel vraag is naar huisvesting voor arbeidsmigranten en dat de huisvesting op de [adres 4] een zeer courante locatie is die goed is ontsloten en ingericht met alle voorzieningen voor grote aantallen arbeidsmigranten. Zijn verwachting is dan ook dat de [gemeente] op verzoek medewerking zal verlenen aan de wijziging van de koppeling aan het huidige bedrijf [bedrijfsnaam 3] naar een ander bedrijf of de koppeling zelfs zal doorhalen. Dit zal dan wel de nodige kosten met zich brengen en er zal mogelijk enig omzetverlies door leegstand worden geleden. De deskundige heeft daarom de waarde van de appartementencomplexen I en II van € 1.025.000,- in het conceptrapport naar beneden bijgesteld tot € 950.000,- in het definitieve rapport. De rechtbank volgt de deskundige in deze redenatie. Dit betekent dat de rechtbank bij de toedeling van de taxatiewaarde van het hele complex van € 2.673.000,- zal uitgaan.
5.59.
Nu partijen qua toedeling hetzelfde wensen zal de rechtbank deze registergoederen toedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen een taxatiewaarde van € 2.673.000,- onder de verplichting om aan [eiser] wegens overbedeling een/derde van de overwaarde te vergoeden. Dit komt neer op ( € 2.673.000,- minus € 480.040,- = € 2.192,960,- gedeeld door drie =)
€ 730.986,67. Dit alles onder de verplichting voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om voor hun eigen rekening te nemen en geheel als eigen schuld te voldoen de hypothecaire schuld bij ING Bank N.V. Aan deze wijze van verdeling wordt de voorwaarde verbonden, dat [eiser] wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze registergoederen rustende hypothecaire lening.
De rechtbank zal niet bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van medewerking van [eiser] aan de levering omdat de voorwaarden eerst in vervulling moeten gaan. Bovendien zal de rechtbank [gedaagde 1] en [gedaagde 2] pas verplichten de vordering uit hoofde van overbedeling aan [eiser] te betalen nadat de eigendomsoverdracht is bewerkstelligd, zodat het in [eiser] ’s belang is mee te werken aan de eigendomsoverdracht.
G.
De beslagen op het aandeel van [eiser] in de onroerende zaken in Nederland
(vorderingen in reconventie onder I en II)
5.60.
In reconventie verzoeken [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om [eiser] te veroordelen om zorg te dragen voor opheffing van alle door [naam 3] (verder te noemen: “ [naam 3] ”) gelegde executoriale en conservatoire beslagen, zoals deze blijken uit de als productie 25 bij de akte van 22 februari 2023 gevoegde beslagstukken, voor zover deze beslagen zijn gelegd op de gemeenschappelijke onroerende zaken van partijen in Nederland op straffe van een dwangsom. Hiertoe voeren zij het volgende aan.
Op 18 januari 2023 is conservatoir deelgenotenbeslag gelegd door [naam 3] op alle gezamenlijke onroerende zaken van partijen in Nederland terzake van een schuld uit hoofde van geldlening van € 850.000,- die [eiser] aan hem heeft. Ook is op 19 juli 2021 door [naam 3] executoriaal beslag gelegd op het onverdeelde een/derde aandeel van [eiser] in alle onroerende zaken van partijen in Nederland. Dit met als executoriale titel de akte van eerste hypotheek op het woonhuis van [eiser] die tot zekerheid van voldoening voor de schuld uit hoofde van de geldleningsovereenkomst is gevestigd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn van mening dat het een/derde aandeel van [eiser] in de onroerende zaken niet aan hen kan worden toegedeeld als gevolg van de beslagen.
[eiser] heeft het verweer gevoerd dat [naam 3] , als hij tot executie overgaat, als eerste het woonhuis van [eiser] zal verkopen. Uit de opbrengst zal de schuld van [eiser] dan grotendeels kunnen worden afgelost. Verder zal verdeling voor [eiser] juist de mogelijkheid scheppen om het restant af te lossen, aldus [eiser] .
5.61.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit alles het volgende.
5.61.1.
Om er zeker van te zijn dat aan de schuldenaar - [eiser] - bij verdeling toe te delen goederen beschikbaar blijven voor verhaal kan een schuldeiser - [naam 3] - deelgenotenbeslag leggen op de aan de schuldenaar - [eiser] - toe te delen goederen (artikel 733 lid 1 Rv). Het door [naam 3] gelegde deelgenotenbeslag is niet gelegd op het aandeel van [eiser] in de gemeenschappelijke onroerende zaken maar op de onroerende zaken zelf. De eis in hoofdzaak die [naam 3] na het leggen van het conservatoire deelgenotenbeslag dient in te stellen is een vordering bij de rechter tot verdeling. Wanneer de beslagen onroerende zaken aan een ander dan [eiser] worden toegedeeld, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dus, vervalt het deelgenotenbeslag (artikel 733 lid 2 Rv). Indien de beslagen onroerende zaken worden toegedeeld aan [eiser] , dan blijft het deelgenotenbeslag van kracht tot de onroerende zaken conform de verdeling zijn geleverd, dan wel zes maanden zijn verstreken nadat in hoofdzaak een beslissing is verkregen die een executoriale titel oplevert en die in kracht van gewijsde is gegaan. Het deelgenotenbeslag is dus geen belemmering voor toedeling aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en ook niet voor toedeling aan [eiser] . De vordering van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ten aanzien van het deelgenotenbeslag wordt dan ook afgewezen omdat zij daarbij geen belang hebben.
5.61.2.
Ten aanzien van het executoriaal beslag blijkt uit het beslagexploot dat dit is gelegd uit hoofde van een op 26 februari 2021 verleden hypotheekakte. In deze hypotheekakte verstrekt [eiser] tot zekerheid van zijn schuld aan [naam 3] een hypotheek op zijn woonhuis maar niet op de onroerende zaken van partijen die onderwerp zijn van deze procedure. Hieruit volgt dat die onroerende zaken ook niet uitgewonnen kunnen worden door [naam 3] . Het executoriaal beslag staat dan ook evenmin aan toedeling in het kader van de verdeling aan ofwel [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ofwel [eiser] in de weg. De vordering van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt daarom ook ten aanzien van het executoriaal beslag afgewezen.
H.
De bankrekeningen bij ING met de nummers
[rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]
(vorderingen in conventie onder XI en XII en in reconventie onder X)
5.62.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ten aanzien van deze rekeningen het volgende gesteld.
De 3 broers hebben voor inkomsten en uitgaven van hun gezamenlijk onroerend goed de bovengenoemde rekeningen geopend. Omdat een bankrekening maar op maximaal twee namen mag staan, staan de rekeningen niet op naam van alle broers. De rekening die eindigt op [rekeningnummer 1] staat op naam van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en de rekening die eindigt op [rekeningnummer 2] staat op naam van [eiser] en [gedaagde 2] . Zij zijn niettemin alle drie voor gelijke delen gerechtigd tot het saldo van de rekeningen. Daarover zijn partijen het eens. De mondelinge afspraak is – zo hebben partijen ter zitting aangevoerd – dat als een van hen behoefte heeft aan geldmiddelen dan wel de rekening een overschot vertoont, eerst in onderling overleg dient te worden besproken of het verantwoord is om enig bedrag van de rekeningen op te nemen en zo ja welk bedrag. Hierbij is leidend of er voldoende saldo op de rekeningen staat om aan toekomstige opeisbare schulden te kunnen voldoen. Voorts zal in een dergelijk geval altijd aan iedereen een gelijk bedrag worden betaald.
Op 21 en 22 oktober 2019 heeft [eiser] in strijd met deze afspraken respectievelijk een bedrag van € 45.000,- van de rekening eindigend op [rekeningnummer 1] en een bedrag van € 9.000,- van de rekening eindigend op [rekeningnummer 2] overgeboekt naar zijn privérekening, bij elkaar € 54.000,-. Hierdoor heeft hij het gehele creditsaldo op de rekeningen, op enkele honderden euro’s na, naar zichzelf overgemaakt. Hij is bij brief van 22 oktober 2019 gesommeerd om de bedragen terug te betalen, wat hij niet heeft gedaan.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen verdeling van het saldo van de bankrekeningen per peildatum 31 december 2019. Het saldo moet aan hen worden toegedeeld voor ieder een gelijk deel onder de verplichting voor hen om aan [eiser] om een/derde deel van het saldo te vergoeden. Daarbij stellen zij (blijkens de tekst in hun processtuk maar zonder dat dit in de vordering staat) dat van het deel van [eiser] een bedrag van € 54.000,- moet worden afgetrokken omdat hij dat bedrag al aan zichzelf heeft uitgekeerd. Zij leggen als productie 20 jaaroverzichten van de rekeningen over waaruit blijkt dat het saldo van de rekening eindigend op [rekeningnummer 2] ten name van [eiser] en [gedaagde 2] op 31 december 2019 € 685,54 bedroeg en dat het saldo van de betaalrekening eindigend op [rekeningnummer 1] ten name van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] op 31 december 2019 € 201.938,32 bedroeg, bij elkaar € 202.623,86. Hun standpunt leidt ertoe dat [eiser] een vordering wegen overbedeling zou krijgen van (€ 67.541,29 minus € 54.000,=) € 13.541,29.
5.63.
[eiser] betwist de afspraken omtrent de rekeningen niet en erkent dat hij de opnames heeft gedaan. [eiser] vordert onder XI verdeling van de saldi van de bankrekeningen op 21 oktober 2019 om 17.23 uur. Uit productie 2 bij dagvaarding in kort geding blijkt dat € 45.000,- is opgenomen op 21 oktober 2019 om 17.24 uur, vandaar dit tijdstip, concludeert de rechtbank. Alles wat partijen daarna hebben opgenomen zonder dat daar een storting tegenover staat tot het moment van verdeling, moet rekenkundig worden ingebracht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten hierover rekening en verantwoording afleggen. Als blijkt dat een partij is overbedeeld, moet die partij de overbedeling vergoeden aan de andere partijen. De rekeningen zelf wil [eiser] toedelen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en zij moeten ervoor zorg dragen dat [eiser] worden ontslagen uit zijn hoofdelijkheid.
5.64.
Daarnaast vordert [eiser] dan nog eens onder XII verdeling van de ontvangen vruchten en inkomsten op deze rekeningen onder verrekening van de kosten vanaf 21 oktober 2019 te 17.24 uur tot het moment dat de verdeling is voltooid. Hij vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hierover rekening en verantwoording afleggen. Ter zitting heeft [eiser] dit nader toegelicht door te stellen dat veel onroerend goed verhuurd is, zoals het onroerend goed aan de [adres 3] en [adres 4] .
5.65.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben daarop gereageerd door te stellen dat [eiser] ten aanzien van de rekening die eindigt op [rekeningnummer 2] over alle inlichtingen beschikt omdat deze rekening op zijn naam staat. Verder kan hij volgens hen de relevante informatie uit andere stukken vernemen die hij tot zijn beschikking heeft. Het afleggen van rekening en verantwoording is daarom volgens hen niet nodig. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesteld dat er huur voor de bedrijfshuisvesting wordt betaald aan [bedrijfsnaam 2] op de rekening die eindigt op [rekeningnummer 1] . De huurinkomsten tot 31 december 2019 zijn al begrepen in het te verdelen saldo en na deze peildatum hoeft er volgens hen niets meer verdeeld te worden.
5.66.
De rechtbank constateert het volgende.
5.67.
[eiser] heeft in totaal een bedrag van € 54.000,- naar zichzelf overgemaakt wat aan hem in privé ten goede is gekomen. Hij wil dit nadeel voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kennelijk opheffen door ook te bezien wat zij sinds zijn opnames mogelijk naar zichzelf in privé hebben overgemaakt en of zij gelden hebben gestort en dit alles met elkaar te verrekenen. Hiervoor heeft hij inzage in de bankafschriften nodig en verzoekt hij om rekening en verantwoording door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
5.68.
Ten aanzien van de bankrekening eindigend op [rekeningnummer 2] heeft [eiser] echter alle bankafschriften al omdat die rekening mede op zijn naam staat. Het is dan ook aan hem om aan te geven of van deze rekening gelden naar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in privé zijn overgemaakt dan wel of er gelden door hen zijn gestort en een onderbouwd standpunt in te nemen waar dit volgens hem toe leidt.
5.69.
Ten aanzien van de andere bankrekening eindigend op [rekeningnummer 1] beschikt [eiser] niet over de bankafschriften terwijl hij deze naar het oordeel van de rechtbank wel nodig heeft om zijn rechtspositie op dit punt te kunnen bepalen. Het krijgen van de bankafschriften is daarvoor voldoende en het is naar het oordeel van de rechtbank niet nodig dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] rekening en verantwoording afleggen. Verder hoeven naar het oordeel van de rechtbank alleen de bankafschriften over de periode van 21 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 te worden overgelegd omdat 31 december 2019 voor de gehele verdeling als peildatum wordt gehanteerd. De rechtbank draagt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dan ook op de bankafschriften ten aanzien van deze bankrekening over de periode van 21 oktober tot en met 31 december 2019 bij akte in het geding te brengen. Nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij akte de bankafschriften in het geding hebben gebracht, zal [eiser] bij akte zijn standpunt dienen te bepalen en te onderbouwen met betrekking tot hoe een en ander verrekend moet worden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren, waarna de rechtbank een beslissing hierover zal nemen.
I.
De BMW
(vordering XIX in conventie en vordering XI in reconventie)
5.70.
Partijen verschillen van mening over de eigendom van de BMW met kenteken [kenteken] . De rechtbank stelt vast dat [eiser] zijn stelling dat die alleen van hem is in het geheel niet onderbouwt; hij wijst slechts op de tegenstrijdigheid van de stellingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op dit punt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen dat de BMW gezamenlijk eigendom is van hen drieën in persoon en dat als [eiser] de BMW alleen wil hebben, hij hen elk 1/3 van de gezamenlijk betaalde kosten voor aanschaf, verzekering, onderhoud etc. moet vergoeden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben echter alleen de aankoopfactuur overgelegd (zowel productie 10 als 12) maar daaruit blijkt niet wie deze betaald heeft, terwijl zich bij productie 12 ook een uitdraai van een grootboekkaart van “ [B.V.] ” bevindt, wat in strijd is met hun stelling inzake de gezamenlijk in persoon betaalde kosten. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen bij wie de eigendom van de BMW berust en wie welke kosten heeft betaald, zodat zowel de vordering van [eiser] als die van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op dit punt zal worden afgewezen.
J.
Afgifte privé-eigendommen
(vordering XX in conventie)
5.71.
Door [eiser] wordt afgifte van een groot aantal privé-eigendommen gevorderd. Hij heeft echter nagelaten te onderbouwen dat die specifieke zaken aan hem toebehoren en zich op de door hem gestelde verschillende locaties bevinden. Daarmee ligt deze vordering in beginsel voor afwijzing gereed. Voor zover het gaat om de spullen die zich in de “kuubse bak” [1] bevinden waarover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben verklaard, overweegt de rechtbank dat deze door [eiser] kunnen worden opgehaald nadat partijen daarover een afspraak hebben gemaakt, zodat het inschakelen van politie niet nodig is.
K.
Post en e-mail [eiser]
(vordering XXI in conventie)
5.72.
Onder romeins cijfer XXI heeft [eiser] diverse vorderingen geformuleerd die betrekking hebben op toegang tot post die op het bedrijfskantoor van [bedrijfskantoor] voor hem is bezorgd en zijn bedrijfs-emailaccount, nu hij stelt daar veel privépost en -emailberichten te ontvangen en hij daar sinds september 2019 geen toegang meer heeft. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop, [eiser] geen belang meer heeft bij deze vordering. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Slotsom
5.73.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
In conventie en in reconventie
Ten aanzien van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]
6.1.
ontbindt de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam 1] en vennootschap onder firma [bedrijfsnaam 2] (in het rechtsverkeer naar de rechtbank begrijpt geduid als respectievelijk “ [bedrijfsnaam 1] ” en “ [bedrijfsnaam 2] ”) wegens gewichtige redenen en verbindt hieraan de volgende voorwaarden:
(i) de vennootschapsovereenkomst zal worden ontbonden op zodanige wijze dat deze ontbinding slechts betrekking heeft op één van de vennoten, te weten [eiser] ,
(ii) de beide overige vennoten, te weten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , zijn gerechtigd beide vennootschappen gezamenlijk voort te zetten
(iii) door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dient aan [eiser] de waarde van zijn aandeel in beide vennootschappen per datum ontbinding (te weten: per datum van dit vonnis) te worden vergoed;
6.2.
bepaalt dat de waarde van het aandeel van [eiser] in de vennootschappen door een deskundige moet worden vastgesteld;
6.3.
verwijst de zaak naar de rol van 18 oktober 2023 zodat [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige zoals hiervoor beschreven onder rechtsoverweging 5.15;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing op dit punt aan;
Ten aanzien van het onroerend goed in Dubai en de bijbehorende exhibitievorderingen
6.5.
wijst af de vordering in conventie onder I voor zover die ziet op informatie over onroerende zaken in Dubai, de vordering in conventie onder IA en IB en de vordering in conventie onder VIII;
6.6.
wijst af de vordering onder VI in reconventie;
De overige exhibitievorderingen
6.7.
wijst af de exhibitievorderingen onder I in conventie;
Ten aanzien van [kadastrale gegevens 16] Kadastralgemeinde [kadastrale gemeente] (het Chalet): voorwaardelijke toedeling
6.8.
bepaalt dat het onroerend goed gelegen te [plaats 3] , Oostenrijk, aan de [adres 5] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens 16] Kadastralgemeinde [kadastrale gemeente] , percelen [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] , aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt toegedeeld onder de verplichting om aan [eiser] wegens overbedeling te vergoeden een/derde deel van de overwaarde, te weten
€ 340.253,74
en onder de verplichting voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om voor hun eigen rekening te nemen en geheel als eigen schuld te voldoen de hypothecaire geldlening bij Raiffeisenbank Hohe Tauern eGen en aan deze wijze van verdeling als voorwaarde te verbinden dat [eiser] wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid hiervoor;
6.9.
bepaalt dat het saldo per 31 december 2019 van € 2.467,51 van de bankrekening bij Raiffeisenbank in Oostenrijk met het nummer IBAN: [rekeningnummer 4] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt toegedeeld voor ieder een gelijk deel onder de verplichting tot vergoeding aan [eiser] wegens overbedeling een/derde deel hiervan, te weten
€ 822,50;
6.10.
wijst af de vordering in conventie onder XII voor zover die ziet op vruchten/inkomsten en kosten van het Chalet;
6.11.
wijst al het overige gevorderde in conventie onder VII en in reconventie onder IX af;
Ten aanzien van de woning van de moeder
6.12.
De rechtbank geeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de gelegenheid om op de rol van 18 oktober 2023 bij akte in het geding te brengen, de notariële akte van levering door de moeder van partijen van haar onverdeeld éénderde aandeel in de registergoederen
[kadastrale gegevens 1] , [kadastrale gegevens 2] , [kadastrale gegevens 3] en [kadastrale gegevens 4]aan [gedaagde 2] dan wel om de moeder van partijen tegen de rol van 18 oktober 2023 in het geding op te roepen ex artikel 118 Rv onder betekening van afschriften van de reeds gewisselde processtukken;
6.13.
indien voor deze laatste mogelijkheid wordt gekozen, zal de moeder op de genoemde roldatum in de gelegenheid worden gesteld haar standpunt ten aanzien van de verdeling van de kadastrale percelen bij akte kenbaar te maken;
6.14.
houdt iedere verdere beslissing op dit punt aan;
Ten aanzien van [kadastrale gegevens 10](
[adres 2] )
6.15.
bepaalt dat het kadastrale perceel [kadastrale gegevens 10] ( [adres 2] ) aan [eiser] zal worden toegedeeld onder de verplichting om aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens overbedeling te vergoeden een/derde deel van de overwaarde, te weten
€ 269.333,33;
Ten aanzien van [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 9] (kleine percelen met nutsvoorziening)
6.16.
bepaalt dat de kadastrale percelen [kadastrale gegevens 7] , [kadastrale gegevens 8] en [kadastrale gegevens 9] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden toegedeeld tegen een waarde nihil;
Ten aanzien van [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] en [kadastrale gegevens 15] ( [adres 3] en [adres 4] )
6.17.
Bepaalt dat de kadastrale percelen [kadastrale gegevens 11] , [kadastrale gegevens 12] , [kadastrale gegevens 13] , [kadastrale gegevens 14] en [kadastrale gegevens 15] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt toegedeeld onder de verplichting om aan [eiser] wegens overbedeling te vergoeden een/derde deel van de overwaarde, te weten
€ 730.986,67en onder de verplichting voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om voor hun eigen rekening te nemen en geheel als eigen schuld te voldoen de hypothecaire geldlening bij ING Bank N.V. met het nummer [rekeningnummer 5] . en aan deze wijze van verdeling de voorwaarde te verbinden dat [eiser] wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid hiervoor;
6.18.
bepaalt dat de vergoeding aan [eiser] wegens overbedeling pas opeisbaar wordt zodra de eigendomsoverdracht aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is bewerkstelligd van de hiervoor onder 6.16 en 6.17 genoemde percelen,
Ten aanzien van de beslagen
6.19.
wijst de vorderingen in reconventie onder I en II ten aanzien van de gelegde beslagen af;
Ten aanzien van de bankrekeningen bij ING
6.20.
draagt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ten aanzien van de bankrekening [rekeningnummer 1] op om de bankafschriften over de periode van 21 oktober tot en met 31 december 2019 op de rol van 4 oktober 2023 bij akte in het geding te brengen, waarna [eiser] in de gelegenheid zal worden gesteld op de rol van 18 oktober 2023 bij akte zijn onderbouwde standpunt kenbaar te maken over de verdeling en verrekening van het saldo op de bankrekeningen, waarna [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op de rol van 1 november 2023 in de gelegenheid zullen worden gesteld hierop te reageren;
6.21.
houdt iedere verdere beslissing op dit punt aan;
Ten aanzien van de BMW
6.22.
wijst af de vorderingen in conventie onder XIX en in reconventie onder XI
Ten aanzien van de privé-eigendommen van [eiser]
6.23.
bepaalt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , nadat daarover een afspraak is gemaakt, [eiser] in de gelegenheid dienen te stellen om de “kuubse bak” met privé-eigendommen bij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op te halen;
6.24.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Ten aanzien van de post en e-mail
6.25.
wijst de vorderingen in conventie onder XXI af;
Voor het overige
6.26.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en mr. R.J.M.G. Rulkens en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023. [2]

Voetnoten

1.Ter zitting verduidelijkt als zijnde een houten bak met een inhoud van 1m3
2.type: CB